erfgoedobject

School- en kloostergebouwen Don Bosco

bouwkundig element
ID
305569
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305569

Juridische gevolgen

Beschrijving

De kern van de kloosterschool Don Bosco is een weeshuis dat werd opgetrokken in 1895 in opdracht van de Reguliere Oblaten van de Heilige Benedictus. Nadien werd het complex uitgebreid, parallel met het groeiende aantal functies, bewoners en gebruikers. De kenmerkende rode bakstenen vleugels van de huidige school, die de hoek van de Groenveldstraat vormen, werden grotendeels opgetrokken naar een ontwerp van de architect Jozef de Waele. Deze vleugel in neo-Vlaamserenaissance-stijl uit 1895 is het oudste en het meest karakteristieke onderdeel van de site.

Historiek

Het Huis van Barmhartigheid werd gesticht op 25 maart 1893, aanvankelijk in het vroegere woonhuis van professor Ch. Moeller op de Sint-Antoniusberg te Leuven. Als stichtster is juffrouw Virginie Jacobs uit Sint-Truiden gekend. Ze had het doel arme kinderen, meestal wezen en verstoten kinderen, aan te nemen, te onderwijzen en op te voeden. Deze zuster behoorde tot orde van de Reguliere Oblaten van de Heilige Benedictus. Ze onderhielden de regel van de Heilige Benedictus, waarbij barmhartigheidswerk een essentiële taak was. Andere opvangtehuizen werden gesticht in Wijnegem en in Henegouwen.

Aangezien de groep kinderen bleef groeien, werd de nood aan een nieuw onderkomen groot. Al in 1894 werd een terrein van 1,28 ha aangekocht in Heverlee nabij de Tervuursepoort, op het ‘Groenveld’, een verbastering van de middeleeuwse benaming ‘Groefveld’ wat een verwijzing vormt naar een vroegere zand- en steengroeve op deze locatie.

In maart 1895 werd gestart met de bouw van een ruim opvangtehuis volgens de plannen van de Gentse architect Jozef De Waele. Tegen het begin van de 20ste eeuw waren ruim 400 kinderen gehuisvest in de nieuwe gebouwen.

Het weeshuis werd vanaf 1952 aangevuld met een kleuter- en lagere school, de hoofdfunctie van de gebouwen vandaag. In 1959 werd een familiale afdeling opgericht. Het onderwijs richtte zich voornamelijk op huishoudelijke taken en snit en naad. Vanaf 1964 startte een afdeling kinderverzorgsters met een kinderdagverblijf. De fusie in 1965 met de zusters van Don Bosco gaf de inrichting een nieuw elan. Zo werd in 1970 gestart met de Groene Zone, een speelpleinwerking die ook vandaag nog actief is. De schoolfunctie blijft tot op vandaag de hoofdfunctie.

In de loop van de 20ste eeuw kende het complex diverse uitbreidingen. Verschillende bouwaanvragen getuigen van deze toevoegingen, steeds in opdracht van de zusters Oblaten van Sint-Benedictus. Van de reeds in 1895 opgetrokken gebouwen bleef echter geen bouwaanvraag bewaard. Op basis van latere bouwvergunningen kon opgemaakt worden dat de zo kenmerkende vleugel in neo-Vlaamserenaissance-stijl in het oosten, parallel met de Groenveldstraat, het eerste gebouw was op de site. Dit hoofdgebouw vormde zo de basis voor de latere uitbreidingen. Deze vleugel bestaat uit twee in spiegelbeeld opgetrokken helften, waarvan de linkerzijde werd ingericht voor jongens, en de rechterzijde voor meisjes. Ieder deel omvatte op het gelijkvloers vier grote klaslokalen, verbonden door een lange gang aan de achterzijde van het gebouw. De verdieping werd volledig benut voor grote slaapzalen voor de kinderen enerzijds en voor de zusters anderzijds. De lange gang verbond de verschillende ruimtes langs de achterzijde en fungeerde eveneens als vestiaire voor de kinderen. De haaks aansluitende oost-west georiënteerde vleugel waarmee deze eerste gebouwen in het noorden met strikt gescheiden ruimtes werden opgetrokken, werd verder doorgetrokken naar het westen van het perceel en vormde ook voor de latere toevoegingen de scheiding tussen de jongens- en meisjesafdeling, waarbij elke afdeling werd georganiseerd rondom een grote verharde koer: een koer voor de jongens in het zuiden en een koer voor de meisjes in het noorden. Een grote groenzone, de tuin, omgeeft het schoolcomplex in het westen. Historisch fotomateriaal toont aan dat er zich een Lourdesgrot bevond binnen de grenzen van het domein. Of deze nog bewaard is, is niet geweten.

In 1910 werd toestemming gegeven voor het aanbouwen van een constructie met sanitaire voorzieningen. Deze aanbouw werd gerealiseerd door de architect V. Vingeroedt. Het is onduidelijk waar deze uitbreiding plaatsvond. Achttien jaar later werd een nieuwe infirmerie gebouwd in de meest westelijke hoek van de site. Voor deze opdracht werd gekozen voor de Leuvense architect Lucien Spéder. Deze L-vormige vleugel van twee verdiepingen onder een schilddak bestond uit een lange gang met steeds identieke cellen als ziekenkamers op de lange zijde, en enkele functionele ruimtes in de korte zijde. Deze toevoeging uit 1928, nog zichtbaar op historische foto’s, fungeerde later als kinderdagverblijf en werd recent vervangen door een nieuwbouw. Tien jaar na de bouw van de infirmerie, in 1938, kende de bestaande vleugel langs de Groenveldstraat een grote uitbreiding door de toevoeging van een achtervleugel, haaks op de reeds bestaande vleugel in de as van het centrale risaliet. Deze vleugel werd gerealiseerd naar een ontwerp van de architect H.A. Fruchart. De vleugel is ook vandaag nog zichtbaar centraal op de site, en wordt ter hoogte van de westelijke gevel gekenmerkt door een opvallende puntgevel met een grote rondboogvormige vensterpartij, zichtbaar voor de omliggende, landelijke omgeving van Heverlee. De bouwaanvraag verschilt van de hedendaagse toestand en van de historische foto’s, wat wijst op latere aanpassingen van deze prominente vleugel. Zo is het mansardedak niet langer voorzien van veelvuldige, getrapte dakkapellen. De vleugel omvatte de kapel, op historische foto’s nog leesbaar door de aanwezigheid van een spitse dakruiter, en op plan te situeren achter de grote vensterpartij. De gelijkvloerse verdieping omvatte een grote eetzaal, met bijhorende nutsvertrekken. De eerste verdieping omvatte het dormitorium voor de zusters, met bijhorende sanitaire cellen, de tweede verdieping omvatte de slaapzalen alsook afzonderlijke kamers en eveneens sanitaire voorzieningen. Deze vleugel vormt in het verlengde van de centrale risaliet de scheidingsas tussen de jongens- en meisjesafdeling. Hierdoor werd ook het gebouw in twee delen verdeeld, gedeeltelijk toebehorend aan de jongensafdeling en gedeeltelijk aan de meisjesafdeling. In 1944 werd een extra slaapzaal met aanhorigheden voor 24 meisjes tussen drie en zes jaar voorzien door de architect Hubert Locus uit Brussel, in het noorden, haaks op het hoofdgebouw en parallel met de scheidende vleugel uit 1938. Uit 1949 bleef een bouwaanvraag bewaard voor het bouwen van een nieuwe vleugel aan het klooster en het uitvoeren van veranderingswerken aan de bestaande gebouwen. Opnieuw werd Hubert Locus aangeschreven als architect. Deze vleugel, vandaag te situeren in het zuiden van de site, haaks op het hoofdgebouw en parallel aan de scheidende vleugel uit 1938, omvatte speelzalen voor de jongens op het gelijkvloers en slaapzalen met sanitaire voorzieningen op de verdieping. Een feestzaal en gymnastiekzaal werd gebouwd in 1960, opnieuw door Hubert Locus. Langs de Groenveldstraat, rechts van het hoofdvolume, werd hiertoe een nieuw volume gebreid aan het reeds bestaande volume uit 1895. Dit, lichtjes dieper op het perceel gelegen volume, vormt de hoek van de Groenveldstraat en het doodlopende, haaks op de hoofdstraat gelegen deel van de Groenveldstraat. Ondanks het platte dak en ondanks dat de gevels soberder werden uitgewerkt zonder het fijne baksteenmetselwerk dat het gebouw uit 1895 kenmerkte, besloot H. Locus ervoor een referentie te maken naar het ontwerp van architect Jozef de Waele. Een vooruitspringende toegang in een historiserende esthetiek aansluitend bij de neo-Vlaamserenaissace-stijl uit 1895, vormt de verbinding tussen het 19de - en het 20ste-eeuwse volume. Op de hoek van het volume uit 1960 werd een gebogen hoektoren met kegelvormige bekroning geplaatst, om te interageren met de bestaande torens van architect de Waele. De gelijkvloerse verdieping werd benut als feest- en turnzaal, op de verdieping werden drie klassen ondergebracht. Gezien deze toevoeging dieperliggend was, werd de ruimte tot aan de rooilijn opgevuld als groenruimte en vervolgens van de straat afgesloten door middel van een lage afsluiting. In 1972 werd dit volume nogmaals uitgebreid, door architect R. Ledure. Dit gebeurde in het verlengde van het volume uit 1960, ter hoogte van het doodlopende deel van de Groenveldstraat, in het noorden van de site. Het gebouw, dienstdoend als vormingshuis, werd opgetrokken in een uniforme stijl als de toevoeging uit 1960. De laatste decennia werden enkele gebouwen die onderdeel uitmaken van de site gesloopt en vervangen door nieuwe volumes in een moderne vormentaal. Een voorbeeld is de infirmerie uit 1928 die werd vervangen door een hedendaags gebouw, het huidige kinderdagverblijf. Desondanks is de oorspronkelijke indeling van de historische gebouwen rondom de scheidende as uit 1938, haaks op het hoofdgebouw uit 1895 en geschikt rondom de twee binnenkoeren nog steeds duidelijk leesbaar.

Beschrijving

De site, bestaande uit school- en kloostergebouwen opgetrokken tussen 1895 en het einde van 20ste eeuw, vormt een driehoekig perceel in het noorden ingesloten door de doodlopende Groenveldstraat, in het oosten, eveneens door de Groenveldstraat en in het westen door de voetweg het Kribbepad. Een stompe hoek sluit de site af in het zuiden. Langs deze hoek, langs de Groenveldstraat in het oosten en langs het Kribbepad, wordt de site afgesloten door een bakstenen omheiningsmuur, van bruin geglazuurde dakpannen voorzien. De hoofdtoegang tot de school bevindt zich in het oosten, langs de Groenveldstraat. De historische toegangen van de hoofdvleugel uit 1895 bleven dienst doen, ondanks de continue ontwikkeling van de site. De site kent een grote mate van verharding (speelplaatsen), afgezien van een grote kastanjeboom in het zuiden en een grasveld in het noordwesten.

Niet al de gebouwen op de site bezitten erfgoedwaarde. De oostelijke vleugel langs de Groenveldstraat uit 1895 vormt de eerste bebouwing op de site en werd opgetrokken in de neo-Vlaamserenaissance-stijl. Deze vleugel, met een strikte opdeling in een afdeling voor jongens en een afdeling voor meisjes is niet alleen architecturaal waardevol, maar was eveneens toonaangevend voor de verdere ontwikkeling van de site. Ook de oost-west-georiënteerde, T-vormige vleugel uit 1938, haaks op het hoofdgebouw uit 1895, bestendigde deze verdeling en werd opgetrokken in een aansluitende architectuurtaal.

De vleugel langs de Groenveldstraat werd in 1895 opgetrokken in een neo-Vlaamserenaissance-stijl. De straatgevel maakt de gespiegelde plattegrond van het gebouw waarbij de jongens- en meisjesafdeling strikt van elkaar werden gescheiden, ook in het exterieur leesbaar.

Ten gevolge van de langwerpige, rechtlijnige plattegrond volgen de gebouwen niet de kromming van de Groenveldstraat, waardoor een groenstrook in de restruimte van de bocht werd gecreëerd. Deze groene ruimte, aanvankelijk beplant met grote dennen, ligt verhoogd ten opzichte van de weg en wordt door middel van een laag breukstenen (deels met betonplaten) muurtje met deksteen in grijze hardsteen van de weg afgesloten (gedeeltelijk bewaard).

De vleugel, opgetrokken uit rode baksteen, telt 40 traveeën en twee bouwlagen onder een leien zadeldak met de nok parallel aan de straat. Hardsteen werd veelvuldig toegepast voor de plinten, de deuromlijstingen, de hoekkettingen en decoratieve geveldetailleringen. Rechthoekige vensters met bakstenen, boogvormige rollaag met hardstenen aanzetstenen en sluitsteen sieren de vensters. Boogvormige, brede deuropeningen zijn steeds voorzien van geblokte omlijstingen in hardsteen.

Opmerkelijk aan de voorgevel is het middenrisaliet dat fungeert als poortgebouw met gescheiden toegang, respectievelijk tot de jongensafdeling en de meisjesafdeling. Deze bestaat uit een vooruitspringend volume van twee bouwlagen onder een zadeldak tussen zijtrapgevels. Dit centrale volume wordt voornamelijk bepaald door een risaliterende trapgevel. De toegangspartij telt vier symmetrisch uitgewerkte traveeën die van elkaar gescheiden worden door bakstenen steunberen. De centrale steunbeer vormt de basis voor een lage sokkel waarop zich oorspronkelijk een heiligenbeeld bevond (vermoedelijk de Heilige Benedictus). De uiterste traveeën omvatten op de gelijkvloerse verdieping de toegangen tot beide afdelingen, zoals reeds eerder aangehaald. Deze toegangen werden uitgewerkt als rondboogvormige poorten, voorzien van een geblokte omlijsting in blauwe hardsteen. Een kleiner vierkant venster en een groter rechthoekig venster doorbreken de gevel op de verdieping. De twee centrale traveeën omvatten twee vensters per travee, verbonden door een hardstenen borstwering. Rechthoekige vensters op de verdieping en een overkoepelend drielicht in de top; een  centrale hardstenen cartouche vermeldt het bouwjaar “1895”. Net zoals de overige vensteropeningen werden ook hier de vensters voorzien van een bakstenen rollaag met hardstenen hoek- en sluitstenen. Twee dakkapellen doorbreken het leien zadeldak.

De begrenzende driedelige hoekvolumes verspringen trapsgewijs richting de rooilijn. Ze omvatten een trapgevel van één bouwlaag met grote rondpoort met geblokte, hardstenen omlijsting, een vierkant venster, een hardstenen kruis en een gekrulde anker in de kleine trapgevel. Een twee traveeën en drie bouwlagen tellend volume met een lijstgevel onder zadeldak met dakkapel (oorspronkelijk twee) en met zijtrapgevel volgt. Per bouwlaag en per travee werken vensters deze gevel open. Kenmerkend is het gebruik van hardsteen voor hoekkettingen over de volledige gevelhoogte en voor de borstwering tussen de vensters van de gelijkvloerse en de eerste verdieping. De gevel wordt beëindigt door een fries met gekleurde ruitmotieven. Een vernieuwde kroonlijst verstopt een muizentandfries ter ondersteuning van de oorspronkelijke dakgoot. De getrapte zijgevel, is op een venster in de geveltop na blind uitgewerkt (met rode leien bekleed, niet oorspronkelijk). De verbinding tussen het tweede volume en het vooruitspringende derde volume wordt gevormd door een afgeschuind gevelvlak, met ter hoogte van de verdiepingen een driekwartronde hoektoren. Deze toren kreeg een rijkelijk gesculpteerde basis van hardsteen, eveneens een fries van mozaïek en een torenspits, bedekt met groen geoxideerde, koperen leien. Twee smalle vensters, als lichtgleuven, doorbreken de ronde toren. Deze toren vormt in combinatie met de trapgevels, de aanwending van de blauwe hardsteen voor decoratieve gevelelementen en de friesen de meest uitgesproken kenmerken van de aangewende geïdealiseerde, historiserende bouwstijl die aanleunt bij de stijl van de neo-Vlaamserenaissance. Het derde volume telt twee bouwlagen en een dakverdieping en drie traveeën. Het volume vertoont een trapgevel op een stevige hardstenen plint en wordt afgedekt door een zadeldak. Dit dak staat haaks op de vleugel parallel met de straat. De gevel wordt geopend door rechthoekige vensters, steeds met bakstenen rollagen, hardstenen hoek- en sluitstenen. Hardsteen werd eveneens aangewend voor een (blinde) cartouche en een kruis in de geveltop. Het volume wordt overigens gemarkeerd door gekrulde ankers en gevelhoge hardstenen hoekkettingen.

Een sobere vleugel verbindt dit hoekvolume met het centrale toegangsrisaliet. Deze vleugel telt twee bouwlagen onder een zadeldak met vier kleine dakkapellen onder een puntdak, op een gelijke afstand van elkaar. Op de gelijkvloerse verdieping bevinden zich de klassen van de jongensschool, ter hoogte van de eerste verdieping waren dit de slaapzalen van de jongens. Twaalf gelijkvormige vensters op het gelijkvloers en twaalf vensters op de eerste verdieping geven de gevel een sterk regelmatig uitzicht. Om de drie vensters bevindt zich ter hoogte van de gelijkvloerse verdieping een bakstenen steunbeer met een licht profiel. De vensters werden per verdieping afgewisseld met gekrulde ankers.

Deze vleugel herhaalt zich op identieke wijze ter hoogte van de meisjesafdeling, rechts van het centrale toegangsgebouw, met eveneens een identieke constructie van drie hoekvolumes aan het einde van de vleugel zoals deze ter hoogte van de jongensafdeling. Beide afdelingen worden verbonden door de centrale toegangspartij.

De vleugel van 1895 bleef, ondanks het intensieve gebruik als school, in een redelijk oorspronkelijke staat bewaard. Historische foto’s tonen aan hoe het schrijnwerk aanvankelijk bestond uit een T-verdeling, met een onderverdeling met kleinhouten. Dit (later witgeschilderde) houten schrijnwerk werd reeds vervangen door witte pvc-ramen. De originele kroonlijst bleef niet behouden, maar werd vervangen door een modern model.

Een eenvoudige trappenpartij, opgetrokken in hardsteen, geeft uit op de hoofdtoegangen (één voor de jongensafdeling en één voor de meisjesafdeling), centraal in de gevel. Historische foto’s tonen aan hoe de bewaarde trappenpartij, ter hoogte van de rechtse toegang, aanvankelijk deel uitmaakte van twee identieke trappenpartijen. Elk van deze trappartijen werd geflankeerd door twee robuuste bakstenen hekpijlers met een bekroning met kruis in hardsteen.

De feest- en gymnastiekzaal die in 1960 en met uitbreiding in 1972 aan de bestaande vleugel werd gebouwd, ligt letterlijk in het verlengde van de bestaande bebouwing. Ook het ontwerp uit 1895 werd doorgetrokken. Twee bouwlagen in rode liggen teruggetrokken van de rooilijn en volgen de bocht van de Groenveldstraat en zo ook de randen van het perceel. Om aansluiting te vinden bij de bestaande gebouwen en de neo-Vlaamserenaissance-stijl, werd op de hoek van het perceel een ronde hoektoren met een spitse bekroning geplaatst.

De vleugel uit 1938 omvatte de eetzaal en het dormitorium. Deze vleugel werd oost-westelijk georiënteerd, bevindt zich haaks op het hoofdgebouw uit 1895 en takt aan op het middenrisaliet. Deze vleugel in baksteenbouw op T-vormig grondplan telt twee bouwlagen onder mansardedak (vernieuwd). Zowel langs de zijde van de jongensafdeling als langs de meisjesafdeling telt de vleugel negen traveeën. Iedere travee wordt op elke bouwlaag opengewerkt door rechthoekige vensteropeningen met witstenen latei en sluitsteen en hardstenen lekdrempels. De twee korte vleugels haaks op deze centrale vleugel tellen steeds drie traveeën, op dito manier van vensters voorzien. Gekrulde sierankers sieren de gevels. Een muizentandfries lijnt de gevels af. Ook hier heeft de gevel een regelmatige gevelopbouw. Aanvankelijk versterkt door de dakvensters, per travee voorzien en met een getrapte afwerking, die het mansardedak doorbraken. Kenmerkend is de puntgevel, gericht naar het westen met groot rondboogvormig venster, beide bouwlagen bestrijkend en voorzien van witstenen stijlen. De vleugel werd op enkele plaatsen voorzien van eenlaagse uitbreidingen.

  • Stadsarchief Leuven, Fotocollectie, Heverlee.
  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1910/59 (bouwvergunning 12/01/1910), dossier 1928/34 (bouwvergunning 27/04/1928), dossier 1938/243 (bouwvergunning 24/11/1938), dossier 1944/13 (bouwvergunning 16/11/1944), dossier 1949/20 (bouwvergunning 12/03/1949), dossier 1952/9 (bouwvergunning 20/01/1952), dossier 1960/164 (bouwvergunning 08/09/1960), dossier 1972/115 (bouwvergunning 08/07/1972).
  • UYTTERHOEVEN H. & COOPMANS A. 1982: Heverlee in oude prentkaarten, Zaltbommel.
  • UYTTERHOEVEN R. & MORIAS C. 1996: Heverlee 1846 - 1976: evolutie in woord en beeld, Leuven.
  • UYTTERHOEVEN R. 1990: Leuven weleer. 6: Op de Westhelling en langs de Vesten: Leuven rond langs de Boulevards, Leuven.

Auteurs: Elsen, Liedewij
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: School- en kloostergebouwen Don Bosco [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305569 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.