erfgoedobject

Villa ter Beuken met park

bouwkundig / landschappelijk element
ID
217079
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/217079

Juridische gevolgen

Beschrijving

De Villa ter Beuken is een kwalitatief en goed bewaard voorbeeld van een vrijstaande landelijke villa met omliggend park, gebouwd in 1914 naar ontwerp van de Gentse architect Prosper Alfred Buyck (1873-1938) en rijkelijk ingericht onder begeleiding van de Brusselse decorateur-interieurarchitect G.F. Bage. Op een arduinen cartouche op de sokkel van de zuil naast de inkomdeur staat de naam van de architect gesigneerd: "Prosper Buyck – Architecte". Op de achtergevel van de villa bevindt zich een witstenen cartouche met monogram van de bouwheer, voorstellende de verstrengelde initialen "GS" (Georges Schaetsaert) tussen het bouwjaar "1914" ingewerkt.

Historiek en context

De villa is gelegen in de Lokerse Stationswijk, uitgebouwd vanaf midden negentiende eeuw op vroegere meersgronden, gelegen ten noorden van de Durme. De Groendreef werd hierbij aangelegd tussen het Stationsplein en de Steenweg van Gent naar Antwerpen. De wijk werd vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw hoofdzakelijk bebouwd met (buiten-)verblijven van rijk geworden industriëlen en gegoede burgers, vormgegeven als landelijke kasteelachtige villa’s in het groen. Het meersengebied was vooral in bezit van grootgrondbezitters. Zo hoorden de gronden van de Villa ter Beuken oorspronkelijk toe aan Cesar Eduard Cruyt (1829-1896). In het meersengebied exploiteerde hij diverse percelen voor een boomkwekerij. Zijn eigendom bevatte een lusthof, paviljoenen en een remise. Bij notarisakte van 1875 kocht de vermogende Gentse textielhandelaar en later rentenier Léonce Schaetsaert (1842-1913) de grond met gebouw over. Het domein werd aanvankelijk gebruikt als lusttuin. Een vijver werd gegraven en de parkaanleg werd aangevat. Vanaf eind 1877 bewoonde de familie Schaetsaert permanent het domein te Lokeren. Vanaf 1892 keerde de familie terug naar Gent en werd het huis nog enkel gebruikt als buitenverblijf. Vanaf 1899 stond het domein leeg.

Na het overlijden van Léonce in 1913 kwam het huis in handen van de oudste zoon Georges Schaetsaert (1871-1929), die sinds 1892 als nijveraar stond geregistreerd te Gent. In 1914 gaf hij de opdracht aan architect Prosper Buyck om een nieuwe villa te bouwen aan de Groendreef te Lokeren. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verhinderde de afwerking van de villa. De eigenaar besliste na de oorlog om de onafgewerkte villa met park te verkopen. In 1920 kocht Virginie Cock (1891-1976) de villa. Zij behoorde samen met haar echtgenoot – en neef – Hubert Cock (1889-1948) tot de gekende 'dynastie Cock' van Lokerse textielnijveraars, die in de 19de eeuw fortuin maakten en tot in het eerste kwart van de 20ste eeuw meerdere textielfabrieken te Lokeren oprichtten en leidden. Onder toezicht van echtgenoot Hubert Cock gebeurde de volledige binneninrichting van het 'château' door de Brusselse decorateur en binnenhuisarchitect G.F. Bage in de periode 1920-1926. Om niet gekende redenen werd de ingerichte villa al in 1928 verkocht aan Anna Cogen (1891-1962), een Lokerse fabrikante in de haarsnijderij, die voor haar scheiding in de directeurswoning bij de haarsnijderij 'Epouse P. Jacobs - A. Cogen Etablissement' in de Heirbrugstraat te Lokeren woonde. Ze bewoonde samen met haar tweede man Joseph Van Doorselaere (1891-1973) en haar drie kinderen het domein tot aan haar dood.

Na het overlijden van de vader Joseph Van Doorselaere bood dochter Monique, als erfgename, het kasteel met domein van meer dan 2 hectare groot, met afhangen en park, broeikassen en hooiland, boomgaard en twee conciërgewoningen te koop aan de stad. De stad Lokeren ondertekende op 21 oktober 1976 de aankoopakte. De tuin zou worden opgesteld als openbaar park. De Stedelijke Academie voor Woord en Kunst (later de stedelijke Academie voor Muziek en Woord) nam in 1977 de lokalen van Villa ter Beuken officieel in gebruik als leslokalen. In 1991 kwam ook het naastgelegen domein van Villa Geurts in gebruik van de stad, en werd dit gebouw eveneens ingepalmd als leslokalen voor de stedelijke academie. Het park fungeert al sinds 1981 jaarlijks in de zomer als het 'Centrum voor Ruimtelijke Kunst'.

In 1986 werden er grote herstellingswerken uitgevoerd aan de villa. In 2009 werd een nieuwe renovatie aangevat, waarbij het dak, het buitenschrijnwerk en de gevels werden aangepakt. De villa werd opgenomen in een project tot uitbreiding en modernisering van de academie. Een nieuwbouw in de vorm van een kunstpaviljoen voor concerten en leslokalen werd opgericht op de achterliggende gronden naar ontwerp van Plus Office Architects. De nieuwbouw werd met de achtergevel van de villa verbonden via een opvallende beglaasde toegangshal. De nieuwbouwwerken startten in 2010 en werden beëindigd in het najaar 2012.

Architectuur

De achterin het ruime park gelegen villa is opgetrokken in een stijl, die het meest aanleunt bij de art nouveau op het bouwlaagniveau van het souterrain en de eerste bouwlaag, maar met eclectische kenmerken op de tweede en derde bouwlaag die refereren aan de Anglo-Normandische cottagestijl. De gevels zijn algemeen gekenmerkt door het decoratief aanwenden van geschilderd imitatievakwerk in puntgevels, met erkers of een loggia in de tweede bouwlaag. De pittoreske opbouw, vormgeving en volumewerking van de villa wordt verkregen door het spel van composiete daken en topgevels, verspringende en risalietvormende traveeën, verhoogde dakkapellen met afwisselend één, twee of drie vensters, en het typisch zeshoekige houten lantaarntorentje op de zuidoostgevel.

De villa vertoont een bijna vierkante plattegrond en telt per gevelzijde drie, breed uitgewerkte, ongelijke traveeën en twee bouwlagen boven een hoge onderbouw met souterrain en afgedekt met een derde bouwlaag onder een gecombineerd schilddak. Sierlijk afgewerkte schoorsteenmassieven in lagen van gekleurde baksteen tooien de bedaking. Aflijning van de gevels met een overkragende kroonlijst, boven een fries uitgevoerd in decoratief pleisterwerk met bloemen. De eerste bouwlaag en deels ook de tweede bouwlaag is opgetrokken in gele geglazuurde baksteen in kruisverband. De tweede bouwlaag wordt bijkomend afgewerkt met bepleisterd en geschilderd imitatievakwerk op klossen. De gevels vertonen een decoratieve afwerking door het gebruik van natuursteen (Euvillesteen) of hardsteen voor plinten, rechthoekige vensteromlijstingen, aflijnende daklijst, gesculpteerde friezen en het inkomportaal met zuilen. Alle dorpels, neuten en ontlastingsbogen zijn versierd met een in de steen gegraveerd, klein geometrisch motief in art-decostijl. De gevels zetten aan op een hoge plint van blauwe hardsteen en zijn deels versierd met stroken van niet-constructieve breuksteen, onderbroken door muuropeningen voor keldervensters en voor de toegangsdeuren (dienstingangen) van het souterrain. De keldervensters en -deuren zijn rechthoekig van vorm en zijn gevat in gestrekte nissen en zijn voorzien van ijzeren traliewerk. In het souterrain deels bewaard schrijnwerk van ramen en deuren met kleine roedeverdeling en opgevuld met gekleurde glaspaneeltjes.

Zowel bij de voorgevel en als bij de achtergevel lijnt een opvallend verspringend risaliet van één travee met bekronende puntgevel met geschilderd imitatievakwerk, de rechterkant van de gevelzijde af.

Voorgevel met geaccentueerde middentravee met toegangsportiek onder een portaaldakje van rode leipannen, gedragen door twee Toscaanse zuilen, bevloerd met mozaïek in geometrisch motief. Daarboven een breed venster van een afgesloten loggia, voorzien van een breed, gekleurd glas-in-loodvenster in het bovenlicht, onder een hoofdgestel met raaminvulling. De linkertravee wordt op de gelijkvloerse verdieping gekenmerkt door een erker onder een polygonaal dakje van rode leipannen bekroond met borstwering in fijn geometrisch smeedwerk. De dubbele glasdeur van de hoofdingang is afgesloten met geometrisch smeedwerk.

De achtergevel wordt links gemarkeerd door een vierkante, torenvormige travee, bekroond door een zeskantig, in lantaarnvorm opengewerkt daktorentje met smeedijzeren windvaan. De hoofdtravee van de achtergevel is een licht achteruitspringend middengedeelte met een open portiek met terras op het niveau van het souterrain, en een inpandig balkon op de eerste en tweede bouwlaag, verdeeld in twee via een muurdam. Het balkon wordt telkens afgesloten met een lage balustrade.

De rechter zijgevel vertoont aan de linkerkant een blinde travee. De breed uitgewerkte en verspringende middentravee onder een uitkragende topgevel met imitatievakwerk is verticaal gemarkeerd met onderaan vier keldervensters met voorliggend, lager gelegen terras, bovenaan afgesloten met smeedijzeren hekwerk. Vier vensters tussen muurdammen op de verhoogde begane grond en daarboven een erkervormig drielicht met glasraam, gescheiden door houten zuiltjes onder een geknikte ontlastingsboog met tandlijst versierd. In de rechter zijtravee zit een portiekje voor de dienstingang met flankerend drielicht, afgedekt door een lessenaarsdakje van rode leipannen.

De onderbouw van de linker zijgevel sluit aan op een hoog bordes dat een terras vormt en omzoomd is door een hardstenen boordafsluiting. Geaccentueerde middenpartij, uitgewerkt als een breed, uitgewerkt risaliet van twee traveeën, rechts opgebouwd uit twee boven elkaar uitgewerkte erkers, waarvan de onderste bekroond is door een golvend lessenaarsdakje van kleine rode leipannen. Centraal op de begane grond van de erker is een natuurstenen bas-reliëf verwerkt met de uitbeelding van het thema 'Schone Kunsten', naar ontwerp van de Gentse beeldhouwer Geo Verbanck uit 1928. De bovenste erker is geopend met een drielicht, ingevuld met een glasraam. De linkertravee van de zijgevel is voorzien van een vierdelige houten, beglaasde terrasdeur, waarvan 2 vleugels openslaand en voorzien van kleine roedeverdeling. Het bovenste licht wordt versierd door een rondbogig uitgesneden houtwerk van twee geometrische lelies. Een rondbogige steektrap van vier hardstenen bordestreden leidt naar de terrasdeur.

Interieur

De plattegrond van de villa is opgebouwd rondom een ruime open traphal, verbonden met het portiek via een rijk uitgewerkte vestibule. Alle deuren van de belendende woonruimtes van de gelijkvloerse verdieping en ook van het dienstgedeelte met diensttrap geven uit op de vestibule en de traphal. De representatieve ruimten zijn telkens georiënteerd naar de zonnekant en zijn ofwel voorzien van een vooruitspringende erker of loggia, ofwel verbonden met een klein terras of overdekt balkon. De compositie van de ruimten is eerder pittoresk dan symmetrisch en evenwichtig. De trap geeft uit op een grote overloop, waar de diverse slaapkamers op uitkomen. De gang met diensttrap verbindt de kleine keuken aan de kant van de rechterzijgevel, met de kelders en met de verschillende verdiepingen en loopt door naar de zolderruimten onder het dak.

Tussen 1920 en 1926 werd de villa ingericht onder leiding van de Brusselse decorateur-architect G.F. Bage. Het atelier Bage leverde het grote schrijnwerk, het meubelwerk, de inrichting van de traphal en verzorgde het schrijnwerk en het pleisterwerk van het grote salon. De decoratieve materialen en de interieuraankleding van de kamers, de apparaten voor de nutsvoorzieningen werden uitgekozen hoofdzakelijk naar model en volgens de gangbare mode bij bekende, gespecialiseerde ateliers, veelal uit het Brusselse en het Antwerpse. De algemene bouwwerken en het schrijnwerk werden uitgevoerd door lokale vakmannen.

Voor de binneninrichting werden de verschillende, toen gangbare stijlen toegepast, gaande van art nouveau, Anglo-Normandische cottagekenmerken tot Franse neo-Lodewijkstijlen. Deze afwerking is nog bewaard in de grootse traphal met bordestrap, in het grote Lodewijk XIV-salon en het kleine empire-salon, in de empire-eetkamer van de gelijkvloerse verdieping en in de slaapkamers van de eerste verdieping. Deze behouden onder meer de originele gevleugelde binnendeuren met decoratief opgelegd houtwerk, lambriseringen in pitchpine, decoratief bepleisterde plafonds, marmeren schouwmantels in Franse neo-stijlen, tegelvloeren in zwart en wit marmer en parketvloeren, alsook het geschilderd en gekleurd glas in ramen en deuren van de verschillende verdiepingen.

Uitzonderlijk opvallend zijn twee grote gekleurde glasramen, over drie glaspanelen geschilderd met motieven van bloementuilen en vazen, plantenslingers, en vogels. Een drielichtvenster bevindt zich op het bordes van de monumentale traphal en een tweede meerdelig glasraam in de erker van de vroegere grote slaapkamer op de eerste verdieping.

Park

De imposante villa is achterin gelegen in een afgesloten parkdomein in landschappelijke stijl, waarvan de aanleg van het park teruggaat tot de tweede helft van de 19de eeuw. Het parkdomein vormt een samenhangend en goed bewaard historisch geheel met de villa en wordt gekenmerkt door twee beukendreven tussen de straat en de villa, dendrologisch waardevolle solitaire bomen, een serpentinevijver met een betonnen brug in art-decostijl ontworpen door Geo Bontinck in 1929, gietijzeren bruggetjes, paden aangelegd in golvende lijnen, een restant van een ijskelder en een later toegevoegde kleine en sobere conciërgewoning uit 1940.

De Gentse architect en stedenbouwkundige Geo Bontinck ontwierp volgens een bouwplan van 1929 ook een fraai uitgewerkt smeedijzeren hekken in art-decostijl aan de straatzijde. Het is niet duidelijk of dit plan van de straatafsluiting ooit werd uitgevoerd. De huidige straatafsluiting werd pas gerealiseerd naar een ontwerp van 1942 door de Lokerse architect Fern(and) De Bruyn (1906- ?). Het betreft een 47 meter lange afsluitmuur opgebouwd op een sokkel van arduin en met brede breukstenen panelen vervat in het baksteenmetselwerk. Een drieledige poort op geblokte zuilen onder tentdak en met hekwerk geeft toegang tot het domein.

  • Stadsarchief Lokeren, Modern archief Lokeren (MAL), Bouwdossiers Groendreef, deeldossier Villa Ter Beuken, MAL 518-522.
  • DEMEY A. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Sint-Niklaas, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 7N1 (B-L), Brussel - Gent.
  • DEMEY A. 1995: Geo Verbanck. Beeldhouwer, Kleine Kultuurgidsen, Gent.
  • DEMEY A. en VAN CAMPENHOUT N. 1992: Bouwen tijdens de belle époque. Architectuur te Lokeren tussen 1890 en 1914, Gent.
  • DIERICK E. 1992: Geschiedenis van het ‘Hof Ter Beuken’, De Souvereinen 23.4, 115-123.
  • MARX M. en ENGELEN C. 2000: Geo Verbanck, in: Beeldhouwkunst in België vanaf 1830, deel 3, Brussel, 1718-1719.
  • LIEBAUT H. 2009: De erfgoedwaarde van de villa en het park Ter Beuken In Lokeren, in: VAN CAMPENHOUT N. (ed.), Het verleden is alomtegenwoordig, Huldeboek aan Hilaire Liebaut, Lokeren, 35-69.
  • MEGANCK L., POULAIN N. en VAN CAMPENHOUT N. 1999: Tussen traditie en vernieuwing, Interbellumarchitectuur in Lokeren, Lokeren.
  • RIEBBELS G. 1992: Geschiedenis van het ‘Hof ter Beuken’, De Souvereinen 23.4, 109-115.
  • VAN DRIESSCHE R. en VERSTEGEN V. 1997: Waardevol Lokeren, Lokeren.
  • VERSTRAETEN A. en DE SMET I. 1999: Parken...een groene weelde in de stad, in: Groen Lokeren, een beeld van natuur en landschap in Lokeren, Daknam en Eksaarde, Lokeren, 203-209.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/46014/101.1, Villa ter Beuken met park en conciërgewoning
Auteurs: Van Branden, Gudrun
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa ter Beuken met park [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/217079 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.