erfgoedobject

Villa in naoorlogs modernisme

bouwkundig element
ID
215092
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215092

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek en context

Villa in naoorlogs modernisme naar een ontwerp door de architect Georges Baines uit 1956. Opdrachtgever was Jack Baines (°1922), de drie jaar oudere broer van de architect. Een eerste project waarvoor een bouwaanvraag uit maart 1955, werd door het stadsbestuur geweigerd vanwege niet conform aan de stedenbouwkundige voorschriften vastgelegd in de Conventie Della Faille. Anderhalf jaar later, in augustus 1956 volgde een volledig nieuw ontwerp, met hetzelfde programma maar een alternatieve plattegrond, opstand en inplanting, dat in februari 1957 een bouwvergunning verkreeg, en in de loop van dat jaar ten uitvoer werd gebracht.

De woning Jack Baines behoort tot het vroege oeuvre van Georges Baines, die na het beëindigen van zijn architectuurstudies in 1950 een jaar stage liep op het bureau van de architect Léon Stynen, en vervolgens tot 1956 naast zijn zelfstandige praktijk in dienst werkte van de architecten Karel Van Riel en Jos Smolderen. Aan het begin van zijn loopbaan vroeg in de jaren 1950, liet de architect zich opmerken met landhuizen in een sobere, regionaal getinte vormgeving ontleend aan contemporaine Scandinavische voorbeelden. Baines had de Deense moderne architectuur van met name Arne Jacobsen al in een vroeg stadium ontdekt, tijdens een vakantie die hij in 1946 doorbracht bij zijn vader, de zuivelhandelaar Freddy Baines, toen tijdelijk gevestigd in Hellerup nabij Kopenhagen. Uit deze invloedssfeer, die hij van nabij zou blijven volgen, ontwikkelde zich in de loop van de jaren 1960 een elementaire, eigentijdse architectuur, in overeenstemming met de specifieke eigenschappen van de plek en de persoonlijkheid van de opdrachtgevers

Tot deze fase behoren zes van de niet minder dan negen landhuizen die Baines in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" tot stand bracht. Behalve de woning Jack Baines, gaat het om de verdwenen, veeleer conventionele woning Lefebvre aan de Acacialaan (voorheen nummer 55) uit 1955, de woning Scraeyen uit 1960 aan de Della Faillelaan, de vandaag sterk verbouwde, L-vormige woning Cornet uit 1963 op de hoek van de Acacialaan (nummer 57) en de Pastoor de Conincklaan, de woning Saeys en de met de Prijs Van de Ven bekroonde woning Jean Reypens beide in 1965 ontworpen voor twee van zijn schoonbroers, en gelegen aan de Della Faillelaan. Naar het einde van de jaren 1960 tekende zich in Baines landhuisbouw een brutalistische neiging af om de architectonische vorm plastisch te differentiëren in expressieve geledingen, als veruitwendiging van de complexiteit en de dynamiek van de plattegrond. Deze woningen manifesteren zich als clusters van geïndividualiseerde bouwvolumes met een eigen bedaking, die het vernaculaire beeld oproepen van een spontaan gegroeide nederzetting, volgens het idee van het huis als een kleine stad. Tot deze fase behoren de tweede woning Jack Baines uit 1968 aan de Vijverlaan, de woning Van Goethem uit 1969 en de villa Klein uit 1971, beide gelegen aan de Acacialaan.

Architectuur

In zijn vroege landhuizen streeft Georges Baines naar een eigentijdse woningtypologie, met een evenwichtige relatie tussen de ruimten bestemd voor het gemeenschappelijke gezinsleven en deze die aan de privésfeer van de individuele gezinsleden beantwoorden. Daarbij ontwikkelt hij twee types, waarvan het ene de twee componenten onderling gearticuleerd in één bouwlichaam incorporeert, en het andere vertrekt van twee onderscheiden, onderling gekoppelde bouwvolumes. Tot dit tweede type behoort het vroegste ontwerp van de woning Jack Baines, dat zich kenmerkt door een T-vormige plattegrond, opgebouwd uit een west-oost georiënteerd hoofdvolume van twee bouwlagen, en een noord-zuid georiënteerd secundair volume van één bouwlaag, ingeplant in de breedte van het perceel. Het hoofdvolume georganiseerd rond de centrale traphal herbergt eetkamer, keuken, meidenkamer, slaapkamers en badkamer, daar waar het secundaire volume is voorbehouden aan de inkomhal en de ruime woonkamer met haard. Aangezien deze laatste vleugel met de nok op slechts 4m40 niet de minimaal voorgeschreven bouwhoogte bereikte, en vanwege zijn oppervlakte en gevelontwikkeling aan de straat evenmin als bijgebouw kon gelden, werd de bouwvergunning geweigerd. In het tweede ontwerp schuift Baines beide vleugels in elkaar tot één bouwmassa, waarbij tegen het compacte, rechthoekige hoofdvolume van twee bouwlagen, een lage L-vormige aanbouw aanleunt, die de volledige oostzijde en een kleine twee derden van de noordzijde beslaat. Ten opzichte van de eerste versie is de inplanting van het hoofdvolume een kwartslag gedraaid, niet meer loodrecht op maar evenwijdig met de rooilijn. In beide ontwerpen vormt de garage een afzonderlijk volume achteraan op de perceelsgrens. Het verzoek van bouwheer en architect om af te zien van de opgelegde, smeedijzeren voortuinafsluiting, werd ingewilligd.

Vrijstaand ingeplant in de breedte van het perceel, omvat het landhuis een L-vormig hoofdvolume van twee bouwlagen, waartegen een bescheidener volume van één bouwlaag aanleunt. Traditioneel van opbouw bestaat de constructie uit dragende muren, met vloerplaten en luifels van gewapend beton. Het gevelparement is opgetrokken uit baksteenmetselwerk in halfsteens verband, witgeschilderd op een plint uit zwarte gevelsteen, met gebruik van oorspronkelijk blauw gelakt, houten schrijnwerk, en leien als dakbedekking. In de architectuur komt de invloed van de contemporaine, Scandinavische landhuisbouw enerzijds tot uiting in volumeopbouw en materiaalgebruik, die volstrekt eigentijds refereren aan een vernaculaire bouwtraditie, en anderzijds in de heldere, open plattegrond met aandacht voor oriëntatie, lichtinval, geborgenheid en contact met de natuur. Elementair van vorm wordt het hoofdvolume vooral gekenmerkt door het manke zadeldak met flauwe helling (30°) en schoorstenen aan de uiteinden. De aanbouw is gedeeltelijk opgevat als open portaal, dat de overgang vormt tussen exterieur en interieur, publiek en privédomein. Waar de ordonnantie van de tuingevel wordt gekenmerkt door een open karakter met evenwicht en regelmaat in de verhoudingen, speelt de voorgevel op veeleer plastische wijze het contrast tussen open en gesloten geveldelen uit, in een informele, abstract geometrische compositie. Nagenoeg blinde muurmassieven worden over de volledige hoogte doorbroken door een grote, uit de as geplaatste raampartij, met de door fijne metalen profielen ondersteunde portaalluifel als krachtig horizontaal accent.

De plattegrond is georganiseerd rond de inkom- en traphal met vestiaire, die als verticale circulatiezone centraal aan de noordzijde is ingeplant. De oostflank van de begane grond samenvallend met de aanbouw, omvat het dienstcompartiment dat aan weerszij van de dienstingang en -hal uit een meidenkamer en de keuken met office bestaat. De ruime suite van eetkamer met overdekt terras en woonkamer met haard, goed voor een kleine helft van de oppervlakte, beslaat volgens een open planopvatting de zuid- en westzijde, palend aan de tuin. Op de bovenverdieping nemen de drie met inbouwkasten uitgeruste slaapkamers de tuinzijde in, met de linnenkamer en de badkamer aan de straatzijde.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 18#33952 en 18#35984.
  • FLOUQUET P.-L. 1959: Villa à Anvers. Architecte: Georges Baines, La Maison 15.11, 360-361.
  • STRAUVEN F. 2006: Op zoek naar een eigentijdse vorm voor het particuliere wonen, in FRAMPTON K., STRAUVEN F., GÜBLER J. & VERPOEST L., Georges Baines, Gent, 12-49.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa in naoorlogs modernisme [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215092 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.