erfgoedobject

Villa Louisa met park

bouwkundig / landschappelijk element
ID
27427
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/27427

Juridische gevolgen

Beschrijving

De Villa Louisa in Edelare werd in 1893 gebouwd als buitengoed of zomerresidentie in opdracht van de toenmalige burgemeester van Oudenaarde, Paul Raepsaet. Het park in landschappelijke stijl met pittoresk karakter werd samen met de villa aangelegd. Bijzonder aan het park is de cascade met kunstgrot die tegen de natuurlijke helling van de Edelareberg werd aangelegd. Dergelijke constructies komen weinig voor in Vlaamse villatuinen en -parken. De villa zelf werd gebouwd in Noorse stijl of Dragestil. Mogelijk is Raepsaets villa het vroegste voorbeeld van een constructie in deze ontwerpstijl in Vlaanderen. De ontwerpers van de villa en het park zijn niet gekend.

Historiek

Villa met dienstgebouwen op de Edelareberg

In 1893 liet Paul Raepsaet (1843-1918), burgemeester van Oudenaarde, een villa bouwen in de groene rand even buiten de stad. Hij vernoemde de villa naar zijn vrouw, die voluit Louisa-Maria Hubert (1844-1922) heette. De villa met park diende als prestigieus buitenverblijf en als aanvulling op de stedelijke woonst, de herenwoning Raepsaet in de Hoogstraat in Oudenaarde. In de Villa Louisa ontving burgemeester Raepsaet zijn gasten in een ontspannen sfeer. Hij bracht er zijn vrije tijd door in een aangenaam groen kader met zicht op ‘zijn stad’. Voor de bouw van zijn buitengoed koos de bouwheer een unieke locatie op de noordwestelijke flank van de Edelareberg. Een keuze die ingegeven werd door de unieke vergezichten over Oudenaarde en de Scheldevallei.

Voor de aanleg van zijn buitengoed wist Raepsaet door een aantal opeenvolgende aankopen vanaf 1888 de hand te leggen op een aanzienlijk domein tussen de steenweg Oudenaarde-Geraardsbergen en de Pontweg (huidige Vlaamse Ardennendreef). Op de heuvelflank liet hij in 1893 zijn villa optrekken, een langgerekt geknikt volume met een monumentale uitkijktoren tussen de hoofd- en zijvleugels. Een imposante bakstenen keermuur voor de villa vormde de scheiding met de lagergelegen rotstuin, waarin een oprijlaan zich van aan de hoofdtoegang aan de Pontweg langsheen een centrale cascade een weg baande naar het hoger gelegen terras bij de villa. Ten zuidwesten van de villa werden de dienstgebouwen opgetrokken, waarvan het koetshuis als eerste gerealiseerd werd samen met de villa. In 1899 werd aan de straatzijde een tweede volume toegevoegd dat dienstdeed als hoveniers- of conciërgewoning. Vermoedelijk werd rond die periode ook het inmiddels verdwenen houten hekwerk met de toegangspoort aan de Pontweg gerealiseerd. De gebouwencluster aan de diensttoegang werd voltooid met de bouw van het washuis in 1901. De bouw van de Villa Louisa en aanleg van het park namen verschillende jaren in beslag. De villa werd tot 1918 voortdurend aangepast, vooral aan de westvleugel. Zo werden in 1903 alle erkers en galerijen rondom de villa voorzien van uitkragende dakoversteken en luifels.

Een villa in Noorse stijl of Dragestil

Voor de architecturale uitwerking van zijn lusthuis op de Edelareberg liet Paul Raepsaet zijn keuze vallen op een voor onze contreien eerder ongewone ontwerpstijl, namelijk de Noorse stijl of Dragestil. Deze Scandinavische ontwerpstijl raakte rond de eeuwwisseling in 1900 een korte tijd in zwang in West-Europa als internationale en historiserende variant van de art nouveau. De Noorse stijl of Dragestil recupereerde stijlelementen en -kenmerken, zoals ranken, knopen, drakenkoppen of snekken uit de vikingstijl, en kende voornamelijk een toepassing in de houtbouw. Raepsaet leerde de Noorse architectuur kennen in het voorjaar van 1885 tijdens een rondreis in Noorwegen richting Noordkaap. In 1887 publiceerde hij zijn impressies in een reisverslag. Enkele jaren later droeg hij als lid van het inrichtend comité van de Noorse sectie op de Wereldtentoonstelling van 1894 in Antwerpen bij tot de verspreiding van de Scandinavische nijverheid en cultuur in ons land. Enthousiast over zijn reiservaringen gaf Raepsaet de opdracht om zijn buitenverblijf in Oudenaarde in Noorse stijl vorm te geven. Mogelijk lag Raepsaet als Noorwegenkenner en -adept van het eerste uur mee aan de basis van de verspreiding van de Noorse stijl of Dragestil in België.

Een lokale architect en lokale ambachtslui

In vergelijking met de overige gekende realisaties in Noorse stijl of Dragestil in België is de Villa Louisa in Oudenaarde een eerder vroeg voorbeeld, zo niet het eerste gekende voorbeeld in deze ontwerpstijl. De vormgeving van de Villa Louisa is vermoedelijk een vroege, lokale stijlinterpretatie en navolging van de Noorse stijl, nog volop steunend op de ontwerpschema’s van de in de 19de eeuw meer gangbare cottagestijl.

Voor het ontwerp en de bouw van de villa deed Raepsaet vermoedelijk beroep op een lokale architect, waarbij de keuze voor Alphonse Vossaert of Ernest Van Hamme aannemelijk lijkt. Beide architecten wierpen zich aan het eind van de 19de eeuw op als meest vooraanstaande ontwerpers in Oudenaarde. Zowel Vossaert als Van Hamme zouden ook enige periode aangesteld zijn als leraar bouwkunst aan de stedelijke academie in Oudenaarde. Mogelijk was ook de jonge architect Jules Colpaert betrokken bij verbouwings- of uitbreidingswerken aan de villa. Na in 1903 te zijn afgestudeerd aan de Genste Sint-Lucasschool vestigde Colpaert zich als zelfstandig architect in Oudenaarde. Hij richtte er zich voornamelijk op de bouw van burgerwoningen in gangbare neostijlen en eclectische stijlen.

Ook voor de afwerking van de villa werd beroep gedaan op lokale ambachtslui en ateliers uit Oudenaarde. Zo werd het smeedwerk van de centrale trappenpartij en de zinken siervazen vermoedelijk gerealiseerd door de kunstsmederij Warie van kunstsmid Victor Warie (1862-1959). De glas-in-loodinvullingen in art-nouveaustijl van de luifels werden vervaardigd door ‘Colpaert Frères’ en zijn mogelijk één van de vroegste realisaties van dit glasschildersbedrijf van Florent-Prosper Colpaert (1886-1940) uit Oudenaarde.

Park in landschappelijke stijl met pittoresk karakter

Bij de villa werd een uitgestrekt park in landschappelijke stijl aangelegd, waarvan de kern met de rotstuin en cascade in het noordelijke parkgedeelte samen met de villa gerealiseerd werd in 1893. De ontwerper van het park is niet gekend. De landschappelijke aanleg met pittoresk karakter volgt echter duidelijk de ontwerpprincipes van Franse landschapsarchitect Edouard André (1840-1911), in het bijzonder zijn invulling aan het pittoreske genre en de landschapstuin in L’Art des jardins (1879). De blikvanger van het park was de cascade die in vijf opeenvolgende opvangbekkens op de natuurlijke helling van de Edelareberg werd aangelegd. Gezien het belang van de waterbouwkundige werken en kanalisaties was de gespecialiseerde firma Blaton-Aubert vermoedelijk als aannemer betrokken bij de aanleg ervan. Dit vermoeden wordt gesterkt door het feit dat één van de tuinvazen in het park van de Villa Louisa voorkomt in de bedrijfscatalogus Ciments & Bétons (1888). Van Blaton-Aubert is gekend dat het bedrijf actief was bij de aanleg van heel wat kleinarchitectuur in parken en tuinen. In de jaren 1880-1890 zou de firma zich opwerpen als marktleider in België voor de realisatie van kunstgrotten, rotsformaties en cascades.

Op haar hoogtepunt strekte het park bij de villa zich uit tot aan de steenweg Oudenaarde-Geraardsbergen. De rotstuin met cascade in het noordelijk parkgedeelte liep hierbij over in een siertuin met vijver die door een verhoogde berm en schermbeplanting afgescheiden werd van een nutstuin en boomgaard. Voor de aanleg van de cascade werd handig gebruik gemaakt van zowel het reliëf als de aanwezigheid van natuurlijke bronnen op de Edelareberg. De cascade ving een hoogteverschil van 9 meter op en werd vermoedelijk gevoed door een bron die via leidingen onder de villa door bronwater aanvoerde van bovenaan de helling. Via een kunstmatig vormgegeven beekje stroomde het water verder naar beneden in de vijver van de inmiddels verdwenen siertuin. Bovenaan de cascade had men een opvallend zicht over Oudenaarde. De omgeving was toen nog open en de cascade leidde de blik.

Het pittoreske karakter werd versterkt door de keuze van de beplanting: gevarieerd, soortenrijk en met vele kleurschakeringen zoals in rood- en bontbladige cultivars. Voor de parkaanleg van de Villa Louisa werd gekozen voor een aanplanting van bijvoorbeeld de bruine hazelaar, de monumentale Amerikaanse eik die rood verkleurt, de Ginkgo biloba die in de herfst een intens geel bladerdak heeft.

Latere ontwikkelingen en de opsplitsing van het domein

Na de dood van Raepsaet (1918) en zijn vrouw (1922) kocht de familie Gevaert het domein van villa Louisa. Twee generaties uit dit geslacht van Oudenaardse textielondernemers namen het beheer in handen, waarbij het goed enkele drastische wijzigingen onderging. Eén daarvan was de opsplitsing en gedeeltelijke verkoop van het domein. Een stuk van het park langs de steenweg (N8) werd verkaveld en bebouwd tussen 1958 en 1973, waardoor de oorspronkelijke siertuin, nutstuin en boomgaard verloren gingen. Deze ontwikkeling bracht een heroriëntering van de parkaanleg teweeg: de zichtbaarheid van de villa vanaf de steenweg verminderde en de zichten vanuit het park over de ruimere omgeving verloren aan belang. Een tweede wijziging had betrekking op Villa Louisa: in 1960 werd de volledige westelijke vleugel afgebroken en vervangen door een bescheidener volume in chaletstijl naar ontwerp van architect Stephan Leyman uit Oudenaarde. Daardoor verdween ook de monumentale uitkijktoren.

In zijn 125-jarige bestaan groeide het park uit tot een volwassen park met hoog opgaande bomen. De geschoren (naald)bomen groeiden door, waardevolle soorten hebben nu een volwassen leeftijd, terwijl snelgroeiende soorten al de climaxfase bereikten. Sommige exemplaren zijn al vervangen door een nabijgelegen zaailing die de soort op locatie zal verder zetten. De oprukkende vegetatie onttrok de cascade gaandeweg aan het oog en palmde de structuur grotendeels in.

Beschrijving

Villa Louisa

De Villa Louisa is centraal gelegen in een beboomd domein op een hoger gelegen terras op de noordelijke flank van de Edelareberg. Vrijstaand ingeplant, op een oorspronkelijk onregelmatige plattegrond van zes traveeën bij één travee omvat de villa één tot twee bouwlagen onder een complex sterk overkragend leien zadeldak. Asymmetrisch van opzet legde de compositie van de langgerekte voorgevel de klemtoon op het centrale hoofdvleugel met risalerende puntgevel en de monumentale uitkijktoren of belvédère met omlopend balkon en uitkijkplatform onder ingesnoerd torendak. Deze scheidde de hoofdvleugel van de zijvleugels. Bij de verbouwingswerken in 1960 werd de westelijke helft van de villa gesloopt en vervangen door een chalet van twee bouwlagen onder zadeldak. Van de oorspronkelijke villa resteert vandaag enkel de hoofdvleugel van twee bouwlagen op een rechthoekig grondplan onder overkragend zadeldak met puntgevel en één van de zijvleugels. De bewaarde vleugels zijn opgetrokken in rood baksteenmetselwerk in kruisverband op een hardstenen plint, waarbij de geveltop van de hoofdvleugel uitgewerkt is in imitatievakwerk.

Het pittoreske karakter eigen aan de cottagearchitectuur en Noorse stijl of Dragestil, komt vooral tot uiting in de informele volumeopbouw, het gebruik van pseudo-vakwerkbouw in de geveltoppen en de overkragende bovenbouw en details zoals de meerzijdige erkers, luifels en galerijen. De detaillering van de dakoversteken en geveltop, als ook de vormgeving van het ingesnoerd torendak met steile haakse zadeldaken is rechtstreeks ontleend aan de Noorse architectuur, in het bijzonder de Dragestil. De sterk overkragende daklijsten met decoratieve windborden monden onderaan uit in een drakenkop of snek, terwijl de puntgevels worden bekroond met een ornamentele spits of flèche (Noors: gavlbrand). Ook de decoratieve dakoversteek met geajoureerd pseudofronton (Zweeds: gavelornament) van de zuidelijke erker in pseudo-vakwerk met polychrome baksteeninvulling in rode en gele baksteen is typerend voor de Scandinavische architectuur en houtbouw. In het stijl- en regelwerk en de korbelen van de dakoversteken van erkers en luifels van de villa bevinden zich decoratieve glas-in-loodpanelen in art-nouveaustijl met klaproosmotief.

Bijgebouwen: koetshuis, hovenierswoning en washuis

Aan zuidwestelijke zijde van het domein ter hoogte van de Vlaamse Ardennendreef bevindt zich de gebouwencluster met aanhorigheden: het koetshuis, de hovenierswoning en het washuis. De bakstenen bijgebouwen onder leien daken zijn ingeplant aan weerszijden van de oprijlaan die opklimt naar het hoger gelegen terras rond de villa.

In de lengteas van de villa bevindt zich het koetshuis. Vrijstaand ingeplant op een rechthoekige plattegrond van één bij vier traveeën, omvat het gebouw één bouwlaag onder een steil, sterk overkragend zadeldak met dakkapellen die uitloopt in een ornamentele spits of flèche.

Ten zuiden van het koetshuis bevindt zich aan de straatzijde de hovenierswoning, ingeplant op een L-vormige plattegrond van één bij drie traveeën. De oostgevel die uitgeeft op de oprijlaan wordt verlevendigd met gele baksteen voor de muurbanden, ontlastingsbogen en kroonlijst en dakkapel met rondboogvenster en laadluik. Het dakvlak van de overkragende houten bovenbouw van het haakse volume wordt verlevendigd met een duiventil.

Hoger gelegen aan zuidelijke zijde van de oprijlaan bevindt zich het washuis, dat mogelijk ook dienstdeed als personeelswoning. Vrijstaand ingeplant op een L-vormige plattegrond van één bij twee traveeën, omvat het volume twee bouwlagen onder een afgewolfd zadeldak en schilddak. Aan zuidelijke zijde bevindt zich overhoeks een polygonale traptoren onder uitkragend torendak met spits.

Interieur

Het interieur in de resterende vleugel van de Villa Louisa bleef gedeeltelijk bewaard. De plattegrond is georganiseerd rond de ruime, centraal ingeplante inkomhal in de hoofdvleugel van de villa, waar oorspronkelijk aan zuidelijke zijde het trappenhuis van de uitkijktoren of belvédère op aansloot. Op de begane grond bevinden zich de voornaamste ontvangstruimtes, waarvan enkel de grote inkom en het bureau in de noordoostelijke zijvleugel bewaard bleven. Tussen beide woonvertrekken situeren zich de deels onderkelderde dienst- en circulatieruimtes, waaronder een smalle gang of sas die de inkom met het bureau verbindt, evenals een diensttrap. Een tussenruimte of sas geeft via de dienstrap doorgang tot zuidelijke erker die vermoedelijk dienst deed als wintertuin. Op de eerste verdieping situeren zich de slaapkamers met in de hoofdvleugel de grote slaapkamer die aan noordelijke zijde uitgeeft op het inpandig balkon of loggia. De dakverdieping van het dwarsvolume herbergt een zolderkamer die aan zuidelijke zijde uitgeeft op een balkon onder het zadeldak.

De schouwmantels en parketvloeren in de representatieve ruimtes bleven bewaard, waaronder de gotische schouwmantel in de grote inkom en de renaissance schouwmantel in het bureau. In deze werkkamer bleef eveneens een decoratieve plafondschildering met een velum afgeboord met ranken en palmetten bewaard. De ruimtes in de dakverdieping kennen een sobere afwerking en zijn in navolging voor de Noorse stijl volledig afgewerkt met een wand- en plafondbetimmering in naaldhout.

In het washuis bleef de originele vloer- en wandbekleding bewaard, waaronder een originele decoratieve cementtegelvloer en wandbekleding in faience.

Park

Het park bij Villa Louisa is aangelegd in landschappelijke stijl met pittoresk karakter en bestaat uit een noordelijke parkgedeelte opgevat als een sterk afdalende rotstuin met cascade en kunstgrot in de middenas en een hoger gelegen zuidelijk parkgedeelte met centraal grasperk of ‘tapis vert’ omgeven door hoog opgaande loofboomsoorten. Het geheel wordt ontsloten door een slingerende, onverharde padenstructuur, in het hoger gelegen parkdeel aangelegd als rondgang, die wordt besloten door een opgaande bosgordel. De aanleg wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van pittoreske 'kleinarchitectuur' en sierelementen in cementrustiek, zoals leuningen van vervlochten takken, bruggetjes, paviljoentjes in boomstamarchitectuur en tuinvazen.

Het noordelijke parkgedeelte is aangelegd als rotstuin met een in oorsprong uitgesproken open karakter dat vergezichten bood over Oudenaarde. Een prominent onderdeel van de aanleg vormt de cascade met vijf opeenvolgende opvangbekkens in de centrale zichtas, waarvan de onderste uitgewerkt is als kunstgrot tegen een bakstenen muur die in de hellingswand is ingewerkt. In de beplantingslaag in dit deel van het park komen beduidend meer naaldsoorten voor, die teruggaan op de oorspronkelijke aanplantingen.

In het zuidelijke parkgedeelte met hoog opgaande loofboomsoorten langs paden en bomen aan de rand van het domein overheerst een meer besloten sfeer. Het grasperk met voorjaarsbloeiers neemt een centrale ligging in. Hier kregen soortenrijke graslandvegetaties de kans zich te ontwikkelen onder invloed van een ononderbroken, langdurig landgebruik en evenwichtig beheer. Het geheel werd omsloten door een opgaande bosgordel.

Een genivelleerde terrastuin rond de villa vormt de schakel tussen het zuidelijke en het noordelijke parkgedeelte. Aan de noordzijde is de terrastuin afgeboord met een monumentale keermuur die het niveauverschil op de aflopende helling opving. Een dubbele trappenpartij met smeedwerk geeft toegang tot het noordelijke parkgedeelte.

Merkwaardige bomen (opname 2022). Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeter weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150 hoogte. Worden als monumentale bomen of bomen/struiken uit de tijd van de parkaanleg beschouwd:

  • Vederesdoorn (Acer negundo) 114
  • Bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 475
  • Bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 256
  • Bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 217
  • Venijnboom (Taxus baccata) 135
  • zilverlindige ent (Tilia tomentosa), enthoogte 200, 96
  • Mispel ent (Mespilus germanica), enthoogte 200, 74
  • Amerikaanse eik (Quercus rubra) 463
  • Goudes (Fraxinus excelsior ‘Jaspidea’) 286
  • Japanse notenboom (Ginkgo biloba) 286
  • Blauwe Atlasceder (Cedrus atlantica sp.) 316
  • Eénbladige es (Fraxinus excelsior ‘Diversifolia’) 258
  • Californische schijncipres (Chamaecyparis lawsoniana) 360
  • Treurberk (Betula pendula sp.) 128
  • Reuzenlevensboom of Westerse levensboom (Thuja occidentalis spp.) 160
  • Venijnboom (Taxus baccata) 325
  • Ierse taxus (Taxus baccata ‘Fastigiata’) 136
  • Bonte hulst (Ilex aquifolium ‘Argenteomarginata’) 76
  • Jeneverbes sp (Juniperus sp.)
  • Stadsarchief Oudenaarde: Archief van de familie Raepsaet 1569-1960 [online], https://www.archiefpunt.be/dlnk/AE_8689 (geraadpleegd op 28 februari 2022), nr. 140, 144, 222, 262.
  • Stadsarchief Oudenaarde: Fotoverzameling familie Vandermeersch, Glasnegatieven VDM_0011 en VDM_0012 (fotograaf: J. Remmlinger, ca. 1900-1906).
  • Stadsarchief Oudenaarde: Modern archief Edelare, Openbare werken en openbare diensten. Ruimtelijke ordening en stedebouw. Vergunningen. Vergunningen artikel 44 (bouwvergunning), doos ED VIII 9, 11, 13.
  • Stadsarchief Oudenaarde: Oud archief Oudenaarde, Openbare werken en openbare diensten. Ruimtelijke ordening en stedebouw. Vergunningen. Vergunningen artikel 44 (bouwvergunning): doos OUD VIII 232, 233.
  • Kadasterarchief Oost-Vlaanderen (Ministerie van Financiën – Patrimoniumdocumentatie), Bijgevoegde aanwijzende tabel 209: Oudenaarde 6de afdeling Edelare (kadastrale afdeling 45506 sectie A) en mutatieschets model 207 (1895-1) (1899-7) (1901-2), (1960-3), (1963-2).
  • Kadasterarchief Oost-Vlaanderen (Ministerie van Financiën – Patrimoniumdocumentatie), Bijgevoegde aanwijzende tabel 209: Bijgevoegde aanwijzende tabel 209: Oudenaarde 7de afdeling Leupegem (sectie A) en mutatieschets model 207 (1886-2), (1958-6), (1959-7), (1960-4), (1966-6), (1967-5), (1973).
  • Digitaal Vlaanderen, Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II, DTM, raster, 1 m, afgeleid van LiDAR-hoogtegegevens, 2013-2015, kaartblad 29 en 30.
  • Digitaal Vlaanderen, Orthofotomozaïek, middenschalig, winteropnamen, kleur, maart 2022, Vlaanderen, GIS-datalaag https://metadata.vlaanderen.be/metadatacenter/srv/dut/catalog.search#/metadata/f5304d6d-0dd4-43fd-a726-427af31e8d61.
  • Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonuim: Luchtfoto van Leupegem, in opdracht van Commissariaat Generaal voor 's Lands Wederopbouw – cliché B058874, 1944 [online], https://balat.kikirpa.be/object/147798 (geraadpleegd op 27 april 2022).
  • Nationaal Geografisch Instituut: Luchtfoto B2 Kortrijk 72, 1952, Cartesius [online], https://www.ngi.be/cartesius/images/air/1952_B2-kortrijk_072.jpg (geraadpleegd op 28 april 2022).
  • ANDRE E. 1879: L’art des jardins. Traité général de la composition des parcs et jardins, Parijs.
  • BLATON-AUBERT S.A. 1888: Ciments & Bétons, prijscatalogus firma Blaton-Aubert, Dufrane-Friart Brussel-Mons-Frameries, MOT [online], https://www.mot.be/webhdfs/v1/resource/RCB/37001/rcb037001.pdf (geraadpleegd op 21 juni 2022), 6, 12.
  • CULOT M., DEVOS R., ESPION B., HELLEBOIS A., PESZTAT Y., PROVOST M., VAN DE MAELE J. s.d. [2022]: Blaton, een dynastie van bouwers, S.l.
  • DE POTTER J. 1923: A la mémoire de messieurs Paul-Julien-Henri-Emmanuel Raepsaet (1843-1918), président d’honneur; le vicomte Amaury de Ghellinck d’Elseghem-Vaernewyck (1851-1919), président; Théophile Vander Straeten (1829-1921) ondervoorzitter; Sylvain Verwee (1859-1916) trésorier, Annales du Cercle archéologique & Historique d’Audenaerde, de sa Châtellenie et de l’ancien Pays d’entre Maercke et Ronne 6, Oudenaarde, 9-22.
  • RAEPSAET 1887: Les vacances d'un notaire au Cap Nord. Souvenirs de voyage, Gent.
  • TSCHUDI-MADSEN S. 1981: Veien hjem, Norsk arkitektur 1870-1914, Norges kunsthistorie, 5, 7-108.
  • TSCHUDI-MADSEN S. 1993: Dragestilen, Honnør til en hånet stil, 99-110.
  • ROGATIONS L. 2015: Résurgence de l'art viking à l'époque moderne: l'exemple du mouvement Art nouveau en Scandinavie, Nordiques, 29, 63-72.
  • VAN DE VOORDE S. 2011: Bouwen in beton in België (1890-1975). Samenspel van kennis, experiment en innovatie, deel 1, doctoraatsverhandeling vakgroep architectuur en stedenbouw UGent, Gent.
  • VANDEWEGHE E. 2013: De verouderde steden of hoe de historische stad vorm kreeg in een eeuw van modernisering (1860-1960): Aalst, Dendermonde, Oudenaarde en Veurne, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, Universiteit Gent, Vakgroep Kunstwetenschappen, 567-568.
  • VAN DRIESSCHE T. & VAN DEN BREMT P. (red.) 2015: Methodologie voor het beheer van historische tuinen en parken in Vlaanderen, Handleiding agentschap Onroerend Erfgoed 8, Open Archief van OE-publicaties nr. 726 [online], Brussel.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/45035/103.1, Villa Louise en park.
Auteurs: Verboven, Hilde; Himpe, Koen; Pevernagie, Thomas; Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Vallei van de Maarkebeek stroomafwaarts Maarke

  • Is deel van
    Vlaamse Ardennendreef (Edelare)

  • Omvat
    Bruine beuk in tuin 'Villa Louisa'


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa Louisa met park [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/27427 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.