erfgoedobject

Appartementsgebouw in brutalistische stijl

bouwkundig element
ID
217112
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/217112

Juridische gevolgen

Beschrijving

Appartementsgebouw in brutalistische stijl op de hoek van Prins Boudewijnlaan en Floraliënlaan, naar een ontwerp door de architect Paul Meekels uit 1963. Opdrachtgever was de bouwonderneming Entreprises Covaco, met als zaakvoerder G. Van Roey. Deze firma besloot in 1964 ook haar kantoren in het gebouw onder te brengen, waartoe het initiële ontwerp werd uitgebreid met een penthouse ontsloten door een afzonderlijke inkomhal en liftkoker. Het complex omvat volgens de bouwplannen vijftien appartementen van vier verschillende types waaronder vier duplexflats verdeeld over vijf verdiepingen, een servicestation van Mobil Oil met woonst voor de uitbater in de benedenbouw, de kantoorsuite van Covaco in het penthouse, en een ondergrondse garage met vijftien staanplaatsen.

Het appartementsgebouw behoort tot het vroege oeuvre van Paul Meekels, wiens persoonlijke loopbaan midden jaren 1950 van start ging na een stage op het architectenbureau van Léon Stynen. Twee jaar eerder, in 1961, had de architect in samenwerking met de Entreprises Covaco al een eerste flatgebouw met een vergelijkbaar concept en programma tot stand gebracht, gelegen op de hoek van Koninklijkelaan en Hugo Verriestlaan te Berchem. Beide complexen onderscheiden zich door een rationeel minimalisme, constructieve logica en een economie van materiaal en middelen, samengebald tot een krachtige plastische expressie. Met deze ontwerpen bouwt Meekels in radicale vorm voort op de ervaring opgedaan bij Léon Stynen, die zich vanaf de jaren 1950 voluit oriënteerde op de naoorlogse architectuur van Le Corbusier. Naar vorm en typologie zijn er overeenkomsten met het appartementsgebouw De Zonnewijzer uit 1955-1956 aan de Mechelsesteenweg, dat Meekels mee ontworpen had, en waar het architectenbureau van Stynen gevestigd was. Opmerkelijk is de polyvalente opdeling in meerdere types flats en duplexwoningen, die afwijkt van de destijds gebruikelijke standaardprogramma’s eigen aan wooncomplexen bestemd voor de private markt. Eind jaren 1950 experimenteerde de architect Renaat Braem even verderop aan de Prins Boudewijnlaan in opdracht van de R.V.S. Levensverzekering Maatschappij met een gelijkaardige, multifunctionele ‘wooneenheid’, die uiteindelijk niet werd gebouw. Ook dit project combineerde meerdere types flats al of niet van het duplextype, met een winkel en uitgebreide gemeenschapsvoorzieningen.

Vrijstaand ingeplant op een quasi rechthoekige plattegrond van zes bij twee traveeën, omvat het complex zes bouwlagen en een terugwijkend penthouse. De constructie bestaat uit een skeletstructuur op pilotis uit gewapend, glad gekofferd zichtbeton, voor het gevelparement ingevuld met baksteenmetselwerk uit rode en bruine handvormsteen in halfsteens verband. Het oorspronkelijke schrijnwerk van vensters, deuren en poorten, uit staal op het gelijkvloers en uit hout op de verdiepingen, is vermoedelijk nog slechts in beperkte mate bewaard. Bepalend voor het brutalistische karakter is de sterk geaffirmeerde skeletstructuur van het gebouw, in combinatie met het geknikte profiel van de kopgevels. De bovenbouw rijst in overkraging boven het dubbelhoge gelijkvloers uit, gedragen door een zware portiekstructuur op pilotis. Het betonskelet neemt in de vrijwel doorlopend beglaasde voorgevel de vorm aan van een vrijstaand plastisch scherm, waaruit de indeling in (duplex)flats valt af te leiden. Volkomen symmetrisch van opzet wordt de compositie geaccentueerd door balkons met glazen borstwering. Het inkomportaal van de appartementen wijkt discreet terug achter de pilotis, oorspronkelijk door een wandmassief met zaagtandprofiel afgeschermd van het servicestation. Veeleer gesloten en levendig geritmeerd door een geschrankte vensterordonnantie, laten de achter- en kopgevels enkel de balkenlagen zichtbaar. Volgens de bouwplannen nam het servicestation slechts de zuidelijke helft van het gelijkvloers in, organisch ingepast tussen de verder open pilotis-structuur, met een 'driveway' voor de benzinepompen. Tenzij tijdens de uitvoering van de bouwplannen werd afgeweken, is de huidige volledig dicht gebouwde toestand het gevolg van een latere aanpassing. De tegen de zuideljke kopgevel aanleunende liftschacht van het penthouse, werd zoals hoger vermeld tijdens de bouw toegevoegd.

De vijftien appartementen van vier verschillende types waaronder vier duplexwoningen, zijn volgens een alternerend schema over de vijf bovenverdiepingen verdeeld, in de kern ontsloten door een liftschacht en trapkoker. Volgens de bouwplannen omvatten de eerste, derde en ook vijfde verdieping elk twee appartementen met een L-vormige plattegrond op de koppen van het gebouw, bestaande uit een woonkamer met open keuken, respectievelijk twee en drie slaapkamers en een badkamer. De middenzone zijde voorgevel groepeert hier het woonniveau met open trap en keuken van telkens twee duplexflats. Aan zijde achtergevel is verder telkens een gastenkamer met sanitair voor gemeenschappelijk gebruik voorzien. De tweede en de vierde verdieping omvatten twee identieke flats met een L-vormige plattegrond, bestaande uit een woonkamer met open keuken, drie slaapkamers en een badkamer. De middenzone zijde achtergevel groepeert hier het slaapniveau van telkens twee duplexflats, bestaande uit drie slaapkamers met badkamer. De indeling van de vijfde verdieping lijkt te kloppen met de bouwplannen voor wat de appartementen op de koppen betreft, daar waar de middenzone allicht een afwijkende invulling kreeg. Het servicestation omvatte de open 'driveway' met benzinepompen, een kantoor met afgeronde vitrine, een was- en smeerplaats met vouwpoort; op duplexniveau bevond zich de woning van de uitbater, bestaande uit een woonkamer met open keuken, twee slaapkamers en een badkamer. Het penthouse omvatte volgens de bouwplannen een open kantoorsuite door kastenwanden in zones opgedeeld voor secretariaat, boekhouding en administratie, architect en technische dienst, een verkoops- en een directiekantoor. Het interieur van de inkom- en traphal wordt gekenmerkt door gevernist houten binnenschrijnwerk, een lambrisering uit oregonlatten en een composiettegelvloer.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 957#1113 en 957#1396.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Appartementsgebouw in brutalistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/217112 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.