erfgoedobject

Zwartzusterklooster

bouwkundig element
ID
206830
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/206830

Juridische gevolgen

Beschrijving

Het zwartzusterklooster is een historisch gegroeid complex dat grosso modo bestaat uit vier vleugels gegroepeerd rond de kloostertuin, waarbij de oostvleugel aan de Schapenstraat, de zuidvleugel aan de Zwartzustersstraat en de westvleugel aan de Dijle grenst.

Historiek

Algemeen wordt aangenomen dat het zwartzustersklooster in 1438 gesticht werd door Elisabeth Ymbrechts (+ 1482). Op de plaats waar zich nu het klooster bevindt, huurde ze een "cleyn stroyen huysken", dat nadien samen met enkele omliggende gronden werd gekocht. In 1462 gaf de bisschop van Luik aan de snel groeiende groep devote vrouwen de toestemming om de regel van Sint-Augustinus aan te nemen en om een kapel te bouwen. De zwartzusters, ook zusters van Nazareth genoemd, hielden zich voornamelijk bezig met de ziekenverzorging in de stad. Bij de Franse Revolutie konden de kloosterzusters eerst als leden van een burgerlijke organisatie, later van een religieuze gemeenschap in dienst van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen hun gebouwen blijven bewonen. Sinds 1796 ressorteerde het oude klooster onder de "Section des Hospices de Louvain": de nieuwe taak van de kloosterzusters bestond uit de verzorging van zwakzinnige vrouwen. Sinds 1925 is het klooster eigendom van de Commissie van Openbare Onderstand, nu het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. Sinds 1969 werd het klooster door de zwartzusters verlaten. De verzorging van geesteszieken werd voortgezet door het OCMW. Heden is het klooster eigendom van de Katholieke Universiteit van Leuven en zijn er studenten gehuisvest. Het complex werd als monument en stadsgezicht beschermd in 1986.

Het klooster werd, zoals het nabijgelegen Groot Begijnhof, opgetrokken buiten de eerste ringmuur, ten zuiden van de stad in de onmiddellijke nabijheid van de Dijle. De belangrijkste bouwcampagnes situeren zich vanaf einde 17de tot midden 19de eeuw.

In het begin van de 17de eeuw bestond het klooster van de zwartzusters uit een kapel (1478) parallel met de Molenstraat (huidige Zwartzustersstraat), uit een daarnaast dwars op de straat gericht kloostergebouw (1495–1536), uit in de loop van de 15de en 16de eeuw verworven, al of niet bebouwde percelen langsheen de Begijnenstraat (huidige Schapenstraat), uit enige gebouwtjes langsheen de Dijle en ten slotte uit een tuin en een achterpoort. Zeker sinds 1647 vormde een verhuurd huisje de grens van het klooster in de Schapenstraat terwijl een muur het domein langsheen de Dijle afsloot.

In de periode 1676-1679 besloot de gemeenschap haar behuizing te vernieuwen. In 1680 werden de kloostergebouwen langsheen de Zwartzustersstraat, naast de kapel, gesloopt en vervangen door de huidige één verdieping hoge zuidvleugel. Het terrein op de hoek van de Schapenstraat bleef braak liggen. Op die plaats werd in de periode 1687-1693 de nieuwe kapel gebouwd die grensde aan de kant van de Schapenstraat aan het oude "sieckhuys".

In 1757-1763 werd de zogenaamde oude kerk afgebroken en vervangen door de huidige westvleugel tegen de Dijle en de hoek van de Zwartzustersstraat. In het vroegere "sieckhuys" werd een sacristie ingericht.

In het laatste kwart van de 18de eeuw lagen de kloostergebouwen, zoals ook uit de Ferrariskaart (1777) is af te leiden, voornamelijk geconcentreerd langsheen de Schapenstraat en de Zwartzustersstraat. Opvallend is het feit dat dit stadsgedeelte toen nog een sterk landelijk karakter vertoonde.

Na het midden van de 19de eeuw volgde een beslissende fase in de verdere ontwikkeling van het kloostercomplex: het klooster moest immers dringend aangepast worden aan de veranderde opvattingen in functie van de verpleging van geesteszieken. In 1854 werden "in de pleyn tegen de Deyl" drie afzonderingscellen opgetrokken. In 1857 werd het oude ziekenhuis gesloopt en vervangen door de huidige gebouwen langsheen de Dijle. De "ouden bouw" langsheen de Schapenstraat werd in 1861 gesloopt en vervangen door de huidige oostvleugel. Behalve de vijf aan elkaar grenzende woningen in de Schapenstraat, die door het klooster werden verhuurd en waarvan er drie in 1737 door het klooster werden gebouwd, zijn alle sporen van vroegere woningen binnen het kloosterdomein in de periode 1861/2 verdwenen.

Beschrijving

Kapel

De kapel van de zwartzusters (1687-1693) is een éénbeukige langsbouw, vier traveeën groot, opgetrokken in traditionele bak- en zandsteenstijl. De in witte kalkzandsteen uitgevoerde plint, gordellijsten, vensteromlijstingen, pilasters, hoofdgestellen en sierelementen tegen de bakstenen muurwand zorgen voor het karakteristieke kleureffect. De barokke, tweedelige gevel wordt in traveeën gedeeld door vier Toscaanse pilasters van de kolossale orde die een zware, gekorniste kroonlijst dragen.

De tweede gevelgeleding, uitgewerkt als een traditionele topgevel, met vleugelstukken eindigend op voluten, wordt geritmeerd door twee pilasters van gedrukte orde, waarboven een eveneens gekorniste kroonlijst. De gevel wordt bekroond door de barokke versie van een boogfronton. Het boven elkaar plaatsen van het barokportaal, het grote venster met steekboogomlijsting en de spiegels op de muurdammen versterkt het verticalisme van de middentravee.

De massieve barokke ingangspoort in blauwe hardsteen, gevat in een rondboogomlijsting, met blokwerk versierde deurposten en zware sluitsteen met diamantkop wordt gecombineerd met een beeldnis gevat in een rondboogomlijsting met vleugelstukken uitlopend op een bolmotief. De zijgevel langsheen de Schapenstraat, horizontaal geleed door een afgeschuinde muurplint, een druiplijst, gordellijsten en een sterk geprofileerde kroonlijst, wordt opengebroken door vier vensters met steekboogomlijsting, een lichtjes vooruitspringende sluitsteen en oren.

Het leien zadeldak wordt bekroond met een klokkentoren in de vorm van een dakruiter. Het sierlijke zeskantige torentje is opengewerkt met een balustrade, zes steekboogjes en bekroond met een tentdak waarboven een peerspits.

Interieur. De éénbeukige kapel wordt afgedekt door een kruisribgewelf. De travee-indeling wordt gemarkeerd door gordelbogen, in het centrum telkens versierd met een caisson. Het meubilair bestaat uit eikenhouten lambriseringen, een tochtportaal geflankeerd door twee eenvoudige, met voluten versierde biechtstoelen en een orgel boven de ingang. Het middenpaneel van het houten barokaltaar (imitatiemarmer) met vier gecanneleerde zuilen wordt gevormd door een "Aanbidding der Wijzen" van P.J. Verhaghen (1728-1811).

Zuidelijke kloostervleugel

De vleugel langs de Zwartzustersstraat dateert van 1681 en is zoals de kapel opgetrokken in traditionele bak- en zandsteenstijl. De werken werden uitgevoerd onder leiding van Michel Jeroms, metser, Daniel Van den Schriek, steenkapper en Jam Cammaer, schaliedekker. Het is een één verdieping hoge langsbouw, afgedekt met een van dakkapellen voorzien leien zadeldak, dat opgevangen wordt door houten medaillons.

De ingangspartij wordt gevormd door een deur met rechthoekig bovenlicht, voorzien van smeedijzeren roeden, gevat in een rechthoekige omlijsting met kalkzandstenen negblokken. Een gevelsteen boven de ingang vermeldt het volgende opschrift: "D.O.M./ HET GODSHUIS VAN NAZARETH,/ GENOEMPT DIE SWERTE SUSTERS,/ GEFUNDEERT IN DEN JARE 1462,/ ONDER DEN REGEL VAN SINTE AUGUSTINUS,/ VERNIEUWT A° 1680." De baroknis boven de ingang is voorzien van een rondboogomlijsting met druiplijst en sluitsteen met vleugelstukken eindigend op voluten. Speklagen ter hoogte van de vensterdorpels en twee rijen vensters ritmeren het bakstenen geveldak. De rechthoekige vensters van het gelijkvloers zijn gevat in een natuurstenen omlijsting en zijn voorzien van een stenen middenstijl met twee ontlastingsbogen. In de omlijsting van de smalle bovenvensters met stenen middenkalf en één ontlastingsboog zijn sporen van smeedijzeren roeden aanwezig. De kloostergang, die niet zoals gebruikelijk langs de kloostertuin, maar langs de straatkant is aangebracht, dient als verbindingsgang voor de aanpalende kloostervertrekken. De vensters zijn versierd met brandglasmedaillons met heiligenvoorstellingen, uitgevoerd in grisaille, zilvergeel en email. Het zijn schenkingen van de werklieden en hun echtgenotes aan de zusters bij de voltooiing van de nieuwe gebouwen in 1681.

Interieur. De refter heeft nog haar oorspronkelijke zoldering van moerbalken met geprofileerde sloffen en bepleisterde kinderbalken. De eraan grenzende, ruime keuken bevat nog het originele schouwmassief bezet met witte en groene faiencetegels en geprofileerde wangen. De bovenverdieping bestaat uit een lange gang geflankeerd door de oorspronkelijke kloostercellen: kleine vierkante vertrekjes, van de gang gescheiden door lemen wandjes met de nog originele lage deur gecombineerd met een rechthoekig bovenlicht. De zolderingen vertonen de originele bepleisterde kinderbalken of een later aangebrachte stucversiering.

Westelijke Dijlevleugel

De laatste drie traveeën van de zuidvleugel werden, samen met het eerste gedeelte van de westelijke Dijlevleugel, bijgebouwd in de periode 1757-1763. Een rij grote, rechthoekige vensters met zandstenen stijlen, boven- en benedendorpels in blauwe hardsteen en voorzien van smeedijzeren roeden, een rij hoge vensters met middenkalf en een rij oculi zorgen voor de verlichting van deze vleugel.

Interieur. Het ruime vertrek, op het einde van de zuidvleugel vertoont een rococco-stucversiering op het plafond en de schoorsteenwand in goud- en grijze tinten.

Oostvleugel

De recentere oostvleugel langs de Schapenstraat, is een één verdieping hoge langsbouw van dertien traveeën onder een leien zadeldak met dakkapellen. De bakstenen gevel wordt horizontaal geleed door een natuurstenen plint, muurlijsten en twee vooruitspringende lijsten in blauwe hardsteen. Het gevelvlak wordt opengebroken door twee rijen vensters met kleinhout, gevat in een rechthoekige natuurstenen omlijsting. Een veertiende travee springt lichtjes uit het gevelvlak naar voren en bevat een in een rondboogomlijsting gevatte inrijpoort.

Tegen de tuingevel is over de gehele lengte een glazen veranda aangebracht, opgevangen door een sierlijke staalconstructie.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Archief Monumenten en Landschappen: beschermingsdossier (13 oktober 1986).

Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Zwartzusterklooster [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/206830 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.