erfgoedobject

Hof ten Hove

archeologisch geheel
ID
140154
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140154

Beschrijving

Algemeen

Lubbeek is gelegen in de zandleemstreek in het centrum van het Hageland, een gebied dat vrij heuvelachtig is en een gemengd agrarisch-residentieel karakter heeft. De archeologische zone en zogenaamde motte ligt ten noordoosten van het centrum van de gemeente Lubbeek en op een hoogte van ongeveer 40 m. De zone strekt zich uit op een lichte westelijke tot zuidwestelijke helling in de alluviale vlakte van de Molenbeek, het Sint-Maartensdal. Dit dal werd gevormd door de Molenbeek, een zijrivier van de Demer. De Molenbeek stroomt ten oosten langs de motte, waardoor de omgeving zeer vochtig is. De in de zone aanwezige bodems zijn vooral veenbodems en zeer natte leembodems met textuur B horizont. Het uiterste oostelijk deel van de zone bevat een matig natte zandleembodem zonder profiel terwijl een fijne strook natte zandleembodem zonder profiel de zone in het westen afsluit.

De motte is niet zichtbaar op de Villaret-kaart (1745-1748). De Ferrariskaart (1777) toont in het midden van het bos zeer duidelijk een heuvel, die de naam “Tombe de Lubbeeck” krijgt. Op de Atlas der Buurtwegen (1840) is de ronde vorm en de perceelgrenzen duidelijk zichtbaar. Echter is de verhevenheid niet zichtbaar. Op de Popp-kaart (1842-1879) word de verhevenheid wel duidelijk aangeduid. Op deze kaart heeft de motte een eigen kadasternummer en wordt de naam “Stakeberg” vermeld. Op de topografische kaart Vandermaelen (1846-1854) is in het midden van het bos een witte vlek te zien die overeen komt met de plaats van de motte. Ten zuiden van deze heuvel loopt er een pad van west naar oost, dat op meerdere kaarten tot op de dag van vandaag zichtbaar is. Op het gereduceerde kadaster (1848-1854) wordt in het midden van het groen ingekleurde bos, de motte wit gelaten. Het primitief kadaster van 1934 toont wederom het cirkelvormig perceel vlak bij de naam “Stakeborg”. Een laatste historische kaart, Dépot de la guerre uit 1868, toont de heuvel zeer duidelijk en de helling van deze wordt geaccentueerd door schuine lijnen.

Op de topografische kaart uit 2006 wordt de verhevenheid als een langwerpige hoogte aangeduid maar op de recentere topografische kaart verdwijnt de aanduiding volledig onder het beboste gebied. Het Digitaal Hoogtemodel toont duidelijk de huidige situatie van de motte: goed zichtbaar in de alluviale vlakte. Op de luchtfotografie is de hoogte niet zichtbaar onder het bos.

De huidige restanten van de motte zijn cirkelvormig en liggen in een zeer drassig bos, waar meerdere grachten en greppels zorgen voor de drainage richting Molenbeek. De resten van deze heuvel werden op het einde van de 19de eeuw door de dorpelingen “De Moots” genoemd en lagen op ongeveer 600 m ten noordoosten van de kerk van Lubbeek. De motte lag middenin een weide in een moerassige omgeving vlakbij de Molenbeek. Ze was ongeveer 3 meter hoog, elliptisch van vorm en ze had op dat ogenblik een omtrek van 120 meter. Vroeger lag vlak naast de motte een vijver, die werd gedempt tijdens nivelleringswerken in 1887. De toenmalige eigenaar gebruikte de opgeworpen grond van de motte om een weide in de buurt te verhogen. Hier werden meerdere vondsten ingezameld. De verhevenheid werd hierdoor beperkter in omvang waardoor de diameter gereduceerd werd tot ongeveer 37 m aan de basis met een hoogte van minder dan 3 m. Er zijn nog steeds enkele grachten zichtbaar, vooral aan de noord- en zuidoostelijke zijde van de motte. Andere grachten werden gedempt door de talrijke nivelleringen.

Korte historiek

Lubbeek hing in zijn beginperiode rechtstreeks af van de graven van Leuven en werd in de 13de eeuw een afzonderlijke meierij onder het hertogdom Brabant. De gemeente was nooit een zetel van een belangrijke heerlijkheid en bleef versnipperd in talrijke kleinere stukken, verdeeld onder adellijke families. Het Hof ten Hove echter, het leengoed waarop de motte gelegen was, behoorde rechtstreeks tot het leenhof van Brabant. De motte en het Hof ten Hove liggen vandaag buiten het dorpscentrum, maar de oude pastorij en dus de vermoedelijke oude dorpskern lagen wellicht vroeger net te zuiden van de motte. Er heeft misschien dicht in de buurt een kerk of kapel gestaan. Indien dit zo was, is deze waarschijnlijk later verhuisd naar hoger gelegen delen waar het droger was en waar de kerk zich nu bevindt. De historische eigenaars van het goed zijn gekend door teksten uit een leenboek van de abdij van Sint-Geertrui te Leuven. Het Hof ten Hove werd eerst in leen gehouden door de familie van Hove en daarna vanaf 1500 door de familie Stakenborg. Het Hof ten Hove was al in 1281 in bezit van de familie Hove. Dit leren we uit het testament van Hendrik van Hove, dat twee eeuwen ouder is dan de vermelding in het leenboek van Sint-Geertrui. De motte zelf op het leengoed wordt pas op het einde van de 13de eeuw vermeld, alhoewel de oprichting zeker ouder moet zijn. Naar een exacte datum kan enkel gegist worden. Zoals de historische gegevens ons vertellen, heette Stakenborg eerst Hof ten Hove en veranderde deze naam rond 1500, toen het goed van eigenaars veranderde. De naam Stakenborg zou kunnen wijzen op “een versterking omringd door palen” .

Archeologisch onderzoek 1880

De eerste maal dat er onderzoek werd verricht op deze motte te Lubbeek, was rond 1880, toen de toenmalige eigenaars er een “opgraving” uitvoerden. Zij groeven een “onderaardse gang” van 1,65 m hoog en 0,70 m breed. De uitgraving liep tot het centrum van de heuvel en mat 13 m. Naast talrijke fragmenten houtskool en beenderen werd er niets noemenswaardig aangetroffen. Een tweede “opgraving” vond plaats in 1887 toen de toenmalige eigenaar van het terrein besloot de aarde van de heuvel te gebruiken voor het ophogen van de aangrenzende omgeving. Dr. Raeymakers was op dat ogenblik bezig met een geologisch onderzoek van de streek en kon bij deze werken meerdere lagen vaststellen die hij nauwgezet beschreef .

Een eerste profiel bestond uit volgende sequentie: - 0,15 tot 0,20 m: bruinachtig humusrijke grond. - tot 0,80 m: zand met resten van funderingen van een oude molen die vermeld wordt in een testament van 1281 maar die later op deze plaats verdween , rolkeien, fragmenten van bakstenen, steenfragmenten, fragmenten van geverniste dakpannen enz. - tot 6 m: alluviaal glimmerzand, weinig kleiig, grijs-bruinachtig, met fragmenten van verbrand hout en enkele keien. Deze zandig laag wordt onderaan kleiiger en bevat talrijke schelpen en dierenbeenderen.

Een tweede beschrijving leverde het volgende op: - 0,10 tot 0,15 m: donkere humusrijke grond. - rond 1 m:zand en resten van funderingen. - tot 3,90 m: kleiachtige donkere zandlaag, geel tot grijs, compact met veel glimmer en mergelhoudend, met fragmenten verbrand hout, dierenbeenderen, schelpen en slakken.

Een laatste profiel dat Dr. Raeymaekers beschreef bestond uit: - tot 0,10 m: humusrijke grond. - 0,85 m: kleiachtig geel zand met verspreide keien. - 3,80 m: kleiachtig geel tot bruin vochtig zand met veel glimmer, heterogeen van samenstelling met fragmenten veen in het midden van de laag, ijzer- en glasslakken. Tijdens de uitgraving werden bouwafval en objecten aangetroffen, waaronder dierenbeenderen en aardewerkfragmenten. Deze laatste dateren volgens Dr. de Loë uit de volle middeleeuwen. Verder werd nog een ijzeren ruiterspoor aangetroffen daterend uit de 13de eeuw, fragmenten en vloertegels uit de 15de eeuw, ijzer – en glasslakken en een groot stuk donke-re, harde eik. Uit de 16de eeuw dateren enkele aardewerkscherven en twee hoefijzers. Tenslotte worden er nog dakpanfragmenten en kruiken uit de 17de eeuw vermeld. Deze gegevens werden echter pas na 16 jaar de ontdekking gepubliceerd en het is niet meer te achterhalen hoe betrouwbaar en adequaat ze zijn . Voor zover bekend gebeurden er hierna geen opgravingen meer.

Net ten zuiden van het afgebakende terrein werden er tijdens werken in 1883-1884 resten aangetroffen van Romeinse funderingen: twee rechthoekige vertrekken van vijf meter op drie meter vijftig en een lange fundering in ijzerzandsteen. In 1982 werden bij het aanleggen van een vijver op die plaats enkele dakpanfragmenten en aardewerkfragmenten aangetroffen . Hierdoor werd de motte eerst verkeerdelijk als Romeinse tumulus geïnterpreteerd.

Terreinbezoek 2012

Het terrein werd op 09/02/2012 bezocht. Eerst werden de terreinen en akkers ten noordwesten van het niet direct zichtbare opperhof afgelopen, alsook de aangrenzende bosjes. Zo kregen de onderzoekers een idee van hoe het hoger gelegen terrein aan de rand van de zone erbij ligt en in hoeverre het onderhevig is aan akkerbouw en houtgroei. Het opperhof, de aarden heuvel van het mottekasteel, ligt volledig onder het bos en is niet eenvoudig terug te vinden. Na een korte daling van ongeveer een meter tot twee komt men via een houten verhoogd pad via het drassige gebied van het natuurgebied “De Spicht” aan de Molenbeek. Halverwege aan de linkerzijde van dit pad komt men de aarden heuvel van het opperhof tegen, verborgen tussen de bomen. De aarden verhoging zelf is nog goed zichtbaar, als er geen loof aan de planten staat. Op de heuvel zelf, die nog ongeveer drie meter hoog is, zijn enkele bomen omgevallen waardoor een deel van de heuvel vernield is. Rondom de heuvel zijn enkele zeer moeilijk te onderscheiden grachten zichtbaar die misschien restanten zijn en de grenzen vormen van het neerhof.

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

Zoals het terreinbezoek heeft uitgewezen en de geraadpleegde teksten vermelden, is de motte nog wel degelijk aanwezig, zij het wel in gereduceerde vorm t.o.v. de vroegere bewaringstoestand. De motte is zeer duidelijk waar te nemen op het Digitaal Hoogtemodel. Ook de omliggende grachten zijn nog deels te herkennen in het landschap. Er bestaat een grote kans dat nog delen van de oorspronkelijke funderingen, sporen en grachten onderzocht kunnen worden.

Hoger werd vermeld dat er nog kans bestaat dat er meerdere sporen bewaard zijn in de bodem, ook al werd op het einde van de 19de eeuw de motte deels vernield door een “opgravingssleuf” en door het gebruik van grond voor de nivellering van het omliggende gebied. De vochtige omgeving en het in de ondergrond aanwezige veen hebben er waarschijnlijk toe geleid dat organische en plantaardige resten goed bewaard bleven in de ondergrond.

Uit vorige bedenkingen is duidelijk gebleken dat binnen de zone van het Hof ten Hove of Stakenborg sporen en resten van het domein kunnen aangetroffen worden. Het belang van deze site in verband met het ontstaan en evolutie van de gemeente Lubbeek en de omliggende regio is hier dan ook zeer duidelijk. Niet alleen de motte, de eigenlijke heuvel (het opperhof) die steeds verdedigd werd met palissades en omgeven met grachten, werd opgenomen in de archeologische zone, maar ook het steeds aanwezige neerhof dat werd opgehoogd, omgracht en verdedigd met muren of palissades. Dit neerhof, dat samen met het opperhof het eigenlijke Hof ten Hove wordt genoemd, wordt in de literatuur, gebaseerd op archiefonderzoek, gesitueerd rond de zichtbare motte. Meer bepaald op de hoger gelegen gedeelten. Wegens de net opgenoemde feiten lopen de grenzen van de archeologische zone in het noorden, het zuiden en deels in het westen op de huidige perceelgrenzen.

Bibliografie

  • BOCHMANS G. 1993: Scherven vertellen, Mens en Grondspoor, Holsbeek, 17.
  • CLAES B. 2002: Castrale mottes in Vlaams-Brabant. Inventaris en vergelijking, onuitge-geven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 139-147.
  • DE LOË A. 1903: Etude d'un tertre artificiel à Lubbeek (Brabant). Situation et description, Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles 17, 103-106.
  • DE LOË A. 1925: Les stations archéologiques du Brabant, Cosyn A. 1925: Guide historique et descriptif des Environs de Bruxelles. Fascicule I: Rive gauche de la Senne, 27-38.
  • DESITTERE M. 1963: Bibliografisch repertorium der oudheidkundige vondsten in Brabant (vanaf de Bronstijd tot aan de Noormannen), Oudheidkundige Repertoria 3, 89.
  • EVERAERTS W. 1990: Het Lubbeekse Stakenborg, Oost-Brabant. Heemkundig tijdschrift voor het Hageland en Omgeving 27.3, 155-159.
  • SCHEYS F. 1954: Het Hageland in de Romeinse tijd, Meer schoonheid 2.1, 20-21.
  • SCHEYS F. & WOLFS C. 1986: Het Hof ten Hove te Lubbeek, Oost-Brabant. Heemkundig tijdschrift voor het Hageland en Omgeving 23.2, 71-76.
  • VAN DOORSELAER A. 1964: Repertorium van de begraafplaatsen uit de Romeinse tijd in Noord-Gallië, Oudheidkundige Repertoria I, 22.
  • VAN ERMEN E. 1989: Feodaal-heerlijke verhoudingen en territoriale patronen in het middeleeuwse Hertogdom Brabant (12de-14de eeuw). Met bijzondere aandacht voor de regio Leuven, onuitgegeven licentiaatsverhandeling K.U Leuven.
  • Graaf de Ferraris (1771-1778): Leuven 111B
  • Ph. Vandermaelen: Atlas cadastral du Royaume de Belgique (1830): Glabbeek 9/9
  • Primitief kadaster 1834: Sectie 1H2:
  • Atlas der buurtwegen Lubbeek 9/10 1841:
  • Gereduceerd kadaster 1848-1854: Province de Brabant: arrondissement de Louvain, Canton de Glabbeek, Commune de Lubbeek: 183
  • P.C. Popp (1847-1879): Province de Brabant : arrondissement de Louvain : canton de Glabbeeck. Plan parcellaire de la commune de Lubbeek : avec les mutations. Echelle 1:5000
  • Depot de la Guerre 23/3 1868
  • Topografische kaart
  • Bodemkaart Vlaanderen
  • DHM Vlaanderen
  • Kleurenorthofoto’s Vlaams-Brabant

Bron: AZ dossier
Auteurs: Lommelen, Lies; Vynckier, Geert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Valleien van de Molenbeek en Winge tussen Lubbeek en Sint-Pieters-Rode


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hof ten Hove [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140154 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.