Zogenaamde "Proosdijhoeve", site van voorheen omgrachte hoeve, op 19de-eeuwse kaarten zogenaamde "Prosdeye". Vroeger riddergoed van Gwijde van Dampierre, in 1290 geschonken aan de Sint-Diederiksabdij en dat vanaf begin jaren 1330 diende als verblijfplaats der proosdijbenedictijnen (zie Abdij van Beaulieu). Omgrachting begin 20ste eeuw grotendeels gedempt; ten oosten resterende vijver, gedeeltelijk afgebroken boerenhuis en nieuw bakhuis.
L-vorm en losse bestanddelen rond vierkant voorheen gekasseid erf met gesupprimeerde mestvaalt met begroeiing. Volledig omhaagd en met ten noordoosten ijzeren hek aan vierkante bakstenen hekpijlers en ten zuiden ingang met breed ijzeren hek. Gewitte baksteenbouw uit minstens de eerste helft van de 19de eeuw op gepikte plint en onder pannen zadeldaken.
Ten noordwesten, boerenhuis op terp. Zeven traveeën en oorspronkelijk één bouwlaag, eind jaren 1920 met halve bouwlaag verhoogd, onder zadeldak (kunstleien, nok parallel aan de straat); voordien met strobedekking. Verankerde voorheen gewitte en later witgeschilderde gecementeerde gevel met schijnvoegen op dito grijze plint en met gecementeerde hoekblokken. Benedenverdieping met rechthoekige voorheen beluikte vensters met vernieuwde ramen en korfbogige deur in gecementeerde omlijsting met diamantsluitstenen in eerste en vijfde travee Kleine rechthoekige vensters met I-balk met rozetten op de mezzanine. Rechts zijgevel met rechthoekig laadluik en sporen van lager dak. Sobere gewitte achtergevel met rechthoekige muuropeningen.
Ten westen, aansluitende stal (nok parallel aan de straat) met dakoverstek en links puntgevel met Mariamonogram (?) in hoekpan.
Ten zuidwesten, dwars aangebouwde vroegere stallen (nok loodrecht op de straat) met daklaadluik, rechts dakoverstek en rechthoekige muuropeningen.
Ten noordoosten, stal (nok loodrecht op de straat) met dakoverstek aan erf- en achtergevel, rechthoekige en getoogde muuropeningen waarvan links gedichte deur.
Ten zuidoosten, open dienstgebouw uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Ten noorden, achterin gelegen bakhuis waarvan lagere aanbouw afgebroken, onder zadeldak (pannen, nok parallel met de straat).
- HOEBEKE M., De proosdij te Petegem-aan-de-Schelde, in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Oudenaarde, van zijn Kastelnij en van den Lande tusschen Maercke en de Ronne, XIII Oudenaarde, 1976, p. 223-241.
