erfgoedobject

Kesselse Heide-Het Goor

landschappelijk geheel
ID
302886
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302886

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Kesselse Heide-Het Goor
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

De Kesselse Heide-Het Goor bestaat uit een afwisseling van schraallanden, weiden, moerassen, waterplassen, omzoomd en doorkruist door gesloten landschapstypen, en bevat talrijke landschapselementen. Het gebied wordt gekenmerkt door een rijk gevarieerde en soms zeldzame flora. Binnen het gebied komen enkele historische hoevegebouwen voor.

Topografie

Het gebied Kesselse Heide - Het Goor, met een oppervlakte van circa 2620 hectare, bevindt zich tussen de dorpskernen van Nijlen en Kessel, ten noorden van de weg Lier - Herentals. De noordelijke grens van dit gebied ligt ter hoogte van de Vogelzangstraat, de oostelijke grens ter hoogte van Achterbist, de Kannaertsstraat en de Goorstraat. De Grote Steenweg vormt de zuidelijke grens, de westelijke grens wordt gevormd door de Heidestraat en de Vaerestraat.

Het landschap bevat volgende topografische gebieden: ‘Kannaerdsche Heyde’, ‘Kesselse Heide’, ‘Mol Heide’, ‘Achterbiest’, ‘Het Hoog bosch’, ‘De Hooge Heide’, ‘Het Armveld’, ‘De Schommers’ of ‘Vissen Eynde’, ‘Het Goor’, ‘Het Goorkasteel’ en ‘Hoge Heyde’. Verschillende beken doorsnijden het gebied, meer bepaald de Goorkantloop, de Elstbeek, de Paddenloop, Blauwe Hoekloop en de Visbeek. De hoogte varieert binnen het gebied van circa 5 meter +TAW tot circa 10 meter +TAW.

Cultuurhistorisch landschap

Uit een tekst van een zekere Bosquet (1752), kapelaan in de Lierse Sint-Gummaruskerk, blijkt dat Nijlen en Kessel tijdens de 14de eeuw voor een groot deel uit “vroente” (gemene gronden - dergelijke gemeenschappelijk gebruikte gronden liggen meestal halfweg ontginningseilanden van nederzettingen) bestonden en dat de schapenteelt er groot belang had: “Met toelating van de hertog heeft de stad Lier, toen deze moest uitgebreid worden, heel wat vroenten verkocht om nieuwe woningen te kunnen bijbouwen. Op de vroenten weidden de Lierse lakenmakers hun schapen”. Mogelijk is het Kapittel, rond die tijd, door rechtstreekse schenkingen of door kopen met de opbrengst van geschonken goederen, eigenaar van de Kesselse Heide geworden. Tot in de 19de eeuw wordt geschreven over de 'Lange Heide', een gebied dat ongeveer 2/3 van de oppervlakte van de gemeenten Kessel en Nijlen in beslag nam, voornamelijk ten noorden van beide dorpskernen.

Op de Carte particulière des environs d’Anvers compris entre Lillo, Herentals, Lier et Rupelmonde (Naudin, 1703) strekt het gebied zich uit tot de alluviale vlakte van de Kleine Nete. Het grootste gedeelte hiervan ligt op Nijlens grondgebied, bekend als “Bruyère de Nylen”. Binnen dit heidegebied zijn vermoedelijk de huidige Lindekensbaan en de Elstbeek waar te nemen. Het kaartuittreksel uit de Carte de la partie est des environs d' Anvers comprenant les pays situé entre la rive droite de l'Escaut, la Rupel, la Dyle et les Nethes. Avec les lignes fortifiées d'Anvers à Lier et à Buscote (Naudin, 1703) beslaat slechts een gedeelte van het voorgestelde landschap. In tegenstelling tot de vorige kaart zijn er meer details te vinden. De huidige Lindekensbaan doorkruist het gebied, de zone aan weerszijde van de Visbeek, met name het huidige Goor, werd aangeduid als “Marais”. Op de Carte particulière des envirions de Lier et d'une partie de la Campine (E. H. Fricx, 1704) werd een heidegebied aangeduid tussen Kessel-dorp, de alluviale vlakte van de Kleine Nete en de Visbeek. De wijze van aanduiden laat vermoeden dat verschillende 'zandbergen' in het gebied aanwezig waren. Deze veronderstelling wordt bevestigd in de cijnsboeken van de 18de eeuw waar “Hoge Bergen” of “Zandbergen” vermeld werden.

In zijn memoires (1771-1778) schrijft de Ferraris dat het landschap rond Lier sterk is ingesneden door hagen, bomengroepen of houtkanten. De percelen, nooit erg groot in oppervlakte, zijn ongeveer allen omgeven door een of andere vorm van houtachtige vegetatie. Rogge, tarwe, haver, koolzaad en groenten worden geteeld, meer dan voldoende voor eigen gebruik. De bossen komen meestal voor onder de vorm van dicht middelhout. Aanwezige boomsoorten zijn eik, olm, els, trilpopulier, populier en andere withoutboomsoorten (wilg en berk). Beuk komt weinig voor, maar op enkele plaatsen en steeds in gering aantal. Het hout dekt de brandstofbehoeften niet, zodat naast Waalse steenkool ook gedroogde graszoden uit de heide worden gebruikt. Langs de beide Neten zijn de gronden slecht, ondanks de vele greppels die er gegraven zijn. Ze zijn haast onbruikbaar door de vele overstromingen die het gebied helemaal en voor lange perioden onder water zetten. Om de opbrengstverliezen in de overstromingszone te beperken, wordt klaver gezaaid als voeder voor paarden en melkvee. De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft het gebied grotendeels weer als heide. Het zuidwestelijk deel en een strook langsheen de huidige Vogelzangstraat in het noorden van het gebied zijn akkerland (velden omringd met hagen en houtkanten) met verspreide percelen loofbos. De Nijlense Vogelzanghoeve is reeds volop in bedrijf. Op de hoogste en droogste gronden bleef de heide onaangeroerd. De hoeve 'De Den' werd opgericht aan de rand van de heide. In het noordwestelijk deel van het landschap bevindt zich een naaldhoutaanplant. Ten noorden van Het Goor en in het oostelijk deel ervan bevinden zich twee rechthoekige waterplassen met moeras eromheen. Het Goor is aangeduid als moeras en moerassig weiland met enkele kleinere percelen loofhout. In het zuidelijk gedeelte is er een groter perceel loofbos afgebeeld. Ook aan de westzijde van het landschap is er een loofhoutaanplant weergegeven.

De kadastrale Popp-kaart (1850) is het eerste document met een nauwkeurige omschrijving van de percelen en de weergave van het bodemgebruik. De huidige Kesselse Heide werd opgesplitst in “Kannaertsch Heyde” (thans provinciaal domein 'Kesselse Heide'), “Het hoog Bosch” en “Hoogheyde”. Uit deze gegevens blijkt dat het huidige provinciaal domein volledig werd ingenomen door “Mastbosch”. Aan de rand van dit heidegebied (Lindekensbaan) komen de eerste woningen voor. Stelselmatig wordt hierdoor de heide ontgonnen en verschijnen de eerste landbouwgronden, bijvoorbeeld hoeve 'De Den'.

De kaart van Vandermaelen (1854) geeft de heide, op een gedeelte in het noordwesten na, weer als naaldhoutaanplant. De percelen aan de Elstloop (nu Blauwe Broekloop) zijn aangeduid als heide. De legende van deze kaart maakt een onderscheid tussen ‘br’ (bruyère) en ‘s’ (sapin). De wateroppervlakte in Het Goor is gereduceerd tot een kleine rechthoekige plas met rondom een loofhoutbegroeiing. Er is een duidelijk rechthoekig padenpatroon weergegeven. Het Goor is deels weiland, deels loofbos. Het traject van de spoorlijn Lier - Turnhout is schematisch ingetekend.

De kaart van het Militair Geografisch Instituut (tweede uitgave, 1923) toont dat omstreeks 1923 nog grote delen van de heide begroeid waren met naaldhout (de noordoostelijke en centrale zone). Op initiatief van de toenmalige eigenaars Pouppez de Kettenis werd de Kesselse heide, op enkele percelen na, helemaal herbebost. Hierbij moeten ook andere boomsoorten dan grove den gebruikt geweest zijn. Ten tijde van de bescherming kunnen nog enkele zeedennen en een hakhoutperceeltje van Amerikaanse eik worden teruggevonden. Het Goor is bijna volledig moeras, begroeid met loofhout. Plaatselijk zijn er open stukken en weilanden aanwezig. Langsheen de Blauwe Broekloop is een zone begroeid met loofhout. Aan de Grote steenweg is het Goorkasteel met parkaanleg tot stand gekomen. De spoorlijn Lier - Turnhout is reeds aangelegd.

Op de kaart van het Militair Geografisch Instituut (vierde uitgave, 1962) zijn Kannaarts en Kesselse Heide en een deel van Hoogbos weergegeven als heidegebied met sporadische opslag van loof- en naaldhout. Plaatselijk zijn er naaldhoutaanplanten. Het oostelijk deel van Hoogbos is heide met gemengde loof- en naaldhoutopslag. Langsheen de Vogelzangstraat en in het zuidwestelijk deel van het voorgesteld landschap is er veel weiland aanwezig. Het Goor en de aansluitende percelen ten noorden van de spoorweg zijn moerassig met loofhoutbegroeiing (broekbos). Plaatselijk zijn er nog kleine open stukken moeras. Het bebost gebied langsheen de Blauwe Hoekloop heeft nog dezelfde contouren als in het begin van deze eeuw.

De tijd van verkavelen kende een versnelling in de jaren 60 van de 20ste eeuw. De eigenaar van de Kesselse Heide verkocht een gedeelte van zijn eigendom, naast de kippenkwekerij die er reeds vòòr de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd, aan 'ARTILAT' (een fabrikant van schuimrubber). Door de familie Dockx werd op de terreinen van de kippenkwekerij een industriële bakkerij gebouwd. Door P. Nuyts werd in 1993 een ambachtelijk bedrijf voor binnenhuisinrichting opgericht achter de bakkerij Dockx.

In 1977 besliste het College van Burgemeester en Schepenen van Nijlen om het centrale gedeelte van het voorgestelde landschap, namelijk 'de Kesselse Heide' (42 hectare 90 are 8 centiare) aan te kopen met financiële tussenkomst van het Ministerie van Openbare Werken (Groenplan). Eind januari 1978 besliste het Provinciebestuur van Antwerpen, na verzoek van het gemeentebestuur, het gebied over te kopen. Op 20 juni 1978 werd, naar aanleiding van een bezoek van de Gouverneur en de Bestendig-Afgevaardigden de aankoop getekend (aankoopprijs 23 981 816 frank).

Het Goorkasteel, gelegen in het zuidoosten van het gebied, werd in het midden van de 19de eeuw door E. della Faille de Leverghem opgericht als jachtslot. In 1874 liet hij het huidige kasteel in neotraditionele bak- en zandsteenbouw oprichten, omgeven door een bebost domein.

Ten zuidwesten van het Goorkasteel bevindt zich langs de Grote Steenweg het Jagershuis, een alleenstaand jachthuis uit de tweede helft van de 19de eeuw. Vermoedelijk was het een afhankelijkheid van het Goorkasteel. Het betreft een lager dan het huidige straatniveau gelegen dubbelhuis van drie traveeën en één bouwlaag onder een overkragend zadeldak (nok loodrecht op de straat, Vlaamse pannen). Bij de verankerde, bakstenen puntgevel is gebruik gemaakt van gesinterde steen voor banden en omlijstingen. De muuropeningen zijn getoogd en voorzien van arduinen lekdrempels.

Hoeve De Den is gesitueerd in het westen van het gebied, langs de Heidestraat. Deze hoeve werd na de Eerste Wereldoorlog heropgebouw naar ontwerp van E. Heylen in neotraditionele baksteenbouw onder een afgewolfd zadeldak (nok parallel aan de straat, mechanische pannen) met gebruik van natuursteen voor de omlijstingen van de gevarieerde muuropeningen, onder meer kruiskozijnen en rondboogdeuren. De gevelsteen vermeldt de datering “1923/1914” en de inscriptie “BVA” (Berckmans-Van Acker).

Fysische geografie

Geologie en bodem

De geologische ondergrond van het gebied wordt gevormd door het Lid van Antwerpen (midden-mioceen) dat opgebouwd is uit maritieme afzettingen die als de zwarte zanden van Antwerpen gekend zijn. De tertiaire en oud-pleistocene afzettingen zijn bedekt met niveo-eolisch materiaal dat tot het volglaciaal (Würm III) behoort: de hele streek tussen de Grote en Kleine Nete bestaat hoofdzakelijk uit dekzand. Naast grote vlekken licht zandleem komen tevens belangrijke oppervlakten stuifzand voor onder vorm van duinen en meer geëvolueerde zandformaties (holoceen).

Centraal in het gebied (ter hoogte van Kannaarts Heide, Kesselse Heide en Hoogbos), verlopend van het zuidwesten naar het noordoosten komt een duinenstrook voor. Rondom deze strook zijn hoofdzakelijk matig natte gronden op zand en matig natte zandgronden aanwezig. Ten zuiden van de spoorweg, die met een oost-west oriëntatie het landschap doorsnijdt, heeft men in het westelijk gedeelte grotendeels matig natte tot natte licht-zandleemgronden met plaatselijk matig natte lemig-zandgronden en matig natte tot natte gronden op lemig zand.

In het meer oostelijk deel, rond het Goor, bestaat de bodem uit zeer natte gronden op licht zandleem, uit zeer sterk gleyige gronden op zandlemig materiaal en uit gereduceerde zandleemgronden met veensubstraat beginnend op geringe of matige diepte.

Volgens de bodemassociatiekaart kunnen volgende groepen onderscheiden worden.

Vegetatie
Lijst met socio-ecologische groepen

De plantensoorten werden geïnventariseerd tijdens een reeks plaatsbezoeken gedurende het groeiseizoen in 1981 en 1982. De gegevens zijn nagekeken op het terrein in 1992 en 1994. Fytogeografisch is de Kesselse Heide-Het Goor gelegen in het Kempens district (aan de westelijke grens met het Vlaamse district). Er werden 286 plantensoorten waargenomen in het gebied, dit is 34,4 procent van de in het Kempens district voorkomende plantensoorten.

Door de waargenomen plantensoorten te groeperen en in te delen volgens socio-ecologische groepen wordt een beeld bekomen van de verschillende begroeiingstypen in het gebied. Het gaat om volgende socio-ecologische groepen:

  • pioniers van sterk antropogeen gestoorde plaatsen: akkers, wegranden en droge ruigten (16,2 procent);
  • pioniers van meer natuurlijke gestoorde plaatsen, op open, vochtige tot natte humusarme grond (6,5 procent);
  • planten van zoete tot zwak brakke waters en oevers (11,1 procent);
  • planten van (licht) bemeste graslanden op matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige tot natte grond (14,4 procent);
  • planten van (zeer) droge graslanden, muren en rotsen (7,4 procent);
  • planten van heiden, venen, schraallanden en kalkmoerassen (10,2 procent);
  • planten van kaalslagen, zomen en struwelen (10,2 procent);
  • bosplanten (22,2 procent).

Vegetatiebeschrijving

Op de zandgronden en matig natte gronden op zand van het noordelijk deel van het gebied treft men als vegetatietype (ten tijde van de bescherming) hoofdzakelijk een droge heide op voedselarme gronden en grasland op droge (tot matig vochtige), voedselarme (tot matig voedselrijke) gronden aan met als kenmerkende soorten onder andere struikheide, brem, stekelbrem, kruipbrem, schapengras, zandzegge, heidespurrie, buntgras, kruipwilg en rood zwenkgras. Over dit hele deelgebied is er (sporadische tot meer uitgebreide) opslag van Amerikaanse vogelkers en treft men solitaire exemplaren van grove den, Oostenrijkse den en zeeden aan. Op meer vochtige plaatsen domineren gewone dophei en pijpenstrootje en treft men moerasstruisgras, trekrus en biezenkoppen aan.

De voornoemde open vegetatietypen worden afgewisseld met meer gesloten structuren:

  • aanplanten van grove den en Oostenrijkse den;
  • grote delen van het heidegebied (onder andere in het Hoogbos, de Kannaarts en Kesselse Heide) evolueren naar de climaxvegetatie van deze voedselarme, droge tot vochtige gronden: men treft eiken-berkenbos met heiderelicten aan, met in de boom- en struiklaag volgende plantensoorten: zomereik, Amerikaanse eik, ruwe berk, zachte berk, wilde lijster-bes, sporkehout, ratelpopulier, robinia en wilde kamperfoelie. In de kruidlaag komen onder andere bochtige smele, hengel, valse salie en echte guldenroede voor.

Langsheen de wegen en op en langs de niet-verharde paden zijn onder meer volgende plantensoorten aan te treffen: middelste teunisbloem, boerenwormkruid, margriet, klein kaasjeskruid, tengere rus, bleke klaproos, knoopkruid, grote zandkool, smalle weegbree en bijvoet.

Aan de ringvormige (gegraven) waterplas in de Kannaerts Heide komen volgende soorten voor: mannagras, sterrenkroos, pitrus, knolrus, veerdelig tandzaad en wilg.

Het Goor met de aansluitende percelen ten noorden van de spoorweg, gelegen in het zuidoostelijk deel van het landschap, is een vochtig tot zeer nat (moerassig) gebied. Het overgrote deel is elzenbroek met talrijke grachten en plassen, daarnaast zijn er meer open moerassige ruigten en graslanden aan te treffen.

In de broekbossen en in en langs de oevers van de talrijke (ondiepe) grachten en plassen en in de begeleidende natte ruigten worden onder meer volgende kenmerkende plantensoorten aangetroffen: zwarte els, geoorde wilg, wilg, sporkehout, koningsvaren, ijle zegge, speenkruid, gewoon sterrenkroos, middelste waterranonkel, veenwortel en waterviolier.

Op de open percelen zijn planten van laagveenmoerassen en van matig bemeste graslanden op vochtig tot natte grond terug te vinden, met onder meer moerasviooltje, moeraswalstro, ruw walstro, wateraardbei, melkeppe, egelboterbloem, moerasbasterdwederik, waternavel, zwarte zegge, grasmuur en moerasrolklaver. In dit gedeelte van het gebied komt ook de grote muggenorchis voor.

Op de meer droge percelen treft men een (ouder) eiken(berken) bestand aan met een gevarieerde ondergroei van onder andere tamme kastanje, brede stekelvaren, smalle stekelvaren, lelietje-van-dalen, brede wespenorchis, gladde witbol, wilde kamperfoelie, dalkruid, ratelpopulier, adelaarsvaren en valse salie.

Aan de bosranden, langsheen de spoorweg, komen onder andere volgende plantensoorten voor: hondsdraf, eenstijlige meidoorn, gewone berenklauw, braam, kleefkruid, rankende helmbloem, gewone vlier, gewone hennepnetel en dolle kervel.

Rond het Goorkasteel treft men onder meer volgende soorten aan: beuk, gewone esdoorn, witte paardenkastanje, hulst, haagbeuk, robinia, mannetjesvaren, Pontische rododendron, Noorse esdoorn en tamme kastanje.

In het zuidwestelijk deel van het gebied (langsheen de Blauwe Hoekloop) bevindt zich een bosperceel met op de droge delen een eiken-berkenbos en sparrenaanplanten. Het meer vochtige gedeelte is beplant met Canadapopulieren. De struik- en kruidlaag is goed ontwikkeld en heeft een uitgesproken voorjaarsaspect met onder meer bosanemoon, speenkruid, muskuskruid, sleedoorn en eenstijlige meidoorn.

De Hoge heide is grotendeels een weidegebied met kleine bospercelen en houtkanten.

Avifauna

Binnen het gebied komen verschillende soorten broedvogels voor. Tot de vrij schaarse broedvogels behoren de sperwer, zwarte specht, boomleeuwerik en sprinkhaanrietzanger, tot de vrij schaarse tot vrij talrijke behoren de wintertaling, kleine bonte specht en witgesterde blauwborst. De torenvalk, koekoek, steenuil, ransuil, groene specht, nachtegaal ,gekraagde roodstaart, roodborsttapuit, braamsluiper, goudhaantje, grauwe vliegenvanger, staartmees, boomklever, wielewaal en geelgors kunnen tot de categorie van de vrij talrijk aanwezige broedvogels gerekend worden. De patrijs, grote bonte specht, gele kwikstaart, spotvogel en zwarte kraai zijn vrij talrijk tot talrijk aanwezig, de wilde eend, waterhoen, kievit, holenduif, tortel, boompieper, graspieper, witte kwikstaart, zwarte roodstaart, grote lijster, grasmus, fitis, matkop, kuifmees, zwarte mees, boomkruiper, Vlaamse gaai, ekster, kauw, ringmus, vink, groenling en kneu zijn talrijk aanwezig. De veldleeuwerik, boerenzwaluw, winterkoning, roodborst, tuinfluiter en tjiftjaf behoren tot de talrijke tot zeer talrijk aanwezige soorten, de fazant, houtduif, Turkse tortel, heggenmus, merel, zanglijster, zwartkop, koolmees, spreeuw en huismus tot de zeer talrijk aanwezige broedvogels.

De Kesselse Heide-Het Goor is een belangrijk trekpleister voor zomervogels als wespendief, tortel, koekoek, gierzwaluw en oeverzwaluw, voor wintervogels als smelleken, watersnip, koperwiek, vuurgoudhaantje en grote barmsijs, voor jaarvogels (onder andere blauwe reiger, wintertaling, wilde eend, sperwer, buizerd en torenvalk) en doortrekkers (onder andere aalscholver, zwarte ooievaar, ooievaar, grauwe gans, rode wouw en blauwe kiekendief).

  • Onroerend Erfgoed, Digitaal Beschermingsdossier DA002044, De Kesselse Heide - Het Goor (WIJNANT J., 1996).
  • Topografische kaart van België, Nationaal Geografisch Instituut, uitgave 2006, schaal 1:10.000.

Auteurs: Wijnant, Jo; Steyaert, Rita; Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Fort van Kessel

  • Is gerelateerd aan
    Goorkasteel

  • Is gerelateerd aan
    Hoeve De Den

  • Is gerelateerd aan
    Jagershuis

  • Is deel van
    Kessel

  • Is deel van
    Nijlen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kesselse Heide-Het Goor [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302886 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.