erfgoedobject

Kasteeldomein Nieuwenhoven

landschappelijk element
ID
300064
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300064

Juridische gevolgen

Beschrijving

Uitzonderlijke parkaanleg in landschappelijke stijl met riant karakter, nu moeilijk waarneembaar, als deel van zeer uitgestrekte kasteeldomein, teruggaand op het volgens het neerhof-opperhofschema gebouwde zomerverblijf van de abten van de Sint-Trudo-abdij. Kasteel, kasteelboerderij en park in privébezit, bossen en landerijen nu Provinciaal Domein Nieuwenhoven. Interessante evolutie: een geometrische aanleg een eerste maal vóór 1825 in vroeg-landschappelijke stijl als ‘Engels’ park herzien en een tweede maal in landschappelijke stijl met riant karakter tussen 1860 en 1878, gelijklopend met de aanpassing en aankleding van de gebouwen en met de opdeling van het erf in een erekoer en boerenerf. Deels omwalde, deels ommuurde voormalige moestuin.

Nieuwenhoven als abtelijk hof van plaisantie

Het landgoed Nieuwenhoven ligt ten noorden van Sint-Truiden, in een gaaf, golvend landschap met uitgestrekte bossen, tussen Engelbamp ten westen en de Hasseltsesteenweg ten zuidoosten, en ten noorden van de Kelsbeek. Het strekte zich eertijds in noordelijke richting uit tot de gemeentegrenzen van Nieuwerkerken, Wijer en Kozen, in zuidelijke richting tot in Kortenbos, de Senselberg en de Bornedries.

De huidige hoofdtoegang naar het privégoed, vanaf de Engelbamp, bestond reeds tijdens het Ancien Régime, zoals uit de kaartboeken van de abdij blijkt. De 17de-eeuwse toestand herkent men op de Ferrariskaart (1771-1775). Uitgestrekte productiebossen, akkers en weilanden liggen bij het gebouwencomplex met een rechtlijnig geometrische configuratie binnen een deels dubbele omgrachting. Het abtelijk huis van plaisantie lag links van het poortgebouw op de oostzijde van het erf en het U-vormig neerhof aan de westkant. Dit sloot aan bij het poortgebouw aan de noordzijde van het erf. Binnen de omgrachting lagen een eilandtuin ten zuiden (nummer 41 op de figuratieve kaart) en een moestuin ten westen (nummer 35) en er buiten rechthoekige visvijvers, dreven, boomgaarden en een lustbos.

Philippe de Corswarem (1759-1839) tekende Nieuwenhoven in de beginjaren 1800 uit het noordoosten, in een configuratie die vandaag nog herkenbaar is: een gemetselde brug over de gracht naar een poortcomplex met hoektoren, een verbindingsvleugel naar het vrij eenvoudige L-vormig kasteel met classicistisch karakter, 18de-eeuws van uitzicht, een aanleunende kapel (te oordelen naar de apsisvorm) en een muur bij de gracht. Helaas bracht hij niet in beeld wat achter deze muur lag. Immers, bij de vernieuwing van het kasteel ten tijde van abt Jozef van Herck (1751-1780) was er blijkbaar ook een nieuwe tuin gepland, zichtbaar vanuit de oostelijke ramen. Dat is tenminste wat men mag afleiden uit de brief van 22 februari 1792 die een zekere de Malsen naar zijn opdrachtgever stuurde: “Wij zijn verwondert geweest over het groodt werk dat ul. in den wintertijt begonst hebt en alreets soo veere gebraght hebt. Sende al de plans die ul. mij gesonden hebt waer ick met haest uijtgeteekent hebbe den hof ende dreften die volgens mijn concept souden moeten gemackt woorden. Het soude misschien mogelijk sijn dat de dreften souden op eenige vijvers vallen, sulckx en kan geens beletten vermits deze dreften altijt het selve perspectief behouden oft daer eenen veijver tussen beijders is oft niet. Ul sal den hof misschien wat groot vinden, maer moet noteeren dat ul in den hof kan plantagien maeken en pepiniers gesepareert met haegen gelijck alreets uijt geteeckent staet in het groen. Voorders de veijvers geteeckent in het blauw, kan ul soo breet oft soo smal maecken als het ul gelieeft. U sal oock zien dat den veijver van den nieuwen hof int blauw geteekent sigh verheft in den ouden veijver achter het casteel, ick en weete niet oft sulckx kan bestaen vermits mij dunckt, dat den ouden veijver veel laeger ligt als dan anderen, die soude moeten gemaekt worden om den hof, in den bos soude den nieuwen wert moeten gereculeert woorden naer den nieuwen hof toe om tussen de twee een separatie te laeten oft wel het waeter soude van twee canten met mueren tegen gehouden woorden het welck een spetre van cascade soude formeeren. Ul sal oock bevinden dat ick de jonge drift continueere tot aen den grooten wegh; t’is waer dat sij in de rechte directie niet en valdt maar het verschil is seer kleeijn. Wat aengaet de andere drift die ick geteeken hebbe tot aen den grooten wegh, waer in den grooten wegh geteecken staet een x die sal ul doon exeecuteeren is dat ul sulckx goedt vindt. Is dat ul mijn concept approbeert soo kan ul den veijver op het casteel aentrecken volgens ul goedtduncken. In het middel van den nieuwen hof heb ick eenen bassin geteeckent in het blauw, dien kan dienen voor een fonteyn oft tot gemaek van den hof, sulck soude altijt een embellissement sijn voor den hof, ul kan daer in doon volgens goedtduncken ...”. Uit de “Memorie van mangelinge gedaen tegen den eerweerdige heer rentmeester van het clooster van Sint Trudo tot Sintruyden” van 10 maart 1791, mag men concluderen dat de nodige gronden geruild werden. Tussen 1788 en 1791 kocht de abdij bovendien meerdere stukken grond van de stad.

Deze nieuwe tuinaanleg gebeurde blijkbaar toen Nieuwenhoven van abtelijk hof van plaisantie evolueerde naar vaste verblijfplaats van de Sint-Truidense abten. Bij de Franse revolutie werd Nieuwenhoven in 1793 verkocht aan een burger, Neys genaamd. Philippe de Corswarem begreep dit, te oordelen naar zijn notitie bij zijn tekening, als Meeus, die hij als opkoper van het nationaal goed vermeld, en zijn dochter, mevrouw Travers, als zijn erfgename.

De vroeg-landschappelijke aanleg

Op het Primitief kadasterplan van 1825 leest men de eerste verlandschappelijking af, die gebeurde ten koste van de geometrische oostelijke vijvers. De geometrische gracht van de Ferrariskaart (1771-1775) werd ten zuiden verbreed tot vijver en ten oosten hertekend tot een halfcirkelvormige grachtarm. Ten oosten van het kasteel lag een tuin (perceel 237, ‘den nieuwen hof’ van de Malsen), zoals ook ten zuiden (nr. 239, 240) en over de L-vormige restant van de gracht was er een lusttuin (nr. 242). De moestuinen van op de Ferrariskaart (1771-1775) bleven bestaan (nr. 232 en 233). De boomgaarden (nr. 230, 231 en 223) van de abdijatlas eveneens. De zuidelijke uitbreiding van het kasteel maakte van het erf een volledig omsloten binnenkoer, die blijkbaar al wel visueel naar functie te onderscheiden was als kasteelplein (nr. 236) en als boerenerf (nr. 235). Aan de overzijde van de oostelijke gracht strekte zich een grasveld (nr. 217) uit met zichtassen naar het oosten, tussen de Wisseweide, de Osseweide en het Ravenbos.

Deze vroeg-landschappelijke toestand of ‘Engelse tuin’, werd ook op de kaart van Bonniver (circa 1825) en door Vander Maelen (1845-1850) genoteerd. De Primitieve legger uit 1844 kende de weduwe van generaal Jacobus Travers, schoonzoon en erfgenaam van de familie Neys (Symphorosa Niesse), uit Luik als eigenaar. Etienne Jacques Travers (1765-1827) werd als Fransman geboren, diende in het Franse leger, ook onder Napoleon, volgde in 1807 Napoleons broer Louis Bonaparte naar Holland en werd in 1810 als baron van Jever geadeld. Hij diende ook in het keizerlijk leger en werd in Waterloo gewond en trad in 1816 in dienst van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Hij stierf in het kasteel van Nieuwenhoven.

Nieuwenhoven neogotisch aangekleed

De schoonzoon van de weduwe Travers, Charles Whetnall (1811-1882), van Engelse afkomst, vanaf 1851 baron, buitengewoon afgezant en gevolmachtigd minister van koning Leopold I, erfde het kasteel in 1859. Het onderging in 1861 een neogotisering naar ontwerp van architect Isidoor Gérard (1819-1881). Zijn opvolger en zoon Edmond Whetnall (1843-1913), naast senator en provincieraadslid ook burgemeester van Nieuwerkerken, liet eveneens zijn sporen na in het domein. Hij vererfde het aan zijn zoon baron Edouard Whetnall en zijn schoonzoon baron Armand de Moffarts, tot wiens familie het nog behoort. De Engelse wortels van de opdrachtgever spreken uit de aanleg, de verbouwing en de aankleding. De iconografie toont het in de diepte en lengte vergroot kasteel met vier hoge torens onder koepelvormige daken met topversiering, neogotische nissen en omlijstingen aan vensters en deuren, een gevelbreed terras aan de oostgevel met trap naar het park, een tweede terras ten zuiden en een monumentale brug over de zuidelijke vijver. Deze wijzigingen werden in 1868 gekadastreerd. Twintig beelden van historische personages uit de nationale, de Franse en de Engelse geschiedenis sierden de nissen en ook de vernieuwde brug. Ze zijn van beeldhouwer Cornelis Janssens uit Sint-Truiden en van uitstekende artistieke kwaliteit. De bestaande dienstgebouwen werden toen pittoresk aangekleed met schermgevels. Inspelend op de historiserende mode kreeg de moestuin aan de straatzijde (Engelbamp) zelfs een versterkt karakter met gekanteelde torens en schietgaten. Gelijktijdig schermde een nieuw gebouwde koetshuisvleugel , dwars op het rechthoekig erf ingeplant, de mesthoop voor de kasteelbewoners af. Zo verkreeg men de toestand die nog steeds bestaat: aan de herenkant de geplaveide erekoer met rechthoekig centraal grasveld en bloemenrabatten tegen de gevels en aan de pachterskant het gekasseide erf met mesthoop bij het 17de-eeuws neerhof.

Emile de Damseaux bezocht Nieuwenhoven in de jaren 1870 en beschreef het als volgt: “ Un parc immense, largement tracé, des eaux magnifiques, des horizons étendus, des pelouses admirables, un terrain légèrement accidenté servent de cadre au château, un des plus vastes du pays. Un pont monumental et décoré de statues donne accès au château qui remplace aujourd’hui l’humble et tranquille maison des champs que les abbès de Saint Trond possédaient autrefois ...”.

De hoofdvleugel van het kasteel brandde in januari 1932 af. Hij werd in vereenvoudigde vorm en gereduceerd volume wederopgebouwd, met als model de Corswarems tekening (1759-1839) maar met toevoeging van de bijkomende zuidelijke polygonale hoektoren. Deze wederopbouw werd pas in 1957 gekadastreerd. De beelden uit de nissen staan sedertdien in het stadhuis van Sint-Truiden opgesteld. Een voormalige hekpijler van bekapte blauwe hardsteen werd herbruikt in de bloemenborder aan de voet van de nieuwe toren.

De toegangen en de moestuin

De huidige toegang tot het gebouwencomplex gaat terug tot het Ancien Régime. Een L-vormige, heden gekasseide weg, leidt over de drooggevallen noordelijke kasteelgracht naar het poortgebouw en het nu opgedeeld erf. Ten noorden, tegenover en in de as van het oude poortgebouw, staat een roestig smeedijzeren spijlenhek uit de tweede helft van de 19de eeuw. Het was de ‘barrier’ van de voormalige fruitweide, een boomgaard (nu weide) die teruggaat tot de 17de eeuw (de 'grooten nieuwen boomgaert'), waarop ook koeien graasden. Bijgevolg was een afsluiting nodig om de dieren op de weide te houden. Zware vierkante hekpijlers van baksteen met recente dekplaat, vierkante hekstijlen met acanthusknopbekroning en rechte onder- en tussenregel en licht gebogen bovenregel. Ronde onderspijltjes en spijlen met opengewerkte lanspunten, ondersteunende dubbele krul ter hoogte van de middenstijlen. Een tweede kleinere boomgaard voor kalveren en kleinvee (nu ook weide), lag bij het boerenhuis, naast de moestuin.

Hier, ten westen van het neerhof, situeert zich ook de uitgestrekte moestuin uit de tweede helft van de 19de eeuw. Hij ligt deels over de 17de-eeuwse moestuinsite heen en is nu nog slechts gereduceerd in gebruik. Op de zuidzijde is hij begrensd door de parkvijver, op de west- en noordzijde door hoge bakstenen muren die, inspelend op de neogotisering van het kasteel en de aankleding van de dienstgebouwen met schermgevels, aan de Engelbamp een uitgesproken versterkt karakter kregen met drie gekanteelde hoektorens, brede lisenen en schietgaten van mergelsteen, als ritmerende steunberen voor de hoge muur, en een brede toegang (nu zonder hek) in de noordelijke muur, tussen brede baksteenmassieven met kanteling en schietgat, als hekpijler. Tweede gelijkaardige toegang met genagelde houten poort ten zuiden. De overkragende pannenafdekking in ezelsrug, het resterend rijshout en een overlevende geleide pereboom bewijzen dat het fruitmuren waren. Het kadaster noteerde in 1888 op de noordzijde nieuwe bijbouwsels, deels te lezen als serres, die nu verdwenen zijn.

Aan de Engelbamp, noordelijk van deze ingang, werd eveneens in de tweede helft van de 19de eeuw een kapel gebouwd in neogotische stijl, als markering van de nu in onbruik geraakte landweg richting Nieuwerkerken, waar Edmond Whetnall burgemeester was. Voorportaal met afsluithekje van wit geschilderd smeedwerk. Vierkante stijlen met acanthusknop, ronde onderspijltjes en spijltjes met lanspunt en liggende voluut ter ondersteuning van het klimmend beloop. Verzorgde marmeren vloer.

Een nieuwe hoofdtoegang voor het kasteel werd rond 1878 (jaartal op de portierswoning) getrokken vanaf de Hasseltsesteenweg, als een anderhalve kilometer lange gekasseide afbuigende laan door de kasteelbossen, de landerijen en het park, eindigend op het kasteelplein. Van de eens monumentale brug over de zuidelijke vijver en van het nieuwe poortgebouw naar het kasteelerf, bleven na de kasteelbrand van januari 1932 slechts povere restanten over. Het parement van witgekalkte bepleisterde baksteen met nagetrokken rode voegen en de zandstenen afdekking evenals een ingewerkte gotische nis met traceerwerk van kalkzandsteen, aan de noorderkant - mogelijk herbruikt materiaal - wijzen op de verzorgde detaillering, eigen aan die periode.

Het huidig kasteeldomein

Aan de steenweg wordt de nieuwe inrit aangegeven door twee vierkante pijlers met een parement van mergel, geringd met gebouchardeerde natuursteen en bekroond met een gesteelde bol op de geprofileerde deksteen van blauwe hardsteen. Nu Nieuwenhove genaamd, is het de toegang geworden voor het Provinciaal Domein, jong aangeplant als bruine beukendreef (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’). Bij de ingang werd een portierswoning gebouwd met bouwjaar 1878, waarvan het oorspronkelijk pittoresk karakter aangetast is door de recente vernieuwing van de dakpannen, het houtwerk en het voegwerk.

Het pittoresk karakter van de boswachterswoning met zijn dakvorm, volume en zichtbare boomstamstructuur in de gevels, werd daarentegen wel bewaard. Ze dateert uit dezelfde periode en lag aan de nieuwe toegangsweg. Ze hoort nu bij het provinciaal domein en is ingericht als Natuureducatief Centrum, met een recente tuin ten zuidoosten. Ook aan de Engelbamp ligt er een voormalige aanhorigheid met pittoresk karakter uit de tweede helft van de 19de eeuw, nu herberg 'Moeder Lambiek', naast een omhaagde boomgaard met typische ‘barrier’. De Nieuwenhovenwinning, aan Pannenoven gelegen, voorheen zichtbaar vanuit het kasteel en vanaf de nieuwe toegangsweg uit het zuidoosten kreeg, zoals de kasteelboerderij, een eveneens architecturaal verzorgde schermgevel met neogotische inslag.

Ten noorden, aan de oostelijke wandelweg rond de parkvijver, ligt haaks op de weg een nu dichtgemetselde ijskelder van baksteen met ingekort sas. De heuvel die hem beschermt, is begroeid met zomereik (Quercus robur), gewone beuk (Fagus sylvatica) en gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus).

Het park in landschappelijke stijl met golvende grasvelden, solitairen, geïsoleerde bomengroepen en bochtende paden en wandelwegen, werd in 1860-1868 aangelegd, vertrekkend van de geometrische toestand en van de eerste verlandschappelijking van voor 1825. Het uitgestrekte park, nu verwilderd, strekt zich uit ten noorden, ten oosten en ten zuiden van de gebouwen, en gaat over in loof- en naaldhoutbossen: het Galgenbos ten noordoosten, het Kalverbos ten oosten en het Kraaienbos ten zuidoosten. De monumentale bomengroepen bezitten opvallende kleurschakeringen en kruinvormen. Het grasveld ten oosten aansluitend bij het kasteel, waar de abtstuin zich bevond, bleef als open plek bewaard en zo ook de doorzichten ten noorden en oosten. De overige grasvelden zijn nu omgezet in laagstamboomgaarden en verder zijn er ook aanplantingen met Canadapopulier als productiehout.

De van oost naar zuid opeenvolgende, uitgestrekte landschappelijke vijvers werden verkregen deels door demping, deels door verbreding of omwerking van het oude geometrische grachtensysteem, de geometrische viswaters, de vroeg landschappelijke vijver en de oostelijke halfronde gracht. De noordelijke en westelijke gracht zijn nog zichtbaar in het microreliëf. De vijvers zijn dus in twee fasen tot stand gekomen en nu gedeeltelijk verland. Dit is ondermeer het geval voor de grote parkvijver ten zuiden van het kasteel. Deze ontsprong ten oosten, aan de rand van de begroeiing, uit een kunstmatige rotscascade. Die maakt nu nog deel uit van een opgeworpen heuvel met twee ruggen, waartussen een wandelweg loopt. De concave keermuur van 17 meter lang en 4 à 5 meter hoog is gebouwd in baksteen met een natuurstenen rotsparement van Ardense kalksteen. Een gietijzeren buis voor watertoevoer is zichtbaar, hoger dan de recentere betonnen put. Zou deze waterval terug kunnen gaan op de ‘spetre van cascade’ die de Malsen in ‘den nieuwen hof’ van de abt suggereerde?

De rotscascade aan de ene zijde en de neogotische brug aan de andere kant van de parkvijver kan men lezen als het ‘natuur’ versus ‘cultuur’-aspect in de landschappelijke aanleg, een tegenstelling die in de romantische periode de geesten aansprak en bezighield. Het in Tudorstijl aangeklede kasteel, de aangebrachte schermgevels, de vijver met waterval en de brug, de zichtassen en bomen moeten in het riante park een buitengewone scène hebben gevormd met pittoresk karakter.

Op de Dépot-kaart (opname 1871, uitgave 1877) verschijnt het domein in zijn landschappelijke aanleg met een verspreid, lusvormig padenpatroon doorlopend tot in het Galgenbos en het Kalverbos, de uitgestrekte ongeveer 8-vormige vijver ten zuiden van de gebouwen en de nieuwe toegangsweg naar het zuidoosten. De schermvleugel op het erf is dan nog niet gebouwd, de gracht tussen de moestuin en de boerderij is nog niet droog. Op de ICM-kaart (revisie 1886, uitgave 1897), die een duidelijk onderscheid maakt tussen de parkbeplanting en het bos, staan de gebouwen die de binnenkoer verdelen wel genoteerd. De parkweg naar het zuidoosten kreeg een westelijke aftakking in functie van de nieuwe in 1878 gerealiseerde nieuwe inrit aan de Hasseltsesteenweg. Op de stafkaart (revisie 1932, uitgave 1949) is het padenpatroon in het park sterk gereduceerd en is de meest zuidelijke vijver verland.

De omzetting van de grasvelden, de verlanding van de vijver en de begroeiing van de cascade samen met de algehele verwildering van het park maken de structuur nu moeilijk leesbaar. Bij de verkoop van de bossen aan het provinciebestuur is geen rekening gehouden met de eigenheid en de grenzen van het park. De rotscascade behoort nu bijvoorbeeld tot het Provinciaal domein. De oostelijke wandeling rond de parkvijver, die in 1996 nog bestond, werd daardoor afgesneden en is overgeleverd aan verwildering.

Ontwikkelingen in de landbouw, vooral in de fruitteelt, lieten in het park van Nieuwenhoven hun sporen na. Aanvankelijk een nevenproduct van de landbouw, in de vorm van hoogstam met onderbegrazing (hier de fruitweiden met ‘barrier’) werd de fruitteelt op laagstam de hoofdproductie op een fruitbedrijf. Om geen landbouwgrond te verliezen, namen laagstammen de gazons van het park in en werden boomgaarden weiden. De ‘barriers’ die de runderen eertijds op de wei hielden, blijven als sprekende getuigen over. Als een typisch element in het landschap van de fruitstreek en als relict en getuige verdienen ze bewaring en herwaardering.

De nieuwe toegang aan de Hasseltsesteenweg bracht niet enkel de spoorlijn naar Hasselt en de halteplaats in Kortenbos dichter bij, maar betekende, zoals de schermgevels en de verdeling van het erf, ook dat bezoekers de confrontatie bespaard werd met de minder aangename kanten van het boerenbedrijf. De maatschappelijke afstand tussen kasteelheer en boer die parallel met de groei van kapitalisme en industrialisatie toenam, kreeg hier zodoende ook ruimtelijk neerslag en architecturaal uitdrukking.

Bomen

Voorkomende soorten in het park zijn Amerikaanse eik (Quercus rubra) (191cm), bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’), Canadapopulier (Populus x canadensis), gewone robinia (Robinia pseudoaccacia) (587cm), gewone beuk (Fagus sylvatica) (410,350 cm), gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), gewone plataan (Platanus x hispanica) (293,256 en 248cm), grauwe els (Alnus glutinosa), Italiaanse populier (Populus nigra ‘Italica’), Magnolia acuminata (179cm), naast tamme kastanje (Castanea sativa) (363cm), (273,388,437cm), zilverlinde (Tilia tomentosa) (283cm), zomereik (Quercus robur) (200,205,284,264cm).

  • Koninklijke bibliotheek Brussel, Prentenkabinet, Postkaart B. Delée, Hasselt.
  • Rijksarchief Hasselt, Fonds Abdij van Sint-Truiden, nr. 270, folio 15 (kaartboek van vóór 1690), nr. 271, folio 54 (kaartboek uit 1697), nr. 367 en nr. 583.
  • Provinciale Bibliotheek Limburg, Dienst Documentatie, Postkaart E. Desaix, circa 1900.
  • Kadasterarchief Hasselt, Primitief plan van Lecluyse, 1825, kadastrale opmetingsschets 1868.
  • Annuaire de la noblesse de Belgique, 1854, 255; 1864, 270; 1899, 2615.
  • SCHLUSMANS F. e.a. 1981: Bouwen door de eeuwen heen 6N2, Hasselt, 845.
  • DE DAMSEAUX E. s.d.: La Belgique pittoresque. Album illustré des châteaux. Provinces d’Anvers, de Limbourg en de Luxembourg. Notices et vues photographiées. Lithographies de M. VASSEUR de Tournai 1872-1878 5, Mons.
  • DE MAEGD C. en VAN DEN BOSSCHE H.J. 1999: Het kasteeldomein van Nieuwenhoven: Engelse schone schijn in een abtelijk buitengoed, Brochure Open Monumentendag.
  • DRIESEN W. 1984: Nederlandse beeldsnijders te Sint-Truiden in de 2de helft van de 19de eeuw, Historische Bijdragen,Sint-Truiden, 153-157.
  • DRIESEN W. 1998: De familie de Pitteurs-Hiégaerts in de 18de-19de eeuw: kasteelheren en landbouwers, Sint-Truiden ingekaderd 1830-1914, Tentoonstellings­catalogus, Sint-Truiden , 156-158.
  • GACHARD P. 1832: Le général Travers in Archives historiques et littéraire du nord de la France et du midi de la Belgique 1, Valenciennes, 395-403.
  • VANTHILLO C. 1998: Nederlandse neogotici in Sint-Truiden. De neogotische beeldhouwersateliers van Cornelis Janssen (1828-1895), Michel Hoeken (18271917) en Gerard Jansen (1836-1906), Sint-Truiden ingekaderd 1830-1914, Tentoonstellingscatalogus, Sint-Truiden, 143.
  • VAVEDIN E. 1993: Bosbeheer in het landgoed Nieuwenhoven tussen 1870-1970, Kortenbos vroeger en nu, Kortenbos, 286-307.

Bron: DE MAEGD C. & VAN DEN BOSSCHE H. 2003: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 1: Gingelom, Halen, Herk-de-Stad, Nieuwerkerken, Sint-Truiden, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; van den Bossche, Herman
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Oud bos, kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos

  • Omvat
    Boompoortje bij het kasteel Nieuwenhoven

  • Omvat
    Domeingrens rond het domein Nieuwenhoven

  • Omvat
    Kasteel van Nieuwenhoven en kasteelhoeve

  • Is gerelateerd aan
    Vijvercomplex bij domein Nieuwenhoven

  • Is gerelateerd aan
    Weg Engelbamp


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Nieuwenhoven [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300064 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.