erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Jan Maria Vianney

bouwkundig element
ID
215635
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215635

Juridische gevolgen

Beschrijving

Parochiekerk in modernistische stijl, tussen 1957 en 1966 ontworpen door de architect Walter Steenhoudt, in samenwerking met architect Jos Ritzen tijdens de voorontwerpfase, en opgetrokken in 1966-1969.

Historiek

Opgericht bij Koninklijke Besluit van 26 augustus 1926, is de parochie Sint-Jan Maria Vianney de tweede van de vijf nieuwe parochies die in de loop van de 20ste eeuw op het grondgebied van Wilrijk ontstonden. Gevestigd aan de Boomsesteenweg besloeg het parochiegebied de wijken Koornbloem en Eenheid in het zuidwesten van de vroegere gemeente. Op 29 september 1926 vond de eerstesteenlegging plaats van de eerste voorlopige kerk, die op 17 juli 1927 plechtig werd ingezegend. Ontwerper van dit nog bestaande gebouw was de jonge Mechelse architect Simon Van Craen, die een traditionalistisch getinte art-decostijl toepaste onder invloed van zijn leermeester architect Jef Huygh en de Pelgrimbeweging. Vanaf midden jaren 1950 begon pastoor J. Pauwels, vanwege de bevolkingsaangroei in zijn parochie, te ijveren voor de bouw van een grotere kerk. Daarop gaf de Kerkfabriek van Sint-Jan Maria Vianney in 1957 opdracht aan architect Jos Ritzen een nieuw kerkgebouw te ontwerpen met een capaciteit van 700 tot 800 zitplaatsen. Hiervoor beschikte de parochie over een terrein aan de Boomsesteenweg, gelegen tussen de vroegere pastorie, een schoolcomplex, en de oude kerk, die in het nieuwe complex diende te worden geïntegreerd.

Na het tot stand komen van twee opeenvolgende voorontwerpen, een eerste mogelijk nog in 1957 en een tweede in januari 1958, werd Jos Ritzen later dat jaar getroffen door een herseninfarct. Niet meer in staat om zijn beroep uit te oefenen, ging de opdracht vervolgens over op Walter Steenhoudt, stagiair van Ritzen sinds 1954 en zijn associé in de periode 1959-1960. Nadat de eerste twee voorontwerpen door de bevoegde instanties waren geweigerd, presenteerde Steenhoudt, die van bij de start als ontwerper bij het project betrokken was, in september 1960 - enkele maanden vóór het overlijden van Ritzen - een derde voorontwerp. Dit werd uiteindelijk wel goedgekeurd door zowel de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen als de Diocesane Commissie voor Monumenten. Een eerste versie van het ontwerp kwam tot stand in 1962, en vormde de basis voor de sterk vereenvoudigde definitieve bouwplannen die uit 1966 dateren. In deze laatste versie verviel onder meer de klokkentoren die vanaf het eerste voorontwerp het beeld van het project had bepaald, en onderging het kerkinterieur de nodige wijzigingen volgens de nieuwe liturgische vereisten van het Tweede Vaticaans Concilie. Bij openbare aanbesteding van 19 september 1966, werd de bouw toegewezen aan het bouwbedrijf Gebroeders G. & C. Everaerts uit Hemiksem. De eerstesteenlegging vond plaats op 30 september 1967, gevolgd door de plechtige inzegening van de Sint-Jan Maria Vianneykerk op 14 juni 1969. Na de ingebruikname van de nieuwe parochiekerk, kreeg de oude voorlopige kerk een bestemming als feestzaal. Later werd door de gemeente Wilrijk een nieuwe pastorie gebouwd aan het Pastoor Pauwelsplein, naar een ontwerp door gemeentelijk architect L. Flebus uit 1973.

Evolutie van het ontwerp

Waar de parochiekerk Sint-Jan Maria Vianney tot de laatste opdrachten van Jos Ritzen behoorde, betekende het voor Walter Steenhoudt het debuut van zijn zelfstandige loopbaan. In dezelfde periode ontwierp hij voor de paters Picpussen in Leuven, de uitbreiding van de Sint-Antoniuskapel met de grafcrypte van Pater Damiaan, eveneens een van Ritzen overgenomen opdracht, die echter al in 1960 werd gerealiseerd. Na de voltooiing van de Sint-Jan Maria Vianneykerk bouwde Steenhoudt in 1969-1970 nog de nieuwe kapel van de Sociëteit Jesu in de Minderbroederstraat te Leuven, de laatste van de drie kerkgebouwen die hij tijdens zijn loopbaan tot stand bracht. Hoewel het persoonlijke aandeel van beide architecten in het voorontwerpproces van de Sint-Jan Maria Vianneykerk moeilijk valt uit te klaren, moet vooral het tweede voorontwerp aan de inbreng van Ritzen worden toegeschreven. In het derde voorontwerp waarvan de definitieve bouwplannen zijn afgeleid, krijgt de architectuur van Steenhoudt dan weer duidelijk de bovenhand.

Vanwege de ligging aan de drukke Boomsesteenweg, waar destijds bovendien de bouw van het huidige viaduct op stapel stond, stuurde de Kerkfabriek van bij de start van het project aan op de typologie van de vroegchristelijke basilica met atrium en voorbouw. Bedoeling was de kerk door een schermgebouw en een ruimtelijke buffer van het verkeerslawaai te isoleren. Het onderbrengen van de sacristie in de voorbouw bood tevens de mogelijkheid de Eucharistievieringen plechtig in te zetten met een introïtusprocessie, zoals voorgeschreven in de preconciliaire liturgie. Van bij de start vormde deze dispositie het uitgangspunt van het ontwerpproces, waarbij de klokkentoren als baken gold om het complex in het straatbeeld te verankeren.

Het eerste voorontwerp te dateren in 1957, berustte op een eigentijdse, experimentele interpretatie van dit principe, door een ronde koepelkerk samen met een vierkant atrium en de campanile in te schrijven in een rechthoekige, door hoge blinde muren omheinde plattegrond.

Het tweede voorontwerp bouwde voort op het model van de twee grote parochiekerken die Ritzen na de Tweede Wereldoorlog had gerealiseerd, de Sint-Lutgardiskerk in Tongeren en de Sint-Margarethakerk in Knokke. Bij dit laatste project was ook Steenhoudt als stagiair betrokken geweest. De gewezen modernist Ritzen toonde zich met deze ontwerpen een typisch epigoon van de zogenaamde Bossche School, die de ethische architectuurtheorie van Dom Hans van der Laan - een ruimteconcept gebaseerd op een betekenisvol maat- en proportiesysteem - vooral aangreep om een middenweg te bewandelen tussen traditie en vernieuwing. Geconcretiseerd in een eigentijdse interpretatie van vroegchristelijke of romaanse architectuur, neemt de Sint-Jan Maria Vianneykerk in het tweede voorontwerp de vorm aan van een driebeukige, vlak afgedekte pijlerbasiliek met een narthex, een kort transept en een koorapsis. Een massieve, blinde wand uitlopend op de horizontaal gelede campanile met open lantaarn, schermt daarbij het atrium af van de Boomsesteenweg. Licht verhoogd en geopend naar het noorden, vormt dit laatste de ruimtelijke overgang tussen het publieke domein en het kerkinterieur.

In het derde voorontwerp uit 1960, de basis van het eerste ontwerp uit 1962, reduceert Walter Steenhoudt de basilica-typologie tot een louter symbolisch en structureel gegeven. Daarbij resulteert de basilicale opbouw - nog slechts herkenbaar in de driebeukige hallenvorm van de kerk - rechtstreeks uit de structuur van het betonskelet. Uitgangspunt van de architect was een modernistische ruimtelijkheid te creëren die mensen kon samenbrengen, zonder de principes en de vormentaal van de Bossche School geheel en al te verlaten. Als afsluiting van het stervormig bestrate atrium met een fontein in het centrum, fungeert nu de voorbouw die catecheselokalen en de kerkraadzaal herbergt. Haaks achter de rooilijn ingeplant, vormt deze een tweeledig geheel met de achter een nieuw gevelfront en een groenscherm verstopte oude kerk. De nadrukkelijk verticaal gelede klokkentoren leunt aan tegen de kerk, die via een galerij in verbinding staat met de voorbouw. Aan de zuidbeuk van de kerk grenzen de sacristie en de winterkapel, waarvan het altaar wordt verlicht door een koepel. De als een octagonaal baldakijn vormgegeven doopkapel, en het door een ciborium bekroonde hoogaltaar met trappenpodium, bepalen de middenas van de kerk, die nog beantwoordt aan de preconciliaire liturgische vereisten.

Op het wegvallen van de fontein, de klokkentoren, de winter- en doopkapel na, ondergaan de dispositie en de vormgeving van kerk, atrium en voorbouw nauwelijks nog wijzigingen in de definitieve bouwplannen uit 1966. Weliswaar krijgt in navolging van het Tweede Vaticaans Concilie, het altaar een centrale opstelling in de kerkruimte. Aan het uitzicht en de structuur van de oude kerk wordt niet geraakt.

Architectuur

De Sint-Jan Maria Vianneykerk bestaat uit een voorbouw van twee bouwlagen, een atrium met verbindingsgalerij, en het eigenlijke, boven de bijgebouwen uitstijgende kerkgebouw. Vrijstaand ingeplant, paalt de voorbouw aan de Boomsesteenweg, geeft het atrium met het noordportaal uit op het Valkenveld, en het zuidportaal op het Pastoor Pauwelsplein waar zich ook de pastorie bevindt. Oorspronkelijk herbergde de voorbouw op de begane grond de winterkapel en de sacristie, en op de bovenverdieping twee catecheselokalen en de kerkraadzaal. Recent afgesplitst en in gebruik als schoolgebouw, doet de verbindingsgalerij sindsdien dienst als winterkapel. De kerk zelf bestaat uit een eenvoudig balkvormig volume met een bijna vierkante plattegrond, opgedeeld in drie beuken van zeven traveeën, en afgesloten door een halfronde koorapsis aan de oostzijde. Tegen de west- en de zuidgevel aanleunende secundaire volumes herbergen de portalen. De constructie berust op een structuur uit gewapend beton en schoon metselwerk in gele of zandkleurige baksteen van de kuststreek. Het typerende kettingverband (strek-strek-kop) dat hierbij consequent is toegepast, wordt door Steenhoudt in zijn bestek verkeerdelijk benoemd als Engels verband (strek-strek-strek-kop). Geprefabriceerde Ergon-dakbalken uit voorgespannen beton met een lichte hellingsgraad overspannen op 13 m hoogte de kerkruimte. Deze worden aan beide zijden in porte-à-faux ondersteund door een vrijstaand betonskelet van pijlers en balken, en rusten met de uiteinden op de middenstijlen van de raampartijen. Waar de blinde west- en de oostgevel zich onderscheiden door een massief en gesloten karakter, zijn de noord- en zuidgevel volgens een verticaal ritme alternerend opgebouwd uit oplopende muurdammen en vensterpartijen met transparante beglazing in metalen schrijnwerk. Volhouten deuren sluiten de toegangen af. Eenvoud en structurele helderheid kenmerken de architectuur van de Sint-Jan Maria Vianneykerk, die zich volkomen neutraal opstelt binnen de gebouwde omgeving. Een simpel kruis tegen de westgevel vormt het enige uiterlijke kenteken van de sacrale functie. De bescheiden voorbouw en de beglaasde galerij die in L-vorm het in ruitpatroon bestrate atrium omsluiten, beantwoorden qua vormgeving, constructie en materiaalgebruik aan eenzelfde, haast brutalistische logica.

De kerkruimte beantwoordt aan het postconciliaire type van de geseculariseerde gemeenschapskerk, geconcipieerd rond de alom zichtbare positie van het altaar. Dit vrije, niet hiërarchische ruimteconcept dat verbondenheid en maximale participatie van de gelovigen beoogt, en de afstand tot de priester tot een minimum reduceert, vertaalt de democratisering van de liturgie sinds het Tweede Vaticaans Concilie. Het interieur is opgevat als een heldere en gelijkmatig verlichte hal, een grote verzamelplaats die een oogopslag valt te overzien. Daarbij is de driebeukige structuur niet meer dan een suggestie, voortvloeiend uit het onverhulde constructieprincipe van het gebouw. Ingetogen van karakter kenmerkt de architectuur zich door een uitgepuurde vormgeving ontdaan van elke vorm van ornamentiek, de robuust ogende, vrijstaande betonstructuur en het contrast tussen het massieve muurwerk en de volkomen transparante raampartijen. Het kleurpalet is beperkt tot het zanderige geel van het schoon baksteenmetselwerk met zijn repetitieve kettingpatroon, het grijs van het zichtbeton en de blauwe arduinglans van de bevloering. Vier portalen geven toegang tot de kerkruimte, waarvan de twee noordelijke rechtstreeks uitmonden op het atrium, en de twee zuidelijke in de verbindingsgalerij. Centraal opgesteld bepaalt het langgerekte zeshoekige altaarpodium de middenas van de kerk, sober ingericht met een eenvoudige witstenen of betonnen altaartafel, houten lezenaars en metalen kandelaars, en als blikvanger een zwevend opgehangen, gekruisigde Christus uit houtsnijwerk. Deze zorgvuldig geaxeerde scenografie berust verder op twee secundaire polen, het imposante tabernakel in de vorm van een pijlerstellage in de koorapsis ten oosten, en het solitair op een hoge sokkel geplaatste beeld van de patroonheilige Sint-Jan Maria Vianney ten westen. Tegen de oostwand staat ten noorden van het altaar de doopvont opgesteld, en ten zuiden het orgel. De zuidbeuk fungeert als biechtgalerij, met drie biechtstoelen geïntegreerd achter afgeronde baksteenwandjes. Een door een glas-in-betonwand afgesloten devotiekapel in de westwand, was oorspronkelijk bedoeld als bidhoek met zicht op het altaar. Deze werd volgens de bouwplannen aan de zijde van de verbindingsgalerij afgeschermd door een gebogen wandje, en van het kerkinterieur afgesloten door een smeedijzeren hek. Opmerkelijk is de verlichting bestaande uit cilindervormige hanglampen uit opaalglas, zwart in de midden- en wit in de zijbeuken, in zes rijen opgehangen volgens een perfect raster.

Mobilair

Walter Steenhoudt tekende zelf voor het ontwerp van de altaartafel, het tabernakel en de orgelkast, een instrument vervaardigd door de orgelbouwer Bernard Pels-D’Hondt. De doopvont in art-decostijl, uit grijs granito met gouden inlegwerk uit glasmozaïek, is net als de wijwatervaten afkomstig uit de oude kerk, en bijgevolg toe te schrijven aan Simon Van Craen. Dezelfde herkomst hebben het stenen beeld van de Heilige Jan Maria Vianney en een reeks heiligenbeelden in de verbindingsgalerij, van de hand van de beeldhouwer Bruno Gerrits, gedateerd 1928. Niet bekend zijn de beeldhouwer noch de herkomst van het houten Christusbeeld en de Maria met Kind tegen de oostwand.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 222#1429 (kerk), 222#3662 (pastorie).
  • HOLSTERS A. 2004: Architect: Jos Ritzen. Sint-Jan Vianneykerk, Wilrijk, ongepubliceerde paper Oefening Vakgroep Kunst-, muziek- en theaterwetenschappen, Seminarie voor de Geschiedenis van de Bouwkunst: Kerken in België na WO II, Universiteit Gent academiejaar 2003-2004.
  • MATTHYNSSENS P. 2004: Walter Steenhoudt: Sint-Jan-Vianneykerk te Wilrijk, ongepubliceerde paper Oefening Vakgroep Kunst-, muziek- en theaterwetenschappen, Seminarie voor de Geschiedenis van de Bouwkunst: Kerken in België na WO II, Universiteit Gent academiejaar 2003-2004.
  • STOOP M. (red.) 1995: Walter Steenhoudt. Uit de loopbaan van een architect, Gent, 86-89.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Jan Maria Vianney [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215635 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.