erfgoedobject

Abdij van Beaulieu

bouwkundig element
ID
28191
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/28191

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Abdij van Beaulieu
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Abdij van Beaulieu
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Abdij van Beaulieu
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Zogenaamde Abdij van Beaulieu, historische site met restanten van voormalige abdij.

Begin jaren 1290 stichtte Isabella van Namen een vrouwenabdij waar zij kort nadien de clarissenzusters uit het nonnenklooster van Werken installeerde. Zij noemde deze plaats "Bello Loco" of "Beaulieu". In 1296-1297 werd er een hospitaal gesticht. Isabella van Namen overleed in 1298 en werd begraven onder het koor van de verdwenen abdijkapel. Meer dan 50 dorpen waren schatplichtig aan deze abdij die rechtstreeks onder het gezag van de paus stond. In 1331 werd de benedictijnerproosdij (zie Scheldestraat nummer 5) verkocht aan de clarissenabdij, de benedictijnen kregen toen de zogenaamde Proosdijhoeve als onderdak (zie Eekhoutstraat nummer 14). In de 15de tot 16de eeuw ontwikkelde de abdij zich tot één van de rijkste van Vlaanderen, bezat een aanzienlijk scriptorium en bibliotheek en onderging verschillende reconstructies in 1525. In de tweede helft van de 16de eeuw kende ze een vervalperiode gevolgd door een bloeiperiode in de 17de eeuw.

De oudst gekende afbeelding geeft een zicht op de abdij voor deze grondig verbouwd en heringericht werd, opvallend hierbij is de losse structuur met een 15-tal gebouwen binnen een rechthoekige omheining met een brede opening naar de Schelde toe. De abdij werd aan noordoostelijke zijde afgeboord met grote waterpartijen.

Circa 1750 onderging het complex een grondige restauratie en vernieuwing der gebouwen, op een anoniem 18de-eeuws schilderij zijn de nu bewaarde gebouwen te herkennen.

Het klooster van Beaulieu bleef gedurende vijf eeuwen bestaan, tot het onder Jozef II in 1783 verbeurd werd verklaard. Kort nadien werden alle gebouwen verkocht en grotendeels afgebroken om als materiaal te worden verkocht, goederen en archiefstukken verhuisden grotendeels naar Wenen, en een deel raakte verspreid en verloren.

In het voorjaar van 1990 werden graafwerken ter uitbreiding van het golfterrein gestart, ten dele op de westzijde van de site van het voormalige Sint-Claraklooster van Beaulieu. Het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP) verrichte toen in samenwerking met de Stad Oudenaarde een archeologisch noodonderzoek. In drie zones werden volgende zaken geregistreerd: I, een afvallaag met een grote hoeveelheid ceramiek, glas en metaal uit de tweede helft van de 15de eeuw tot de eerste helft van de 16de eeuw, been en bouwmateriaal, een 23 meter lange muur, wellicht restant van de vroegere kloostermuur en een aansluitende rechthoekige constructie, mogelijk een schuurtje. II, resten van een noordzuidelijk georiënteerde bakstenen funderingsmuur van circa 70 centimeter breed van een geïsoleerd staand gebouw. III, enkele op elkaar staande funderingsmuren van circa 40 centimeter met bakstenen riolering met tongewelf van circa 18 meter. De muurrestanten behoren tot de post-middeleeuwse abdijfasen. Het vondstenmateriaal uit de vroeg-16de-eeuwse vuilstortplaats toont een overvloed van aarden gebruiksvoorwerpen, geïmporteerde majolica, metaalvondsten als boekbeslag (ziescriptorium) en andere verwijzend naar wolverwerkende activiteiten, religieuze voorwerpen en zo meer. Op diverse plaatsen werd Romeins schervenmateriaal en tegula-fragmenten aangetroffen. De Romeinse bewoning situeerde zich waarschijnlijk op een zandopduiking ten noordwesten van de abdijsite.

Nu resten nog enkele delen uit de 17de tot 18de eeuw van de voormalige abdij: poortgebouw, gastenkwartier, kapelaanshuis en bijgebouwen, voornamelijk opgetrokken in traditionele bak- en natuursteenarchitectuur. Beschadigd in beide Wereldoorlogen. Nummers 1-2, 5 en 6 gerestaureerd en gerenoveerd eind jaren 1980.

Nummers 1-2. Ten noorden, populierendreef leidend naar het vroegere poortwachtershuis, wellicht van 1738, zwaar beschadigd tijdens de Tweede Wereldoorlog en nadien grondig verbouwd. Rechthoekig volume opgetrokken uit bak- en natuursteen onder zadeldak (leien, nok loodrecht op de straat) met dakoverstek op modillons. Westelijke aanbouw in jaren 1980 aangepast en gerenoveerd tot taverne.

Ten westen, korfbogige doorrit met aan straatzijde natuurstenen hoekblokken met twee flankerende, sterk verweerde wapenschilden, links "Guy de Dampierre Comte de Flandre", rechts van een abdis (Marie van Lessinghe ?), en centrale cartouche met moeilijk leesbaar jaartal 1738. Aan erfzijde ten oosten vernieuwd en van nieuwe muuropeningen voorzien.

Nummer 3. Ten noordwesten, voormalig kapelaanshuis uit de 17de eeuw met oudere kern en latere uitbreidingen, nu zogenaamde Hoeve Libert. Groots rechthoekige verankerd bakstenen gebouw van vier traveeën en twee bouwlagen met steigergaten onder schilddak (leien, nok parallel met de straat) met twee metalen spitsjes en twee dakkapelletjes; dakoverstek op modillons. Natuurstenen plint in westgevel.

Complexe oostzijde met zijlingse uitsprong, waarvan rechts later aangepast. Daartussen bouw onder leien lessenaarsdak waarvan begane grond en aanleunend rechthoekig verankerde uitbouw ten noorden van Doornikse steen.

Westgevel met op beide bouwlagen vijf voorheen beluikte stenen kruiskozijnen met gedicht bovenlicht en ontlastingsboog, gekoppeld in rechtse travee, daarboven deels aangepaste vensters. Centraal ruitvormig metsersteken van lichtere baksteen, waarlangs per travee bijna verdwenen cijfers van jaartal 1627.

Nagenoeg blinde zijgevels van drie traveeën, met vaag zichtbaar kruismotief in lichtere bakstenen, noordelijke zijgevel met tudorboogdeur met waterlijstje waarvan vroegere sluitsteen naar verluidt met jaartal 1677. Lagere 19de-eeuwse aanbouw onder pannen zadeldak (nok parallel aan de straat).

Binnen. Kamer met sobere bepleisterde kruisgewelven. Ten zuidoosten, sterk verbouwde 19de-eeuwse stallen en bergplaatsen.

Nummer 5. Diep achterin ten zuiden, smalle rechthoekige natuurstenen hekpijlers met piramidevorm en bolbekroning leidend tot het voormalig gastenkwartier wellicht uit het tweede kwart van de 17de eeuw. Indrukwekkende bak- en natuursteenarchitectuur aanknopend bij de traditionele stijl. Voor- en achtergevel gerestaureerd begin jaren 1980. Rechthoekig volume van zeven traveeën en twee bouwlagen met steigergaten en ronde hoger oplopende traptoren, op natuurstenen basis onder afgewolfd zadeldak (leien, nok loodrecht op de straat). Breed dakoverstek op gesculpteerde houten modillons, schoorsteen met gesculpteerd zandstenen masker, drie dakkapelletjes sinds begin jaren 1980. Vlechtingen op linker zijgevel.

Mooie lijstgevel met barokke inslag. Vier + één + twee traveeën met voorheen beluikte zandstenen kruisvensters, bovenvakken en vensters in eerste, vierde en zesde traveeën aan buitenzijde geopend sinds restauratie, zes bovenvensters met vernieuwde houten ramen (17de-eeuwse ramen en binnenluiken bewaard maar niet hergebruikt). In eerste en derde travee van benedenverdieping, lage tudorboogdeuren met later gedicht benedenlicht, voorheen met wapenschilden van "Guy de Dampierre Comte du Flad" en van een abdis (Marie van Lessinghe ?), getralied bovenlicht met luikduimen.

Vijfde travee, traptoren van vijf geledingen bekroond met klokvormige leien bedaking met sierlijke spits en windvaantje met leeuwenmotief. Rechts, toegangsdeur in afgeronde zandstenen omlijsting.

Sobere achtergevel op beide bouwlagen voorzien van drie zandstenen kruisvensters, vernieuwde houten ramen en sinds restauratie herstelde bovenlichten. Laag afgerond portaaltje.

Kleine overwelfde kelder achteraan in het zuiden. Interieur met nagenoeg intacte indeling. Beneden twee en boven drie kamers. Traptoren met ronde houten spiltrap. Op beide bouwlagen impressionante bepleisterde plafonds met licht geknikte graatgewelven. Gewelfvelden gedifferentieerd uitgewerkt met geometrische stucdecoratie, gekalkte zandstenen gordelbogen versierd met telkens anders uitgewerkte gesculpteerde florale motieven, in rechter bovenkamer rijker uitgewerkt met dierlijke motieven en putto vervat in cassettes. Verschillende sierlijk uitgewerkte kraagstukken, beneden met puttihoofdjes, boven rijker opgevat en met maskers.

Beneden brede dubbele schouw met rijkelijke marmeren schouwwangen, links met haardbalk. Arduinen vloertegels en later toegevoegde valse wand, in rechter kamer met ingebouwde eiken kast. Bovenverdieping generaties lang gebruikt als stapelruimte, brede dubbele schouw tussen linker en middelste kamer met sierlijk gesculpteerde hardstenen schouwwangen met barok-inslag, verdwenen in ruimere rechtse kamer, telkens anders versierde bakstenen haardwanden. Rode vloertegels. Linkse bovenkamer bewaart tegeldorpels met midden 19de-eeuwse ingraveringen. Bewaarde eiken deuren met 17de-eeuwse klinken.

Ten zuiden, achterliggende dienstgebouwen uit midden 19de eeuw.

Nummer 6. Ten westen, tegen nummer 5 lager aangebouwde onderkelderde vleugel uit de 17de tot 18de eeuw, "hard" gerestaureerd en aangepast begin jaren 1980.

Zes traveeën en twee bouwlagen onder geknikt zadeldak (vernieuwde pannen, nok parallel aan de straat) met breed dakoverstek op modillons. Westgevel, drie bewaarde korfbogige bovenvensters met vernieuwde houten kozijnramen. Begane grond voorheen onder meer met kruisvenster, aangepast met vernieuwde muuropeningen, aangepaste rondboogdeur in vijfde travee. Voorheen blinde rechtse zijgevel thans met rechthoekig kloostervensters.

Gewijzigde interieurindeling met bewaarde balklaag en moerbalken onder andere met wolfstandmotief.

Ten zuiden, kelder met tongewelf en waterput. Achterin gelegen voormalig bakhuis (voorheen horend bij nummer 5) met kelder, draagt vlechtingen en is gerestaureerd.

Aanhorigheden en vroegere dienstgebouwen (nummers 4, 7 en 8) uit verschillende perioden dragen verschillende bouwsporen en vlechtingen en werden aangepast tot woningen.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en landschappen Oost-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief.
  • Rijksarchief Gent, Fonds kaarten en plans, nummer 1332 bis.
  • Stadhuis Oudenaarde, anoniem 18de-eeuws schilderij.
  • DE GROOTE K.- HUYSMAN N., De Abdij van Beaulieu te Petegem, Archaeologia Mediaevalis 14, 1991, p. 31-32.
  • DE GROOTE K., Het afval van de Rijke Klaren. Noodonderzoek in de voormalige abdij van Beaulieu te Petegem, in Archeologie in Vlaanderen II, 1992, p. 335-412.
  • HOEBEKE M., Gwijde van Dampierre schept orde te Petegem, in HGOKO, XIII, Oudenaarde, 1964, p. 109-124.
  • HOEBEKE M., De proosdij te Petegem-aan-de-Schelde, in HGOKO, XVIII, Oudenaarde, 1976, p. 223-241.
  • KETELE J., Recherches historiques sur l' Abbaye de Sainte-Claire de Beaulieu à Peteghem, près Audenarde, in HGOKO, VII, Oudenaarde, 1926, p. 7-23.
  • La Libre Belgique, 27/6/1961.
  • ROGGEN H. R., De Clarissenorde in de Nederlanden, Sint-Truiden, 1995, p. 69-75.
  • VERSCHAEREN J., Inventaris van het archief van de abdij van Beaulieu te Petegem bij Oudenaarde, Brussel, 1972.
  • WARLOP E., Wanneer vestigden de monniken van Sint-Diederik bij Reims zich te Petegem?, in HGOKO, XV, Oudenaarde, 1967, p. 389-413.
  • PLANQUAERT J., Petegem, Twintig eeuwen geschiedenis, Brussel, 1948, p. 91.

Bron: VERBEECK M. & TACK A. 1998: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Kanton Oudenaarde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15n2, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Tack, Anja
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Abdij van Beaulieu [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/28191 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.