erfgoedobject

Woning Heyvaert

bouwkundig element
ID
300887
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300887

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Woning Heyvaert
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Woning Heyvaert
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

De woning van Gilbert Heyvaert en zijn familie werd omstreeks 1956-1958 ontworpen door zijn broer René Heyvaert, architect en beeldend kunstenaar. De woning vormt een representatief voorbeeld binnen het architecturaal oeuvre van René Heyvaert, die vanaf 1955 een associatie had gevormd met zijn studiegenoot Olivier Nowé. Woning Heyvaert veruitwendigt de initiële opdracht, namelijk een zo groot mogelijke woonruimte realiseren met een minimum aan middelen, waarbij de architect carte blanche kreeg van zijn broer, de opdrachtgever. Woning Heyvaert vormt bovendien als een ver doorgedreven minimumwoning een representatief voorbeeld van het denken omtrent het moderne wonen tijdens de vroege naoorlogse periode.

Historiek

Architect René Heyvaert realiseerde als één van zijn vroegste woningen een bungalow in Destelbergen voor bouwheer A. Callens, gelegen aan de Hellegatstraat (heden nummer 21). De ontwerpplannen, die dateren van 1956, waren een realisatie van de architectenassociatie die René Heyvaert sinds 1955 had opgestart met zijn studiegenoot, de Gentse architect Olivier Nowé. Tijdens de werfbezoeken aan de woning viel Heyvaerts oog op het perceel waar zijn broer Gilbert niet veel later zijn eigen woning zou laten bouwen. Gilbert Heyvaert gaf de opdracht uit handen aan het architectenbureau van zijn broer. Hoewel de verschillende plannen voor de woning op naam van de associatie stonden, blijkt uit getuigenissen dat Heyvaert alleen voor dit ontwerp verantwoordelijk was. Gezien de familieband tussen beide kreeg de architect volledige vrijheid. De enige – en in feite voornaamste – beperking van het ontwerp was de basisopdracht: een zo groot mogelijke woonruimte realiseren met een minimum aan middelen. Deze uitdaging paste echter perfect in de lijn van het architectenbureau, dat streefde naar het zoeken van oplossingen voor contemporaine sociale en stedenbouwkundige noden, en een architectuur wilde creëren voor het moderne wonen en voor één generatie.

Het eerste ontwerp dat René Heyvaert voor zijn broer maakte, dateert van december 1956. De plannen werden vergund door de gemeente in maart 1957, maar werden niet uitgevoerd. Het eerste ontwerp toonde reeds een belangrijk aandachtspunt dat verder doorgetrokken zou worden in het definitieve ontwerp, namelijk het hoger optillen van de leefruimtes. Bij dit eerste ontwerp was dit slechts 0,85 meter, maar het vormde een preventie tegen mogelijke, kleine overstromingen en realiseerde een aangenaam uitzicht op het omliggende landschap. De woning was immers opengewerkt met glas aan de langste zijde van het balkvormig volume. Dit contrasteerde met de gesloten zijmuren, voorzien in baksteen. Het ontwerp van het exterieur vormde een logische vertaling van de interne planindeling. Het volume bestond in de langste richting uit twee benadrukte onderdelen, die van elkaar gescheiden waren door een dragende bakstenen muur, die het houten dakskelet ondersteunde van de twee verspringende lessenaarsdaken. De twee onderdelen omvatten enerzijds vier slaapkamers ten noorden, en anderzijds ten zuiden een woonkamer, keuken, speelruimte voor de kinderen en een kleine badkamer. Het sanitair en de keuken werden gegroepeerd als een natte cel. Het plan voorzag eveneens een buitenterras binnen het bouwvolume, en een buitenterras op kolommen.

Uit financiële noodzaak maakte René Heyvaert een gewijzigd bouwplan, zodat de bouwheer de constructie volledig zelfstandig kon bouwen. Dit ontwerp dateerde van januari 1958, en werd goedgekeurd door de gemeente op 8 april van dat jaar. In dit ontwerp werden de leefruimtes radicaal verplaatst naar de eerste verdieping en ontstond een volwaardige begane grond. Het uitzicht op de omgeving werd zo gemaximaliseerd. De oorspronkelijke tweedeling tussen leef- en slaapruimtes, aanwezig in het eerste ontwerp, verdween in functie van een grotere betrokkenheid tussen beide. De woning kan worden gezien als een prefabwoning ‘avant la lettre’, geconcipieerd op basis van een modulair systeem met behulp van geprefabriceerde elementen volgens standaardafmetingen. De basismaterialen van het vernieuwde ontwerp bestonden in tegenstelling tot de traditionele baksteen van het voorontwerp uit cellenbetonblokken (Ytong) en betonnen kolommen op de gelijkvloerse verdieping, in combinatie met een houtskelet voor de bovenverdieping. Ytong werd door Heyvaert gekozen omwille van de eenvoudige constructiewijze en de goede isolatiekwaliteit. Het houtskelet van de bovenverdieping bestond volgens de bouwplannen uit een modulatie van 1,22 meter met telkens een verbindingszone van 7 centimeter, die oorspronkelijk was voorzien voor vierkante metalen kolommen. In de definitieve uitvoering werd dit concept gereduceerd tot een volledige houtstructuur, die werd ingevuld met houtvezelplaten, en dit zowel voor de wanden als voor het plafond en dak. Gilbert Heyvaert maakte deze panelen zelf, met hulp van een aantal studenten, waarbij ze het familie-eigendom van de familie Nowé-Van der Stegen te Mariakerke konden gebruiken als atelier. Dankzij het eenvoudige bouwprocedé kon hij de volledige woning zelf opbouwen in een week tijd. Dit vond plaats in de zomer van 1958. Bewaarde archieffoto’s tonen de eenvoud van de constructie, die werd opgebouwd op basis van betonnen palen met daarboven een houten paalstructuur, waar vervolgens een provisoir dak op werd voorzien. Ondanks de besparingen op het budget was wel een groot deel van de middelen voorbehouden voor vensters met dubbel glas. René Heyvaert stond in voor het volledige totaalconcept van de woning, dus zowel het exterieur, het interieur als de aankleding en meubilair, waren van zijn hand.

Kenmerkend voor de woning is enerzijds het gebruik van goedkope materialen, gestuurd vanuit de beperkingen van het budget. Dit sluit aan bij de visie van Heyvaert en Nowé op architectuur, namelijk het bouwen van relatief vergankelijke constructies voor één generatie. Anderzijds wordt de woning gekenmerkt door een sterk evolutief karakter, namelijk de aanpasbaarheid van het ontwerp aan contemporaine noden, dat reeds in de praktijk werd gebracht tijdens het bouwproces. Schetsen van Heyvaert en getuigenissen tonen aan dat de architect al meteen belangrijke aanpassingen aanbracht ten opzichte van de goedgekeurde bouwplannen. Eén van de meest opvallende elementen van het huidig uitzicht, namelijk de buitentrap ten westen van de woning, was bijvoorbeeld niet aanwezig op de goedgekeurde plannen. Vanuit budgettaire beperkingen werd de inwendig voorziene trap verplaatst naar de zijgevel. René Heyvaert voerde deze trap eigenhandig uit, zonder dat hij er een plan voor opmaakte. Ook de planindeling wijzigde. In een schets van René Heyvaert werden de badkamer, het toilet en de keuken samengevoegd tot een centrale, natte cel. Op de begane grond was op de plannen enkel in het achterste deel van de woning een afgesloten berging, atelier, speelkamer en garage voorzien. Vooraan was ruimte voorzien voor een gevelbreed terras, overluifeld door de bovenverdieping. Foto’s ten tijde van de bouw (1958) tonen een volledig open benedenverdieping. Kort nadien werden de garage, de verwarmingskamer in het hart van de woning en de fietsstelplaats afgewerkt, werd er een houten kantelpoort geplaatst en werd de woning aan de zijkant afgesloten met vensters. De bebouwing van de benedenverdieping breidde dus al snel in de twee rechter traveeën uit tot aan de voorgevel, maar behield de oorspronkelijke functies vermeld op het bouwplan. Een andere aanpassing ten opzichte van het bouwplan was de wijziging van de verwarming met elektrische accumulatoren tot een eenvoudige verwarming met warme lucht, waarbij een verwarmingselement dat centraal in de benedenverdieping was opgesteld de warme lucht naar boven voerde. Tot slot was de afwerking van de buitengevels oorspronkelijk voorzien met ‘geprofileerd thermoplastiek’. Dit wijzigde in de uitvoering tot golfplaten in asbestcement in de zijgevels en transparante golfplaten over de volledige achtergevel.

Het bouwwerk was tijdens de bouw en nadien aan evolutie onderhevig onder het alziend oog van René Heyvaert zelf. Dit blijkt ook uit een brief van René aan zijn broer Gilbert, daterend van oktober 1960 toen René in Denver verbleef. De continue evolutie en aanpasbaarheid van de woning zetten zich ook door tijdens de decennia die daarop volgden. Zo werd de begane grond later ingenomen door bijkomende slaapkamers, werden ook de poort en vensters vernieuwd, en verdween de transparante golfplaat van de achtergevel grotendeels. Ook de garage achter de woning is een latere toevoeging. Ondanks aanpassingen van de woning tonen foto’s van 2005 duidelijk aan dat het algemeen beeld van de woning bewaard bleef, in vergelijking met de foto’s van de late jaren 1950. Enkele jaren geleden werden echter verbouwingswerken uitgevoerd aan de gelijkvloerse verdieping, zodat dit een volledig afgesloten leefeenheid werd.

Vanaf midden 2015 werd architect Peter Swinnen aangesteld voor de renovatie en herinrichting van de eerste verdieping, met respect voor het origineel ontwerp. Door onder meer vochtinfiltratie waren de oorspronkelijke houtvezelplaten sterk beschadigd en vervormd. Dit vroeg om een ingrijpende, doch weloverwogen aanpak. De werken werden volledig voltooid in de zomer van 2017.

Context

De woning wordt gekenmerkt door een hoog experimenteel en uniek karakter, maar toch zijn er ook duidelijke parallellen met ontwikkelingen in de naoorlogse, moderne architectuur op internationaal en nationaal vlak. René Heyvaert volgde immers al tijdens zijn studententijd de internationale architectuurwereld op de voet. Hij bewonderde onder meer het werk van architecten Louis Kahn, Frank Lloyd Wright, Mies Van der Rohe en Le Corbusier. Dé voornaamste inspiratiebron voor het oeuvre van Heyvaert en Nowé waren echter de Case Study Houses in Los Angeles. Deze iconische modelontwerpen ontstonden vanuit een initiatief van het tijdschrift Arts & Architecture in 1945, waarbij acht gerenommeerde architecten werden aangezet om na te denken over modelontwerpen voor het naoorlogse woonhuis, met als hoofdaandachtspunt het realiseren van goedkoop wonen in een moderne vormentaal. Deelnemende architecten waren onder meer Richard Neutra, Charles & Ray Eames, Eero Saarinen, Craig Ellwood en Pierre Koenig. De Case Study Houses vormen een interessante mix tussen woningen die resoluut aansluiten bij het modernisme van de Internationale Stijl door het gebruik van glas en staal, en moderne woningen die eerder traditionele materialen zoals hout toepassen binnen een modulaire en gestandaardiseerde constructiemethode. De afweging omtrent het materiaalgebruik, de planindeling en vormgeving stonden in nauw verband met de afweging omtrent de problematiek van de specifieke opdracht: "While the objective is very firm, the means and the methods must of necessity remain fluid in order that the general plan can be accommodated to changing conditions and conceptions". De voornaamste karakteristieken van de diverse ontwerpen vormen duidelijke parallellen met het werk van Heyvaert en Nowé, meer bepaald het streven naar een flexibele planindeling en maximale woonruimte binnen een modulair opgebouwde constructie en begrensd door een minimaal budget, het gebruik van hedendaagse en traditionele materialen afgewogen ten opzichte van de opdracht,...

Woning Heyvaert neemt visueel het meest over van de woningen die nadrukkelijk de hedendaagse materialen integreren én tonen, zoals Eames House (1945-1949). Het modulaire systeem van de woning benut ten volle het gebruik van geprefabriceerde elementen, maar daarnaast wordt de functionaliteit en geometrie van de structuur in evenwicht gebracht met een weloverwogen menselijkheid en creativiteit, onder meer via het materiaalgebruik en het gebruik van kleur. Het gevoelige oeuvre van Heyvaert, zowel op architecturaal als beeldend vlak, sluit op die manier aan bij een belangrijk kenmerk van de architectuur van Eames: "the Eames-aesthetic are art forms of ordinary life and ordinary objects seen with an eye that sees the ordinary also as magical." Daarnaast treedt bij Eames – en bij de Case Study Houses in het algemeen – een belangrijke aandacht naar voor omtrent te relatie tussen binnen en buiten. Het huis diende in contact te staan met de omgeving en incorporeert deze in het interieur, maar bijkomend wordt de woning ingepast in een omgeving die als gemeenschappelijk en als een eenheid wordt beschouwd, en waarbij de natuurlijke condities worden gerespecteerd. Deze visie wordt door Nowé en Heyvaert niet enkel gerespecteerd in hun individuele woningontwerpen, zoals de grote transparantie en glaspartijen van de woning Heyvaert, maar verder geradicaliseerd in hun woningensemble aan de Korte Rijakkerstraat in Mariakerke bij Gent.

Behalve de belangrijke invloed van Amerikaanse moderne architectuur, keek Heyvaert ook naar Noord-Europa, zoals het werk van Alvar Aalto en Arne Jacobson. De wijze waarop techniek werd verzoend met een aangenaam leef- en woonklimaat, en het beeldend karakter van de architectuur, vormden hierbij belangrijke referenties. De woning past zich eveneens in binnen een denken over en een zoeken naar een flexibele, verplaatsbare én geprefabriceerde architectuur. Het vertoont bijvoorbeeld parallellen met werk van Charlotte Perriand uit het interbellum. Zo zocht zij in de jaren 1930 naar een geprefabriceerde vakantiearchitectuur, die in serie konden gebouwd voor een groot aantal mensen. Deze architectuur getuigt reeds van een grote bezorgdheid om en interesse voor een eenvoudig op te bouwen en af te breken architectuur, die bovendien makkelijk aanpasbaar is aan wijzigende gezinsnoden. De combinatie van industriële, hedendaagse materialen, een grote aandacht voor de relatie tot de natuur én de flexibiliteit, eenvoud en tijdelijkheid van de constructie, bijvoorbeeld in haar Bivouac Refuge en Tritrianon, vertonen onmiskenbare parallellen met het werk van Heyvaert (en Nowé).

Deze interesse voor moduleerbaarheid en minimumwoningen zette zich verder door in het Europese architectuurdiscours na de Tweede Wereldoorlog, zeker in de context van de wederopbouw. Er werd gezocht naar een goedkoop en sterk vereenvoudigd bouwprocedé, het gebruik van standaardmodules en prefabricatie, die resulteerden in een flexibele planindeling en een snelle bouw. Een belangrijk modelvoorbeeld en experiment op het vlak van de industrialisatie van de woningbouw was het prototype van het EGKS-huis dat architect Willy Van Der Meeren samen met architect Léon Palm in 1954 ontwikkelde voor de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Ook ontwierpen deze architecten bijvoorbeeld geprefabriceerde schoolpaviljoenen tijdens de jaren 1950. Deze getuigen net als woning Heyvaert van een doorgedreven aandacht voor het elementaire, functionele en noodzakelijke, dat de essentie van het ontwerp vormde en leidde tot een eenvoudige constructie bestaande uit parallelle dragende elementen, die een vrije invulling van de gevels en het interieur toelieten. Daarnaast, ongeveer gelijktijdig met het vroegste ontwerp voor de woning Heyvaert, presenteerde Peter Callebout in 1956 een houten vakantiewoning op het Internationaal Houtsalon van de Gentse Jaarbeurs. Hij bevestigde wat Heyvaert ook voor de woning Heyvaert zou benutten, namelijk dat enkel een houtskelet voldeed aan de eisen omtrent comfort, stevigheid en een hoge beperking van het budget. Ook andere projecten en ontwerpen uit deze periode refereren naar elementen die ook in het oeuvre van Heyvaert en Nowé voorkwamen, zoals het houtskelet van de architectenwoning van Willy Valcke, en het gebruik van een centrale natte cel en een ontwerp dat vertrekt vanuit de planindeling, in het verlengde met werk van onder meer Jean Van den Bogaerde en Luc Van den Broeck.

Beschrijving

Inplanting en exterieur

Woning Heyvaert is gelegen in een weinig bebouwde en heel landelijke omgeving, zogenaamd Scheldekant, ten zuidwesten van het dorpscentrum van Destelbergen. De woning is ingeplant achterin een groot tuinperceel, dat in de voortuin enkele bomen bewaart en overigens vooral bestaat uit gazon. De perceelsgrens aan de straatzijde is relatief open en wordt gemarkeerd door enkele struiken, terwijl de westelijke zijde van het perceel in een open verbinding staat tot het omliggende landschap. De woning is georiënteerd met de beglaasde, opengewerkte voorgevel naar het zuiden en aldus naar de ruime voortuin. Aan de straatkant, links van de oprit en gericht naar de woning ten noorden, werd relatief recent een kunstwerk van René Heyvaert geplaatst, namelijk een paal in asbestcement met daartegen een geplooide lepel bevestigd. In de achtertuin werd later, tegen de achtergevel en aldus ten noorden van de woning, een garage gebouwd, afgewerkt met geprofileerde steeldeck-platen.

Experimentele, modernistische woning van twee bouwlagen en een modulair systeem van vier traveeën aan de langse zijde op drie traveeën aan de korte zijde, onder een slechts heel licht hellend zadeldak (nok evenwijdig aan de straat). Het dak was oorspronkelijk uitgevoerd in een metaalconstructie en afgedekt met asbesthoudend materiaal en transparante golfplaat. Het dak werd vernieuwd en is heden afgedekt met steeldeck-platen. De woning wordt geflankeerd door een opvallend, sculpturaal en losstaand volume met buitentrap dat via een portiek in verbinding staat met de westgevel. De woning valt op door de grote transparantie en openheid van de voorgevel, die in evenwicht is met de gedeeltelijk beglaasde zijgevels en de volledig gesloten achtergevel.

De woning is opgebouwd op basis van een skeletbouw, bestaande uit pijlers in getrilde beton op de benedenverdieping met daarboven een houtskeletbouw. De benedenverdieping was oorspronkelijk deels volledig open of van vensters voorzien, en deels ingevuld met wanden opgebouwd uit Ytong (lichtgewicht cellenbetonblokken). De Ytong-wanden zijn bewaard en heden wit geschilderd, en nemen een gedeelte van de zijgevels en de volledige achtergevel in. Aangezien ze niet tot de volledige bouwhoogte reiken, is de ruimte erboven – die oorspronkelijk deels open was – heden ingevuld met vensters (zijgevels) of afgeschermd met een strook Scobalit (achtergevel), namelijk doorschijnende polyester golfplaat. Voor de stevigheid van de constructie waren oorspronkelijk spankruisen voorzien tussen twee betonpijlers. Door uitbreiding van de leefruimtes op de begane grond – in eerste instantie tot de twee rechter traveeën –, werd de constructie door een betonelement onder het venster in de tweede travee van de voorgevel bijkomend verstevigd. Dit element was voorheen voorzien van een witte, later rode afwerking en vormde een opvallend accent in de gevel – heden zwart geschilderd. De voorgevel is in de andere traveeën opengewerkt met recente vensters over de volledige bouwhoogte, gedeeltelijk schuiframen.

De constructie van de bovenbouw van de woning is afgewerkt met golfplaten in asbestcement van Eternit. In de oostelijke zijgevel werden de asbestcementplaten vervangen door aluminiumplaten met een gelijkaardig uitzicht. Oorspronkelijk was de gevel ook deels afgewerkt met doorzichtige Eternit-platen, maar aangezien deze niet UV-bestendig bleken, werden ze vervangen. De golfplaten verbergen de eenvoudige constructie van het gebouw, waarbij zowel de vloer, de buitenwanden als het plafond van de bovenverdieping opgebouwd waren uit houtvezelplaten van het Britse Bartrev, met daartussen ruimte voor isolatie. De wanden bestonden uit een eenvoudig, doch efficiënt isolatiesysteem op basis van drie luchtlagen. Ook op deze bouwlaag is de transparantie van de voorgevel een opvallend element. De vensters waren reeds bij aanvang voorzien in dubbel glas van Thermopane , maar hadden toen een heel eenvoudige opbouw. In de oorspronkelijke versie van de vensters was bovendien een toevoer van verse lucht voorzien vanuit de onderzijde van de vensters, die deels in hout was afgewerkt, maar ook gedeeltelijk open was. De vensteropbouw bleek echter niet houdbaar, zodat de bouwheer ze al snel verving door houten blokramen. Deze behielden links een schuifraam, afgesloten met een nieuwe balustrade bestaande uit parallelle, rode metalen buizen, naar oorspronkelijke ontwerpen van Heyvaert. De bovenlichten van de vensters in de voorgevel waren oorspronkelijk uitgewerkt in plexiglas. Later werden ze vervangen door aluminium bovenlichten met opengaande delen. In functie van het binnenklimaat werd later zonnewering aangebracht.

Links van de woning biedt een buitentrap toegang tot het oorspronkelijke leefgedeelte op de bovenverdieping. De complex opgebouwde, houten steektrap, vervaardigd door René Heyvaert zelf, is gevat in een houten constructie bekleed met wanden en een dak in golfplaten in asbestcement. De zuidzijde van het volume, waar de trap aanvat, is heden afgeschermd met een plaat in Scobalit, terwijl de oost- en zuidzijde van de trap voorzien zijn van plexiglas. Het portiek is vandaag aan de binnenzijde voorzien van een recente, enkele, metalen balustrade, gelijkaardig aan de buizen gebruikt in de voorgevel. De trap is heden voorzien van een recente traplift.

Interieur

De planindeling werd al tijdens het bouwproces gewijzigd naar ontwerp van de architect. De benedenverdieping, die oorspronkelijk bedoeld was als functionele, open ruimte met een berging, atelier, speelplaats, garage en een open terras vooraan, werd vlak na de bouw uitgebreid en gedeeltelijk afgesloten in de twee rechtertraveeën, en ook later uitgebreid met slaapkamers, heden een afzonderlijke wooneenheid.

Toegang tot de bovenverdieping is enkel mogelijk via de buitentrap, die via een portiek leidt tot de toegangsdeur. De bovenverdieping was bedoeld als woonverdieping, en behield bij de herinrichting en renovatie van 2015-2017 de planindeling, die René Heyvaert persoonlijk had aangepast ten opzichte van de goedgekeurde bouwplannen. Het hoofdkenmerk van de bovenverdieping tijdens de volledige bouwgeschiedenis van de woning bleef een flexibele, aanpasbare ruimte-indeling volgens een open plan, geschikt rondom een vaste, natte cel die de keuken en het sanitair groepeert. Het gebruik van een schuifwand laat toe de ruimte eventueel te compartimenteren. De leefruimtes staan in open verbinding tot elkaar, tot de centrale natte cel en tot de slaapkamers ten noorden, die afsluitbaar zijn met een gordijn. De openheid en eenheid van de verdieping wordt versterkt door de openingen tussen de wanden en het plafond, vergelijkbaar met de buitenwanden.

Essentieel voor het karakter van het interieur is het eerlijke materiaalgebruik, namelijk de zichtbaarheid van de houtvezelplaten waarmee de wanden en plafonds zijn afgewerkt. De verankeringselementen, zoals de driehoekige ijzers waarmee de panelen van de slaapkamers bevestigd zijn aan het houtskelet, vormen interessante, quasi sculpturale details, die ook omwille van hun materialiteit zichtbaar werden gelaten. Het totaalconcept van het ontwerp werd oorspronkelijk versterkt door schilderingen van abstracte composities in complementaire kleuren door René Heyvaert op de houtvezelplaten. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor meubilair. Zo bewaart de woning twee vaste kasten in houtvezelplaat, met opvallend bewaarde schuifdeurtjes in transparante golfplaat (Scobalit) en houten handgrepen.

  • Familiearchief Heyvaert, Bouwplan 561 GI Ontwerp 2, Heyvaert, 23 januari 1958.
  • Familiearchief Heyvaert, Brief van René Heyvaert aan Gilbert Heyvaert, Denver, 19 oktober 1960.
  • Familiearchief Heyvaert, Fotomateriaal met betrekking tot René Heyvaert en de bouw van de woning.
  • Familiearchief Heyvaert, Voorontwerp renovatie, Peter Swinnen, augustus 2015.
  • BODYN P. & MAST J. 2007: 3. René Heyvaert, in: S.N., 7. Amédée Cortier, Raoul De Keyser, René Heyvaert, Guys Mees, Roger Raveel, Dan Van Severen, Marthe Wéry, Sept artistes au Musée Roger Raveel, 03.06.07-23.09.07 (tentoonstellingscatalogus), s.l., 10-11.
  • BRACKE E. 2015: “René wilde alles van a tot z dirigeren”. Lieve Heyvaert over de ontsluiting van de artistieke nalatenschap van haar oom, Staalkaart 30, 62-65.
  • DE BAERE B. & VAN DURME V. 1991: René Heyvaert (tentoonstellingscatalogus), Gent.
  • DEDOBBELEER K., DOCKX N., KIMPE K. & MAST J. 2007: [René Heyvaert], UP 3.
  • DE MEULEMEESTER P. 1991: Rene Heyvaert: architekt kunstenaar, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas Gent.
  • DOCKX N., LAPORTE L. en MAST J. (ed.) 2006: René Heyvaert, Gent, 56-65.
  • DUBOIS M. 1990: Architettura Povera. Het extreem minimale in het werk van René Heyvaert, CAO-Tijdingen Sint-Lucas Gent 4, 10-20.
  • MC COY E. 1977: Case Study Houses 1945-1962, Los Angeles.
  • S.N. 2006: EXTRA René Heyvaert, 6.05-17.09.2006, brochure bij de tentoonstelling in het S.M.A.K., Gent.
  • S.N. 2015: Dear Gilbert, a letter from René Heyvaert tot his brother, Accattone 2, 56-75.
  • SMITH E.A.T, SHULMAN J., GOESSEL P., LOUGHREY S. en LOUGHREY P. 2002: Case study Houses, Keulen.
  • SMITHSON A. & P. 1994: Changing the Art of Inhabitation. Mies’ pieces, Eames’ dreams, The Smithsons, Londen.
  • STEVERLYNCK S. 2014: Lone Wolf Artist. A portrait of René Heyvaert, DAMn. A magazine on contemporary culture 47, 60-66.
  • STEVERLYNCK S. 2015: Groeten uit Destelbergen. Villa van architect René Heyvaert wordt kunstenaarsresidentie, De Standaard 22 augustus.
  • Mondelinge informatie verkregen van Gilbert Heyvaert, bouwheer en eigenaar (2 juni en 1 augustus 2017).
  • Mondelinge informatie verkregen van Lieve Heyvaert, nicht van de architect (1 augustus 2017).
  • Informatie verkregen van Lieve Heyvaert, nicht van de architect (9 augustus en 8 september 2017).
  • Informatie verkregen van architect Peter Swinnen (5 september 2017).

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/44013/101.1, Woning Heyvaert.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Woning Heyvaert [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300887 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.