Burgerhuis in een bescheiden beaux-artsstijl, in 1923 gebouwd voor aannemer Gustaaf Van Damme, eigenaar van het achterliggende industrieterrein die er zeker vanaf 1917 een mortelmolen en magazijn voor bouwmaterialen exploiteerde. Aangenomen kan worden dat hij zelf instond voor de uitvoering en mogelijk ook voor het ontwerp van het burgerhuis. Ook op nummer 46A staat een woning van een aannemer in bouwmaterialen die op de achterliggende gronden zijn opslagplaats had, op een weloverwogen locatie vlakbij de haven van Merksem.

Drie traveeën breed, telt het burgerhuis evenveel bouwlagen onder een met pannen gedekt zadeldak, waarvan de nok evenwijdig aan de straat georiënteerd is. Boven de blauwe hardstenen plint, bestaat het parement volledig uit witte natuursteen of simili.

Horizontaal geleed door waterlijsten, ligt de nadruk in de gevel op de verdiepingen, die gevat zijn tussen kolossale verdiepte pilasters verfraaid met stafwerk en met gestrikte laurierkransen in de basementen en in de top. Boven de tweede verdieping zijn de pilasters verbonden door een gecanneleerde fries. De lateien van de vensteropeningen met subtiel gebiljoende dagkanten zijn benadrukt met sierlijsten en hebben op de begane grond een centrale door guirlandes versierde sluitsteen.

De gebosseerde pui toont de voor het enkelhuis typerende asymmetrische compositie, met naast de smalle rechtse toegang twee regelmatige vensteropeningen die de leefruimten verlichten. De klemtoon ligt op de eerste verdieping die ingenomen is door een gevelbrede, halfronde erker op gecanneleerde en met schijfmotief en trigliefen versierde consoles, geopend met drie regelmatige lichten. De erker is op de tweede verdieping bekroond met een balkon, afgesloten door een metalen balustrade samengesteld uit cirkels en ovalen. Het balkon is ontsloten door een centrale vensterdeur geflankeerd door twee zijlichten. Onder de huidige bekleding in kunststof is mogelijk nog de oorspronkelijke houten kroonlijst bewaard.

Het vensterschrijnwerk is vervangen maar de oorspronkelijke en verzorgde houten toegangsdeur met dubbele vleugels is behouden, met inbegrip van de oorspronkelijke metalen brievengleuven. De deurnaald is uitgewerkt als colonnet en de vierkante deurlichten zijn omlijst met gestileerd loofwerk.

Van het interieur zijn geen archiefbescheiden voorhanden, maar uit de gevelordonnantie kan worden afgeleid dat de plattegrond de sedert de 19de eeuw in burgerhuizen toegepaste enkelhuisindeling volgt. Daarbij zijn traditioneel naast de zijdelings ingeplante trap en inkomhal, het salon, de eetkamer en, op de verdieping, de slaapkamers gesitueerd, met achter de inkomhal in de smallere achterbouw de keuken, het pomphuis, en een wc. Mogelijk was de woning opgedeeld in meerdere wooneenheden.