erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Amandus

bouwkundig element
ID
205287
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205287

Juridische gevolgen

Beschrijving

In oorsprong romaanse bidplaats die na verschillende verbouwingen, waarvan de meest ingrijpende op het einde van de 19de eeuw onder leiding van architect Jules Carette, resulteert in een neogotische georiënteerde hallenkerk.

Kerk gelegen aan de zuidzijde van het 'dorpsplein' (eigenlijk de Buyelstraat) en omgeven door het kerkhof. Bakstenen omlooppad rond de kerk.

Historiek

Eerste helft van de 12de eeuw. Bouw van een romaanse parochiekerk met drie beuken, een vierkant koor, een basilicale opstand en - in tegenstelling tot andere Vlaamse kerken uit die periode - géén toren. Delen van deze kerk in Doornikse kalksteen zijn bewaard gebleven in de noordelijke en zuidelijke koorwand, in de oostwand van de huidige toren ter hoogte van de luizolder en in de onderbouw.

Eind 13de-begin 14de eeuw. Eerste verbouwing van het kerkgebouwtje, met name bouw van een bakstenen muur tegenaan de toenmalige zuidbeuk.

16de eeuw. Bouw van de bakstenen kerktoren op de meest oostelijke travee van de romaanse kerk, bestaande uit een luizolder en een octogonale klokkenverdieping, bekroond met een hoge spits. Kort na het optrekken van de kerktoren wordt het Onze-Lieve-Vrouwekoor herbouwd en breder tot op zijn huidige plattegrond uitgezet zie sporen in de noordgevel. Daarnaast ook uitbreiding van het koor na sloop van de oostwand en vervanging ervan door een ruimere, driezijdige koorafsluiting.

De troebelen op het einde van de 16de eeuw brengen ook schade aan aan de kerk, die in tegenstelling tot vele andere in puin liggende kerken in de streek, toch nog kan worden hersteld.

17de eeuw. Uit enkele rekeningen in het kerkarchief van Bavikhove uit de periode 1602-1606 kan men opmaken dat de werken voornamelijk het wind- en tochtvrij maken van het gebouw betreffen; daarna volgen herstellingen aan het portaal en doksaal en overige delen van de inboedel, en de aankoop van de meest elementaire gewaden en cultusbenodigheden.

Een eerste afbeelding van de kerk verschijnt op de kaart uit het landboek van Bavikhove, opgemaakt in 1639 door Loys de Bersacque, waar de kerk wordt afgebeeld met een dwarsvolume aan de zuidkant, volgens G. Vuylsteke vermoedelijk de Sint-Mauruskapel.

In de loop van de 17de eeuw wordt het bestaande kerkje vergroot: de zijbeuken worden namelijk tot op huidige breedte verbreed. Voor de heropbouw van de buitenmuren wordt daarvoor deels gebruik gemaakt van de natuursteen van het romaanse bouwwerk. De noordbeuk wordt op de breedte gebracht van het in de 16de eeuw herbouwde Onze-Lieve-Vrouwekoor. Als gevolg van het verbreden en verhogen van de zijbeuken, verdwijnt de basilicale opbouw van het romaanse bouwwerk. Zowel midden- als zijbeuken komen onder één groot zadeldak terecht, dat tot 1899-1903 behouden blijft. Binnenin worden de romaanse pijlers van Doornikse steen tussen de beuken uitgebroken en ter vervanging worden twee nog bestaande halfzuilen tegen de toren en tegen de westelijke binnenmuur geplaatst en vier zuilen in Balegemse steen ter ondersteuning geplaatst. Deze verbouwing gebeurde in één periode zie gebruik van zelfde bouwmateriaal, identieke vorm van de zuilen en kapitelen en het aantreffen van een hele reeks steenhouwersmerken. Bij deze ingreep zijn de romaanse muurkettingen in de grond uitgebroken en vervangen door vierkante funderingsvoeten met allerlei bouwafval.

18de eeuw. In 1724 worden de borden van de galmgaten in de toren vernieuwd, wordt de houten klokkenstoel versterkt en de trap beslaan met hout. In 1744 wordt een classicerend westportaal verbouwd. Enkele afbeeldingen, zoals een schilderij uit 1857, tonen een vooruitspringend portaal van één bouwlaag, toegankelijk via drie rondboogdoorgangen, bekroond door een driehoekig fronton (zie afbeelding van een schilderij van 1857). Naar verluidt was er in het portaal een afzonderlijke Sint-Mauruskapel (zogenaamd het "schrijn"). In 1757 wordt door metser F. Casens de zuidelijke sacristie gebouwd. Beide laatste realisaties zijn het resultaat van de inspanningen van de academisch gevormde pastoor Augustus Plasman, die met de inkomsten van de Sint-Maurusdevotie, steeds het kerkgebouw tracht te verbeteren. Eveneens tijdens zijn ambtstermijn, die loopt van 1735 tot 1763, wordt het laatgotische interieur bepleisterd en de houten lambrisering geplaatst. In 1769 worden retabels vervaardigd voor de zijaltaren. In 1783, plaatsen van het hoogaltaar, vervaardigd door de Gentse meester-steenhouwer Jacobus Maertens. Een jaar later vervangt hij ook de vloer bij het hoogaltaar door een marmeren vloer.

In 1785 worden enkele werken uitgevoerd aan het meubilair onder meer de communiebank hersteld, de drie altaren geschilderd en verguld, de vloeren in het portaal en de sacristie gelegd. Ook wordt op dat ogenblik een torenuurwerk, van de hand van de Izegemse uurwerkmaker P.J. Callens, geplaatst.

19de eeuw. Vanaf 1862 laat pastoor Leo Ide door provinciaal architect Pierre Croquison plannen opmaken om de kerk weer te verruimen en een noordelijke sacristie te bouwen. Hij verlengt de kerk naar het westen toe met twee traveeën. De bedaking wordt doorgetrokken en binnenin opgevangen door vierkante pijlers. De restanten van de romaanse westgevel en het portaal van 1744 worden vervangen door een nieuwe, 'kleurloze' westgevel (zie oude foto). De uitbreiding aan de westzijde van de kerk en de bouw van de noordelijke sacristie worden volgens het kadaster in gebruik genomen in 1876.

Door de talrijke ergernissen over technische gebreken en de banale westgevel worden nog geen dertig jaar later nieuwe plannen opgemaakt voor een algemene restauratie van de kerk. Pastoor Aloïs Mavaut doet daarvoor een beroep op de Kortrijkse architect Jules Carette (1866-1927), die zijn plannen voor de neogotische restyling van de kerk beëindigt op 16 juni 1898. Na de goedkeuring van de verschillende diensten wordt de opdracht toegewezen aan aannemer Alberik Vandekerckhove uit Ingelmunster, die in mei 1899 de werken start en ze al in december 1900 voltooit. De grootste wijzigingen betreffen de neogotische restyling van de westgevel, de aanpassingen van de bedaking van de hoofd- en zijbeuken tot een basilicale opstand en het veranderen van de pijlers tot zuilen naar het model van de 17de-eeuwse. Daarnaast wordt ook een traptoren gebouwd in de oksel van de zuidgevel en het zuidelijke transept om de luizolder te bereiken en ter hoogte van de eerste travee van de noordgevel wordt een doopkapel bijgebouwd. Het koor wordt bepleisterd, ontdaan van alle 18de-eeuwse versieringen (ook het 18de-eeuwse hoogaltaar wordt gesloopt) en voorzien van een typische neogotische aankleding. Alle meubilair werd verwijderd en vernieuwd om een stijleenheid te verkrijgen. Zo ontwerpt Jules Carette ook het hoogaltaar, dat uiteindelijk door de Gentse beeldhouwer Aloïs Debeule en de Kortrijkse steenkapper Theophiel Viaene wordt vervaardigd.

20ste eeuw De 'nieuwe' kerk wordt op 12 oktober 1903 feestelijk ingewijd door bisschop Waffelaert.

In 1905 veroorzaakt een brand schade aan enkele balken en leien van de toren, twee vensters in het hoogkoor en de sacristie. In 1923 is het Van Peteghemorgel uit 1824 zo versleten dat het door pastoor Vanden Hemele moest vervangen worden door een nieuw, gebouwd door Omer Anneessens uit Kortrijk. In 1970 worden in de kerk drie nieuwe klokken gehangen, gegoten in Leuven door J. Sergeys. In 1981 plaatst de firma Loncke uit Zarren weer een nieuw gereconstrueerd orgel met onderdelen uit het 19de-eeuwse. Grondig archeologisch onderzoek in de kerk in 1997 bracht veel duidelijkheid over de oudere bouwfases (en voornamelijk over de romaanse periode) van het gebouw.

Beschrijving

De plattegrond ontvouwt: een driebeukig, basilicaal schip van zes traveeën, een vieringtoren op rechthoekig grondplan en een rechthoekig koor met driehoekige afsluiting. Ten noorden aangebouwde sacristie en bergruimte en ten zuiden een tweede sacristie.

Materialen. Roodkleurige baksteenbouw, in de voorgevel gecombineerd met arduin voor de vensteromlijstingen en -traceringen, de afzaten, de hoekkettingen en rollagen; in de zijgevels met plint van Balegemse steen en/of Doornikse kalksteen, in de toren gecombineerd met Brabantse zandsteen voor de versieringen. Leien bedaking.

Drieledige westgevel bestaande uit hoofdbeuk met portaal onder groot spitsboogvormig westervenster met traceringen; portaal met rood beschilderde poort met fraai hang- en sluitwerk, geflankeerd door twee smeedijzeren lantaarns. Lichtgleuf in het topstuk. Soortgelijke vensters in de zijbeuken.

Zijgevels. Noordgevel met onregelmatige indeling; ter hoogte van de eerste travee een vijfzijdige uitbouw (doopkapel) en na de vijfde travee een tegenaan gebouwde calvariekapel. Algemeen bewaart deze gevel een natuurstenen plint doch ten oosten van de kapel is die lager en opgebouwd uit een mooi gelaagde steen afkomstig van Balegem (16de-eeuws). Ten zuiden van de kapel zijn het grotere, ruwer gehouwen blokken Doornikse kalksteen, hergebruik uit het oorspronkelijk hier gesitueerde (romaanse) kerkgebouw. Ook verschillen in de hoger gebruikte bakstenen. Algemeen ook verschillen in de vorm, omlijsting en afstand tussen de vensters zie één ten noorden van de kapel en dan vijf dichter tegen mekaar gesitueerd ten zuiden van de kapel. Zuidgevel met bredere zesde travee. Eerste twee traveeën met toegansgsdeur en zonder hoge plint zie 19de-eeuwse verbouwing. Na de tweede travee, duidelijke bouwspoor en bewaarde hoge plint van natuursteen.

Klokkentoren. Laatgotische, octogonale kerktoren verfraaid met hoekkettingen, fijne waterlijsten, spitsboogvormige galmgaten. Sacristie en bergplaats aan de noordkant: langwerpige aanbouw onder half schilddak met gedeelde, rechthoekige openingen.

Sacristie aan zuidzijde: kleine rechthoekige aanbouw onder half schilddak met in de hoek van de zijbeuk van de kerk een octogonale traptoren, als verbinding naar de luizolder. Aanbouw met natuurstenen plint en licht getoogde openingen onder natuurstenen ontlastingsbogen en met diefijzers.

Interieur. Wit beschilderd interieur en marmeren vloer. Houten spitsboogoverwelving met neogotische beschilderingen en trekankers. Spitsboogvormige scheibogen tussen midden- en zijbeuken, ondersteund door zuilen met kapitelen en octogonale sokkel. Koor met neogotische brandglasramen.

Mobilair. Neogotisch hoofdaltaar met calvarie ontworpen door architect Jules Carrette. 18de-eeuwse marmeren zijaltaren met altaartomben getekend door Marc Lefebvre uit Doornik en uitgevoerd door Aubert Boreux uit Dinant. Neogotische kruisweg.

Laatbarokke communiebank met houtsnijwerk, gemaakt door Henri Blanckaert uit Hulste, met de afbeelding van slechts negen geboden. Neogotische, eiken biechtstoel van de hand van Cyriel Vanoverbeke van 1903. Marmeren doopvont van circa 1840 met koperen deksel.

Belangrijke schilderijen uit de 16de en de 17de eeuw, toegeschreven aan kunstenaars uit de Antwerpse school.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed, Archiefnr. W/01260.
  • Archief Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, Documentatiecentrum, Kaarten en plattegronden K.C.M.L., nr. 131.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 207: Mutatieschetsen, Bavikhove, 1877/2.
  • OCMW-archief Kortrijk: Caerte figurative van het goedt t'Hospitael gelegen binnen de prochien van Bavichove ende Hulste tusschen beyde de Plaetsen, in Register van alle leenen, heerlycheden, hofsteden, landen, bosschen ende meerschen competerende aen het hospitael van Onse Lieve Vrouwe in Overleye..., F. de Bal, 1752.
  • Rijksarchief Kortrijk, Fonds Plotho, nr. 403: Eene ander splete van zelve thiende, de zuyt zijde van de prochie, In Lantbouck vanden lande ende baronnie van Ingelmunstre, Vijve Sint-Eloy appendentie ende dependentien..., Loys de Bersacque, 1639.
  • Rijksarchief Kortrijk, Kaarten en Plannen, nr. 495: Caerte figurative van twee geprojecteerde steenwegen leedende van de stadt Cortryck naer de gonne van Thielt, F. De Bal, 1750.
  • Beelden uit het verleden, Harelbeke-Bavikhove-Hulste-Stasegem, Harelbeke, 1978, p. 82-85.
  • DESPRIET P., Zuid-Westvlaamse opgravingen 1997, in Archeologische en historische monografieën van Zuid-West-Vlaanderen, vol. 17, nr. 37, Afl. 4, 1997, p. 4-6.
  • DESPRIET P., VUYLSTEKE G., De Sint-Amanduskerk van Bavikhove, in Archeologische stichting van Zuid-West-Vlaanderen, vol. 19, jg. 1999, Afl. 2, nr. 41.
  • DEVLIEGHER L., Een O-L.-Vrouwaltaar voor de Sint-Amandskerk te Bavikhove, in Biekorf. Westvlaams archief voor geschiedenis, archeologie, taal- en volkskunde, jg. 105, 2005, p. 18-19.
  • GODDERIS J., DETAILLEUR W., De neogotiek in West-Vlaanderen, Religie en architectuur, Ieper, 2001, p. 49-50.
  • VERSCHRAEGEN H., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen: provincie West-Vlaanderen, kanton Harelbeke, Brussel, 1977, p. 13-15.
  • Zo was Bavikhove, Handzame, 1976, nr. 1-7.

Bron: VANWALLEGHEM A. & CREYF S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Harelbeke, Deel I: Stad Harelbeke, Deel II: Deelgemeenten Bavikhove en Hulste, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL42, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje; Creyf, Silvie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Kerkhof

  • Omvat
    Orgel parochiekerk Sint-Amandus

  • Is deel van
    Bavikhovedorp


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Amandus [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/205287 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.