erfgoedobject

Villa in gematigd modernisme

bouwkundig element
ID
305595
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305595

Juridische gevolgen

Beschrijving

Deze villa werd gebouwd voor Rosa Delrue naar een ontwerp uit 1934 van de Leuvense bouwmeester en landmeter Frans Vandendael en de Antwerpse architect Robert Van Averbeke. De samenwerking tussen beide architecten resulteerde in een ontwerp in gematigd modernisme.

Vandendael, een lokale Leuvense architect en landmeter is voornamelijk gekend als een architect die een uitdrukkelijke aanhanger was van een traditionele vormentaal. Zijn oeuvre is erg divers; gaande van sociale woonwijken met invloeden van het tuinwijkmodel in de woonuitbreidingsgebieden van Heverlee, burgerhuizen in wederopbouwstijl in de Leuvense binnenstad, tot de gedeeltelijke wederopbouw van de Sint-Pieterskerk na de Tweede Wereldoorlog, in samenwerking met kanunnik en professor R. Lemaire. Opvallend is dan ook de samenwerking met de Antwerpse architect Robert Van Averbeke die in het interbellum verschillende modernistische projecten realiseerde in Antwerpen. De woning die resulteerde uit deze samenwerking behoort tot het vroege oeuvre van de architect, die zich eind jaren 1920 als zelfstandig architect vestigde. De heropgebouwde IJzertoren in Diksmuide is veruit de belangrijkste en meest bekende realisatie van Robert Van Averbeke uit de naoorlogse periode. De synergie van deze architecten resulteerde in een eerder gematigd modernistisch ontwerp, waarbij uitdrukkelijk werd vastgehouden aan de rechthoekige plattegrond en een hoog zadeldak.

De contextwaarde van deze villa ligt in het geheel van opeenvolgende villa’s op grote percelen, in vele gevallen achterin gelegen, die het overgrote deel van de Kardinaal Mercierlaan, de Jules Vandenbemptlaan en de Koning Leopold III-laan kenmerkten. Deze straten waren een geliefde woonplaats voor de welgestelde bewoners van Heverlee, vaak personeel (professoren) verbonden aan de Leuvense universiteit. Grote, vrijstaande villa’s werden opgetrokken in een verscheidenheid aan stijlen.

De vrijstaande villa is dieper op het perceel gelegen, zoals dit ook bij de bouwaanvraag een vereiste was. Hierdoor werd een voortuin gecreëerd, van de straat gescheiden door middel van een afsluiting. Deze afsluiting, aanvankelijk een lage zwarte smeedijzeren rail, verbonden door lage bakstenen pijlers, bleef gedeeltelijk bewaard.

De villa van twee traveeën en twee bouwlagen op souterrain is gevat onder een hoog zadeldak met zwarte pannen. Het parement werd opgetrokken in een geelbruin baksteenmetselwerk in halfsteens verband met gebruik van de Dudokvoeg, wat typisch is voor het modernisme. De gevels werden vlak uitgewerkt, doorbroken door een horizontaal uitgelijnde gevelgeleding. De rechthoekige vensters en de patrijspoorten zijn steeds gevat in een eenvoudige zandstenen omlijsting. Een expressieve volumewerking kenmerkt de gevel door middel van de halfronde uitbouw tegen de voorgevel en door de gelijkvloerse uitbreiding van de achtergevel.

De villa werd opgetrokken op een sterk hellend perceel. Hiervan werd door de architecten gebruik gemaakt om de kelderverdieping met garage in de straatgevel toegankelijk te maken. Een eenvoudige garagepoort bevindt zich op het straat- en kelderniveau. De voorgevel wordt verder gekenmerkt door de halfronde erker ter hoogte van de gelijkvloerse verdieping. Deze erker vormt de basis voor een balkon op de verdieping ter hoogte van de rechtertravee. Zowel de vensters in deze erker als de vensters op de verdiepingen zijn bandenramen, waarbij de nadruk ligt op het horizontale karakter van deze gevel. Een rond venster, een verwijzing naar de door de modernisten graag gebruikte pakketbootstijl, situeert zich links van de garagepoort in de linkertravee, ter verlichting van de verdiept gelegen kelderverdieping. Een brede dakkapel doorbreekt centraal het dakschild en vindt aansluiting bij de bandramen. Het omlopende bandraam van de erker loopt door in de rechterzijpuntgevel, die zeer eenvoudig is vormgegeven en verder is geopend door een rond en een drietal rechthoekige vensters.

De twee toegangsdeuren tot de villa bevinden zich in de linkse zijpuntgevel. Een eenvoudige trappenpartij met een stenen balustrade en een zwarte buisleuning leidt naar de centraal geplaatste toegangspartij onder een brede horizontale luifel. Aan weerszijden van deze rechthoekige voordeur verlichten kleine vierkante vensters de achterliggende hal. In de voorgevel van de lagere aanbouw die in deze zijgevel ingrijpt, zit de rechthoekige achterdeur naar de dienstruimten. Op de eerste verdieping in deze zijpuntgevel zitten drie smalle rondbogige traphalvensters. Twee ronde vensters werden ook in deze gevel hernomen.

De achtergevel, met een functionele vormgeving, wordt gedomineerd door de lage uitbouw ter hoogte van de volledige gelijkvloerse verdieping. Deze uitbouw vormt de basis voor een gevelbreed terras op de verdieping. Het terras werd voorzien van een sobere balustrade van zwarte buisleuningen. Waar de voor- en zijgevels eerder gesloten werden uitgewerkt, wordt de achtergevel gekenmerkt door grote vensterpartijen ter hoogte van de gelijkvloerse en de eerste verdieping. Het gelijkvloers heeft twee toegangen, elk uitgevend op een ander vertrek in de woning. Twee grote vensters brengen veel daglicht in de voor de rest erg gesloten woning. Twee deuren met elk twee vensters maken de verbinding tussen de slaapkamers op de eerste verdieping en het terras. Een brede dakkapel doorbreekt net als twee bakstenen schoorstenen, het zadeldak.

Het schrijnwerk, bestaande uit eenvoudige, witgeschilderde houten profielen, zonder veel verdelingen, bleef behouden. De kroonlijst werd vernieuwd.

De tweeledige opdeling van de straatgevel, in twee even brede traveeën, vertaalt zich ook in de indeling van het interieur in twee helften. De linkerhelft van de woning wordt op de begane grond ingenomen door dienstruimtes; de rechterhelft bestaat uit een opeenvolging van de ruime woon- en eetkamer. De circulatie gebeurt via de inkomhal links, met traphal parallel met de voorgevel ingeplant. Aan de straatzijde, voor de inkomhal, voorziet het plan een kleed- en spreekkamer, aan tuinzijde zitten de dienstruimtes, die via een aparte inkom bereikbaar zijn. Deze plattegrond herhaalt zich grotendeels op de eerste verdieping. De traphal, verlicht door de drie rondboogvormige vensters in de linkse zijgevel eindigt hier. Een tweede trap vangt aan ter hoogte van de achterzijde van de woning en geeft toegang tot de zolderverdieping. Rondom de centrale hal ordenen zich opnieuw de verschillende vertrekken; een badkamer en slaapkamer langs de straatzijde, twee slaapkamers langs de tuinzijde. Deze slaapkamers langs de tuinzijde geven elk uit op het vermelde terras. Op de zolder geven vier vertrekken (een zolderruimte, een meidenkamer en twee slaapkamers), eveneens uit op de centrale hal.

  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1934/91 (bouwvergunning 24.05.1934).
  • AMELYNCK J 1988: De moderne woning in Groot-Leuven van 1928 tot 1940: een aanzet tot inventarisatie en analyse, onuitgegeven thesis, Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit letteren en wijsbegeerte. Departement archeologie en kunstwetenschap.

Auteurs: Elsen, Liedewij
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa in gematigd modernisme [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305595 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.