erfgoedobject

Kasteeldomein de Beauffort

bouwkundig element
ID
206859
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/206859

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het kasteeldomein de Beauffort evolueerde vanuit een dorpskasteel met opperhof-neerhofstructuur en beperkte geometrische tuinaanleg, naar een kasteel met begin 19de-eeuwse vroeg-landschappelijke tuin. Rond 1870 werd rond het uitgebreide neoclassicistisch kasteel een landschappelijk park van 30 hectare aangelegd, samen met het aanpalende domein van het Rood kasteel (38 hectare).

Evolutie van het kasteeldomein

De oorsprong van het kasteel de Beauffort gaat terug tot een kleine heerlijkheid met lagere en middele rechtspraak die eertijds in het bezit was van de sinds de 12de eeuw vermelde heren van Linden.

In de loop van de 14de eeuw kwam deze tweeledige mottesite waaraan ook een eigenkerkje was verbonden - de latere parochiekerk - door huwelijk in het bezit van Jan van Calsteren, telg uit een van de zeven oude Leuvense patriciërsgeslachten. Rond 1380 brandde het buitengoed tijdens onlusten af en werd nog dezelfde eeuw heropgebouwd.

Daaropvolgende eigenaars waren ridder Edmond Roelants (vanaf 1442), tevens heer van Wilsele en Putte, de van Grimbergen afkomstige van der Tommen (vanaf 1513) die in 1552 (1565? ) ook de hogere rechtspraak verwierf en Jan van der Beken-Pasteels (vanaf 1608 of 1618). In 1657 volgde de aankoop door Jan-Frans (Lambert-Baltazar?) de Vroey die het kasteeltje, dat in 1578 door muitende Spaanse troepen was verwoest, in 1661 volledig liet herbouwen. Ingevolge huwelijk kwam het kasteel in 1782 in handen van baron de Beeckman die het rond 1784 liet vergroten. Baron Maximilien Henri Ghislain de Beeckman, een notoir opkoper van voormalige kerkelijke eigendommen, bezat bij het begin van de 19de eeuw zowat 320 hectare eigendommen te Linden, meer dan de helft van het gemeentelijk grondgebied. Tot dit grondbezit behoorden 14 huizen met bijhorende tuin en boomgaard, verspreid over de gemeente, maar het grootste gedeelte bestond uit akkers (bijna 250 hectare) en bos (50 hectare), grotendeels dennenbos op de flanken en de toppen van de Diestiaan heuvels. De weilanden besloegen nog geen vier hectare en waren beperkt tot het enige beekdal van Linden, dat van de Abdijbeek. Het kasteeldomein was slechts voor enkele jaren in het bezit van de familie 't Serclaes-Tilly (circa 1834). Sinds 1837 is het eigendom van de familie de Beauffort die, rond 1870, door een substantiële uitbreiding, het kasteel grosso modo zijn huidige vorm verleende. De eerste vertegenwoordiger van de familie te Linden was Emmanuel-Leopold de Beauffort, een Franse graaf uit Metz die in het leger van koning Leopold I kwam dienen.

Ten westen van de toegangsdreef op de ‘Springel’ (of ‘Sprengel’) lag een hoeve omringd door een blok van bijna 15 hectare, eigendom van de Leuvense advocaat Pierre Jospeh Gilbert. In 1859 wordt dit eigendom verkocht aan de Leuvense brouwer Carleer, die er zijn eigen Rood Kasteel zal optrekken en met een landschappelijk park omringen. Pas in 1881, twee jaar na de dood van Carleer, zal graaf Jules-Emmanuel de Beauffort ook dit gedeelte verwerven en vervolgens een aanvang maken met de heraanleg van de ruimte rond het oud kasteel, voortaan “De Beauffort” genoemd. Beide domeinen vormen voortaan nagenoeg één organisch geheel.

De historische kaarten

De oudste voorstelling is terug te vinden op de Ferrariskaart (1771-1775) waarop het kasteel is voorgesteld in de vorm van twee vierkante volumes omgeven door een dubbele omgrachting, gevoed door de Abdijbeek (ook Molenbeek en Roosveldebeek genoemd). Meer noordwaarts bevinden zich de min of meer U-vormige kasteelhoeve met bijgebouwtjes en in de straatbocht, omringd door een kerkhof, de oude Sint-Kwintenskerk, wellicht in oorsprong het eigen kerkje van de dorpsheren. Eén van de dreven op de kaart is het relict van het oude tracé van de Houwaartse Baan die voorheen tussen kerk en kasteel liep en later ten noorden van de kerk werd omgeleid. De omgeving bestaat uit akker- en weiland terwijl de tuinaanleg zich lijkt te beperken tot enkele moestuinpercelen binnen de omgrachting. Aangenomen wordt dat het in een gevelsteen 1661 gedateerde kasteel in 1782-1784 aan weerszijden werd uitgebreid met twee traveeën. Tezelfdertijd werd het geheroriënteerd naar het zuiden en via een lijnrechte, 500 meter lange dreef verbonden met de pas aangelegde steenweg Leuven-Diest (1783-85).

Een litho van Jobard (1820-1830) geeft hoogstwaarschijnlijk een natuurgetrouw beeld van het Lodewijk XVI- kasteel na de verbouwingen: een zeven traveeën en twee en een halve bouwlaag tellend T-vormig volume met verhoogde begane grond, bordestrap en een driehoekige frontonbekroning. Links op de achtergrond is de achthoekige grafkapel zichtbaar die vermoedelijk in de tweede helft van de 18de eeuw tegen de kerkhofmuur werd aangebouwd en – afgaande op het type van architectuur en de verhoogde ligging - oorspronkelijk misschien wel als tuinpaviljoen was bedoeld. De twee kleine naaldbomen langs weerszijden van het kasteel zijn mogelijk de monumentale moerascipressen (Taxodium distichum) die enkele jaren terug ingevolge stormschade aanzienlijk zijn ingekort. Rechts op de achtergrond is de 18de-eeuwse kasteelhoeve zichtbaar en het gebouwtje met het schilddak rechts op de voorgrond is de remise waarvan de afbraak in 1870 kadastraal wordt geregistreerd. Het voorliggende hekken geeft toegang tot een omheinde tuin van meer dan één hectare, die volgens het Primitief kadaster gedeeltelijk "jardin d’agrément" en gedeeltelijk "terrain d’agrément" is. De groene omkadering wordt gedomineerd door zuilvormige bomen, ongetwijfeld Italiaanse populieren (Populus nigra 'Italica') en ook treurbomen, vermoedelijk gele treurwilg (Salix alba ‘Tristis’). Op de verre achtergrond de beboste hellingen van Hoog Linden.

Deze litho beantwoordt nagenoeg perfect aan de situatie op de Primitieve kadasterkaart (1813). Op deze kaart zijn nog tal van elementen herkenbaar uit de 18de-eeuwse situatie, waaronder het kasteeleilandje. De kerk met haar omringende kerkhof neemt een topografisch dominante positie in; tegen de kerkhofmuur aan leunt de semi-gesloten kasteelhoeve en 50 meter zuidwaarts ligt het eiland met het kasteel. In 1813 is het 'lustaspect' beperkt tot iets meer dan 2,5 hectare (de vijver inbegrepen), niet veel meer dan op de Ferrariskaart, maar conceptueel wel erg verschillend. Zowel in de contouren van het vijverperceel (waarin de oude ringgracht nog doorschemert) op de Primitieve kadasterkaart, als in het beplantingsbeeld op de litho kan men een weifelend begin zien van een landschappelijke aanleg.

De Primitieve kadasterkaart geeft ook enkele belangrijke landschapsarchitecturale aanduidingen, die op latere edities van de kadasterkaart worden gepreciseerd: de "drève" die het smalle westelijke gedeelte van het domein aan de zuidzijde afsluit en de grens vormt tussen het Abdijbeekdal en de kouter van "Sprengel" wordt in 1860, op de collages in de 'Atlas cadastral' van Popp, omschreven als "Bueken Dreef". Opmerkelijk is dat een gedeelte van het grote lusthofperceel (nummer 82) tussen het kasteel en het kerkhof wordt afgebakend door een rode lijn, die een spiegelboogvormige terrastuin suggereert, een typisch element uit de baroktuin, waaromtrent geen verdere aanduidingen werden gevonden.

In 1870 krijgt het kasteel de Beauffort grosso modo zijn huidige vorm: een sober neoclassicistisch gebouw van negen bij vijf traveeën, met drie bouwlagen op een hoge kelderverdieping. Op een gekleurde pentekening van circa 1880 door G.I.D. Declerck heeft elk bouwonderdeel een eigen afdekking waardoor een complex dakenspel ontstaat. De drie middelste traveeën hebben bovendien een hoger uitstekend dak en een driehoekige frontonbekroning met oculus. Op een prentbriefkaart die vermoedelijk in 1910-1914 werd uitgegeven is de dakconstructie vereenvoudigd tot één groot gemansardeerd schilddak, waarin de bovenste halve verdieping werd geïncorporeerd. Het middenrisaliet is versmald tot de deurtravee en wordt bekroond door een gebroken segmentfronton. De zuidgevel, waar zich ook het centrale ingangsbordes bevindt, wordt geflankeerd door twee hoekrisalieten van drie bouwlagen. Aan de westzijde werd een polygonale uitstekende traptoren met dienstingang gebouwd onder een hoog leien dak. Op oude foto’s zijn de gevels nog bepleisterd en wit geschilderd, momenteel is het geheel gecementeerd met nagetrokken voegen en natuursteenimitatie.

Zowel op de pentekening van Declerck als op de ansichtkaarten uit het begin van de 20ste eeuw vallen de symmetrisch opgesteld kuipplanten (mogelijk laurier) op. Op een van de ansichtkaarten zijn op het ere-erf ook drie bloemencorbeilles zichtbaar. Op een andere ansichtkaart kan men vaststellen dat het sieraspect nauw met het nut verweven was, getuige hiervan de hooioppers op de gazons rond het kasteel.

In de daaropvolgende jaren wordt onder impuls van (en gedeeltelijk gefinancierd door) graaf de Beauffort, die ook burgemeester was, de hele dorpskern vertimmerd: na een blikseminslag in 1874 wordt besloten om de oude Sint-Kwintenskerk af te breken en 350 meter oostwaarts terug op te bouwen in neoromaanse gedaante, naar ontwerp van L. Jaminé, architect van de provincie Limburg en de ontwerper van talrijke kerken, niet alleen in Limburg (Zelem, Zolder, Lummen, Paal) maar ook in Hoeilaart.

Naast de oude, 18de-eeuwse kasteelhoeve, ter plaatse van de oude boomgaard (perceel nummer 88), wordt bovendien een nieuw dienstgebouwencomplex ("remise en stallingen") gebouwd, waarin op de verdieping ook het logies voor het personeel is voorzien. Het complex heeft min of meer het uitzicht van een vierkantshoeve met twee bouwlagen, bestaande uit bakstenen muren met speklagen en lijsten in cement, versierde nokpannen, een sierlijst onder de dakgoot en gepunte metalen bollen op de puntgevels. Het perceel landbouwgrond van 13 hectare ten oosten van de nieuwe toegangsdreef, de 'Negen Bunders' genaamd, wordt omgezet in boomgaard, ter vervanging van het oudere, veel kleinere boomgaardperceel.

Tijdens deze transformatiecampagne worden alle percelen in de omgeving en ten oosten van het kasteel ("lustvijver", "lusthof", "lustgrond", "weide", "land") versmolten tot een groot perceel "lustgrond" (nummer 96a) van bijna 6 hectare; en in 1878 verschijnen er ook serres tegen de noordelijke omheiningsmuur. Volgens het kadaster verdwijnt ook de oude slotgracht in 1870, maar op de militaire topografisch kaart van 1876 wordt ze nog afgebeeld. In 1884 wordt bij het begin van de toegangsdreef aan de steenweg Leuven-Diest een kleine, pittoreske portierswoning met verzorgde detaillering opgetrokken.

Ten slotte wordt er nog in 1901 op 50 meter ten westen van het kasteel een inmiddels verdwenen ijskelder geregistreerd, maar vermoedelijk ging het om een regularisatie, want ook de grafkapel, die al minstens een eeuw oud was, verschijnt nu pas op de kaart. Het kadaster geeft nog andere tekenen van achterstand, want het grote complex van akkers en weiden langs de Abdijbeek ten westen van het kasteel wordt niet als “lustgrond” beschreven, terwijl de militair topografische kaart van 1891 een ge-'landscaped' geheel van golvende bosranden, slingerpaden en bomengroepjes toont, waarvan de structuur en het beeld tot op heden in grote lijnen bleef bewaard.

Beschrijving

Het kasteel

Het park wordt gedomineerd door het min of meer centraal ingeplante, zuidoost georiënteerde neoclassicistisch geïnspireerde kasteel: een negen traveeën breed rechthoekig volume, bestaande uit een souterrain en twee bouwlagen onder een mansardedak met geschubde leien, zinken pirons en houten dakkapellen onder boogfronton, het geheel geflankeerd door twee, een halve bouwlaag hoger opgetrokken en één travee brede hoekpaviljoenen - eveneens met mansardedak - en door een slanke, polygonale hoektoren met trapeziumvormig uitgelengde spits en metalen nokversiering. Het bak- en natuurstenen metselwerk is afgewerkt met een in beige en grijstinten geschilderde, gevelcementering van imitatie natuursteen en dit in combinatie met wit geschilderd houten schrijnwerk.

De verspringende gevelvlakken worden verticaal belijnd door forse hoekblokken waarbij de symmetrisch opgevatte voorgevel met zijn voorliggende, hardstenen trapbordes wordt geritmeerd door grote rechthoekige vensters met plattebandomlijsting en trapeziumvormige sluitsteen in combinatie met gevelhoge, geblokte pilasters met bekronende fries en geprofileerde, houten kroonlijst. De inkomtravee met beglaasde, rechthoekige vleugeldeur in een geprofileerde omlijsting met oren en neuten krijgt een licht risalietvormig accent in de vorm van een bekronend, gebroken segmentfronton op voluutconsoles en een groot, met voluutfrontonnetje versierd mansardevenster. In de overige gevelpartijen ontbreekt de pilasterstelling terwijl beide zijgevels punctuele uitsprongen tonen, respectievelijk ter hoogte van de met een hoog rondboogvenster opengewerkte trapkoker en van het groot, met een driezijdige erker verruimd salon. De licht vooruitspringende drie middelste traveeën in de achtergevel traceren wellicht de contouren van het oorspronkelijke 17de-eeuwse volume waarnaar de cartouche met het jaartal 1661 verwijst.

Het ruime souterrain dat oorspronkelijk keuken, kelders en diverse dienstvertrekken omvatte, van buitenaf rechtstreeks toegankelijk via een toegang ter hoogte van zijgevel en trapbordes, is momenteel uitsluitend in gebruik als kelder en berging. Bakstenen tongewelven en troggewelfjes op I-liggers traceren respectievelijk de oude kern en de latere uitbreidingen van het kasteel terwijl de bevloering bestaat uit onder meer rode gebakken tegels, blauwe hardsteentegels en zeshoekige zwart-witte cementtegels.vHet verhoogde gelijkvloers omvat aan voor- en achtergevel diverse, "en enfilade" geschikte kamers en salons, ruim verlicht door grote ramen met binnenluiken en onderling communicerend met dubbele vleugeldeuren. Tussenin ligt de brede langsgang, blijkbaar de enige ruimte met verwijzingen naar de 18de-eeuwse bouwfase: een hardstenen tegelvloer, een sober geprofileerd stucplafond met kooflijst en een fraaie Lodewijk XVI-bordestrap met het dubbelwapen van de families de Beeckman en de Vroey.

Enkel de centrale inkomhal, met aan de ene kant de staatsieportretten van Albrecht en Isabella, aan de andere kant die van Karel V en Filips II, is afgewerkt met een decoratieve tegelvloer. Alle overige vertrekken tonen een sobere parketvloer en dit in combinatie met een omlopende plint, in rechthoekige panelen opgedeelde muurvlakken en een met decoratief lijstwerk en/of rozetten opgehoogd stucplafond. In elke ruimte een centraal opgestelde marmeren schouw met spiegel op de boezem. Het decoratieve vocabularium is neoclassicistisch van inspiratie met verschillende accenten naar gelang de functie van de wisselend in wit, lichtgrijs en lichtgroen geschilderde vertrekken. Het meest uitbundig gestoffeerd is het grote salon in neo-Lodewijk XVI-stijl met zijn bloem- en bladwerklijsten en met trofeeën verlevendigde supraportes.

Grafkapel en kasteelhoeves

Achter het kasteel, aanleunend tegen de kerkhofmuur, bevindt zich de wellicht circa 1804 te dateren laat-classicistische grafkapel van de familie de Beauffort: een aan een tuinpaviljoen appellerende, octogonale constructie in witte natuursteen (grijze en crèmekleurige beschildering) onder een natuurleien schilddak met kruisbekroning. De muurgeleding bestaat uit een plint waarboven rechthoekige spaarvelden, aan de drie frontzijden opengewerkt met een deur en twee vensters, met bekronende fries van gestileerde voluten en festoenen. De toegang wordt geaccentueerd door een geprofileerde rondboogdeur met sluitsteen, imposten en schijfmotieven in de zwikken. De dubbele houten paneeldeur met geprofileerde houten tussendorpel is voorzien van een waaiervormig, smeedijzeren bovenlicht met wit-blauwe beglazing met cirkel- en bloemmotieven en in 't midden een Oog Gods. Identieke motieven zijn terug te vinden in de sierboord van de flankerende glas-in-loodramen. Het wit geschilderde, gestucte interieur met decoratieve tegelvloer toont door lijstwerk in panelen opgedeelde wandvlakken waarboven een achthoekig, gedrukt koepelgewelf. De kapel is uitgerust met een houten, neo-Lodewijk XV-portiekaltaar, versierd met zware rocaillemotieven en een goudbies.

Iets meer oostelijk, eveneens aan de noordrand van het domein, bevinden zich de twee kasteelhoeves. De oudste, op de kerkhofmuur aansluitende hoeve met gesloten en onregelmatig aanlegpatroon dateert grotendeels uit de tweede helft van de 18de eeuw. Vlak ernaast, meer oostwaarts ligt de omvangrijke 19de-eeuwse kasteelhoeve, rond 1870 gebouwd als "remise en stallingen" met op de verdieping logies voor het personeel en een aansluitende conciërgewoning. Het complex heeft min of meer het uitzicht van een vierkanthoeve met twee bouwlagen, in baksteen met cementen speklagen en lijsten en is beeldbepalend voor de dorpskern. Typisch voor de ‘rustieke’ architectuur uit die periode zijn de gepunte metalen bollen op de puntgevels, de versierde nokpannen en de uitgesneden sierlijst onder de dakgoot. Ter hoogte van de hoofdtoegang, gemarkeerd door een vierdelig ijzeren hekken tussen gecementeerde hekpijlers, bevindt zich de in 1884 eveneens in een eclectisch pittoreske stijl opgetrokken hovenierswoning.

Het park
Bodemgesteldheid, topografie en parkstructuur

Het kasteel de Beauffort bevindt zich bij de monding van een colluviaal zijdal, dat afdaalt vanuit het zandleemplateau van Pellenberg. De contouren van het kasteelpark worden grotendeels bepaald door de topografie en de bodemgesteldheid, met name het zeer vochtige, 'hydromorfe' dal van de Abdijbeek, in de termen van de bodemkaart: "zeer sterk gleyige gronden met reductiehorizont en textuur B horizont" (Afa). Het kasteel de Beauffort bevindt zich bij de monding van een colluviaal zijdal, dat afdaalt vanuit het zandleemplateau van Pellenberg.

De voornaamste as van het park wordt gevormd door de dalbodem van de Abdijbeek. Na het dempen van de resten van de oude slotgracht, werd ongeveer 50 meter ten westen van het kasteel een nieuwe, spoelvormige vijver met een eilandje aangelegd, die - samen met een groep opvallend hoge (tot 37,50 meter) moerascipressen (Taxodium distichum) - de voorgrond vormt van de belangrijkste vista. Recente aanplantingen - fijnspar (Picea abies) en canadapopulier (Populus x canadensis) - hebben deze ruimte versnipperd, zodat het oorspronkelijke eindpunt, 500 meter westwaarts, niet meer zichtbaar is vanuit het kasteel. Dit eindpunt wordt gevormd door een bosrand met een groep bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en een paar monumentale, laag vertakte zilverlinden (Tilia tomentosa). In oostelijke richting is het uitzicht in de richting van de nieuwe dorpskern verdwenen door de uit de hand gelopen bosschages en bomengroepjes, die aanvankelijk een meer beperkte oppervlakte innamen.

Een tweede as, loodrecht op de eerste, valt samen met de rechte, brede dreef die op het einde van de 18de eeuw werd aangelegd en die vanuit het zuiden (Diestsesteenweg) recht op het kasteel toeloopt. Tot voor kort was het een lindedreef, met zomerlinden (Tilia platyphyllos) met stamomtrekken rond 3 meter, maar slechts enkele exemplaren hebben de stormen van het voorjaar 1990 overleefd. Deze dreef, die recent werd heraangeplant, volgt de rand van het nauwelijks verzonken colluviaal dal waarin het domein van het Rood Kasteel ligt. Ten oosten van de dreef liggen de ‘Negen Bunders’, tot enkele decennia geleden boomgaard, nu grotendeels braak en versmald door de lintbebouwing langs de Wolvendreef na de Tweede Wereldoorlog. Ten westen van de dreef ligt het park van het Rood Kasteel, verscholen achter een dichte randbeplanting.

Botanische en dendrologische waarde van het park

Als het park de Beauffort een uitzonderlijke waarde mag worden toegekend, dan is dit niet zozeer omwille van zijn dendrologische verscheidenheid, dan wel om de talrijke oude bomen, die over het ganse domein verspreid staan, sommige ongetwijfeld uit de tijd van de Beeckman. Het aantal zomereiken (Quercus robur), bruine beuken en platanen (Platanus x hispanica) met stamomtrekken van meer dan 350 cm ligt opvallend hoog. Het meest in oog springende waren tot voor kort de twee gewone moerascipressen (Taxodium distichum) met omtrekken van respectievelijk 549 en 562 centimeter, die aan de zuidzijde en symmetrisch ten opzichte van het kasteel staan opgesteld en mogelijk al staan afgebeeld op de reeds genoemde litho van 1820-1830. In de onmiddellijke nabijheid bevindt zich een gewone haagbeuk (Carpinus betulus) met een stamomtrek van 250 centimeter. Imponerend is de canadapopulier (Populus x canadensis) met 613 centimeter stamomtrek, verborgen in het bosplantsoen ten zuidwesten van het kasteel, die de tweede plaats inneemt op de 'kampioenenlijst' van België. De tweede oude haagbeuken ten noordwesten van het kasteel hebben voor Carpinus betulus een opvallend langwerpig blad.

Tevens vermeldenswaardig en waarschijnlijk architecturaal bedoeld zijn enkele grote, dendrologisch interessante struikmassieven die opgesteld staan langs het ringpad in de westzijde van het domein: herfstpaardenkastanje (Aesculus parviflora) en, vooral, Viburnum lentago. De rest van de struiketage bestaat afwisselend uit vermoedelijk aangeplante en verwilderde soorten als sneeuwbes (Symphoricarpos albus), boerenjasmijn (Philadelphus coronarius), alpenbes (Ribes alpinum), witte kornoelje (Cornus alba), vermengd met heestersoorten uit de lokale flora - gewone hazelaar (Corylus avellana), Gelderse roos (Viburnum opulus), Europese vogelkers (Prunus padus), rode kornoelje (Cornus sanguinea), gewone aalbes (Ribes rubrum). Opmerkelijk is ook dat soorten die 'socio-ecologisch' gezien als 'echte bosplanten' of zelfs als indicatoren voor 'oud bos' worden aangezien een belangrijke rol spelen in de kruidenflora van het domein, ondanks het feit dat deze bebossing nauwelijks een eeuw oud is. Het gaat om bosanemoon (Anemone nemorosa), lelietje-van-dalen (Convallaria majalis), gewone salomonszegel (Polygonatum multiflorum), ijle zegge (Carex remota), bosgierstgras (Milium effusum), adelaarsvaren (Pteridium aquilinum), smalle stekelvaren (Dryopteris carthusiana) en boszegge (Carex sylvatica).

Merkwaardige bomen (Het cijfer in vet geeft de stamomtrek, standaard gemeten op 150 centimeter hoogte. Opname 4 juni 1998; vergelijk met de opnamen uit 1990 in het bestand 'Beltrees' onder de nummers 8960, 8961, 8962, 8963)

  • 2. gewone moerascipres (Taxodium distichum)(hoogte 37,5 m) 412
  • 3. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 365
  • 4. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 381
  • 5. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 368
  • 10. zachte berk (Betula pubescens) 155
  • 14. zilverlinde (Tilia tomentosa) 448(meting op 50 cm hoogte)
  • 15. Viburnum lentago (massief)
  • 22. herfstpaardekastanje (Aesculus parviflora) (massief)
  • 29. zomereik (Quercus robur) 357
  • 30. zomereik (Quercus robur) 363
  • 33. zomereik (Quercus robur) 428
  • 34. hangende zilverlinde (Tilia x petiolaris) 347
  • 40. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 413
  • 42. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 357
  • 43. oosterse plataan (Platanus orientalis) 312
  • 46. canadapopulier (Populus x canadensis) 613
  • 47. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 549
  • 48. gewone moerascipres (Taxodium distichum) 562
  • 49. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) 250
  • 53. gewone plataan (Platanus x hispanica) 391
  • 56. zomereik (Quercus robur) 399
  • 57. gewone robinia (Robinia pseudoacacia) 355
  • 59. gewone robinia (Robinia pseudoacacia) 355
  • 60. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) met opvallend langwerpig blad 207
  • 61. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) met opvallend langwerpig blad 237
  • 64. Amerikaanse eik (Quercus rubra) 421
  • 65. zomereik (Quercus robur) 370
  • 67. bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) 419
  • 68. hinokischijncipres (Chamaecyparis obtusa) 301(gemeten op 50 cm hoogte)
  • 72. bontbladige cultivar van gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus ‘Leopoldii’) 305
  • 73. gewone plataan (Platanus x hispanica) 452
  • 78. tamme kastanje (Castanea sativa) 363
  • 79. zomereik (Quercus robur) 386
  • 80. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) 208
  • 82. zomereik (Quercus robur) 370
  • 83. zomereik (Quercus robur) 390
  • 94. Oostenrijkse den (Pinus nigra subsp. nigra) 247
  • 105. Oostenrijkse den (Pinus nigra subsp. nigra) 252(gemeten op 100 cm hoogte)
  • 110. grootbladige linde (Tilia platyphyllos) 330
  • 167. grootbladige linde (Tilia platyphyllos) 393
  • Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen. Architectuur/deel 1. Provincie Brabant. Arrondissement Leuven, (Luik), 1971, 296.
  • DENEEF R. e.a. 2002: Lubbeek (Linden): Kasteel van Linden (de Beauffort) in Historische parken en tuinen van Vlaanderen, M&L Cahier 6, 43-50.
  • GEUENS R. & R. 1965: Linden in Oost-Brabant (I), Het mooie Hageland, s.l., 156-158.
  • HALFLANTS J. e.a. 1978: Algemeen overzicht van de geschiedenis van de gemeenten Binkom, Linden, Lubbeek, Pellenberg, Lubbeek.
  • HALFLANTS J. e.a. 1990: Linden, vergeten dorp (tentoonstelling 20-25 maart 1990), Heemkring Libbeke, 16-18.
  • OP DE BEECK E. 1967: Bezoek aan Linden in Brabant, 5, s.l., 4-9.
  • TACK G., VAN DEN BREMT P. & HERMY M. 1993: Bossen van Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 267.
  • VERBIST H. 1974: Geschiedenis van Linden. Het verloren dorp, Linden.

Bron: Beschermingsdossier DB002294
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Linden

  • Is deel van
    Linden

  • Omvat
    Hovenierswoning van domein de Beauffort

  • Omvat
    Kasteelhoeven bij Kasteel de Beauffort


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein de Beauffort [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/206859 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.