erfgoedobject

Ensemble burgerhuizen in neoclassicistische stijl

bouwkundig element
ID
304507
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304507

Juridische gevolgen

Beschrijving

Ensemble van oorspronkelijk twaalf burgerhuizen in neoclassicistische stijl, in zes opeenvolgende fasen opgetrokken tussen 1909 en 1912. Bouwheer en uitvoerder was de aannemer Martin Brouwers, voor twee bouwfasen goed voor de helft van de woningen leverden de architecten Léopold De Coninck en Maurice Potié het ontwerp. Als eerste kwamen in 1909 de nummers 36-40 tot stand ontworpen door De Coninck en Potié, in 1910 volgden de nummers 42-44 en het nummer 32, in 1911 de nummers 24-28, eveneens ontworpen door de Coninck en Potié, en het nummer 34, waarna in 1912 de nummers 54-56 de reeks afsloten. Op het nummer 36 na, dat in 1960 werd gesloopt voor een nieuwbouwflat, zijn alle panden bewaard. Nummer 44 werd in 1929 in opdracht van Jeanne Guillaume door de aannemer Louis Smits aangepast met een gevelbrede bow-window, nummer 56 werd gedecapeerd met verlies van het stucdecor.

Martin Brouwers, zoon van aannemer Jan Brouwers, zette in de jaren 1903 tot 1911 een vijftiental kleinschalige vastgoedprojecten op in de wijk, goed voor in totaal een dertigtal woningen. Voor enkele meer prestigieuze projecten, zoals twee burgerhuizen in de Lange Lozanastraat en de helft van ensemble burgerhuizen in de Robert Molsstraat, deed Brouwers beroep op Leopold De Coninck en Maurice Potié. Het merendeel, waaronder, woningen in de Victor Driessensstraat, Catharina Beersmansstraat, Korte Van Peltstraat, Oudekerkstraat en Haantjeslei, lijkt hij zelf te hebben ontworpen.

De woningen Brouwers behoren tot de vroegste gezamenlijke realisaties van Léopold De Coninck en Maurice Potié, die zich pas op 1 februari 1909 officieel hadden geassocieerd. Het succesvolle architectenbureau was bijna drie decennia lang in bedrijf, tot het terugtreden van De Coninck wegens gezondheidsredenen in oktober 1937. Vóór de Eerste Wereldoorlog legden zij zich zowel toe op het klassieke burgerhuis in beaux-artsstijl, als op de pittoreske cottagevilla, die in de jaren 1920 zowat hun handelsmerk zou worden, met alleen in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" meer dan veertig realisaties.

Het ensemble kwam tot stand in zes opeenvolgende bouwprojecten van één tot drie woningen, maar vormt geen aaneengesloten rij. Afgezien van variaties in de detailuitvoering, volgen de gevelcomposities een vrij uniform schema. De twee gehelen van drie woningen ontworpen door Leopold De Coninck en Maurice Potié (nummers 24-28 en 36-40), zijn gekoppeld volgens spiegelbeeldschema, met een licht accent op het hoger opgetrokken middenpand. Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met schijnvoegen op de begane grond, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst, legt de compositie telkens de klemtoon op de middenas die veelal als geblokt risaliet is uitgewerkt. In een eerste reeks panden wordt dit laatste op de eerste verdieping gemarkeerd hetzij door een entablement en een balkon met al of niet doorgetrokken balustrade, hetzij door een rechthoekige houten erker al of niet met ijzeren balkonborstwering. In een tweede reeks panden worden beide bovenverdiepingen gemarkeerd door balkons met balustrade. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, de bovenvensters in vlakke omlijsting met onderdorpel, op de eerste verdieping geaccentueerd door een sluitsteen of entablement. Een klassiek hoofdgestel, vaak met guirlandes in de fries en een houten kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging. Van het oorspronkelijke houten schrijnwerk zijn alle inkomdeuren en het merendeel van de vensters bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies en de gietijzeren voetschrapers. In nummer 44 werd het oorspronkelijke balkon in 1929 met behoud van de consoles vervangen door een gevelbrede bow-window waarop een smeedijzeren balkonborstwering; ook de smeedijzeren inkomdeur dateert van deze ingreep.

De plattegronden van de woningen beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc in de achterbouw. De eerste verdieping bestaat uit twee slaapkamers en een achterkamer annex wc of 'cabinet de toilette'/badkamer, de tweede verdieping herbergt twee slaapkamers.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1909#2156 (nummer 36-40), 1910#1040 (nummers 42-44), 1910#2096 (nummer 32), 1911#50 (nummers 24-28), 1911#888 (nummer 34), 1912#1588 (nummer 54-56).

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ensemble burgerhuizen in neoclassicistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304507 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.