erfgoedobject

Sint-Janshuis met kapel

bouwkundig element
ID
201348
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201348

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sint-Janshuis met kapel
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Arenbergpark
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Arenbergpark en omgeving
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

In 1954 werd de toelating verleend tot het bouwen van het Sint-Janshuis. Dit studentenhuis met kapel en woning voor de directie werd opgetrokken naar het ontwerp van de architect Roger Bastin in opdracht van professor Morren, verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven. Het opvallende modernistische gebouw bevindt zich in het Arenbergpark ten noordwesten van het Arenbergkasteel en gevat in het groene parkgebied tussen de Celestijnenlaan en de platanendreef die in het verlengde van het kasteel ligt.

Historiek

Aanvankelijk werd een ongunstig advies gegeven op het ontwerp van 1954 omdat het gebouw en de gekozen materialen niet aansloten bij de historische site van het kasteel van Arenberg en het omliggende Arenbergpark. In 1955 werd de bouw toch aangevat, licht verschillend van het met zijn omgeving contrasterende en moderne ontwerp uit 1954. Gezien de ligging van het studentenhuis in het historische Arenbergpark, werd bij het verlenen van de vergunning gevraagd extra aandacht te besteden aan de relatie van het gebouw met het omringende landschap. Hierbij moest rondom de gebouwen de nodige groenaanleg voorzien worden. Vandaag wordt het gebouw zodanig opgenomen door het omliggende park dat de expliciete groenaanleg niet meer te bespeuren valt. In 1960 werd, opnieuw door architect R. Bastin, een zwembad aangelegd langs de achterzijde. Dit zwembad is vandaag niet meer aanwezig. Sinds 1976 is het gebouw naast een studentenverblijf ook een internationaal onthaal- en gemeenschapscentrum van de universitaire parochie.

Beschrijving

Het modernistische studentenhuis bestaat grosso modo uit drie rechthoekige volumes in elkaars verlengde, van het noorden naar het zuiden georiënteerd. De voorgevel richt zich naar het noorden (Kasteelpark Arenberg) en de weg die de platanendreef in het verlengde van het kasteel met de Celestijnenlaan verbindt. De achtergevel richt zich met een terras naar het zuiden en het voorliggende park met kasteel. Ter hoogte van de voordeur leiden twee treden en een met breuksteen verhard bordes naar de voordeur. Dezelfde breuksteen werd aangewend voor het terras ter hoogte van de achtergevel waarop de leefruimtes uitgeven. 

In het noordoosten, uitkijkend op het kasteel en de platanendreef, bevindt zich het rechthoekige volume dat de studentenkamers omvat. In het zuidwesten en in het verlengde van het studentenverblijf, situeert zich een tweede rechthoekig volume dat langs de voorgevel op éénzelfde lijn ligt als het studentenverblijf, maar langs de achtergevel vooruitspringt richting park en kasteel. De gedeelde vertrekken voor de studenten alsook een afgezonderd appartement werden hier in onder gebracht. Op de kruising van beide volumes werd de kapel en de garage voorzien: een vierkant volume, uitspringend ter hoogte van de voorgevel, gemarkeerd door middel van een eenvoudig smeedijzeren kruis. Bastin kiest hier resoluut voor een zeer moderne en minimalistische vormentaal voor het kleine gebedshuis. In het westen situeert zich een vierde volume, haaks op bovenstaande vleugels, met ter hoogte van de oksel van deze kruisende volumes een schoorsteen. Dit volume omvat de conciërgewoning, voorzien van een private tuin gericht naar de Celestijnenlaan.

De twee vleugels in elkaars verlengde met op de kruising de kapel, tellen twee bouwlagen onder een plat dak dat sterk uitkraagt ter hoogte van de studentenverblijven. De haaks georiënteerde conciërgewoning telt één bouwlaag, eveneens onder een plat dak dat ook hier uitkraagt. De studentenhuisvesting werd opgetrokken in een betonnen basisstructuur, afgewerkt met bakstenen parementen. Deze parementen werden wit geschilderd met uitzondering van de blinde linkertravee in de voorgevel, de gedeeltelijke oostelijke zijgevel alsook de noordelijke zijgevel van de conciërgewoning. In grootte sterk contrasterende vensterpartijen werken de verschillende gevels open, afhankelijk van de achterliggende functie. Zo werden die delen van de woning met nachtvertrekken voorzien van eerder klein vensters, terwijl de dagvertrekken, gericht naar het zuiden veelvuldig werden voorzien van grote vensterpartijen in functie van voldoende lichtinval. De vensters werden voorzien van stalen raamwerk, af en toe voorzien van verluchtingsroosters.

Het langwerpige volume dat de studentenkamers omvat, telt ter hoogte van de voorgevel vijf traveeën met de kapel in het verlengde als vooruitspringend volume. De eerste en tevens linker travee omvat een risaliterende travee die blind werd uitgewerkt en wordt gevolgd door een travee met per bouwlaag een venster dat met een wit sandwichpaneel wordt verbonden. De overige drie traveeën werden per bouwlaag van  smalle verluchtingsroosters voorzien in functie van de achterliggende sanitaire vertrekken. De achtergevel telt ter hoogte van de studentenkamers zeven traveeën en werd zoals de oostelijke zijgevel opengewerkt met identieke rechthoekige vensters op beide verdiepingen ter verlichting van de achterliggende studentenkamers (slaapvertrekken, één kamer per travee).

De kapel telt twee bouwlagen in een sterk vooruitspringend volume. De bakstenen gevels worden opengewerkt door kleine rechthoekige openingen van willekeurige grootte. Contrasterend met dit erg gesloten volume is de gevelbrede, houten poort die de begane grond kenmerkt. De rechterzijgevel van de kapel wordt op de verdieping opengewerkt door een deur die, door middel van een trap, bereikbaar is. Op deze manier kon de kapel toegankelijk worden gemaakt zonder dat de toegang van de woning hiervoor moest gebruikt worden. De toegang tot de kapel vanuit de woonvertrekken, en de toegang voor externen langs de buitenzijde, laat zien dat de kapel niet enkel ter beschikking stond van de inwonende studenten, maar ook van de geloofsgemeenschap verbonden aan de katholieke universiteit. De kapel vormt een vierkante ruimte met een erg gesloten karakter. Lichtinval wordt verkregen door enkele willekeurig geplaatste, kleine openingen in de buitengevels. Deze openingen van verschillende grootte liggen verdiept in de dikte van de muur met schuine dagkanten en worden ingevuld met eenkleurige vensters in wit, rood, groen, blauw en geel glaswerk. Het kleine altaar op een grijze natuurstenen sokkel wordt van bovenuit verlicht door een ronde dakkoepel, met rastervormig raam. Door deze beperkte, licht omfloerste verlichting, wordt een mystieke sfeer gecreëerd in de kleine, witgeschilderde kapelruimte. Overig meubilair lijkt niet te zijn bewaard. Momenteel wordt de kapel niet meer gebruikt als gebedsruimte.

In tegenstelling tot de kapel en het eerder gesloten volume dat de nachtvertrekken omvat, wordt het volume, zuidwestelijk gelegen, gekenmerkt door grote vensters in zowel de voor- als achtergevel. De voorgevel omvat een sterk opengewerkte deurtravee met op de begane grond een gesloten, witte, aluminium deur (vernieuwd) gevat in een traveebreed venster, door sandwichpanelen gescheiden van een eveneens traveebreed vierkant venster op de verdieping met een roedeverdeling volgens de gulden snede. De overige traveeën van dit volume, ter hoogte van de voorgevel, worden opengewerkt door middel van een bandraam onder de uitkragende dakrand, met ongelijke verticale verdeling. Smalle, verticale vensters en een rechthoekig venster werken de begane grond open. De achtergevel werd zeer sterk opengewerkt met grote vensterpartijen om de connectie tussen de gedeelde dagvertrekken en het omliggende park te versterken. De achtergevel springt sterk naar voren tegenover het volume met de slaapvertrekken. Een risaliterende schoorsteen kraagt boven de dakrand uit en vormt visueel een duidelijke scheiding tussen beide volumes. De begane grond geeft met verdiepingshoge schuiframen uit op het terras. Een in de gevel dieperliggende vierkante vensterpartij (verdeling gulden snede) met ingewerkte deur creëert een klein inpandig balkon en kenmerkt de gesloten verdieping.

De compacte conciërgewoning wordt langs de oostelijk georiënteerde gevel opengewerkt door middel van enkele rechthoekige vensters met verticale verdelingen. De westelijke gevel, gericht naar de private tuin wordt gekenmerkt door grote vensterpartijen. Deze tuin wordt van de weg afgesloten door een bakstenen muur en toegankelijk gemaakt door middel van een eenvoudig ijzeren hek.

In het bouwdossier is de oorspronkelijke indeling van het complex af te lezen. Het noordoostelijk volume werd volgens de plannen ingericht met zeven identieke kamers voor studentenhuisvesting met gemeenschappelijk sanitair, fietsenstallingen en een garage op het gelijkvloers. Op de verdieping werden dezelfde functies voorzien maar werd de garage vervangen door de Sint-Janskapel met sacristie. Het zuidwestelijke volume omvat de gedeelde woonvertrekken voor de studenten bestaande uit een keuken, een eetzaal en een gemeenschappelijke ruimte. Op de verdieping werd verder een op zich staand appartement voorzien met twee slaapkamers geconcentreerd rond een woonkamer. Vanaf de hal, centraal in het geheel gesitueerd zijn de twee grote volumes (studentenkamers enerzijds en gedeelde woonvertrekken en appartement anderzijds) toegankelijk. De hal vormt in die zin een spil in de woning. en trap vertrekt in deze hal en maakt de verdieping met studentenvertrekken en de kapel met sacristie alsook het appartement bereikbaar. Het rechtse volume, haaks op het studentenverblijf omvat een compacte, éénlaagse conciërgewoning met private tuin, voorzien van twee kamers, een keuken en sanitaire ruimte. Deze woning is bereikbaar vanuit het hoofdgebouw. Doorheen de tijd werd deze ruimte-indeling, zoals weergegeven in de bouwaanvraag, vermoedelijk gewijzigd.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Leuven, afdeling II (Heverlee), 1912/17.
  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, dossier 1960/153 (bouwvergunning 30.06.1960), dossier 1954/45 (bouwvergunning 21.08.1954).
  • UYTTERHOEVEN R. & MORIAS C. 1996: Heverlee 1846-1976. Evolutie in woord en beeld, Leuven.

Auteurs: Elsen, Liedewij
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Arenbergpark


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Janshuis met kapel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201348 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.