Villa met cottage reminiscenties, gelegen in een ruime tuin, aan de straatzijde afgesloten met een hoge bakstenen muur. Volgens het kadaster werd de bouw geregistreerd in 1903 in opdracht van de Brusselse oudheidkundige Maria-Louisa Gerard. De woning kende naar verluidt verschillende benamingen, namelijk Villa Craps (1904), Villa Alice (1912), Villa Gerard (1921), Villa De Ridder-De Naeyer (1923) en Villa des Glycines tijdens de jaren 1950.

Oorspronkelijk vertoonde de villa een L-vormige plattegrond en bestond hij uit het hoofdvolume met verhoogde begane grond, trappenpartij en toren, ten westen voorzien van een lagere uitbouw. Volgens bouwplannen van 1978 werd de villa ten oosten uitgebreid met een tweelaags volume met garages. Door het aangepaste materiaalgebruik integreert de uitbreiding zich bij het bestaande volume.

De oudste bouwfase van de villa wordt gekenmerkt door een sterke volumewerking, bekomen door de schikking van twee verankerde bakstenen volumes van twee bouwlagen, namelijk een hoger opgetrokken hoofdvolume boven een souterrain onder een pannen schilddak, en ten noordwesten een lage, haakse uitbouw onder een zadeldakje. Ten zuidoosten van het hoofdvolume is een toren aanwezig onder een tentdak (leien) bekroond met ijzeren windvaan. De gevels worden afgelijnd door houten kroonlijsten op klossen. Het overkragende zadeldak van de aanbouw is in de puntgevel afgelijnd door een houten windbord en op de nok bekroond met een piron. Rechthoekige vensters onder hardstenen lateien en met hardstenen lekdrempels openen de gevels. De naar het zuidwesten georiënteerde voorgevel aan de zijde van het plein, wordt gemarkeerd door de inkom op de verhoogde begane grond, toegankelijk via een dubbele trappenpartij. De rechthoekige toegangsdeur is gevat in een rechthoekige bakstenen uitbouw afgelijnd met een geprofileerde houten kroonlijst en bekroond met een balkon afgesloten met een decoratief uitgewerkt ijzeren balkonhek.