erfgoedobject

Federmessersite Meirberg

archeologisch geheel
ID
302887
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302887

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene situering

De Meirberg is een beboste duinrug en een van de laatste restanten van een reeks fossiele landduinen in de Noorderkempen die circa 15.000 jaar geleden zijn ontstaan op het einde van de laatste ijstijd. Ter plaatse vormt de formatie een interfluvium tussen de valleien van de Meerloop in het oosten en van de Leiloop in het westen, twee bijrivieren van de Mark, die op dit moment met elkaar verbonden zijn door een diepe gracht. Het toponiem ‘meir’ wijst erop dat de omgeving altijd vrij moerassig is geweest. De droge zandrug in dit natte gebied was in de steentijd de uitgelezen plaats voor groepen jagers en verzamelaars.

Archeologische nota

De eerste archeologische vondsten dateren uit de jaren 1950. Begin jaren 1960 werden twee kleinschalige opgravingen uitgevoerd. In de periode 1966-1983 volgden grotere opgravingscampagnes.

Een oppervlakteprospectie van het gebied in 1989 heeft aangetoond dat zich nog meerdere vindplaatsen in de bodem bevinden. Er konden drie duidelijke concentraties vastgesteld worden, waarvan de meest noordelijke van mesolithische aard lijkt te zijn. Hierop wijzen een microklingkern en kleine afslagen en fragmenten. De twee andere concentraties behoren tot de Tjonger- of – anders genoemd - Federmessercultuur.

In 1999 werd een systematische boorprospectie uitgevoerd in combinatie met twee kleinere opgravingen die duidelijk hebben aangetoond dat de hele duinrug archeologische vondsten bevat uit het finaalpaleolithicum en het mesolithicum. De vondsten uit het finaalpaleolithicum kunnen aan de Federmessercultuur toegeschreven worden.

De boorprospectie leverde zo’n 859 artefacten op. De meerderheid zijn kleine schilfers. De rest van het materiaal bestond hoofdzakelijk uit kleinere en grotere afslagen en een reeks hele of gebroken klingen of microklingen. Er werden slechts twee kleine kernen opgeboord. Het aantal werktuigen en werktuigafval was relatief beperkt. Ze kunnen zonder uitzondering allemaal toegeschreven worden aan het finaalpaleolithicum en het vroegmesolithicum. Op de plaatsen waar de boringen uitzonderlijk veel vondsten opleverde, werd besloten deze twee zones op te graven (Meer 5 en Meer 6). De eerste kleine opgraving (Meer 5) bleek gesitueerd in een verspreide ‘sluier’ aan vuurstenen artefacten. In totaal werden op een oppervlakte van 20 vierkante meter slechts 150 vondsten gedaan. De podzol was hier echter niet volledig bewaard. Meer 6 leverde aanzienlijk meer vondsten op. Het werktuigenensemble bestaat voornamelijk uit microlieten aangevuld met kerfresten en debitageafval. Men vermoedt dat het hier om een geïsoleerde productieplaats ging.

De aanpak van het archeologisch onderzoek op deze site was baanbrekend voor zijn tijd. Om de verschillende activiteitenzones op een vindplaats te kunnen onderscheiden werden alle vondsten tijdens de opgraving precies ingemeten, op millimeterpapier ingetekend en genummerd. Er werd bovendien gepoogd de stenen afslagen terug aan elkaar te puzzelen – ook wel ‘refitten’ genoemd - waardoor men inzicht kreeg in de werkwijze van de steenkappers. Door het toepassen van gebruikssporenonderzoek kon achterhaald worden wat de functie van de werktuigen was. Door het onderzoek op die manier te organiseren kon men verschillende activiteitenzones op de site onderscheiden: bv. de plaats waar vuursteen bewerkt werd, de plaats waar huiden werden behandeld en de plaats waar planten en vlees werden gesneden. Daarnaast kon ook nog een stortplaats voor vuursteenmateriaal en een bewerkingszone van been en gewei herkend worden. Op basis van deze bevindingen kon de site als een kampplaats geïnterpreteerd worden.

De heide en sinds het begin van de 20ste eeuw de naaldbomen, hebben ervoor gezorgd dat de vondsten op de duin goed bewaard zijn gebleven.

In het beschermingsdossier wordt de site foutief als neolithisch gedateerd.

  • Archief Onroerend Erfgoed Antwerpen DA000764, Neolithische Tjongernederzetting, beschermingsdossier.
  • DE BIE M. 2000, Het steentijdmonument te Meer-Meirberg (Hoogstraten). Archeologisch waarderingsonderzoek. Campagne 1999: percelen Sie E, nrs. 60l, 60k, 65v, 62e, 63s en 111h, Intern Rapport IAP, Zellik.
  • VAN GILS M. & DE BIE M. 2009: Meer-Meirberg: steentijdbewoning op een Kempense duinrug, Archeologie in de provincie Antwerpen 3, Antwerpen.

Auteurs: Elsen, Liedewij
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Federmessersite Meirberg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302887 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.