Neoclassicistische zaalkerk van 1840 met ingebouwde westtoren, schip van vier traveeën en koor van een rechte travee met driezijdige sluiting, geflankeerd door twee sacristieën.

Baksteenbouw met gebruik van kalksteen voor plint en lijsten. Westgevel met rondboogportaal (kalksteen) in een risaliet; kalkstenen rondboognis met heiligenbeeld, en rondboogvormige bakstenen galmgaten in de toren; ingesnoerde naaldspits (leien). Bakstenen rondboogvensters op kalkstenen lekdrempels in de zijgevels. Zadeldak (leien). Overluifeld kruisbeeld tegen de zuidelijke sacristie.

Overwelving door middel van een gedrukt tongewelf, voorzien van een versierde kruisrib en gordelbogen opgevangen door korte pilasters onder een gekorniste kroonlijst. Kruisribgewelven op consoles over het koor.

Mobilair: Processiemadonna (tweede helft 17de eeuw); Sint-Markoen, hout (16de eeuw). Drie renaissance-altaren; Lodewijk XVI-biechtstoel.