De bouwaanvraag voor het ‘Bouwen van een landelijke woning’ naar ontwerp van Johan Bosschem voor het Gentse bureau SAR+G voor de heer en mevrouw Van den Berghe werd in januari 1980 goedgekeurd.

Architect Johan Bosschem liep samen met Jo Crepain stage bij het architectenbureau BARO, waar hij sterk onder de indruk was van Erik Balliu. Na het behalen van enkele prijzen bij nationale architectuurwedstrijden richt hij zijn eigen bureau SAR+G op, het ‘Studieburo voor architektuur, ruimtelijke ordening en groenplanning’.

De villa in brutalistische stijl met onregelmatig grondplan is gebouwd op een vrij diep, trapeziumvormig perceel dat aan de kant van de Valeriaanstraat noordoostgericht is. Ze wordt voorafgegaan door een kleine, bewust overwoekerde voortuin die opgehoogd is tegen de voorgevel van het pand en die vooraan wordt afgeboord door een lage bakstenen muur. Door de ligging van het perceel in de hoek van een pleintje aan de Valeriaanstraat is slechts een klein deel van de voorgevel van op straat zichtbaar.

De villa is opgebouwd uit afzonderlijke volumes van één tot twee bouwlagen onder gecombineerde dakvormen, waarvan één aan straatzijde uitgewerkt is als grote plantenbak, zoals omschreven op de plannen. Volgens de plannen komen ook op andere plaatsen plantenbakken en een terras voor. Een ander markant element aan straatzijde is de centrale opening tussen de noordwestelijke en zuidoostelijke volumes. De volumes hebben een parement in rode baksteen met details in zichtbeton en zijn bovenaan voorzien van een visueel dominante gevelbekleding in kunstleien. Ze worden slechts spaarzaam door rechthoekige muuropeningen doorbroken. Eén uitzondering hierop vormt een uitbouw in glas aan de noordwestgevel, volgens de plannen ter hoogte van de ‘dagliving’. Enkele verluchtingsgaten in de vorm van uitkragende eternietbuizen zijn voorzien, een element dat net als de plantenbakken ook vaak voorkomt bij werken van BARO. Van straatzijde gezien heeft het geheel een defensief en gesloten karakter.

De ingang tot het pand, met voordeur met een opvallende, plastisch uitgewerkte geel gelakte metalen deurgreep, bevindt zich in een verdiepte nis centraal in de noordoostgevel en geeft volgens de plannen uit in een inkomhal op een rechthoekig grondplan. Het plan van de woning is gecompartimenteerd uitgewerkt, door niveauverschillen en versmalde doorgangen. De verschillende ruimtes zijn zo duidelijk gescheiden van elkaar, maar staan toch in verbinding dankzij de open planindeling. Ten noorden van de inkomhal liggen een wachthoek, een archief en twee bureauruimtes, ten zuiden een ruime keuken met bijkeuken en berging. Ten westen van de inkomhal bevindt zich een traphal met vide op een kruisvormige plattegrond, die toegang geeft tot de eethoek ten zuiden en de verdiepte zithoek ten noorden. Op de verdieping bevinden zich boven de keuken- en bureaublokken aan straatzijde de slaapkamers en de badkamer, boven de eethoek ligt een naairuimte en boven de zithoek een ‘dagliving’, met aansluitend terras ten noorden. De huidige indeling van het interieur is niet bekend.