erfgoedobject

Galooie-Mote

archeologisch geheel
ID
201012
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201012

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als beschermd monument Galooie motte
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Galooie-Mote
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Galooie motte met omgeving
    Deze bescherming is geldig sinds

Beschrijving

Algemene situering

De Galooi-motte situeert zich in Loker, deelgemeente van Heuvelland. De heuvel is vandaag nog duidelijk zichtbaar in het landschap. Ten westen van de heuvel wijst een lichte verhevenheid op de locatie van het neerhof. Opper- en neerhof worden van elkaar gescheiden door de Galooiebeek. In 1914 kwam de Galooie in de frontlinie te liggen en werden er een aantal geschutsputten en mitrailleursnesten ingegraven.

De bodems ter hoogte van het interfluvium bestaan uit hoofdzakelijk uit uitgeloogde bodems. In het noorden komen goed gedraineerde zandgronden voor.

Het opperhof had een diameter binnen de grachten van ca. 40 cm. De heuvel is vandaag nog 3,5 meter hoog en is het resultaat van meerdere ophogingsfasen. Vermoedelijk is de heuvel ooit hoger geweest. Rondom de heuvel is er vandaag nog een gracht van 2,5 m breed. Het archeologisch onderzoek in 1976-77 toonde aan dat de gracht tussen opper-en neerhof ooit 12 m breed was. Het neerhof was eerder halvemaanvormig. Het is moeilijk te onderscheiden in het microreliëf maar we durven te spreken van een omvang van 40 bij 75 m.

Historisch onderzoek

De eerste heren van Loker verschijnen vanaf de 11de eeuw in de bronnen. Het gaat om een lokale familie die een zeker macht kon verwerven door de rol van Loker als grafelijk domaniaal centrum waar inkomsten uit de streek van Saint-Omer, Kassel, Belle, Sint-Winnoksbergen en Bourbourg werden geïnd. De Romeinse weg van Tongeren over Kortrijk en Cassel naar Boulogne doorkruist het gebied via twee paralelle tracés wat vermoedelijk ook heeft bijgedragen tot de ontplooiing van Loker als bovenlokaal centrum.

In de 12de eeuw genoten de heren van Loker ook aanzien als getrouwen van de Graaf van Vlaanderen. Hun domein, de villa que dicitur Locris wordt herhaaldelijk vernoemd evenwel zonder expliciete verwijzing naar een versterking. De kern van dit domein situeerde zich ter hoogte van het nog bestaande Lokerhof zo’n 700 meter ten zuiden van de Galooie. De site zit ook op een beekvallei en het is niet uit te sluiten dat het ook om een mottekasteel gaat. Een precieze datering is er niet voor handen. Recent archeologisch onderzoek was gericht op de recentere hoeve ter hoogte van het oude neerhof. Het opperhof werd onderzocht met geofysica maar niet aangesneden tijdens de opgraving.

Op basis van het archeologisch onderzoek moet de opwerping van de Galooie in de loop van de 13de eeuw zijn gebeurd. Het vroegste archeologisch materiaal dateert in de tweede helft 13de eeuw maar men gaat uit van een aanleg net daarvoor. De opwerping lijkt een inspanning van de Béthunes die ca. 1200 in het bezit komen van de heerlijkheid. Het lijkt te gaan om zuiver symbolische machtsontplooiing van de nieuwe heren van Loker. Het economisch centrum bleef vermoedelijk ter hoogte van het Lokerhof, maar wat verder in een verhevenheid in natte beekvallei bouwden zij een nieuw mottekasteel.

De site wordt nog afgebeeld in het landschap op de Villaret-kaart (1745-1748). Op de kadasterkaarten uit de 19de eeuw kan er een cirkelvormig perceel waargenomen worden op de oorspronkelijke situering van de motte.

Archeologisch onderzoek

De site kent een rijke onderzoekshistoriek. Een eerste keer gebeurde dit al rond 1900 door de Société d’Archéologie de Bruxelles. Het was J. Claerhout die enkele beperkte opgravingen uitvoerde. Er is zeer weinig info over dit onderzoek.

In 1976 en 1977 was de Nationale Dienst voor Opgravingen actief op de site. Er werden twee chronologische fasen onderscheiden in de motteconstructie:

De motteheuvel werd opgeworpen op een natuurlijke verhevenheid in de vallei van de Galooiebeek. Aan de rand van deze landtong was er kleiig alluvium afgezet. Deze ondergrond vormde de basis voor de opwerping. Grachten werden aangelegd en de gewonnen aarde werd gebruikt voor de eerste ophogingen. Dit blijkt uit de kleiige en lemige gronden in de ophogingspakketten. Volledige klompen bodem waren nog herkenbaar. Tussen opper- en neerhof had de gracht een doorsnede van zo’n 12 meter. Daarnaast werd er grond van verder weg aangevoerd. Het gaat om zanden met een fractie ijzerzandsteen en silexknollen, vermoedelijk gedolven op de getuigenheuvels in de streek zoals de nabijgelegen Rodenberg. Met het materiaal uit de grachten werd een walletje aangelegd. Vervolgens werd er een kernheuveltje opgeworpen. Het geheel werd verder naar binnen toe genivelleerd en opgehoogd. In eerste instantie tot op een hoogte van zo’n 2 meter boven het toenmalige maaiveld. Een wat latere afgraving lijkt de helling van de heuvel te willen verscherpen of een iets bredere gracht te realiseren.

In een tweede fase werd de heuvel verder opgehoogd. Dit moet vrij snel zijn gebeurd gezien de occupatielagen op de heuvel slechts enkele cm dik zijn. De hypothese gaat dat men uit stabiliteitsoverwegingen even gewacht heeft totdat de heuvel zich ‘gezet’ had. Een bakstenen toren werd opgetrokken ter vervanging van een tijdelijke houten constructie (op basis van twee paalsporen). Onder ander de vondst van Romeinse dakpannen wijst op het gebruik van recuperatiemateriaal uit de Romeinse periode. Enkel de uitbraak van de toren bleef bewaard. Daaruit valt af te leiden dat de kelder deels werd ingegraven en dat de hogere torendelen werden ingemot. De site werd verlaten in de 15de eeuw.

Aard en bewaringstoestand

Zowel het opperhof als het neerhof kunnen nog gesitueerd worden in het landschap. Ook de grachten rondom het opperhof zijn nog duidelijk zichtbaar. De archeologische zone bevindt zich momenteel in een weiland. Het werd recent nooit verstoord, met uitzondering van de situatie tijdens WOI. In hoeverre deze periode de site heeft aangetast is niet duidelijk adhv het syntheseonderzoek.

HERREMANS D., CRUZ F., STORME A., VERHEGGE J., ALLEMEERSCH L., DE SMEDT P., STICHELBAUT B., ROZEK J., VERGAUWE R., VAN DE VELDE S., VAN PARYS V. & LALOO P. (Red.) 2023: is het gras groener aan de andere kant van de heuvel? De studie van mottekastelen vanuit landschappelijk en beheersmatig perspectief, SYNTAR 017, BRUSSEL.


Bron: CORNILLY, J., Monumentaal West-Vlaanderen, Deel I: arrondissementen Brugge, Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt; Brugge, 2005, p. 55.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Galooie-Mote [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201012 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.