erfgoedobject

Burgerhuis in beaux-artsstijl

bouwkundig element
ID
300239
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300239

Juridische gevolgen

Beschrijving

Voornaam burgerhuis in beaux-artsstijl naar een ontwerp door Jan De Vroey uit 1928. Opdrachtgever was schoonbroer François Van Bree (1873-1947), een jongere broer van De Vroey's echtgenote Léonie Van Bree. Deze ondernemer had in 1910 door de architect al een pakhuis met stallen laten optrekken aan het Hessenplein. Het Antwerpse aannemersbedrijf Jean Vanderstraeten, concessiehouder van het Franse Bétons Armées Hennebique, stond in voor de bouw. Een volgende eigenaar John Spiessens, zaakvoerder van het in Deurne gevestigde aannemersbedrijf J. Spiessens-Van Nereaux, voerde voor eigen rekening verbouwingen uit naar een ontwerp door de architect Léon Stynen uit 1941. De belangrijkste ingreep betrof de afbraak voor meer dan de helft van de pseudo-mansarde tot voorbij de traphal, die met een nieuw bovenlicht werd afgedekt.

Jan De Vroey, wiens loopbaan midden jaren 1890 van start was gegaan, realiseerde kort vóór de Eerste Wereldoorlog de neogotische Sint-Hubertuskerk in Berchem. Waar hij in de residentiële architectuur uit zijn beginjaren zowel het conventionele neoclassicisme, het eclecticisme als de art nouveau beoefende, laveerde hij tijdens het interbellum evengoed tussen de beaux-artsstijl en een behoudende art deco. Het hotel Van Bree, dat tot het latere oeuvre behoort, is sterk verwant met het later in 1928 ontworpen, meer prestigieuze hotel Voet aan de Jan Van Rijswijcklaan. De Vroey bleef actief tot zijn overlijden in 1935, en werd opgevolgd door zijn zoon Léon.

Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning vier bouwlagen onder een plat dak waarop een halve dakverdieping. De lijstgevel onderscheidt zich door een verzorgd parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de pui. Horizontaal geleed volgens een klassiek drieledig schema, is de opstand opgebouwd uit de lage geboste pui die als sokkel fungeert, de niet geaccentueerde bel-etage, en de twee bovenverdiepingen. Symmetrisch van opzet legt de compositie de klemtoon op de middenas, door middel van een rechthoekige erker met consoles en bekronende balustrade ter hoogte van de tweede verdieping, en de sinds 1941 verdwenen dakkapel met consoles, voluten en fronton. De rechthoekige vensters hebben achtereenvolgens vlakke en geriemde omlijstingen met sluitsteen, en lekdrempels op consoles op de derde verdieping. Verder is het geveldecor ontleend aan de Lodewijk XVI-stijl, met als meest typische onderdeel de entrelacs-fries op de borstwering van de tweede verdieping. Architraaf, fries en kroonlijst op klossen en tandlijst vormen het hoofdgestel. De smeedijzeren vleugeldeur en het traliewerk zijn bewaard, evenals het gevernist houten vensterschrijnwerk.

De plattegrond beantwoordt volgens de bouwplannen aan de typologie van de bel-etagewoning, over de volledige breedte opgedeeld door de groots opgezette, centrale traphal met bovenlicht, die is uitgerust met een personenlift en wordt ontdubbeld door de diensttrap. Vestibule en vestiaire delen verder de lage begane grond met dienstlokalen als keuken en 'état domestique' achteraan. Op de bel-etage beslaat het salon over de volledige breedte de straatzijde, daar waar de eetkamer met terras aan de tuinzijde wordt geflankeerd door de office met 'monte plats', en een linnenkamer op het niveau van de entresol. Volgens hetzelfde schema biedt de tweede verdieping ruimte aan de privé-'living room', en de grote slaapkamer met 'cabinet de toilette'. De tweede verdieping, slechts bereikbaar via de diensttrap, omvat de gastenkamer en de 'chambre de jeune fille', beide eveneens met 'cabinet de toilette'. Meidenkamers, vijf in totaal met eigen badkamertje, deelden oorspronkelijk de mansarde met de zolder. Bij de verbouwing van 1941 kreeg het gelijkvloers een kantoorfunctie, verhuisde de keuken naar de de office op de bel-etage, en kregen de slaapkamers ‘en suite’ badkamers en inbouwkasten. Interieur: vestibule met vloer- en wandbekleding uit geel en wit marmer; traphal met eiken parket en eretrap, smeedijzeren trapleuning en buffetconsole in neorégencestijl, bewaard stuc- en schrijnwerk.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1928#30073 en 18#14456.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300239 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.