erfgoedobject

Stedelijke begraafplaats

bouwkundig element
ID
23776
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/23776

Juridische gevolgen

Beschrijving

De begraafplaats van Roeselare is aangelegd op een perceel aan de Groenestraat in 1806, nadat Napoleon Bonaparte in 1804 het begraven rondom de kerken had afgeschaft. Sindsdien werd de begraafplaats steeds verder uitgebreid, rond 1910 met een aansluitend perceel aan de Blekerijstraat, later nog verder in westelijke richting.

Nu ligt de begraafplaats binnen het stratenblok gevormd door Blekerijstraat, Groenestraat, Westlaan en Molenstraat. De Ferdinand Le Hetetdreef verbindt doorheen de begraafplaats de Blekerijstraat met de Westlaan. Vanaf de toegang in de Groenestraat leidt een dreef naar de centrale kapel. De toegangen bestaan uit een zwarte ijzeren toegangspoort met vier witte kruisen tussen poortgebouw met twee zijdeurtjes van gele baksteen op arduinen plint en bekroond met twee blokvormige kruisen waarop "R.I.P" inscriptie.

Het oudste gedeelte van de burgerlijke begraafplaats is te situeren aan de Groenestraat, met onder meer verschillende grafkapellen van de rijke ‘Nieuwmarkters’, een praalgraf van Albrecht Rodenbach (1888) naar ontwerp van Jules Lagae, Roger Fieuw (letterkundige, 1960), Karel Dubois (stichter Katholieke Aktie, 1956), Willem Denys (geestelijke vader van "Peegie", 1983) en een grafmonument van de familie van Louis Tant, vrijmetselaar en vooraanstaand liberaal.

Ereperken en oorlogsgedenktekens op de stedelijke begraafplaats

Links en rechts van de Ferdinand Le Hetetdreef, bij de ingang Blekerijstraat, zijn verschillende ereperken en oorlogsgedenktekens terug te vinden.

Roeselare kreeg het zwaar te verduren aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Op 19 oktober 1914, gekend als Schuwe Maandag, werden 38 burgers uit Roeselare gedood. Vele Franse en Duitse doden werden tijdens de daaropvolgende dagen begraven op de stedelijke begraafplaats. Tijdens de oorlog waren er Duitse hospitalen in Roeselare gevestigd. Vele Duitsers overleefden dit echter niet en werden eveneens bijgezet op het zogenaamde 'Wilhelmfriedhof' op de stedelijke begraafplaats. Ook Belgische, Franse en Britse krijgsgevangenen werden er begraven. Het geallieerde Bevrijdingsoffensief in september 1918 leidde tot een nieuwe golf van bijzettingen van Belgische, Duitse, Franse en Amerikaanse militairen.

Na de oorlog werden vele doden gerepatrieerd. Tegelijk werden graven toegevoegd uit kleinere ereperken. Nog in december 1970 bijvoorbeeld werden 124 graven uit de Franse militaire begraafplaats van Roesbrugge naar hier overgebracht. De overgebleven graven werden op specifieke ereperken gegroepeerd volgens nationaliteit (Brits, Duits en Frans). Er werd eveneens een ereperk aangelegd voor de oorlogsslachtoffers van Roeselare. De Amerikaanse graven waren kort na de oorlog overgebracht naar de Amerikaanse begraafplaats in Waregem.  

Tijdens de Duitse inval in mei 1940 werden er noodgedwongen opnieuw Belgische en Britse doden bijgezet op de stedelijke begraafplaats, evenals burgerslachtoffers (inwoners van Roeselare en vluchtelingen). Tijdens de oorlog werden enkele Duitse militairen toegevoegd: hun graven werden na de oorlog overgebracht naar de Duitse begraafplaats van Lommel. Bij de bevrijding van Roeselare in september 1944 vielen er acht Poolse militairen. Hun graven op de stedelijke begraafplaats werden later overgebracht op de Poolse begraafplaats van Lommel.

In 1956 werden de geïdentificeerde Duitse doden uit de Eerste Wereldoorlog overgebracht naar de Duitse begraafplaats van Menen, terwijl de onbekende Duitsers werden bijgezet in het 'Kameradengrab' op de Duitse begraafplaats van Langemark. Op de plaats waar tot 1959 een Duitse gedenkzuil stond, werd een blauwe atlasceder geplant.

Vandaag zijn er twee Franse perken, met in het totaal 747 grafkruisen, waaronder 759 Franse militairen begraven liggen. Op het noordelijk perk zijn er 351 Franse betonnen grafkruisen en het opvallende praalgraf voor Ferdinand Le Hétet, naar ontwerp van de Roeselaarse kunstenaar Emile Duyvewaardt. Le Hétet zou op heldhaftige wijze op 19 oktober 1914 (Schuwe Maandag) verzet geboden hebben. Het witte praalgraf bestaat uit een graftombe met de vage omtrekken van een lichaam onder een lijkwade, een geweer, helm en kruis met bloemenkrans en een afgebroken zuil op het hoofdeinde. Op het zuidelijke perk zijn er 396 grafkruisen, evenals een massagraf voor 264 Franse onbekende militairen (het geciteerde aantal van 250 zou achterhaald zijn). Hier staat een gedenkteken voor de bevrijding van Roeselare door Franse militairen, met een bijzondere vermelding van Le Hétet. Dit gedenkteken is eveneens naar ontwerp van Emile Duyvewaardt en werd uitgevoerd door J. Pouille uit Roeselare. Het bestaat uit een tweedelige hardstenen sokkel, die naar boven toe versmalt, met rijk geprofileerde kroonlijst en bekroond met een urne, deels bedekt met een lijkwade. Op de voorzijde hangt een zware bloemfestoen in een lus, op de zijkanten een kruis in vlakreliëf. Op de voorzijde is er een rechthoekige bronnen plaat met in vlakreliëf de buste van een Franse soldaat met helm.

Op het Britse ereperk liggen er 89 Britse en twee onbekende Franse militairen uit de Eerste Wereldoorlog en zeven Britse militairen, die omkwamen aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Dit ereperk wordt getooid met een 'Cross of Sacrifice' en twee stenen zitbanken. Een 'duhallow block' en 'special memorials' zijn opgericht voor twee Britse doden, wiens graf door het latere oorlogsgeweld vernietigd geraakte en niet meer teruggevonden kon worden.

Op het ereperk voor de Roeselaarse slachtoffers zijn er 257 doden begraven (of worden herdacht) onder betonnen, witgeschilderde grafzerken. Het betreft zowel burgerlijke als militaire slachtoffers uit beide wereldoorlogen afkomstig uit Roeselare, of uit een andere woonplaats maar op grondgebied van Roeselare omgekomen. Hier staat een oorlogsgedenkteken voor de burgerlijke en militaire slachtoffers, ingehuldigd op 15 oktober 1922. Dit gedenkteken is ontworpen door René Doom en beeldhouwer Josué Dupon, met uitwerking van de bronzen platen door de Fonderie Nationale des Bronzes. Het betreft een hoge gedenksteen uit Euville-steen bovenaan afgewerkt met een zware architraaf en een klein driehoekig fronton. In twee nissen worden tegen een vergulde achtergrond in vlakreliëf het beeld van een jonge vrouw in lang gewaad (links) en van een oude vrouw gehuld in een kapmantel met gebogen hoofd (rechts) weergegeven, beiden uitgevoerd in brons. Een klein gedenktekentje in kruisvorm herinnert aan de weggevoerden en werkweigeraars. 

  • CALLEWAERT F. 1996: Stedelijke begraafplaats Blekerijstraat in Roeselare, Mandeldal XXI.4, 85-86.
  • DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C., TANSENS A. & VANNESTE P. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kanton Roeselare, bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n1, Brussel - Turnhout.
  • DENYS D. 1982: Toponymie van Roeselare, Roeselaars plaatsnaamkundig woordenboek, Kortemark-Handzame, 67.
  • DESEYN M., BOMMEREZ D. e.a. 2000: De oude stedelijke begraafplaats van Roeselare, Roeselare. 
  • JACOBS M. 1996: Zij die vielen als helden... Inventaris van de oorlogsgedenktekens van de twee wereldoorlogen in West-Vlaanderen, Deel 2, Brugge, 341-342.
  • S.N. s.d.: Roeselare, Hartje West-Vlaanderen, folder Dienst Toerisme Roeselare.

Auteurs: Decoodt, Hannelore; De Gunsch, Ann; Metdepenninghen, Catheline; Tansens, Annick; Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stedelijke begraafplaats [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/23776 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.