erfgoedobject

Wijk Windmoleken

bouwkundig element
ID
302340
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302340

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Wijk Windmoleken
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Woonwijk Windmoleken vormt een divers geheel van sociale woningen en appartementen, dat gefaseerd tot stand kwam vanaf 1977 tot eind jaren 1980 in opdracht van de Gewestelijke Maatschappij van Halle voor de Huisvesting, thans actief onder de naam Woonpunt Zennevallei. Ondanks de verscheidenheid aan architecturale types, werd de wijk vanaf de vroege jaren zeventig geconcipieerd als een eenheid volgens één stedenbouwkundig plan door André Adams en Joseph De Gryse. Ook het landschapsontwerp was een ontwerp van het door hen opgerichte bureau D+A Planning. De ontwerpen van de eerste bouwfases die samen zo’n 209 eengezinswoningen omvatten, werden gerealiseerd vanuit een samenwerking tussen René Mattot, Jos De Coster, Ray Huyghebaert en Remy Van Der Looven. Nadien volgde vanaf 1979 de westelijke uitbouw van de wijk, bestaande uit 30 bejaardenpaviljoenen, 24 bejaardenflats, 40 duplexen en 102 appartementen. Ook architecten Antoine De Smedt en Pierre Vankerkhoven werkten mee aan de architectuurontwerpen voor de wijk.

Beschrijving

De wijk is een voorbeeld van een suburbane woonwijk in standaardverkaveling en wordt gekenmerkt door een weloverwogen inplanting en groenvoorziening. Het stratentracé is opgevat met een grote aandacht voor zichten, met geknikte aanleg en het gebruik van doodlopende, op pleintjes uitlopende straten. Ook andere straten hebben pleinvormige verbredingen of closes waarrond de woningen zijn geschikt. De aandacht voor collectief groen en rust- en speelzones wordt gecontinueerd in het gebruik van zogenaamd ‘scenografisch straatgroen’, namelijk het beboomde karakter van straten en de voorziene voortuinen. Aanwezige boomsoorten zijn gewone es, grauwe abeel, gewone plataan, witte paardenkastanje en Noorse esdoorn. De hagen bestaan uit haagliguster, gewone haagbeuk en gewone hazelaar. Ook lage heesters zoals dwergmispel, Japanse dwergkwee en sneeuwbes komen voor. De ontsluiting van de wijk vertoont eveneens een grote ontwerpkwaliteit, waarbij een hiërarchie aanwezig is tussen de straten in functie van de specifieke weggebruikers, onder meer door het gebruik van voetgangerswegen. De inplanting van de huizen getuigt van dezelfde stedenbouwkundige bewogenheid en zin voor perspectief. De wooneenheden zijn hoofdzakelijk geschakeld tot lage, verspringende rijen.

De vroegste woningen uit de jaren zeventig zijn opgevat als twee types eengezinswoningen in een modernistische stijl (Labbeekstraat, Kattenboserf, Kwelm en Konijnenerf). Strakke bungalows (type A) zijn geschakeld tot verspringende, symmetrische volumes met woningen van twee bouwlagen (type B), beide onder platte daken. De bovenverdieping is telkens uitgewerkt als een uitkragend, blokvormig volume. Het contrast tussen beide bouwlagen en hun bakstenen volumes werd oorspronkelijk benadrukt door de afwerking, namelijk de wit geschilderde bovenverdieping ten opzichte van de rode of bruine onderbouw, beide afgelijnd met bleke silex (plannen). Deze kleurstelling is door recente renovaties gewijzigd, doch met behoud van een contrasterende beschildering van beide bouwlagen. Grote vierkante en smalle rechthoekige vensters openen de volumes. Volgens de bouwplannen omvatten beide types een eetplaats en living volgens open plan, een afgesloten keuken, een toilet, een badkamer en drie slaapkamers. Elk woning is voorzien van een garage.

De overige woningen uit de vroegste bouwfases (Labbeekstraat, Ruekevelderf en Holleveldweg) zijn eerder traditionalistisch van inspiratie. Woningen van twee traveeën en twee bouwlagen onder zadeldaken zijn gekoppeld tot rijen van maximaal acht eenheden, soms opgesplitst in twee verspringende volumes. De volumes bezitten een sterk symmetrisch karakter, versterkt door een markerend, uitspringend volume met garage ter hoogte van de centrale, gekoppelde benedentraveeën van twee woningen. De gevels zijn horizontaal geleed via een doorlopende band tussen beide bouwlagen en een variatie in het metselwerk, namelijk een combinatie van bruine en rode baksteen. Eenvoudige, rechthoekige vensters ritmeren de gevelrijen. Aan de Holleveldweg bevindt zich een afgeleide van dit type, namelijk rijen van maximaal zes gelijkaardig vormgegeven woningen van twee traveeën en drie bouwlagen, die in zaagtand ten opzichte van elkaar zijn geschikt.

In het hart van de wijk aan Molenerf en uitgevend aan Veldekesweg en Labbeekstraat, bevinden zich sociale appartementsgebouwen daterend van rond 1980. Typologisch hierbij aansluitende flatgebouwen bevinden zich langs de Kopheiweg. De gebouwen zijn gekoppeld tot rijen die het geknikte tracé van de straten volgen. Een uitzondering zijn de flatgebouwen aan de Kopheiweg nummers 1-79, waarvan de langs twee zijden toegankelijke volumes loodrecht ten opzichte van de straat zijn georiënteerd. Aan één zijde zijn de gelijkvloerse verdiepingen verhoogd en toegankelijk via een collectieve open ruimte met groenvoorziening, gesitueerd boven garages en gevat tussen telkens twee bouwblokken. De bakstenen gebouwen van overwegend drie bouwlagen worden gekenmerkt door dynamisch uitgebouwde gevels en dakvolumes, onder meer via insprongen en uitbouwen, het gebruik van rechte en tweezijdige balkons en een variatie in de nokrichting van de daken.

De bebouwing aan het Hovingenpad omvat een schikking van bejaardenwoningen, opgevat als lage, strak vormgegeven bungalows in een groene omgeving, toegankelijk via voetgangerswegen. Deze gekoppelde, eenlaagse bakstenen woningen onder platte daken worden gekenmerkt door uitspringende volumes en doorlopende bakstenen muren, eventueel ter ondersteuning van een luifel, waarbij de horizontaliteit wordt benadrukt door een horizontale band ter aflijning van de gevel. Deze paviljoenwoningen worden aangevuld met het complex Ten Hove met bejaardenflats. Dit opvallende bakstenen gebouw van vier bouwlagen, vormgegeven als een afgeknotte piramide, bestaat uit drie ten opzichte van elkaar verspringende, hellende volumes, verbonden via een markerend, uitkragend verticaal volume.

Evaluatie

De waarde van de wijk ligt vooral in de stedenbouwkundige aanleg, de inplanting van de woningen ten opzichte van elkaar en de aandacht voor groenvoorziening. Deze aspecten zijn ondanks architecturale aanpassingen nog steeds herkenbaar. Op architecturaal vlak vormt de wijk een divers geheel van types, gebouwd binnen een relatief beperkte én recente tijdsperiode. Voornamelijk de eenvormigheid per bouwfase is kenmerkend, evenals de kleinschaligheid van sommige van deze bouwfases, bijvoorbeeld de paviljoenwoningen. De vroege bungalows, geschakeld met woningen van twee bouwlagen, tonen aan dat ondanks aanpassingen van de gevelafwerking, de ensemblewaarde van het geheel toch bewaard kan worden.

  • Dienst Ruimtelijke Ordening, Halle, dossier BL/1968/019.
  • Onroerend Erfgoed, Archief Inventaris sociale woningbouwpatrimonium (2011-2016), Sitenaam HALLE_WINDMOLEKEN_2350.
  • Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Dienst Onroerende Transacties, registratiefiches, SHM 235, Halle, Wijk Windmoleken.
  • DU BOIS A. & REMY J. 1993: Sociale woningbouw 1920-1993, Halle: Gewestelijke Maatschappij van Halle Voor De Huisvesting, Halle, 30-39.
  • Informatie over groenaanleg verkregen van Herman van den Bossche (18 juli 2016).

Auteurs: Mertens, Joeri; Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wijk Windmoleken [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302340 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.