Meergezinswoning in eclectische stijl opgetrokken in opdracht van Albert Van Peeterssen, naar een ontwerp door de architect Edgard De Muelenaere uit 1912. Aannemer Pieter Hendrik Van Eyk stond in voor de bouw. Het project behoort tot de vroegst gekende realisaties van De Muelenaere, die vooral actief was van de vroege jaren 1920 tot de vroege jaren 1940.

Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een gemansardeerd zadeldak. De lijstgevel heeft een parement uit roomkleurige Silezische brikken in kruisverband, geaccentueerd door grijze baksteen voor speklagen en ontlastingsbogen. Voor de plint, puilijst, erkerbasis, hoekblokken, diamantkopsleutels en lekdrempels, is gebruik gemaakt van blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst, legt de compositie de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een rechthoekige houten erker op consoles, met een gebuikte ijzeren balkonborstwering als bekroning. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van getoogde deur- en vensteropeningen, met diamantkopsleutels op de begane grond. Een houten kroonlijst op consoles vormt de gevelbeëindiging; centraal dakvenster met Frans balkon en gebuikte ijzeren borstwering, en flankerende dakkapellen uit metselwerk, alle met gestrekte waterlijst. Bewaarde houten inkomdeur en smeedijzeren keldertralies.

De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. De huurkwartieren die elk een volledige verdieping beslaan, omvatten volgens de bouwplannen twee kamers en een veranda in het hoofdvolume, een keuken annex pomphuis en wc in de achterbouw.