erfgoedobject

Mouterij-Brouwerij Verhaeghe

bouwkundig element
ID
214135
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/214135

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

Mouterij-brouwerij Verhaeghe werd opgericht in 1885 door de halfbroers Adolphe (°Vichte, 16/02/1851, +Vichte, 06/07/1918) en Paul Verhaeghe (°Vichte, 22/07/1860, +Vichte, 30/06/1936). De familie Verhaeghe bewoonde sinds 1817 de hoeve van het kasteel van Vichte, waar nog tot op het einde van de 18de eeuw een brouwerij werd uitgebaat. Behalve pachter van de landbouwgronden van het kasteel van Vichte was de familie ook actief in de handel van kolen, veevoeders en meststoffen. Ze bezat ook een eigen steenbakkerij en lag via haar financiële participatie in de weverij Steverlynck & Verhaeghe mee aan de basis van de textielnijverheid in Vichte.

Adolphe en Paul Verhaeghe konden voor de oprichting van hun mouterij-brouwerij in 1885 gebruik maken van het familiebezit. De gebruikte grondstoffen zoals gerst werden zo veel mogelijk van de eigen landbouwgronden gehaald. De bedrijfsgebouwen werden gebouwd met stenen uit de eigen steenbakkerij. Water, nodig voor het brouwproces, wordt tot vandaag gewonnen uit putten op de gronden van de familie. Typisch voor toenmalige dorpsbrouwerijen was de combinatie mouterij en brouwerij, waarbij men de eigen gerst verwerkte tot mout, waarna het brouwproces kon beginnen. Paul Verhaeghe bouwde de mouterij-brouwerij uit tot een goed draaiend bedrijf dat een plaats op de regionale markt wist te verwerven. Hij werd hierbij geholpen door Frédéric Vanderhaeghe, brouwerszoon van brouwerij "De drie sleutels" of "Het sleutelken" te Gent. Frédéric was in 1876 gehuwd met Marie-Mathilde Verhaeghe, de zus van Paul Verhaeghe. Dankzij deze familieband kon Paul stage lopen in de brouwerij "De drie sleutels" en kreeg hij na zijn brouwerstage de brouwmeester van "De drie sleutels" mee om de brouwerij in Vichte op te starten. De familie Verhaeghe wist tijdens het interbellum haar banden binnen het brouwersmilieu nog te versterken, door het huwelijk van beide zonen van Paul Verhaeghe, Victor en Léon, met de dochters van de Kortrijkse brouwer Joseph Veys. Hun zus Antoinette Verhaeghe trouwde in deze periode brouwer Léon Versele van de brouwerij Anglo-Belge te Zulte. In 1937 namen Victor en Léon samen de leiding van de mouterij-brouwerij over.

Typerend voor toenmalige dorpsbrouwerijen was de brouwerij eigenaar van verschillende cafés in Vichte waar hun bier werd verkocht. Ook vandaag nog zijn meerdere cafés in Vichte eigendom van de brouwerij. Naast een lokale afzetmarkt slaagde het bedrijf erin haar markt uit te breiden op regionaal niveau. Door de ligging naast het station van Vichte kon de brouwerij, in tegenstelling tot de meeste toenmalige dorpsbrouwerijen, haar bier vlot over grote afstanden per trein vervoeren. Export van het bier tot in Brussel was mogelijk. De oproep om economisch verzet te plegen tegen de Duitse bezetter bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd door Paul Verhaeghe opgevolgd. De Duitse bezetter ontmantelde daarop de brouwinstallaties, gegeerd voor het erin aanwezige koper. Na de Eerste Wereldoorlog moest brouwer Verhaeghe de installaties vernieuwen. De Brusselse markt was ondertussen verloren gegaan; pogingen om deze opnieuw aan te boren draaiden op niets uit. De oorlog leidde ook tot het verlies van la Blonde des Flandres. Aan dit bier, gekend voor zijn helderheid, dankte brouwerij Verhaeghe haar vooroorlogse bekendheid. Na de oorlog werd la Blonde des Flandres opnieuw gebrouwen met de nieuwe installaties. Een eerste prijs werd gehaald op een internationale proefzitting te Gent in 1923. Het vooroorlogse commerciële succes werd echter niet meer geëvenaard.

Brouwerij Verhaeghe brouwde oorspronkelijk bieren van hoge en gemengde gisting. Tijdens het interbellum speelde men in op de nieuwe trend van de bieren van lage gisting, geïntroduceerd door de Duitse bezetter. In 1930 werd de brouwerij uitgebreid met koelruimtes voor de gisting van de lage gistingsbieren. Naast bier van lage gisting bleef men steeds bieren van hoge en gemengde gisting brouwen. In de jaren 1920 werd een bottelarij geplaatst. In deze periode werd ook getracht de activiteiten uit te breiden met een limonadefabriek. Het project stopgezet werd echter stopgezet door de gebrekkige kwaliteit van het water nodig voor de aanmaak van limonade.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de brouwerij in werking. De beperkende maatregelen van de Duitse bezetters op de toelevering van de nodige grondstoffen leidden tot het brouwen van flauw bier, het zogenaamde "zero-huit" met een alcoholgehalte van 0.8%. De brouwerij Verhaeghe bleef tijdens de oorlog gespaard van zware schade. In 1948 zette brouwerij Verhaeghe haar mouterij stop. De brouwerij bleef bieren van hoge, gemengde en lage gisting brouwen voor een lokale afzetmarkt. De brouwerij is sindsdien vooral bekend voor haar bieren van gemengde gisting: de Vlaamse rood-bruine bieren. In 1951 behaalde ze met het bier "Echt Kriekenbier" de eerste prijs op de internationale proefzitting in het Groot-Hertogdom Luxemburg en in 1958 de eerste prijs met het oud-Vlaams rood-bruin bier "Vichtenaar" tijdens de Internationale proefzitting te Gent. Het Vlaams rood-bruin bier wordt gekarakteriseerd door de rijping in eikenhouten vaten. Brouwerij Verhaeghe kocht extra eikenhouten vaten of foeders bij en werkt sindsdien enkel nog met rechtstaande vaten.

Bouwgeschiedenis van de site

Het langwerpige volume van de brouwerij en mouterij verschijnt in 1885 op het kadaster, gelijktijdig met het balkvormig volume van de stallingen en remise, dat oost-west georiënteerd was. De bebouwing aan de straat met de vier gebouwen (woonhuizen) was al in 1878-1879 opgetrokken. Tussen deze bebouwing en de bijgebouwen van de brouwerij werd een stuk grond onbebouwd gelaten. Een jaar later, in 1886, wordt de mouttoren geregistreerd in het kadaster. De mouttoren was oorspronkelijk bekroond met vier hoektorentjes en een schoorsteen, maar deze werden zwaar beschadigd door een blikseminslag in 1999. In 1896 werd de mouttoren ingebouwd, door volumes langs de noord- en westzijde. Het dichtgemaakte ronde venster langs de westzijde wijst nog op deze verbouwing. In het volume aan de westzijde zou de ontkiemer geplaatst worden. Gelijktijdig werd de brouwzaal uitgebreid met een travee aan de zuidzijde en afzonderlijke bijgebouwen werden gebouwd aan de westzijde. In 1912 en 1915 werden lage aanbouwen en afdaken tegen de brouwerij aangebouwd en bijgebouwen opgetrokken. De oorspronkelijke brouwerswoning, gelegen naast de brouwerij, ruimde in 1978 plaats voor een modern woonhuis. De funderingen van de oorspronkelijke brouwerswoning werden gespaard als decoratief tuinelement. Ook het hekwerk bleef bewaard. Dit hek zou, volgens de mondelinge overlevering, afkomstig zijn van het koninklijk paleis. Deze gegevens konden niet worden geverifieerd. Het hek is afgebeeld op een historische foto van de brouwerswoning uit begin 20ste eeuw.

De brouwerij-installaties werden ontmanteld tijdens de Eerste Wereldoorlog. In 1920 werden drie nieuwe ketels geplaatst, evenals een roerkuip en een pomp om bier te steken. In 1930 werd een nieuw brouwerijgebouw volgens het cascadeprincipe opgetrokken met koelruimtes, nodig voor het gistingsproces van de bieren van lage gisting. In 1935 werd een afdak geplaatst ten noorden van de brouwerij en werd het gebouw van de elektriciteitscabine toegevoegd. De aangekochte tanks voor de nieuwe gebouwen van 1930 en 1935 zouden alle tweedehands zijn aangekocht. De oorsprong is niet te achterhalen.

De plaatsing van beide hangars achteraan op het erf wordt niet geattesteerd in het kadaster. Op een plan uit 1961 staan beide hangars reeds afgebeeld. De bottelarij was toen reeds ondergebracht op de huidige locatie. De achterste hangar werd, volgens de familieoverlevering, opgetrokken in 1948-1950, ter vervanging van een ouder afdak waar de bierkar stond opgesteld. De voorste hangar verving een kleinere aanbouw met bottelarij, de druivenserres en groentetuin van de vrouw van de brouwer.

In de periode 1961-1965 volgden ingrijpende verbouwingswerken in het kader van de modernisering van de brouwerij. Een nieuwe brouwzaal werd opgetrokken op de locatie van vroegere bijgebouwen en de bestaande gebouwen werden in oppervlakte vergroot. De historische brouwerijgebouwen verloren hun oorspronkelijke centrale rol in het brouwproces. Ze kregen een rol als waterreservoir (zoals de drie brouwketels, de moutverdieping, het koelschip, de watertank in de brouwzaal,...) en de rijping van het bier in eikenhouten foeders. Een aanvang voor een volgende uitbreiding van de brouwerij vond plaats in 2002, door de aankoop van nieuwe gronden ten westen van de oorspronkelijke site. In 2009 werden nieuwe opslagruimtes en kantoren opgetrokken en in juni 2010 bij de ingebruikname van de nieuwe kantoorgebouwen werd de toegang via het Sint-Dierikserf ontsloten.

Aanleg van de brouwerijsite

De bedrijfsgebouwen zijn gelegen op een achtererf. Tussen brouwerij en straat staan vier woonhuizen, die oorspronkelijk bij de brouwerij hoorden. De woningen werden bewoond door werknemers van de brouwerij. In twee ervan was een café ondergebracht, waar het bier uit de brouwerij kon gedronken worden. Momenteel is de band tussen brouwerij en deze woonhuizen verbroken. Naast de brouwerijgebouwen is het perceel met brouwerswoning gelegen. De oorspronkelijke brouwerswoning werd in 1978 afgebroken en vervangen door een nieuwbouw. Deze wordt nog steeds bewoond door de brouwersfamilie. Het bewaarde hekwerk, waarbij de toegangspoort tot de brouwerij een geheel vormt met het hekwerk rond het perceel van de brouwerswoning, bevestigt nog duidelijk de band tussen brouwerij en brouwerswoning.

Een geasfalteerde toegangsweg (1973) aan de oostzijde van het perceel verbindt de brouwerijsite met de Beukenhofstraat (voormalige Statiestraat). Deze weg loopt door tot de achterzijde van het perceel. Dit was lange tijd de enige toegang tot het achtererf met mouterij-brouwerij. Deze situatie wijzigde bij de uitbreiding van de brouwerij in 2010 met een nieuwe toegang aan het Sint-Dierikserf. De oude toegangsweg, loodrecht op de openbare weg en langs de langgerekte brouwerijgebouwen, is typerend voor de dorpsbrouwerijen.

Aansluitend op de woonhuizen aan de straatkant is een U-vormig volume gebouwd, met een kleine binnenkoer die aansluit tegen de achterzijde van de woonhuizen en een lange gevel langs de zijde van het bedrijventerrein. In dit volume zijn momenteel opslagruimtes en een elektriciteitscabine ondergebracht. In 1931 deden deze gebouwen dienst als limonadefabriek, stalling en remise. De elektriciteitscabine was toen reeds aanwezig. Later werden hier kantoren ondergebracht. Langs de toegangsweg sluiten op dit volume verschillende kleine opslaggebouwen aan. Momenteel staan deze bijgebouwen grotendeels leeg of worden ze gebruikt als opslagruimte.

Het langgerekt volume van de laat 19de-eeuwse mouterij- en brouwerijgebouwen is noord-zuid georiënteerd. Aan de noordzijde begint het met een bijgebouw van een travee, gevolgd door de mouttoren, vervolgens een lang volume ingeschakeld in het mout- en brouwproces en tot slot de brouwzaal met een aanbouw van een travee. Aansluitend op de brouwerij is in 1930 een hoog volume geplaatst aan de westzijde, in functie van de productie van bieren van lage gisting. Een hoge ronde fabrieksschoorsteen is geplaatst in de oksel van de brouwerij en het volume uit 1930. Verschillende opslagruimtes en hangars met onder meer de bottelarij sluiten aan op de gebouwen, zodat het perceel nagenoeg volledig is volgebouwd.

Het gebouwbestand is bewaard in haar oorspronkelijke configuratie uit 1885-1886 met typerende oprijlaan loodrecht op de openbare weg. De installaties, vast aan het gebouw, dateren uit deze fase, zoals de mouttoren met moutverdieping, de weekbakken en kiemvloeren, de opslagzolders met hijsinstallaties en de vrijstaande fabrieksschoorsteen. De brouwinstallaties werden ontmanteld tijdens de Eerste Wereldoorlog en dateren dus grotendeels uit het interbellum, met brouwketels geplaatst in 1920 en het koelschip uit 1930.

Bij de aanleg van de brouwerij in 1885 was er een grote open plaats langs de westzijde van de mouterij-brouwerij, bereikbaar vanaf de toegangsweg aan de oostzijde. Deze koer werd in de loop der jaren volgebouwd met een onregelmatige open plek tot gevolg. In de periode 1961-1965 is de 19de-eeuwse brouwerij stelselmatig in onbruik geraakt. Nieuwe brouwerijgebouwen werden opgetrokken aan de westzijde van de historische site. De historische gebouwen worden wel nog ingeschakeld in het brouwproces, voor de rijping van de Vlaamse rood-bruine bieren en als opslag en behandeling van proceswater.


Bron: Beschermingsdossier mouterij-Brouwerij Verhaeghe
Auteurs: Thiers, Leni
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mouterij-Brouwerij Verhaeghe [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/214135 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.