erfgoedobject

Slagveld Pilkem Ridge

landschappelijk geheel
ID
301113
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301113

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het slagveld van 'Pilkem Ridge' bevindt zich ten noorden van Ieper en ten oosten van het Kanaal Ieper-IJzer. Tot de kern van het gebied behoort het deel van het slagveld uit de Eerste Wereldoorlog dat met de eerste dodelijke gasaanval (22-23 april 1915) in de militaire geschiedenis wordt geassocieerd. In de chronologie van de Eerste Wereldoorlog dateert dit slagveld uit de periode 1915-1917, die de tijd tussen de tweede en derde slag om Ieper omspant. Ruim twee jaar bleef de frontlijn hier liggen. Ten noorden van deze ankerplaats vormde een waterlijn of overstroomde zone de scheiding tussen de geallieerde en Duitse troepen. Het front volgde de oevers van het kanaal Ieper-IJzer. Pas vanaf kilometerpaal 4 aan het Kanaal Ieper-IJzer verliet het de kanaalzone en liep het front verder over land.

De topografie van het terrein is zacht glooiend, met hoogteverschillen tot 15 m over enkele kilometer. Het terrein helt lichtjes af naar het noordwesten. In het zuidoosten vormt de midden West-Vlaamse heuvelrug de waterscheiding tussen het IJzer- en het Leiebekken. De hier ontspringende Zwaanhofbeek behoort tot het IJzerbekken en stroomt naar het Kanaal Ieper-IJzer af. Meer naar het noorden worden de hoogteverschillen helemaal verwaarloosbaar. Drie glooiingen speelden tijdens de oorlog een rol, met name 'Mauser ridge', 'Hill top ridge' en de noord-zuid georiënteerde 'Pilkem ridge'.

De akkers op de (soms sterk kleiige) zandleembodems domineren het landschap. Verspreid liggen er vaak opvallend grote wederopbouwhoeven met erop aansluitend weidegronden. Alleen in de omgeving van de landbouwbedrijven zijn nu nog opgaande beplantingen, deels knotbomen (knotwilg en in mindere mate knotpopulier). Voor het overige –en in tegenstelling tot het vooroorlogse landschap- wordt het gebied gekenmerkt door een grote openheid. De talrijke oorlogsbegraafplaatsen vormen er vandaag de indrukwekkende, maar stille getuigen van de Eerste Wereldoorlog.

Enkele kengetallen: de huidige afbakening omvat 12 militaire begraafplaatsen uit de Eerste Wereldoorlog; 14 locaties van geruimde militaire begraafplaatsen; 7 bunkers; 6 oorlogsgedenktekens; 15 wederopbouwhoeves; 1 gereconstrueerde loopgravensite van Yorkshire trench dugout; 16 archeologisch onderzochte loopgravensites inclusief menselijke resten; 9 vermoedelijke locaties van diepe ondergrondse schuilplaatsen (deep dugouts) verschillende bakens of herkenningspunten van het voormalige slagveld, waaronder de strategische hoogtes als Pilkem ridge en de Moortelweg die de posities van het niemandsland situeren.

Fysische geografie

Morfologisch behoort het gebied tot de rand van de IJzervallei, op de overgang naar de interfluviale rug tussen het IJzer- en Leiebekken. Bepalend voor het zacht glooiende reliëf in dit gebied zijn de tertiaire en kwartaire geologische lagen. De tertiaire lagen (vroeg-eoceen) zijn van mariene oorsprong. Menigmaal door zeespiegelstijgingen overspoeld, werden relatief dikke pakketten van gevarieerde sedimenten, hoofdzakelijk zanden en kleien, afgezet. Kleilagen uit de Formatie van Kortrijk (vroegere benaming ‘Ieperiaanse klei’) overwegen in dit deel van de IJzervallei. In deze ankerplaats komt vooral de zeer fijn siltige, donkergrijze tot blauwe klei zonder zandfractie uit het Lid van Aalbeke voor in de valleien van de Ieperlee en de Hanebeek. In de tussenliggende zone wordt deze onderbroken door afzettingen uit de Formatie van Tielt, overwegend kleihoudend zand, veelal donkergroen tot donkergrijs, met kleilagen en soms zandsteenbanken.

Na de afkoeling van het klimaat, een daling van de zeespiegel en een terugtrekking van de zee kwamen de kleilagen aan de oppervlakte liggen (pleistoceen). Grote windactiviteit tijdens de kwartaire ijstijden voerde nieuwe sedimenten aan: zand en leem van continentale oorsprong dekten oudere lagen af. Het zanddek van geel los zand komt in de omgeving veel voor. De afzetting gebeurde onder extreem koude en droge klimaatomstandigheden, waardoor de herwerking door waterlopen beperkt bleef. De hoger gelegen glooiingen zoals de tijdens de oorlog genoemde Mauser ridge (25 à 29 m), Pilkem ridge (25 à 28 m) en Hill top ridge (25 à 27 m) rond de Zwaanhofbeek (16 à 20 m) zijn uit deze afzettingen gevormd. In de vallei van de Ieperlee (nu omgeving Kanaal Ieper-IJzer) komen door hellingprocessen en/of rivierwerking meer heterogene sedimenten voor: een lemig complex wordt voornamelijk opgebouwd uit een grijs, grijsbruin of grijsgroen kalkhoudend fijnzandige leem, geregeld in twee gedeeld door een dun pakket van grijs fijn zand. In de bovenloop van de Zwaanhofbeek en een naamloos, noordelijk gelegen beekje (vroegere geulen of depressies) komt hellingsediment voor: gestratificeerde grijze leem met dunne intercalaties van grijs zand. Het reliëf is vlak tot zwak golvend.

Volgens de Bodemkaart van België overwegen matig en sterk gleyige zandleemgronden, die tussen Ieperlee en Hanebeek grote oppervlaktes innemen. Bijna al deze gronden staan onder invloed van tijdelijk stuwwater in de winter en in het voorjaar. De waterlopen binnen het gebied behoren tot het stroombekken van de IJzer. Het gebied watert af in de Ieperlee via oost-west georiënteerde, diep ingesneden beekjes. Oorspronkelijk mondde de Zwaanhofbeek en een noordelijk gelegen naamloos beekje in de natuurlijke Ieperleevallei uit, maar door de kanalisering van de Ieperlee (Kanaal Ieper-IJzer) is de monding van deze beekjes verlegd. De bron van de Zwaanhofbeek bevindt zich op de westelijke flank van de centraal West-Vlaamse heuvelrug, die zich uitstrekt vanaf Wijtschate, over Hollebeke, Beselare, Passendale, Westrozebeke tot Staden en Klerken.

Ontstaansgeschiedenis van het cultuurhistorisch landschap

Over de occupatiegeschiedenis in deze ankerplaats is weinig bekend. Tijdens één van de archeologische prospecties langs de Kleine Poezelstraat werden enkele IJzertijdresten en verschillende Romeinse sporen, waarschijnlijk van een nederzetting, teruggevonden.

Middeleeuwse lakenproductie

Vermoedelijk kende het gebied een snelle opgang tijdens de ontwikkeling van Ieper als stedelijk centrum voor de lakenproductie (11de-14de eeuw). De oudste schriftelijke vermeldingen van woonkernen uit de omgeving dateren uit de 12de-13de eeuw. Feit is dat gehucht Pilkem tot de parochie Boezinge behoorde, een parochienaam die frequent in 12de-eeuwse bronnen wordt vermeld. Sint-Jan is een woonkern die zich vanuit Ieper ontwikkelde. Na 1235 verhuisde om hygiënische redenen het leprozenhuis vanuit Ieper naar een locatie buiten de stadsmuren, op een ‘heuvel’ die later de naam ‘Hoge Zieken’ kreeg. De Hoge Ziekenweg aan de voet van deze glooiing herinnert daar nog aan. Rond het leprozenhuis, het kerkhof en de Maria-Magdalena kapel ontwikkelde vanaf de late 13de eeuw het nieuwe gehucht Sint-Jan. Tot in de 14de eeuw behoorde Sint-Jan tot de stedelijke invloedssfeer van Ieper. Het was één van de buitenwijken van de stad, die tijdens de grote bloeiperiode van de lakenproductie in de 13de eeuw uit haar voegen barstte. In de zones rond Ieper stad en haar buitenwijken vervulde landbouw een belangrijke functie. Binnen de contouren van de ankerplaats ontwikkelde zich een verspreide bewoning van landbouwuitbatingen, waaronder verschillende walgrachtsites. De meest opvallende was een hoeve met dubbele walgracht, op de kabinetskaart van de Ferraris (1771-1778) Chateau de Langemarcq genoemd en door de Britten tijdens de Eerste Wereldoorlog tot 'Mouse Trap Farm' omgedoopt. Het fenomeen van walgrachtsites wijst op welvarende landbouwuitbatingen met enig impact. Zeker in de 14de-15de eeuw profiteerden zij van de verschuiving van de lakenproductie naar het platteland. Deze zogenaamde ‘lichte draperie’ in de dorpen produceerde goedkoper laken van Spaanse wol. In de 14de eeuw verloor Ieper geleidelijk aan invloed. Het was niet opgewassen tegen het succes van goedkopere productiegebieden buiten de stad.

Een conflictrijke grensregio

Na de economische bloei van de late middeleeuwen kende de regio rond Ieper een lange periode van stagnatie. Andere functies wonnen aan belang: met name het religieuze en het militaire. Ieper werd een religieus, bestuurlijk en militair centrum. De stad en haar omgeving vervulde tijdens de 17de-18de eeuw de rol van buffer in een conflictrijke grensregio. Tijdens een kort intermezzo (1678-1697) raakte het gebied afgesneden van zijn stedelijke centrum, nadat Franse troepen Ieper hadden veroverd en als een versterking op de grens tegen de Zuidelijke Nederlanden uitbouwden. De Vaubanvestingen langs de stad en langs het Kanaal Ieper-IJzer zijn daar nog altijd de materiële restanten van. Tot het einde van de 18de eeuw zorgde de regio voor de buffering van militaire acties vanuit Frankrijk. Zolang deze verdedigingsfunctie belangrijk was, bleef de stad binnen de beslotenheid van de vestingen. Nadat halverwege de 19de eeuw een deel van de vesting werd afgebroken en behoefte aan uitbreiding bestond, breidde de stad in noordelijke richting uit. Het gebied ten noorden van Sint-Jan bleef evenwel zijn agrarische functie behouden tot diep in de 20ste eeuw.

Landgebruik

In de 18de eeuw was de wijde omgeving rond Ieper nog vrij sterk bebost. Bossen kwamen voor op de heuvelrug tussen Wijtschate en Westrozebeke, nabij Houthulst, tussen Woesten en Proven en rond Westouter. Ten noorden en oosten van het gehucht Pilkem lag het Pilkembos. Het gebied tussen deze wijd uitlopende ‘bosgordel’ rond Ieper bestond uit akkers omzoomd met hagen en bomenrijen. Een deel van deze gronden in de ankerplaats was in bezit van religieuze instellingen, zoals de collegiale kerk Sint-Pieter in Rijsel, het Godshuis Hoge Zieken van Sint-Jan en het Godshuis van de Heilige Geest in Ieper. Opvallend is dat de Zwaanhofbeekvallei ook al ten tijde van de Ferraris (1771-1778) bijna helemaal door akkers en in mindere mate graslanden was ingenomen. Sporen van beekbegeleidende vegetatie of hooilanden werden er niet aangetroffen.

Rond de verspreide woningen bevonden zich in de 18de-eerste helft 19de eeuw meestal boomgaarden. Die combinatie van hagen, bomenrijen, bos en boomgaarden moet het landschap in die periode een gesloten aanblik hebben gegeven. Na het derde kwart van de 19de eeuw was het Pilkembos grotendeels verdwenen. Houtkanten kwamen nog veel voor, vooral langs weilanden, maar in mindere mate rond akkers. Het opener worden van akkers lijkt een trend te zijn die zich de daaropvolgende decennia verderzette.

Oorlogslandschap en erfgoed

De Eerste Wereldoorlog was een triest hoogtepunt in de reeks militaire conflicten waarin het Ieperse in de voorbije eeuwen verwikkeld was geraakt. Het effect op de omgeving was vernietigend, zeker toen het oorlogsfront zich in het voorjaar van 1915 naar dit gebied verplaatste. Dat gebeurde naar aanleiding van de gasaanval op 22 april 1915. Voor het eerst in de menselijke geschiedenis greep het militaire apparaat naar een chemisch wapen om een doorbraak op het front te forceren. Vanuit de loopgraven tussen Bikschote en Langemark dreef een 6 km brede chloorgaswolk langzaam over het front. Die maakte talloze slachtoffers bij de daar gelegerde Franse, Algerijnse en Canadese troepen. Tegen de daaropvolgende Duitse opmars bestond aanvankelijk geen verweer. Pas toen de troepen zich ingroeven op de strategische hoogte van de Mauser ridge en Pilkem ridge begonnen de geallieerde tegenaanvallen. De vallei van de Zwaanhofbeek evolueerde tot een bloedig slagveld van waaruit de geallieerden de Duitse opmars tot staan probeerden te brengen. Vooral Noord-Afrikaanse en Indische koloniale troepen werden in de strijd gegooid. Op 19 december 1915 werd Pilkem ridge opnieuw het testgebied voor een nieuw chemisch wapen, deze keer fosgeengas. Het front was er nooit rustig of stabiel. Dat gaf aanleiding tot het uitbouwen van een uitgebreid stelsel van loopgraven, versterkte posten en verdedigingslinies, waaronder de Albrechtstellung (met bunkers).

Wisselwerking oorlog-landschap

In het oorlogslandschap ten noorden van Ieper speelde elke meter hoogteverschil een rol. Ondanks het zacht glooiende karakter van de omgeving onderscheidden de militairen toch zogenaamde strategische hoogtes, meer bepaald de Mauser ridge (29 m, ten westen van het kruispunt Briekestraat-Hemelrijkstraat) en Hill top farm (26,5 m). Ze verraadden wel het belang dat in een stellingenoorlog aan zelfs kleine hoogteverschillen werd gehecht. Na de tweede slag om Ieper (1915-1917) beschikten de Duitse troepen over de hoogst gelegen posities. De zogenaamde Pilkem ridge (ten oosten van de Moortelweg), een zuidwest-noordoost lopende uitloper van de midden West-Vlaamse heuvelrug, die de geallieerden tijdens de eerste dagen van hun offensief in 1917 moesten bedwingen, gaf zijn naam aan die eerste fase van de derde slag. In de historiografie staat die nog altijd bekend als de battle of Pilkem ridge. Ook al zijn vele oorlogssporen bovengronds uitgewist, wat niet veranderde, zijn de fysisch-geografische kenmerken van een omgeving. Waar die een rol hebben gespeeld, leidde dat tot de identificatie van ruimtelijke dragers: materiële dragers van het oorlogsgebeuren, die strikt genomen niet als erfgoed kunnen worden beschouwd. Ruimtelijke dragers zijn fysisch-geografische kenmerken of landschapselementen die tijdens de oorlog een rol speelden in de oorlogsvoering en die heden de band tussen landschap en oorlog nog altijd aantonen of visualiseren. In dit gebied worden twee types onderscheiden, met name strategische hoogtes (de reeds genoemde Mauser, Hill top en Pilkem ridge) en wegen. Aan de hand van deze glooiingen kunnen heden de posities langs het front worden geduid. De Mauser ridge/Höhe 29 (29 m) en de Pilkem ridge lagen op het Duitse front. De hoogste Britse positie bevond zich rond Hill top farm (26 m). Moortelweg –door de Britten tot 'Admiral’s road' omgedoopt- geeft de ligging van het voormalige niemandsland van 1915-17 in het landschap aan. Op enkele honderden meter afstand slingerden de geallieerde en de Duitse frontlijn: het verst van elkaar in het valleitje van de Zwaanhofbeek, het dichtst ten noorden van Turco farm.

Het landschap was zwaar getroffen door het oorlogsgeweld. Nadat de artillerie het terrein intensief had gebombardeerd, en daarna het oorlogsapparaat van de infanterie over het terrein rolde, bleef een totaal vernietigd landschap achter. Oorlogsfoto’s tonen een kaalgeschoten, met kraters gepokt landschap, gevuld met water en modder. Dit beeld verdient wel enige nuancering. Omdat de meeste foto’s onmiddellijk na een offensief werden gemaakt, toont het een landschap in zijn verst gevorderde staat van ontbinding. Tussen twee offensieven in kreeg het de kans om te recupereren. Dat verklaart wellicht waarom panoramafoto’s uit de periode 1915-17 een weliswaar beschadigd, maar ook begroeid landschap tonen. In de laatste oorlogsfase met kort opeenvolgende offensieven bestond die recuperatietijd niet meer en was de graad van vernietiging intenser.

Loopgraven en bunkerlinies

Tijdens de oorlog veranderde de omgeving totaal: een agrarisch landschap onderging een transformatie naar een oorlogslandschap, met frontlijnen, loopgraven, schuilplaatsen, bunker(linie)s. Vooral langs de frontlijnen was het netwerk van loopgraven, bestaande uit gevechts- en verbindingsloopgraven, het dichtst. Enkel van elkaar gescheiden door een soms smalle strook niemandsland lagen de geallieerde en Duitse stellingen op relatief korte afstand van elkaar. Toch bleek deze afstand gedurende jaren onoverbrugbaar. Het front markeerde de scheiding tussen twee werelden: Duits bezet gebied en het laatste stukje Belgisch territorium waar de Duitse opmars tot staan was gebracht. In dit gebied situeren de voormalige frontlinies zich langs beide kanten van de Moortelweg, die de ligging van het niemandsland hier aangeeft. Min of meer parallel aan de Duitse frontlijn liep van noord naar oost de 'Albrechtstellung', de eerste Duitse verdedigingslinie op ongeveer 800 à 1.200 m van de frontlijn. Tussen mei 1915 en juli 1917 werd deze stelling eerst uitgebouwd en vervolgens grondig versterkt. Langs het vroegere 'Kitchener’s Wood' (Bois des Cuisiniers, nu landbouwgrond) tot de Brugseweg bestond die uit een zeer dichte rij, half-ingegraven bunkers in een gevechtsloopgraaf. De vier half bovengrondse bunkertjes 'Canopus Trench' in de Wijngaardstraat zijn daarvan het laatst overgebleven restant. Elders lagen in en voor de stelling geïsoleerde bunkers van waaruit aanvallen op de Duitse linies werden afgeslagen. De bunker bij 'Goumier farm/Candit Troere Hof' is daar een ander voorbeeld van. De beschadigingen aan deze bunkers zijn te wijten aan de gevechtshandelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog. In deze ankerplaats zijn de militaire constructies van Duitse oorsprong, met uitzondering van een ingegraven bunker aan de Hoge Ziekenweg. Heden zijn de bewaarde bunkers in deze ankerplaats ofwel ingegraven, ofwel als bergplaats gerecupereerd in een landbouwbedrijf.

Ondergronds

Waar de mogelijkheid zich voordeed, ging de oorlog ondergronds. Vooral Britse troepen groeven zich tegen 1917 in de diepe Ieperse kleilagen in. Die boden voldoende stabiliteit en bescherming tegen grondwater. Voorafgaand aan het geallieerde offensief van 31 juli 1917 moesten grote aantallen manschappen een onderkomen krijgen, dicht bij de frontlijn, verborgen voor de tegenstander. In die context ontstonden op de oostelijke kanaaloever in de geallieerde zone verschillende ondergrondse schuilplaatsen of zogenaamde deep dugouts. Opvallend is dat deze hoofdzakelijk langs de Kleine Poezelstraat liggen, omwille van de nabijheid van de frontlijn, maar ook omwille van de aanwezigheid van kleilagen (tertiair, formatie van Kortrijk) waarvan de grens grosso modo met de Kleine Poezelstraat-Pilkemseweg samenvalt. Daar bevinden zich over een afstand van 1,3 km in totaal zes van deze Britse deep dugouts, die nog niet werden onderzocht. Twee Britse ondergrondse schuilplaatsen zijn archeologisch wel onderzocht, met name de 'Yorkshire trench' en de 'Lancashire farm dugout'. De eerste was uitzonderlijk goed bewaard, omdat hij na de oorlog niet was geruimd. Van de tweede werden de 13m diepe metalen schacht en de ondergrondse trap geëxploreerd. Door het ontbreken van het dakgebinte was dat voor de ondergrondse galerijen niet meer mogelijk. De toegangen van de deep dugouts Lancashire farm, Heading Lane, Nile Trench en Glimpse cot bevinden zich ten westen van de Kleine Poezelweg, maar ondergrondse hebben deze mogelijk vertakkingen (tunnels) tot binnen de perimeter van de ankerplaats. De enige duidelijke aanwijzing van het bestaan van een Duitse tunnel in deze ankerplaats werd teruggevonden rond 'Mouse Trap Farm'. Mogelijk bevindt zich ook rond 'High command redoubt' een Duits ondergronds kwartier. Tijdens een opgraving in 2004 werd daar een luchtpijp naar een schuilplaats dieper in de ondergrond aangetroffen.

Van deze ondergrondse schuilplaatsen, loopgraven, stellingen en andere ingegraven militaire infrastructuur kunnen archeologische resten in de bodem worden verwacht. Op verschillende locaties in en grenzend aan de ankerplaats is dat na archeologische opgravingen ook effectief aangetoond. Het slagveld van Pilkem ridge is wellicht één van de best archeologisch onderzochte gebieden van de hele frontzone. Verschillende campagnes vonden plaats. Het gebied werd archeologisch onderzocht door het IAP/VIOE/OE in 2002-2005 (A19 reservatiestrook), 2004 (Industrieterrein Boezinge) en 2009. In totaal werden op 15 locaties door middel van proefsleuven en enkele vlakgravingen vaak goed bewaarde resten van loopgraven en andere structuren bemonsterd. Heel wat structuren werden aangelegd in functie van de stellingenoorlog. Door het feit dat ze meer dan twee jaar in gebruik zijn geweest, zijn ze consistenter en steviger uitgebouwd. Omdat het terrein vaak niet gediepgrond is, zijn de archeologische sporen gaaf bewaard gebleven en kunnen ze al op korte afstand onder het maaiveld (ongeveer een halve meter) worden waargenomen. Ook ondiepe structuren zijn bewaard gebleven. De archeologische waarde van het gebied is dus hoog. Uit het archeologisch onderzoek in Pilkem is gebleken dat de archeologische resten uit de Eerste Wereldoorlog in het algemeen zeer goed zijn bewaard. De kwantiteit en de diversiteit van de archeologische sporen is er verbluffend en de bewaring is zondermeer uitstekend te noemen. De centrale weide bij Welsh Cemetery(Ceasar’s Nose) lijkt niet intensief geëffend en herbergt vermoedelijk nog goed bewaarde bodemsporen.

Blijkbaar waren de talloze loopgraven tijdens de wederopbouwperiode gewoon dichtgegooid en geëffend. Dat verklaart waarom men resten van oorlogsinfrastructuur in vele gevallen nog in goede toestand in de bodem kan terugvinden. Opvallend veel stoffelijke resten van militairen uit de Eerste Wereldoorlog werden tijdens archeologische opgravingen blootgelegd. De honderden skeletten die men tijdens opgravingen in de omgeving van Pilkem en het kanaal de voorbije decennia blootlegde, tonen aan dat de opgravingen van menselijke resten kort na de oorlog er oppervlakkig gebeurd zijn. Door de intensiteit van het aantal loopgraven, de goede bewaring, de vele vondsten van stoffelijke resten heeft dit gebied een grote archeologische waarde voor archeologie van de Eerst Wereldoorlog. Buiten de archeologisch onderzochte sites worden doorheen de hele ankerplaats ingegraven resten van militaire archeologisch erfgoed verwacht. In het bijzonder langs de frontlijnen van de tweede slag om Ieper (1915-17) is al op verschillende locaties vastgesteld dat de militaire infrastructuur van de Eerste Wereldoorlog er consistent en stevig is uitgebouwd. Nog niet onderzocht is de frontlijn van de vierde slag (april-mei 1918) aan de oostelijke rand van de ankerplaats. Die hield slechts enkele maanden stand en heeft minder strekkende kilometers defensieve structuren opgeleverd. Een deel van de vroegere Albrechtstellung en andere loopgraven werden gerecupereerd. De naoorlogse opruimacties van de ingegraven bunkers brachten waarschijnlijke schade aan de resten van deze Duitse verdedigingslinie toe.

Militaire begraafplaatsen

De Eerste Wereldoorlog liet zijn sporen na in de aanleg van militaire begraafplaatsen. Drie types onderscheiden zich van elkaar. 1° De oorspronkelijke begraafplaatsen kwamen in volle oorlog tot stand. Gesneuvelde manschappen werden zo dicht mogelijk bij het slagveld begraven of bij de medische post waar zij omkwamen, want tijd of logistiek voor het repatriëren van lichamen was er gewoonweg niet. 2° Verzamelbegraafplaatsen ontstonden na de oorlog door graven uit verschillende andere locaties op één plek te concentreren. In de eerste jaren na de oorlog werden ook nog vele lichamen op het slagveld teruggevonden, die nog geen graf hadden. Zij werden bijgezet op bestaande (verzamel)begraafplaatsen. 3° Honderden kleine begraafplaatsen van de frontzone werden na 1918 geruimd en gehergroepeerd. Dat lot was vele Duitse begraafplaatsen beschoren. In plaats van talloze, verspreid liggende begraafplaatsen werden de Duitse meer dan de andere gehergroepeerd, tot er uiteindelijk nog vier overbleven (Langemark, Vladslo, Menen, Hooglede). De vroegere locaties gingen op de schop of waren tijdens de oorlog al verloren gegaan door de zware artilleriebeschietingen. Veertien van deze geruimde begraafplaatsen konden vrij precies worden gelokaliseerd.

In dit gebied hebben alle begraafplaatsen hun wortels in de Eerste Wereldoorlog. Het zijn dus allemaal oorspronkelijke begraafplaatsen. Vier ervan zijn later ook nog aangevuld met graven uit andere, geruimde begraafplaatsen. Bijzonder zijn de vier no man’s land begraafplaatsen (Welsh, Buffs Road, Track X en No Man’s Cot cemetery), die in het niemandsland tussen de frontlijnen van de tweede slag liggen. Ze werden daar ingeplant, omdat het niemandsland de enige zone was die relatief minder geschonden uit de zware artilleriebeschietingen van de derde slag (juli 1917) was gekomen. De vier vormen een representatief geheel van kleine, intimistische begraafplaatsen, waarmee de frontzone kort na de Eerste Wereldoorlog bezaaid lag. Vandaag maken zij nog altijd de ligging van het toenmalige niemandsland visueel herkenbaar.

Het best bewaard en het meest verspreid zijn de Commonwealth begraafplaatsen. Een regel was dat overal waar minstens 40 gesneuvelden van het Commonwealth samen begraven lagen er een begraafplaats van de toenmalige Imperial War Graves Commission zou worden opgericht. Duitse begraafplaatsen zijn er geweest, maar die werden tijdens en na de oorlog vernietigd of geruimd. Van vijf is de locatie nog gekend. In de eerste fase van de oorlog (1914-15) werd de verdediging van de geallieerde frontlijn hier door Franse troepen waargenomen. Ook zij moeten hun doden in de omgeving hebben begraven. Maar over Franse begraafplaatsen en hun locaties is weinig bekend. In tegenstelling tot Britse en Duitse tradities, mochten Fransen na december 1915 hun gesneuvelden wel repatriëren naar eigen land. In de eerste jaren na de oorlog leidde dat tot massaal veel ontgravingen. Tegen 1923 was in Boezinge elke Franse begraafplaats ontruimd.

De Commonwealth begraafplaatsen zijn nog altijd dragers van de oorlogstoponiemen die de Britten aan het Ieperse front bedachten. Terwijl zij op de oudste loopgravenkaarten van 1915 de toponiemen van de vooroorlogse Belgische topografische kaarten overnamen, voegden zij er in de daaropvolgende jaren talloze Engelse benamingen aan toe. De begraafplaatsen namen die toponiemen over. 'Track X Cemetery' is genoemd naar het pad dat hier door het niemandsland werd getrokken tijdens de derde slag om naar het front te trekken. Omdat ‘Hoge Ziekenweg’ voor Engelstalige waarschijnlijk moeilijk uit te spreken was, doopten ze die weg tot 'Buffs road' om. De nabij gelegen begraafplaats kreeg diezelfde naam. 'No Man’s Cot Cemetery' is genoemd naar een oostwaarts gelegen huisje in het niemandsland. In het 'Welsh Cemetery' begroef de 38ste Welsh Division haar doden tijdens de derde slag. Voor het ontwerp van de begraafplaatsen stond een klein legertje van Britse architecten in, onder de artistieke leiding van F. Kenyon, directeur van het British Museum. In deze ankerplaats gingen zes verschillende architecten aan de slag: Hutton, Cowlishaw, Von Berg, Blomfield, Truelove, Goldsmith. Ondanks kleine verschillen, hanteerden ze grotendeels een zelfde beeldentaal.

Wederopbouw

Om de terugkeer van de bevolking te faciliteren, werden na de oorlog landbouwgronden opnieuw gebruiksklaar gemaakt. In een hoofdzakelijk agrarische regio was het herstel van de landbouwgronden van levensbelang voor het economisch overleven van de lokale bevolking. In de arrondissementen Ieper en Diksmuide was zo goed als het volledige areaal verwoest (68.000 ha). De dienst voor Landbouwherstel (1919-1926) van het Ministerie van Landbouw stimuleerde de wederopbouw in landbouwgebied, o.a. door subsidies en premies per herstelde hectare landbouwgrond. Het herstel begon onder andere met het opgraven van stoffelijke resten, het ruimen van niet-ontplofte munitie, het effenen van de granaattrechters, het herstellen van de omgewoelde teeltlaag, diepgronden, enz. Ook van het opruimen van hinderlijke bunkers op landbouwgronden werd werk gemaakt. Dat gebeurde in twee golven: van 1929 tot 1932 toen de overheid de gelegenheid bood om deze militaire verdedigingswerken gratis te laten afbreken en in de jaren ’50 toen ten tijde van de Koreaanse oorlog de prijzen van oude metalen hoog waren. Aan de verkoop van het ijzer in het gewapend beton van de bunkers werd winst gemaakt. Tijdens de eerste afbraakgolf sneuvelden onder andere op de vroegere Albrechtstellung in het oosten van het gebied het restant van een indrukwekkende bunkerlinie. 81 exemplaren daarvan zijn sindsdien vernietigd. Een rijtje van vier opeenvolgende, half ingegraven bunkers (Canopus Trench) is het enige wat ervan overblijft.

Bij de heropbouw van het door oorlogsgeweld geteisterde landschap verkoos men zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de lay-out van het vooroorlogse landschap. Het is opvallend hoezeer werd teruggegrepen naar de vooroorlogse landschapsopbouw, zowel qua functie (agrarisch gebied) als het ruimtelijk patroon van verspreide bebouwing. De waterhuishouding werd hersteld, waterlopen kregen opnieuw hun bedding, wegen werden heraangelegd eventueel volgens een aangepast tracé, percelen herwonnen hun oude vorm. Wat het landschapsbeeld wel deed veranderen, was het verdwijnen van houtige landschapselementen. Op de meeste plaatsen werden de levende houtige perceelsranden vervangen door prikkeldraadafsluitingen, soms bestaande uit gerecupereerd oorlogsmateriaal. Na de Eerste Wereldoorlog evolueerde het kleinschalig landschap met lage knotbomen en hoge bomenrijen tot een open landschap met beperkte aanwezigheid van houtige landschapselementen. Alleen in de onmiddellijke omgeving van de boerderijen of woningen worden er nu nog aangetroffen, vooral onder de vorm van rijen opgaande bomen. Lage knotbomen komen niet meer voor. Globaal genomen heeft dat het landschapsbeeld veel opener of ‘kaler’ gemaakt, een trend die al van in de 19de eeuw was ingezet, maar die zich na de oorlog versneld doorzette. Typerend voor het verminderen van houtige beplantingen is het verdwijnen van de laatste twee houtkanten, die in 2004 nog als autochtone bomen en struiken werden geïnventariseerd.

Zichten

Vanuit het gebied kan onder meer het dorpssilhouet van Langemark-Poelkapelle worden waargenomen. Ook het zicht op Ieper –met zijn drie torenspitsen- is opvallend aanwezig. Het huidige landschap garandeert het behoud van zichten, die tijdens de Eerste Wereldoorlog ook al werden waargenomen. Van de ankerplaats zijn verschillende Britse panoramafoto’s en terreinschetsen van de hand van de Duitse officier Lange bekend. Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakten fotografen en kunstenaars foto’s of schetsen van het front aan de andere kant van het niemandsland. Doel was de toestand van het terrein zo precies mogelijk weer te geven om nieuwe manschappen vertrouwd te maken met de omgeving. Op een later tijdstip konden aan de hand van de afbeeldingen eventuele veranderingen in de opbouw van het front worden vastgesteld. Van op twee plaatsen in de ankerplaats bleek het mogelijk om vanaf dezelfde positie hetzelfde in beeld gebrachte gebied te herfotograferen.

Voor de beleving van het frontlandschap is de Moortelweg belangrijk. Hij vormt de centrale as, langs waar de frontlijnen van 1915-17 zich slingerden. Bakens en zichten op de glooiingen rondom de Moortelweg maken de kenmerken van het oorlogslandschap tot op de dag van vandaag inzichtelijk voor wie de omgeving met kennis van zaken waarneemt.

De zichten die op het terrein worden waargenomen, hangen in grote mate af van de standplaats waar de waarneming wordt gedaan. Door de openheid van het landschap zijn brede vergezichten perfect mogelijk op heel veel locaties in de ankerplaats. Het komt er vooral op aan om een selectie te maken. Deze selectie is gebeurd in functie van de beleving van het oorlogslandschap van de Eerste Wereldoorlog. Nabij de Belle Alliance hoeve in de Briekestraat werd een standplaats gekozen die het best overeenkomt met de positie van waaruit de oorlogspanoramafoto is gemaakt. Het zicht bestrijkt ruim 270°, maar in het kader van erfgoed en oorlogslandschap is de waarneembare ruimte in noordelijke en noordoostelijke richting (92°) het meest relevant. Die ruimte bestrijkt dezelfde hoek als op de panoramafoto. Bakens en oriëntatiepunten op die foto (Turco farm, Algerian cottage, Canadian farm, Hampshire farm en Moortelweg) stemmen in opvallend grote mate overeen met de huidige situatie.

Omwille van de gelijkenis met een ander oorlogsbeeld, met name een landschapsschets van de Duitse officier Lange (zie hierboven), is ook een zicht langs de Moortelweg in zuidelijke richting op Ieper geselecteerd. De standplaats vertegenwoordigt een Duits waarnemingspunt langs de frontlijn van 1915-17. Het bevindt zich op de Mauser ridge, op een hoger gelegen punt. Dit zicht reikt over de Zwaanhofbeekvallei, de Klokhof hoeve en wordt grotendeels afgelijnd door de bomenrij en gebouwen langs de N38, met uitzondering van de skyline van Ieper waarin de torens van de lakenhalle en kerken richtpunten op verdere afstand zijn. Vanaf deze standplaats is het zichtpunt breed (180°), maar de focus ligt op een hoek van 80°, met de Ieperse torenspitsen als bakens.

Vanaf het laagste punt van de Moortelweg ter hoogte van de Zwaanhofbeek (standplaats) is het hoogteverschil met de Mauser ridge goed waarneembaar. Het zicht is hier breed (180°), maar focust op de hoger gelegen posities, aangegeven door het Morteldje als baken. De centrale zichtas volgt de Moortelweg in noordwestelijke richting. Door de waarneming vanuit de lager gelegen standplaats naar een hoogte reikt het blikveld niet ver (ongeveer 300 m).

De standplaats langs de Moortelweg in zuid-zuidwestelijke richting is gericht op de waarneming van de glooiing Hill top ridge. Ook hier is het zicht breed, hoewel aan de rechterzijde afgelijnd door de hoeve (Moortelweg 8). Voor het waarnemen van de glooiing volstaat een hoek van 50°. Door het hoogteverschil reikt het blikveld grosso modo tot de hoogste rand van de glooiing. Daarachter zijn de bomenrijen langs de N38 nog zichtbaar. Dezelfde standplaats geeft in omgekeerde richting een zicht op de torenspits van Langemark. Door zijn ligging aan de andere zijde van de Pilkem ridge is de dorpskern niet zichtbaar, tenzij door de spits als markering van het centrum. Vanuit de beleving van het oorlogsverhaal is dit oriëntatiepunt interessant, omdat het de afstand en vertrekpunt van de gasaanval van 22 april 1915 geografisch situeert. Het zicht wordt hier niet door bebouwing belemmerd (180°). De focus ligt op de torenspits.

Ter hoogte van 'Track X Cemetery' langs de Moortelweg is het zicht op de Pilkem ridge waarneembaar. Het zicht vanuit deze standplaats kan eventueel door maïsteelt op de omliggende akkers worden beïnvloed, als de maïs in het najaar op zijn hoogst staat. Het spel van schuin lopende perceelslijnen accentueren de hoogteverschillen. Het blikveld reikte grotendeels tot de hoogste rand van de glooiing. Vanuit de Pilkem ridge hadden tijdens de Eerste Wereldoorlog Duitse troepen een beter overzicht over de troepenbewegingen aan de andere zijde van de frontlijn.

De doorkijkmogelijkheid langs de Pilkemseweg in oostelijke richting geeft zicht op de drie nabijgelegen begraafplaatsen Divisional collecting post, Belle Alliance, New Irish Farm. Langs deze weg komt het contrast tussen het industrieterrein en het agrarische gebied aan de oostkant van de weg goed tot zijn recht. De ligging van de drie begraafplaatsen vallen ook de toevallige passant op. Ze typeren de omgeving van het landschap. Het zicht wordt niet belemmerd door de opgaande bomen langs de weg. Door de aanwezigheid van een (zij het beperkte) bebouwing en de bomenrij langs de N38 gaat het blikveld hier minder breed.

Begin jaren 1920 werden de totaal vernietigde hoeves of woningen in de omgeving van Pilkem heropgebouwd. De nieuwe constructies werden meestal op het belendende perceel opgetrokken, zodat de oorspronkelijke sites –in sommige gevallen walgrachtsites- niet overbouwd zijn. Van vijf wederopbouwwoningen is de ontwerper bekend. Eén van de ontwerpers –Schmidt- heeft in Ieper tientallen wederopbouwhoeves in historiserende stijl opgetrokken. Hoewel minder woningen werden heropgebouwd dan voor de Eerste Wereldoorlog, bleef het patroon van ruimtelijk verspreide bewoning behouden. Het huidige bewoningspatroon verschilt weinig van het vooroorlogse en is zelfs tot op zekere hoogte vergelijkbaar met de 18de-eeuwse situatie ten tijde van de Ferraris. De eerste jaren na de oorlog keerde de bevolking met mondjesmaat terug. De omstandigheden waren niet van die aard dat grote groepen meteen hun vroegere leven konden hervatten. Aanvankelijk ontbrak elke vorm van huisvesting, maar ook het (landbouw)economisch leven geraakte moeilijk van de grond.

De eerste constructies werden opgetrokken uit gerecupereerd oorlogsmateriaal en puin. Om de wederopbouw in het begin van de jaren 1920 van het nodige bouwmateriaal te voorzien, ontstonden op verschillende plaatsen kleinschalige steenbakkerijen, waaronder de steenbakkerij Dumoulin bij het Hagebos (Groenestraat 25-27, Langemark). Mogelijk leverde deze steenbakkerij de stenen voor de wederopbouwwoningen en hoeves in de ankerplaats.

In de jaren 1920 gaf de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog aanleiding tot de installatie van gedenktekens in het hele land. In dit gebied is het 'Carrefour des Roses' een bijzondere locatie. Een stukje Bretagne werd naar de Vlaamse velden overgebracht: een calvariekruis, originele menhirs en een dolmen uit Henenbihen. Het perk werd ook beplant met dennen, heide en brem. De plek herinnert aan de Bretoense aanwezigheid aan het front ten tijde van de eerste gasaanval op 22 april 1915, waarbij vele Bretoense en Algerijnse slachtoffers vielen. Dat gebeuren gaf ook aanleiding aan de plaatsing van een demarcatiepaal langs de Pilkemseweg door de ‘Touring Club’, die op dit van het westelijke front de verste Duitse vorderingen na de gasaanval markeerde.

Recente evoluties

Tussen 1960 en het heden is de oppervlakte grasland afgenomen. Ongeveer 60 van de 845 ha zijn ingenomen als ‘permanent cultuurgrasland’ of ‘weilandcomplex met microreliëf’ (biologische waarderingskaart). Enkele nemen in relatie tot de Eerste Wereldoorlog een bijzondere plaats in. De weilanden die sinds de Eerste Wereldoorlog nagenoeg onbewerkt en constant onder grasland lagen, hebben namelijk een hoge potentie wat betreft archeologisch oorlogserfgoed vanwege de goede bewaringsomstandigheden. Het grasland ten westen van 'Artillery Wood Cemetery' is een restant van het vooroorlogse bosje dat de Britten Artillery Wood noemden. De centrale weide bij Welsh Cemetery (Ceasar’s Nose) is al sinds eind 18de eeuw ononderbroken (nat) grasland. Het microreliëf doet er vermoeden dat de bodem mogelijk nog goed bewaarde sporen uit de Eerste Wereldoorlog bevat.

De voorbije decennia nam de bouw van loodsen bij hoeves toe, een ontwikkeling die met de schaalvergroting in de landbouw in verband kan worden gebracht. Het gebied vervult heden nog altijd de rol van landbouwgebied.

In de jaren 1980 werd begonnen met de aanleg van het industrieterrein op de oostelijke oever van het Ieperleekanaal. De bedrijfsgebouwen snijden de oostelijk gelegen landbouwgronden af van hun historische waterloop, die eeuwenlang als een belangrijke aan- en afvoerweg voor goederen fungeerde. De verdere uitbreiding in noordelijke richting is voorzien tot aan de Langemarkseweg. Evenwijdig met het Kanaal Ieper-IJzer werden in 2005 negen windturbines op het bedrijventerrein Ieperleekanaal Noord ingeplant. Van daaruit vertrekt ook een hoogspanningslijn die het gebied van west naar oost doorkruist.

Infrastructuur

De ontsluiting van het gebied gebeurt via de belangrijke toegangsweg, de Brugseweg (N313). Deze weg vormde een belangrijke verkeersas voor de middeleeuwse lakenhandel, omdat hij enkele belangrijke centra met jaarmarkten –zoals Torhout, Ieper, Mesen- met elkaar verbond. De toen al gekanaliseerde Ieperlee diende als waterloop langs waar het hoogwaardige textiel naar internationale markten werden afgevoerd. Voor de 13de eeuw fungeerde ook de Briekestraat als uitvalsweg naar Diksmuide, via Langemark. De Pilkemseweg is vermoedelijk van latere datum (tussen 1269-1325) en kan in verband worden gebracht met de ontwikkeling van de buitenwijk rond Sint-Jan. Heden vormt deze weg een drukke toegang en uitvalsbasis voor het verkeer van en naar Ieper. Het is onduidelijk in welke mate de huidige wegtracés nog met hun historische ligging overeenkomen.

In de tweede helft van de 19de eeuw kwam een netwerk van spoorwegen rond Ieper tot stand. De spoorlijn Ieper-Torhout, met stations in onder andere Boezinge en Langemark, ging in 1873 open en zou tot 1955 voor personenvervoer worden gebruikt. In de jaren 1980 werd het stuk Ieper-Vijfwegen opgebroken en deels tot fietspad omgevormd (Vrijbosroute). Latere toevoegingen aan de verkeersinfrastructuur volgden in de 20ste eeuw met de aanleg van de A19 en de Noorderring.

  • De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520. Raadpleegbaar via de website http://www.ngi.be/NL/NL1-4-2-3.shtm, kaartbladen 10 en 11.
  • Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven tussen 1845-1855, schaal 1:20000
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • Topografische kaarten van België, Krijgsdepot: Eerste editie uitgegeven tussen 1865-1880, schaal 1:20.000. Herziening, Militair Cartografisch Instituut: tweede uitgave, 1880-1884, derde uitgave 1889-1900 en herziening derde uitgave 1900-1930, schaal 1:20.000. (Lemoine-Isabeau, 1988)
  • Kaart van België, Militair Cartografisch Instituut, uitgegeven tussen 1928-1950, schaal 1:20.000.
  • Kaart van België, Militair Geografisch Instituut, uitgegeven tussen 1949-1970, schaal 1:25.000.
  • Set gegeorefeerde loopgravenkaarten (1914-18) uit het Imperial War Museum, National Archives, Koninklijk Legermuseum, In Flanders Fields documentatiecentrum, Kriegsarchiv – Bayerisches Hauptstaatsarchiv München; zie ook DVD’s:
  • THE NAVAL AND MILITARY PRESS IN ASSOCIATION WITH THE NATIONAL ARCHIVES (eds.), s.d. The National Archives British Trench Map Atlas. The Western Front 1914-18. 1:10,000 regular series with an index of over 20,000 trench and topographical names and a commentary for each map. [CD-rom]
  • THE NAVAL AND MILITARY PRESS IN ASSOCIATION WITH THE NATIONAL ARCHIVES (eds.), s.d. Captured German trench maps and operation maps from the National Archives. (Selected and edited by Peter Chasseaud).
  • WESTERN FRONT ASSOCIATION (ed.), 2008: Mapping the Front: Ypres. British mapping 1914-1918: Great War Trench Map DVD Collection. (Western Front Association, in association with the Imperial War Museum).
  • WESTERN FRONT ASSOCIATION (ed.), 2010. Mapping the Front: German maps. Military mapping 1914-1918: Great War Trench Map DVD Collection. (The Western front Association in association with the Imperial War Museum).
  • In Flanders Fields documentatiecentrum, gedigitaliseerde collectie luchtfoto’s, geraadpleegd voor omgeving Pilkem ridge.

  • ABRAHAM-THISSE S. 1998: Kostel Ypersch, gemeyn Ypersch. Les draps d'Ypres en Europe du Nord et de l'Est (12e - 14e siècles), in Dewilde M., Ervynck A. & Wielemans A. (eds.) Ypres and the Medieval Cloth Industry in Flanders (Archeologie in Vlaanderen Monografie, 2), Zellik.
  • BACCARNE R. & STEEN J. 1975: Boezinge na 1914-1918, Roeselare.
  • BARBRY N. 1982: Het domein en de sociale en financiële politiek van het Godshuis van de Heilige Geest te Ieper (1727-1760), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven.
  • BARTON P., DOYLE P. & VANDEWALLE J. 2004 (ed. 2010), Beneath Flanders Fields. The Tunnelers' War 1914-18, Stroud.
  • BARTON P. 2008: Slagvelden van wereldoorlog I . Van Ieper tot Passendale: het hele verhaal, Tielt.
  • BLANCHARD R. 1906: La Flandre. Etude géographique de la plaine flamande en France; Belgique et Hollande, Parijs.
  • CHIELENS P., DENDOOVEN D., DECOODT H. (red.), 2006: De laatste getuige. Het oorlogslandschap van de Westhoek, Tielt.
  • CHIELENS P. 2004: Rudolf Lange, 1874-1918: oorlogsgetuige, Brugge.
  • DECOODT H. 2006: De relicten van de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek, In de steigers, erfgoednieuws uit West-Vlaanderen. Themanummer Eerste Wereldoorlog, 13/2, 4-21.
  • DECOODT H. 2006: Militaire verdedigingswerken , In de steigers, erfgoednieuws uit West-Vlaanderen. Themanummer Eerste Wereldoorlog, 13/2, 31-37.
  • DE GEYTER G., JACOBS P., DE CEUKELAIRE M EN STEVENS E. 2001: Toelichting bij de geologische kaart van België Vlaams Gewest. Kaartblad 27-28-36 Proven - Ieper – Ploegsteert, s.l.
  • DENDOOVEN D. 2009: Het terrein effenen. Aanleg, infrastructuur en landbeheer’, in Erfgoedcel CO7, ‘Bouwen aan wederopbouw 1914/1950. Architectuur in de Westhoek’, Gent, 99-101.
  • Die Operationen des Jahres 1915: Die Ereignisse im Westen im Frühjahr und Sommer, im Osten vom Frühjahr bis zum Jahresschluss, Der Weltkrieg 1914-1918, bd. 8, Berlin.
  • DEWILDE M. 2009 Boezinge - Ieper Industrie III (2004/042), onuitgegeven rapport VIOE.
  • DEWILDE M. 2009: Boezinge - Caesar's Nose (2005/081 en 082), onuitgegeven rapport.
  • DEWILDE M. & DEMEYERE F. 2008: De allerlaatste getuige. De archeologische aanpak van WOI-erfgoed in Vlaanderen, AVRA Bulletin. Antwerpse vereniging voor Romeinse archeologie, 8, 25-30.
  • DEWILDE M., DEMEYERE F. & WYFFELS F., 2009: Ieper - Kleine Poezelstraat-Pilkemseweg-Moortelweg. Pilkem zogezegd! (2009/050, 2009/087) (Onuitgegeven rapport VIOE)
  • DEWILDE M., DE MEYER M., PYPE P. & DEMEYERE F. 2011: Het A19 Project, onuitgegeven rapport.
  • DHONDT J. 1965: Ieper, in Belgische steden in reliëf: plannen opgenomen door Franse militaire ingenieurs – XVIIe-XIXe eeuw, Brussel.
  • DUMOULIN Koen: verstrekte informatie uit zijn persoonlijke archief over de voormalige steenbakkerij Dumoulin in het Hagebos (Langemark-Poelkapelle), e-mailberichten 6 december 2012.
  • EDMONDS J.E. 1925: History of the Great War. Military operations: France and Belgium, 1914, II/5. London.
  • FÜSSLEIN O. 1932: Der Minenkrieg in Flandern, Heinrici (red.), Das Ehrenbuch der Pioniere, Berlin, 541-548.
  • HOORNE J. & VAN GOIDSENHOVEN W. 2011, Ieper - Kleine Poezelstraat. Rapportage archeologisch vooronderzoek 05/09 - 27/09/2011, GATE bvba Rapport 27.
  • HUBERT P. & ’T JONCK G. 1963: Bodemkaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad Ieper 81 E, Brussel.
  • HUBERTY J., 1904: Etude forestière et botanique sur les ormes, Bulletin de la Société royale forestière de Belgique, 11, 408-427.
  • In Flanders Fields kenniscentrum, fotocollectie, map St-Jan, map Boezinge.
  • MATTHIJS J. 2002: Toelichting bij de Quartair geologische kaart. Geologische kaartblad 27-28-36 Proven-Ieper-Ploegsteert, in opdracht van Vlaamse overheid, Dienst Natuurlijke Rijkdommen, S.l.
  • MUS O. 1950-1953: De leprozerij, genaamd het Godshuis der Hoge Zieken te Ieper: Oorkonden, 4 dln., Ieper,
  • MUS O. 1965-1969: Het cartularium van het O.L.Vrouw Gasthuis te Ieper, 5 dln, Ieper,
  • MUS O. & TRIO P. 2010: De geschiedenis van de middeleeuwse grootstad Ieper, Ieper.
  • NEL D. 1922. Boesinghe ou les Combats de la 87e Division Territoriale sur L'Yser, Rennes.
  • SERCU A. stelde informatie over bestaande en geruimde militaire begraafplaatsen ter beschikking.
  • S.N. 1918: Der Mineur in Flandern, Oldenburg.
  • STUBBE L. 2006: Een lappendeken met groene naden: het landschap van de Ieperboog ‘anno 1914’, in Chielens, P., Dendooven, D., Decoodt, H. (red.) De laatste getuige. Het oorlogslandschap van de Westhoek, Tielt.
  • STUBBE L. 2008 De Ieperlee: hoe de Ieperse rivier in kanaal, beek en riool veranderde, Ons Heem. Themanummer Mijn waterweg, 61/2, p. 4-6.
  • STUBBE L. Info over plannen voor de inrichting van het frontlandschap in de noordelijke Ieperboog, e-mail 25 januari 2013
  • THURLOW E.G.L. 1933: The pill-boxes of Flanders, London.
  • VAN DE PUTTE E. 1846: Histoire de Boesinghe et sa seigneurie, Annales de la société d’émulation Bruges, 2de reeks, dl. 4., Brugge.
  • VAN HOUTTE J.A. 1974: Ieper door de eeuwen heen, Historia Lovaniensia 26, Leuven.
  • VERBOVEN H. (red.) 2012, Syntheserapport over de aanpak, methodiek, resultaten en aanbevelingen van het WO I-erfgoed onderzoek, Intern Rapport Onroerend Erfgoed, Brussel.
  • VERBOVEN H. 2014 (in voorbereiding) Loopgraven à la carte (werktitel), in Relicta 11
  • VEREECKE J.J.J. 1858: Histoire militaire de la ville d’Ypres, Jadis place-forte de la Flandre Occidentale, Gent.
  • VEREECKE J.J.J. 1858: Atlas annexé à l’histoire militaire de la ville d’Ypres, Gent.

UGENT, s.d.: Beeldbank Universiteitsbibliotheek Gent, [online] http://adore.ugent.be, afbeeldingen over Carrefour des Roses zoek op ‘Boezinge’, (geraadpleegd op 1 maart 2013).


Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Artillery Wood Cemetery

  • Omvat
    Betonnen militaire post Gatwick Cot

  • Omvat
    Bijgebouwen van hoeve met losse bestanddelen

  • Omvat
    Boerenwoning van het Klein Zwaanhof

  • Omvat
    Bretoens oorlogsgedenkteken Carrefour des Roses

  • Omvat
    Buffs Road Cemetery

  • Omvat
    Café Hagebos

  • Omvat
    Colne Valley Cemetery

  • Omvat
    Demarcatiepaal nummer 22

  • Omvat
    Divisional Collecting Post Cemetery and Extension

  • Omvat
    Dragoon Camp Cemetery

  • Omvat
    Duits-Britse bunker Goumier Farm

  • Omvat
    Duitse artilleriepost Cheddar Villa

  • Omvat
    Duitse militaire post Hindenburg Farm

  • Omvat
    Duitse mitrailleurpost Haus Schaumburg

  • Omvat
    Eenheidsbebouwing De Kazerne

  • Omvat
    Geallieerde militaire post

  • Omvat
    Gedenkkapel Koningin van Vrede

  • Omvat
    Herberg

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve 't Klokhof

  • Omvat
    Hoeve 't Langemarkcasteel

  • Omvat
    Hoeve Foch farm

  • Omvat
    Hoeve met losse bestanddelen

  • Omvat
    Hoeve Van Heulehof

  • Omvat
    Hoeve Vijfwegenhof

  • Omvat
    Hoeve Wilgenhof

  • Omvat
    La Belle Alliance Cemetery

  • Omvat
    Minty Farm Cemetery

  • Omvat
    New Irish Farm Cemetery

  • Omvat
    No Man's Cot Cemetery

  • Omvat
    Schaapsweidehoeve

  • Omvat
    Seaforth Cemetery, Cheddar Villa

  • Omvat
    Track X Cemetery

  • Omvat
    Vier Duitse militaire posten Canopus Trench

  • Omvat
    Wederopbouwschuur

  • Omvat
    Welsh Cemetery (Caesar's Nose)

  • Omvat
    Yorkshire Trench & Dugout

  • Is gerelateerd aan
    Wederopbouwhoeve 't Palinghof

  • Is deel van
    Boezinge

  • Is deel van
    Poelkapelle


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Slagveld Pilkem Ridge [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301113 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.