erfgoedobject

Kasteel en hoeve Hogemeyer

bouwkundig element
ID
200103
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200103

Juridische gevolgen

Beschrijving

Voormalig achterleen van het leenhof van Brabant en zetel van een kleine heerlijkheid. In het derde kwart van de 18de eeuw te dateren kern van het dubbelhuistype met schilddak en symmetrische gevelgeleding met lichtgetoogde, Louis XV-openingen en daarnaast de rond 1863 te dateren uitbreiding met onder meer het obligate torenaccent in neo-Louis XV-stijl. De huiskapel is opgetrokken in neogotische stijl.

De oorsprong van het hof van Landeloos, zoals de oudste benaming luidde, gaat minstens terug tot 1323 toen het in het bezit was van de uit Tienen afkomstige familie Landeloos. Het is de familie de l'Escaille die aan de basis lag van het huidige kasteel, dat vermoedelijk rond 1750 werd opgetrokken als een landhuis met een lusttuin ten zuiden van de woning, binnen de rechthoekige omwalling die vermoedelijk reeds bestond. Rond 1860 liet baron Emile Joseph De Turck de Kersbeek het bescheiden landhuis tot kasteel verbouwen. De neogotische huiskapel dateert van 1859. Het achterliggende hoevecomplex dateert uit dezelfde bouwcampagne.

Rond 1750, bouw van het 'huis van plaisantie' met lusttuin. De Ferrariskaart (1770-1776) toont op die plaats een parterre-tuin. Op de Primitieve kadasterkaart (1824) is de 18de-eeuwse situatie nog herkenbaar, maar langs de westzijde is een gedeelte van de omwalling verdwenen. Deze wijzigingen suggereren een embryo van vroeg-landschappelijke aanleg. Op de stafkaart van 1864 verschijnt het landgoed als een onooglijk parkje dat ontsloten wordt door een perifeer kronkelpad en zich bijna uitsluitend ten westen van de nog herkenbare omwalling uitstrekt.

In 1859-1860, tijdens de bouwcampagne van de familie de Turck de Kersbeek, werd ook de tuin opnieuw aangelegd en beplant. Een deel van de omwalling wordt uitgebreid tot een landschappelijke vijver. De vijver bestaat nog min of meer in zijn 19de-eeuwse vorm en er staan nog verschillende bomen uit de 19de-eeuwse aanplantingsfase.

Het kasteel Hogemeier toont een op het eerste zicht vrij complex volume, opgetrokken in bak- en natuursteen en bestaande uit een midden 18de-eeuwse kern die rond 1860 aanzienlijk werd uitgebreid. De circa 1750 te dateren kern omvat een vijf traveeën breed en twee bouwlagen en een mezzanino hoog volume dat wordt geflankeerd door twee licht terugwijkend en symmetrisch geplaatste, twee traveeën brede en een gelijkvloers en een mezzannino tellende bijgebouwen. Hoofd- en bijgebouwen zijn respectievelijk afgedekt met een leien schilddak en een afgewolfd zadeldak en afgewerkt, voor zover niet afgebladderd, met een wit geschilderde gevelbepleistering. De voorgevel toont een symmetrische en evenwichtige gevelopbouw bepaald door hoge, lichtgetoogde vensteropeningen in een witnatuurstenen omlijsting van platte banden met licht vooruitspringende en trapeziumvormige sluitsteen. De centraal geplaatste inkom wordt licht geaccentueerd door een eveneens lichtgetoogde deuropening in een vlakke omlijsting met trapeziumvormige sluitsteen en geprofileerde druiplijst. De houten ramen zijn samengesteld uit een vast bovenlicht en driedelige raamvleugels met smalle regels. In oorsprong vermoedelijk een kopie van de voorgevel toont de achtergevel een minder homogene en evenwichtige opbouw als gevolg van een 19de-eeuwse uitbreiding. Het leien schilddak van de middenbouw wordt verlevendigd met smeedijzeren sierbekroning, zes kleine dakkapellen en centraal een met leien bekleed klokkentorentje met ingesnoerde spits en peerbekroning.

Als gevolg van zeer vergaand vandalisme biedt het interieur een desolate aanblik. Toch bleven nog voldoende elementen bewaard om een beeld te geven van de aankleding die zowel uit de initiële, 18de-eeuwse bouwfase als uit de 19de-eeuwse bouwcampagne dateren.

De westhoek van het complex wordt gedomineerd door een rijzige, vierkante toren, drie bouwlagen en een mezzannino hoog en afgedekt met een leien, peperbusvormige torenspits. De gevels worden verlevendigd met twee cordonlijsten, lichtgetoogde blindvensters en bovenaan drie oculi en een wapenschild. De toegang in de vorm van een eenvoudige rechthoekige deuropening bevindt zich aan de noordoostzijde.

Het pronkstuk van de 19de-eeuwse uitbreiding bevindt zich aan de oostzijde in de vorm van een pittoresk uitgewerkte, neogotische huiskapel. Het noordwest georiënteerde bak- en natuurstenen volume telt twee traveeën en een driezijdig gesloten koor en wordt aan de zuidoostkant afgesloten met een puntgevel versierd met hogels en lijstwerk van kraagstenen. Het omvat een, op enkele rechthoekige vensters na, gesloten gelijkvloers met op de verdieping de met spitsboogvensters opengewerkte kapelruimte. De travee-indeling wordt bepaald door forse steunberen met driedubbele versnijding en door hoge spitsboogvensters met rayonnante venstertracering. Een geprofileerde cordonlijst ter hoogte van de afzaten en een geajoureerde fries onder de dakrand verzwakken enigszins de verticaliserende opbouw. De relatief eenvoudige structuur wordt gemaskeerd door de speels uitgewerkte, rijzige torens met aperte verwijzingen naar de middeleeuwse vestingarchitectuur. Kleine vierkante en boven elkaar geplaatste venstertjes, waarvan één is opgevuld met een wapenschild, versterken het verticaliserende effect. Met zijn rechthoekige vorm en trapezïodale dakvorm oogt de toren tegen de noordoostgevel als een middeleeuwse wachttoren die op een fraai gebeeldhouwde nis na ongeleed oprijst tot op kroonlijsthoogte van de kapel. De licht in overkraging uitgewerkte bovenbouw, onderaan afgelijnd met een cordonlijst, is opengewerkt met kleine muuropeningen terwijl de zijwanden de obligate schietspleten tonen. Het momenteel witgeschilderde interieur toont diverse sporen van een polychrome afwerking en is voorzien van een eenvoudige planken vloer.

Achter het kasteel bevindt zich de circa 1860 gebouwde kasteelhoeve, opgetrokken in bak- en natuursteen en bestaande uit schuur en stallen in U-vorm rond een ruim erf gegroepeerd. De oudere pachterswoning die het erf aan de zuidoostkant afsloot is verdwenen. Een gedeelte van de zuidwestvleugel is ingestort. De toegang tot het erf bevindt zich aan de noordoostzijde in de vorm van een vierkant poortgebouw afgedekt met een overkragend tentdak (pannen) en bekroond met een leien spits. Inrijpoort, twee boven elkaar geplaatste rechthoekige vensters en een attiek met smalle rechthoekige openingen refereren aan de vier bouwlagen tellende binnenruimte. De houten poort onder houten latei is ingeschreven in een bakstenen rondboog rustend op natuurstenen stijlen van negblokken en wordt bekroond met een rechthoekig wapenschild. Rechts van het poortgebouw bevindt zich een kleine dwarsschuur met afgewolfd zadeldak (kunstleien) en opengewerkt met een houten poort in een lichtgetoogde omlijsting met natuurstenen stijlen gevormd door regelmatige negblokken. Links van het poortgebouw bevindt zich de langgerekte stalvleugel samengesteld uit twee in hoogte en bouwdiepte verschillende volumes, beide met eiken kapspanten en afgedekt met een zadeldak (zwarte pannen). In de oksel van beide gebouwen bevindt zich de bakoven. Aan de noordwestkant wordt het erf afgesloten door een wagenberging met bakstenen pijlers die het zwak hellend zadeldak (golfplaten) steunen. In de westelijke hoek bevindt zich een klein rechthoekig volume dat met zijn afgewolfd zadeldak aan de tegenoverliggende schuur appelleert.


Bron: Beschermingdossier DB002127
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Park van het Kasteel Hogemeyer


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel en hoeve Hogemeyer [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200103 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.