erfgoedobject

Stedelijk Museum

bouwkundig element
ID
15253
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/15253

Juridische gevolgen

Beschrijving

De voormalige woning Alfons Janssens is een herenhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl daterend van 1878-1880, opgetrokken naar het ontwerp van architect Pieter Van Kerkhove in opdracht van Alfons Janssens. In 1909 werd de woning aangekocht door de stad en sinds 1911 is deze ingericht als museum. De vermoedelijk laat 19de-eeuwse tuinafsluiting werd hier geplaatst in 1933-1934 en is afkomstig van het kasteel Boechout te Meise. De 18de-eeuwse pomp in de tuin is de enige bewaarde stadspomp. Deze stond oorspronkelijk op de Houtbriel en werd hier geplaatst in 1924.

Historiek

Deze herenwoning in neo-Vlaamserenaissance-stijl uit 1878-1880 werd naar ontwerp van architect Pieter van Kerkhove opgetrokken in opdracht van Alfons Janssens, industrieel en volksvertegenwoordiger. In 1876 kocht Alfons Janssens van de heer Cardo een stuk grond in de Zamanstraat.

De bouwheer Alfons Janssens stamde uit een familie die in de 19de eeuw tot de aanzienlijkste burgers van de stad hoorde. Ze hadden hun fortuin opgebouwd in de textielnijverheid. Het was een diepgelovige, kunstzinnige en sterk sociaal geëngageerde familie en de familieleden verkregen politieke mandaten zowel op lokaal als nationaal vlak. Het was Gillis-Joseph Janssens die in 1763 samen met familieleden een textielbedrijf startte. Hij werd opgevolgd door Jan Janssens, daarna door Louis Janssens die huwde met Maria-Theresia De Decker en het bedrijf omdoopte in Janssens- De Decker. Maria Theresia De Decker was een zeer katholieke vrouw, bezorgd voor de arbeiders. Haar inzet en bezorgdheid voor minderbedeelden werd verder gezet door haar kinderen. Alfons Janssens, geboren in 1841, was de jongste van de elf kinderen van Louis Janssens. Alfons verbleef van 1868 tot 1870 in Italië in dienst van het pauselijke zoeavenleger. Na zijn terugkeer bleef hij een sterke aanhanger van Paus Pius IX, werd tevens voorzitter van een Piusgenootschap en liet zelfs in de gevel van zijn woning het borstbeeld van Pius IX aanbrengen.

Alfons Janssens huwde in 1872 met Coleta De Schrijver (1846-1905) en had elf kinderen, waarvan er drie op jonge leeftijd stierven. Het gezin woonde eerst in de Casinostraat en daarna in hun woning in de Zamanstraat. Aangezien Alfons zich ook wijdde aan de dichtkunst was hij bevriend met Guido Gezelle, E. De Lepeleer en K. de Gheldere.

Alfons Janssens leidde het textielbedrijf samen met zijn broers Theodoor en Pierre. In de fabriek heersten er goede sociale verhoudingen die voor die tijd vooruitstrevend waren. Het bedrijf, dat in 1886 circa 800 arbeiders telde, nam deel aan wereldtentoonstellingen. Alfons werd in 1892 verkozen tot volksvertegenwoordiger (tot 1900) en trok zich terug uit het bedrijf. Hij was een overtuigde Vlaming en zette zich in voor het Davidsfonds en voor de Vlaamse Katholieke Landsbond. Hij werd gemeenteraadslid in 1885 en ook voorzitter van het Davidsfonds. In 1889 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij was voorzitter van de Handels- en Nijverheidsbond van het Land van Waas en overtuigd voorstander van vakverenigingen. Verschillende familieleden waren politiek geëngageerd. Zijn broer Theodoor was eveneens volksvertegenwoordiger en Louis was eerst gemeenteraadslid en later senator.

Alfons had de reputatie een sociaal, Vlaamsgezind volksvertegenwoordiger te zijn. Eerst en vooral was hij zeer gelovig: hij maakte sinds 1863 deel uit van de confrérie van Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand en dit betekende dat hij de zorg voor noodlijdende gezinnen op zich nam en deze ook bezocht. Hij werd zelfs in 1890 algemeen voorzitter van de confréries van Sint-Niklaas. Hij stierf te Luzern op 1 september 1906.

Reeds in 1907 en dus voor het overlijden van Alfons Janssens wou het stadsbestuur de woning aankopen om het in te richten als museum. In 1909 kwam de stad in bezit van de woning.

De erfgenamen van Alfons Janssens verkochten de woning aan de stad op uitdrukkelijke voorwaarde dat het gebouw een openbare functie zou krijgen, om de kennis van de kunst en de wetenschap te bevorderen en te verspreiden. In 1911 verhuisde de museumverzameling naar het gebouw en op het moment van de bescherming (2005) herbergt het nog steeds de collectie van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas en is het tevens de zetel van deze kring. Samen met het Mercatormuseum en het Stedelijk Museum vormt het de zogenaamde museumsite van Sint-Niklaas.

In 1912 werd in de noordwesthoek van het domein aan straatzijde een elektriciteitscabine geplaatst en in 1913 werd parallel met de straat aan zuidzijde van het herenhuis een lange rechthoekige vleugel aangebouwd. In 1964 werd hiertegen een haakse vleugel gebouwd, namelijk het Mercatormuseum. In hetzelfde jaar werd tegen de elektriciteitscabine van 1912 een recreatiezaaltje gebouwd en in 1970 werd de noordzijde van het oorspronkelijke herenhuis vergroot. Bij deze vergroting werd de uitsprong aan de achterzijde doorgetrokken tot aan de straat. In hetzelfde jaar werd ook het recreatiezaaltje vergroot en in 1981 werd de aangebouwde zuidvleugel tot aan de straat dicht gebouwd. De noordelijke travee van het herenhuis, namelijk links naast de koetsdoorrit werd verbouwd tot woonhuis in 1981. Niettegenstaande de diverse vergrotingen bleef het oorspronkelijke herenhuis op enkele details na intact bewaard.

In 1933-1934 werd de bakstenen muur vervangen door de huidige tuinafsluiting. Deze vermoedelijk laat 19de-eeuwse afsluiting en poort zijn afkomstig van het kasteel Boechout te Meise en werden aangekocht door de beheerder van het bedrijf SVK (Scheerders – Van Kerkhove) Leon Scheerders en aan de stad geschonken in 1933-1934.

De 18de-eeuwse pomp in de tuin is de enige bewaarde stadspomp. Deze stond op de Houtbriel en werd hier geplaatst in 1924 toen het moest wijken voor het oorlogsmonument.

De monumentale herenwoning was het eerste gebouw in de Zamanstraat, gelegen in de stationswijk, één van de belangrijkste 19de-eeuwse stadsuitbreidingen. In de 15de eeuw vormde de Zamanstraat de toegangsdreef tot akkerland toebehorende aan de abdij van Roosenberg (Waasmunster), toen Kloosterdreef of Kloosterstraat genoemd en later genoemd naar een hofstede en brouwerij in de straat, toen bekend als Ankerdreef of Ankerwegel. In 1868 werd de straat Zamanstraat genoemd naar Jan Pieter Zaman (1660-1728), hoofdschepen, bekend als geschiedkundige en rechtsgeleerde. Pas in 1904 werden onteigeningen en slopingen doorgevoerd om de straat te kunnen doortrekken.

Beschrijving

De voormalige woning Janssens is een vrijwel rechthoekig herenhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl, gelegen in de as van de Dr. A. Verdurmenstraat. Oorspronkelijk was het een vrijstaand herenhuis gelegen op de rooilijn van de Zamanstraat met een achterliggende landschapstuin. Aan de straatzijde werd deze tuin afgesloten met een bakstenen muur. De tuin is op het moment van de bescherming (2005) aan de straatzijde afgesloten met een smeedijzeren hek op hardstenen basis en een smeedijzeren poort tussen hardstenen vierkante pijlers met verdiepte rechthoekige panelen. In de tuin bevindt zich nog de monumentale hardstenen 18de-eeuwse stadspomp. Het betreft een hoge vierkante, naar boven toe versmallende, classicistische constructie. De oorspronkelijke tuin was afgeboord met een bomenscherm en bestond uit een glooiend grasperk met kleine bloemperken en kronkelende paadjes. Deze tuin werd recent omgevormd tot een stadspark.

Het bakstenen herenhuis heeft vijf traveeën (oorspronkelijk vier) en overwegend twee bouwlagen onder een complexe bedaking van zadel- en afgewolfde daken voorzien van leien. In de witstenen cartouches van de trapgevel komt de datering 1878 voor.

De straatgevel (westgevel) heeft een torenvormige ingangstravee. Deze toren van vier bouwlagen heeft een spits schilddak bekroond met een smeedijzeren nokbekroning en windwijzer. Deze toren is geflankeerd door trapgevels en vervolgens rechts door een lijstgevel. De linker aanbouw dateert van 1981 en vertoont dezelfde stijlkenmerken als het hoofdgebouw. Deze straatgevel wordt horizontaal geritmeerd door een hardstenen plint met keldervensters, de natuurstenen speklagen ter hoogte van de horizontale monelen en de vensterlateien, en de hardstenen cordonlijst. Horizontale accenten worden eveneens gevormd door de boogfriezen, tandlijsten en steigergaten. Verticale accenten vormen onder meer de natuurstenen hoekkettingen bij de twee middentraveeën.

Als venstervorm treffen we voornamelijk kruiskozijnen aan, alsook een aantal rechthoekige vensters. Twee rondboogvelden boven de vensters zijn voorzien van beeldhouwwerk. Op de bel-etage van de centrale trapgevel bevindt zich een rechthoekige erker.

De neobarokke hardstenen toegangspoort in de torentravee is korfboogvormig. De omlijsting omvat geblokte pilasters en korfboog met sluitsteen voorzien van een palmetmotief en is bekroond met een ovale nis, met een borstbeeld van paus Pius IX, geflankeerd door voluutvormige vleugelstukken. De sierlijke eikenhouten vleugeldeur met deurstijl is voorzien van diamantkoppen. Op de deurvleugels vormt het lijstwerk bevestigd met smeedijzeren nagels rechthoekige panelen, met centraal bloemmotief aan onderzijde van de poort. Het bovenste gedeelte van de deurvleugels is voorzien van geprofileerde panelen met afgeronde onder- en bovenzijden. De halfronde beglaasde deurwaaiers hebben een smeedijzeren invulling.

De oostelijke tuingevel is speelser en onregelmatig uitgewerkt en omvat van links naar rechts een trapgevel, een lijstgevel voorzien van uitkragende kantelen op consoles. Hiernaast bevindt zich de smallere trapgevel van de kapel met de flankerende ronde traptoren van vier bouwlagen onder kegeldak en ten slotte de licht inspringende lijstgevel met zijtrapgevel. In het verlengde bevindt zich de verbouwde aanbouw van twee bouwlagen met zijtrapgevel. Kenmerkend bij de tuingevel zijn de drie erkers, namelijk de gelijkvloerse driezijdige erker in de linkse travee van de eetkamer. De aanpalende traptravee heeft een monumentale driezijdige houten erker, als verlichting van de trapzaal. Deze erker steunt op een bakstenen driezijdige korfbooggalerij, met hardstenen zuilen voorzien van een vlak kapiteel en vierkante dekplaat op klossen. De galerij is overwelfd met drie bakstenen kruisribgewelven voorzien van geprofileerde natuurstenen ribben en natuurstenen gordelbogen.

Het enige neogotische element in deze tuingevel wordt gevormd door de kleine huiskapel op de verdieping. De apsis van deze huiskapel vormt een driezijdige bakstenen erker, met lancetboogvenstertjes, onder een aanleunende leien spits. De steekboogvormige vleugeldeur van de koetsdoorrit bevindt zich in de kapeltravee. De vensters zijn rechthoekig, kruiskozijnen of bolkozijnen.

Interieur

Het gebouw heeft een rechthoekige plattegrond met vijf traveeën, waarvan de twee linkse het resultaat zijn van verbouwing en uitbreiding van de voormalige dienstlokalen tot conciërgewoning. Daarna volgt de rechte koetsdoorrit met links nog een smalle bergruimte aan straatzijde en aan tuinzijde een origineel toilet met lavabo. De twee rechtse traveeën van het gebouw zijn hoger gelegen en omvatten op de gelijkvloerse verdieping de traphal met erker die toegang verleent tot de drie belendende kamers met aan de straatzijde een bureel dat vroeger dienst deed als kleine eetkamer. Deze kamer geeft toegang tot een salon dat op zijn beurt in verbinding staat met de eetkamer in neo-Vlaamserenaissance-stijl met uitzicht op de tuin.

Via de monumentale trap bereikt men de eerste verdieping. De zes kamers geven uit op de rechthoekige hal. Rechts bevinden zich twee grote rechthoekige kamers. Aan straatzijde liggen twee kleine lokalen en de kamer tegenover de trap, aan de straatzijde voorzien van een rechthoekige erker, was oorspronkelijk het bureel van de eerste eigenaar. Links hiervan bevindt zich een vierkant kamertje dat eerder een doorgang vormt naar de grote kamer die zich oorspronkelijk uitstrekte over de volledige diepte van het gebouw. Deze is door middel van kasten opgedeeld in twee kamers. Het rechthoekige kamertje aan tuinzijde, links van de trap, is de huiskapel. De bescheiden en afgesloten diensttrap naar de tweede verdieping bevindt zich links van de huiskapel in de traptoren. De tweede verdieping vertoont eveneens een centrale, ongeveer rechthoekige, hal die toegang verleent tot een zestal kamers. De zolder wordt gevormd door de hoogste verdieping van de toren en twee aangrenzende kamers.

De kelders zijn bereikbaar via een arduinen steektrap vanuit de koetsdoorrit. Deze gekalkte rechthoekige ruimten met bakstenen of tegelvloeren zijn voorzien van gekalkte troggewelfjes tussen ijzeren profielen. Een aantal kelderruimten zijn voorzien van vlakke gepleisterde plafonds, of van gedrukte tongewelven.

Het gelijkvloers met koetsdoorrit in neo-Vlaamserenaissance-stijl van drie traveeën is overwelfd met bakstenen kruisgewelven (bijgekleurde knipvoegen), geblokte gepleisterde gordelbogen op geblokte pilasters met verdiepte vierkante casementen, geblokte muraalbogen. Een tweetal rechthoekige deuren met geblokte pilasters heeft een hoofdgestel met cannelures en een geprofileerde kroonlijst. De geverniste houten paneeldeuren hebben nog bewaard beslag. De vloer bestaat uit vierkante beige grèstegels. De muren van de koetsdoorrit waren oorspronkelijk uitgewerkt in natuursteenimitatie en zijn vlak gepleisterd.

Links van de koetsdoorrit ligt rechthoekige lavaboruimte met aansluitend toilet in het ronde torenkamertje. De cementtegelvloer en plintbetegeling met 19de-eeuwse ‘Delftse’ tegeltjes en een schelpvormige kleine lavabo bleven bewaard. Het toilet omvat nog bevloering en lambrisbetegeling bestaande uit witte tegels met afgeschuinde hoeken ingevuld met bruine vierkante tegeltjes. De lambris is afgeboord met een rij van bruine en witte tegels. Het origineel toilet werd gedemonteerd en bewaard in het gebouw, namelijk een toilet met blauwe bloemenruiker van het merk Invictas van de firma Johnson Brothers Hanley Limited, mogelijk daterend uit het begin van de 20ste eeuw.

Een steektrapje met een smeedijzeren balustrade en houten leuning verbindt de koetsdoorrit met de hoger gelegen trappenhal die wordt bereikt via de korfboogvormige beglaasde deur voorzien van glas in lood.

De trappenhal in neo-Vlaamserenaissance-stijl met monumentale eikenhouten bordestrap wordt verlicht door de driezijdige houten erker met glas-in-loodpanelen.

Het plafond omvat moer- en kinderbalken op consoles. De afgeboorde tapijttegelvloer is origineel, namelijk cementtegels met een bruin omlijnd klaverbladmotief en centraal blauwe bladmotieven. De wanden zijn oorspronkelijk voorzien van een steenimitatie met rozetten, op het moment van de bescherming (2005) vlak uitgepleisterd. De hoge lambrisering met paneelwerk is uitgevoerd in pleisterwerk met houtimitatieschildering. De rechthoekige deuropeningen met paneeldeuren zijn gevat in een eenvoudige houten omlijsting voorzien van enkele diamantkoppen en sober hoofdgestel met consoles en kroonlijst. De tuindeur onder de trap heeft een korfboogvormige beglazing in de deurvleugels.

De rechthoekige kamer aan de straatzijde was vermoedelijk oorspronkelijk de ontvangstkamer of kleine eetkamer in neo-Vlaamserenaissance-stijl. De zwartmarmeren schoorsteenmantel heeft wangen in balustervorm; gegroefde panelen en centrale rechthoekige cartouche met de initialen J.D.S van het echtpaar Janssens-De Schrijver. De haardwand is gedecoreerd met geelbruine tegeltjes met leeuwenmotief. De schoorsteen was oorspronkelijk voorzien van een schilderij met de voorstelling van de calvarie door Jozef Janssens.

De plankenvloer; omlopende gepleisterde lambrisering met houten lijstwerk geschilderd in houtimitatie met rechthoekige panelen en horizontaal lijstwerk bleven bewaard. De wanden waren oorspronkelijk voorzien van rechthoekige panelen waarin vermoedelijk papierbehang was aangebracht. Het casettenplafond is gepleisterd en geschilderd.

Het salon in neoclassicistische stijl is door een vleugeldeur verbonden met de grote eetkamer in neo-Vlaamserenaissance-stijl. De plankenvloer, witmarmeren schoorsteenmantel, omlopende lambrisering met paneelwerk en gegroefde lijst uitgevoerd in een combinatie van pleisterwerk en houten lijstwerk met een geschilderde afwerking bleven bewaard. Het rijk uitgewerkt gepleisterd plafond heeft een spiegelboogvormig middenveld, zwikken met rankwerk. De vleugeldeuren met paneelwerk is beschilderd met rankwerk. De rechthoekige sopraporte is versierd met fakkel en pijlenkoker omringd door rankwerk.

De rechthoekige eetkamer in neo-Vlaamserenaissance-stijl met driezijdige erker kijkt uit op de tuin. Het eikenhouten parket heeft een visgraatmotief. De hoge eikenhouten lambriseringen hebben paneelwerk, de resterende wanden zijn voorzien van textielbehang gevat in houten paneelwerk. De eikenhouten vleugeldeuren hebben paneelwerk en een hoofdgestel met kroonlijst op consoles. Het houten plafond bestaat uit een balkenroostering van moer- en kinderbalken op natuurstenen consoles. De monumentale schoorsteen bestaat uit wangen met roodmarmeren zuiltjes en pijlers, blauw geaderde witmarmeren sokkels en ionisch kapitelen. De hoge sokkels en schouderstukken zijn uitgewerkt in zwarte marmer. De houten fries heeft een geprofileerde kroonlijst op gegroefde consoles met geringde leeuwenkoppen. Ertussen bevinden zich rechthoekige paneeltjes in gedreven koper met centraal afbeelding van een herbergscène geïnspireerd op het werk van David Teniers.

De schoorsteen omvat een rechthoekig paneel voorzien van textielbehang waarop oorspronkelijk kruisbeeld met vermoedelijk ivoren Christusfiguur met omlopende tekst “ 'k hebbe 't vier op de werelt gebrocht en wat wil ick tenzij dat het brande Luc.XII.49".

De driezijdige erker is versierd met kleurige glas-in-loodramen. De panelen omvatten zes vierkanten waarin een kruisvorm in groen glas met centraal een gele en blauwe cirkel. De centrale ronde medaillons bevatten scènes in grisailleschildering en rechthoekige panelen met verklarende spreuken. Het medaillon met twee mannen bij een rots en een slang vermeldt de tekst "een quaden sin stuyt in ’t begin", "waer de slange 't hooft in kan dringhen salle 't gansch lijf in wringhen".

Een ander medaillon toont de afbeelding van vijf mannen waaronder één gekroonde figuur die zich een schoen laat aanpassen. Volgende teksten staan bij dit medaillon: "geen geluck sonder druk", "Elck weet waer hem de schoen wringht". Bij een medaillon met vluchtende jongen gevolgd door honden staat "gebruyckt de jonghe daet maer let op ouden raet", "als oude honden bassen men dient er op te passen". Het medaillon met twee vissers vermeldt "veel om-vaenen, wegnigh versaemen", "groote vischen scheuren ’t net". Bij het medaillon waarbij een spin wordt opgegeten door de hagedis, de hagedis door de ooievaar, de ooievaar door de slang, de slang door de draak toont bijhorende spreuken "wat ghy u minder doet, van grooten lijden moet", "de spin die eet de vliegh, de haghedis de spin". Het medaillon met marktscène toont de spreuken: "daer men mee verkeert, wordt men mee gheëert", "een rotten appel in de mande maekt ook het gaeve fruyt te schande".

De brede rechthoekige hal op de verdieping is voorzien van een gepleisterd en geschilderd cassettenplafond. De moerbalken staan op pilasters met paneelwerk en sierlijke consoles. De plankenvloer, houten lambrisering in grenenhout met paneelwerk, grenenhouten paneeldeuren gevat in een omlijsting met kroonlijst op diamantkopvormige consoles bleven bewaard. De wanden waren oorspronkelijk voorzien van steenimitatie met rozetten.

Kapel toegankelijk via de gedrukte spitsboogdeur in een kleurige neogotische omlijsting met omlopende schalk en geprofileerde lijst versierd met kruisbloem. De rechthoekige kapel met driezijdige apsissluiting is nog voorzien van de oorspronkelijke neogotische schildering, namelijk plint met een roodbruine drapering, licht blauwe wanden waarop een witte sjabloon in de vorm van lelies. Onder de aanzet van het houten tongewelf loopt een omlopende fries in beige-geel met een kleurig floraal motief. De apsis omvat kruisvormige sjabloonmotieven op een beige-gele achtergrond. De dagkanten van de lancetboogvormige ramen zijn voorzien van een beige-geel sjabloonmotief op een rood-bruine achtergrond. Het houten spitstongewelf omvat lijstwerk dat overwegend rood en blauw is geschilderd. De lancetvensters hebben glas in lood ramen, namelijk ruitvormige gele paneeljes met een leliemotief en een omlopende boord in blauw en rood. De gipsen neogotische kruisweg bleef bewaard. Het neogotisch houten beschilderd altaar heeft zuiltjes die het tafelblad dragen, eenvoudige predella.

Naast de kapel is de meest representatieve kamer op de verdieping het voormalig bureel van Alfons Janssens. Een brede deur recht tegenover de trap geeft toegang tot deze kamer die uitziet op de straat en voorzien is van een erker. Deze kamer heeft een grenenhouten plankenvloer, een omlopende grenenhouten lambrisering met paneelwerk en een gepleisterd en beschilderd casetteplafond. De houten schoorsteenmantel omvat gegroefde pilasters, fries met gegroefde consoles, waartussen tegelpaneeltjes. De geïntegreerde kastenwand aan de lange zijde bleef bewaard.

Met uitzondering van de kapel en het voormalige bureel van Alfons Janssens waren alle kamers van de verdieping oorspronkelijk in gebruik als slaapkamers. Het zijn eenvoudige rechthoekige kamers met grenenhouten plankenvloeren, gepleisterde en geschilderde vlakke plafonds met geprofileerde kooflijsten, sierlijke marmeren schouwen en oorspronkelijk behangen gepleisterde wanden. De kamers staan ook in verbinding met elkaar door middel van een enfilade aangebracht toen de woning werd ingericht als museum. In één van de kamers is nog een restant bewaard van het oorspronkelijke papierbehang, namelijk bruin-groene bloemen op een beige-witte achtergrond.

De trap naar de tweede verdieping bevindt zich in een hoek van de hal met ernaast de toegang tot de diensttrap en tot de dienstruimten (op het moment van de bescherming (2005) de conciërgewoning).

De zeer eenvoudige kamers op de tweede verdieping zijn bepleisterd en voorzien van een eenvoudig plafond. Eén plankenvloer heeft een beschildering in tapijtimitatie.

Op de derde verdieping is enkel de belvedère-kamer voorzien van een afwerking, namelijk een sjabloonfries op de bepleisterde wanden.

De woning is ingericht als museum en gedeeltelijk als bibliotheek van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het land van Waas. Merkwaardig is wel dat de oorspronkelijke museuminrichting bewaard bleef. In de trappenhal en voornamelijk op de eerste verdieping bevinden zich de oorspronkelijke museumkasten, namelijk mogelijk aangepaste 17de-eeuwse, laat 19de- en begin 20ste-eeuwse kasten in neo-Vlaamserenaissance-stijl, zogenaamde ‘Mechelse’ buffetkasten met beglaasde kastdeuren. Verder zijn er ook nog een aantal originele begin 20ste-eeuwse rechthoekige vrijstaande glazen tentoonstellingskasten te melden.

  • Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DO002305, Sint-Niklaas: Zamanstraat 49, Woning (S.N., 2005).

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Waterpomp

  • Is deel van
    Sint-Niklaas


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stedelijk Museum [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/15253 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.