erfgoedobject

Historische stadskern van Hasselt

archeologisch geheel
ID
140049
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140049

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene Beschrijving

De oudste kern van Hasselt ligt op de oever van de Helbeek/Hellebeek, een kleine waterloop die vanuit zuid- tot zuidoostelijke richting de stad bereikt, en via de Sint-Jozefstraat (vroeger Beekstraat) haar loop in noordelijke richting vervolgt, om het koor van de Sint-Quintinuskathedraal loopt en verder langs de Zuivermarkt en de Paardsdemerstraat. Ze verlaat de stad via het Kattegat en zoekt aansluiting bij de Demer. In de loop van de 13de eeuw werd vanaf Diepenbeek een aftakking van de Demer naar de stad geleid om grachten en minstens een molen van water te voorzien: deze aftakking, de Nieuwe Demer, kwam vanuit noordoostelijke richting de stad in en nam voor het Kattegat en de Molenpoort de bedding van de Helbeek over om in noordwestelijke richting de Oude Demer te vervoegen. De Helbeek, verworden tot een open riool, werd in de 19de eeuw overwelfd. Hasselt is gelegen aan de zuidzijde van de Demervallei aan de rand van de Kempen en Haspengouw waardoor de stad volop wordt omgeven door vruchtbare zandleembodems. Dit verklaart de grote aantrekkingskracht van het gebied . Op het gewestplan staat de volledige historische kern van Hasselt ingevuld als woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde ingekleurd.

Archeologische nota

Uit de ondergrond van de Hasseltse stadskern zijn een aantal 19de-eeuwse vondsten bekend van gepolijste bijlen of bijlfragmenten uit het neolithicum (Bauwens-Lesenne 1968), met daarbij ook de in 1995 ontdekte polijststeen in de ondergrond van de kathedraal (Van Impe & Creemers 1997; Van Impe 2010). Vondsten uit brons- of ijzertijd ontbreken vooralsnog. Enkele verspreide vondsten uit de Romeinse periode tonen aan dat er op de oever van de Helbeek in die tijd passanten of bewoners waren. Een coherent beeld is vooralsnog onmogelijk.

De eerste vermelding van Hasselthhasel (= hazelaar) + t-suffix – komt voor in een 13de-eeuwse kopie van een tekst uit 1171 (Gysseling 1960; Gerits 1989). De oudste kern is af te lezen uit een halfronde structuur op de westelijke oever van de Helbeek, waarop ook de kerk staat (Gerits 1989). Die kern ligt nabij de kruising van twee banen: de ene komende uit de Kempen (Demerstraat) en in de richting van Haspengouw en Luik lopend (nu Koning Albertstraat; de andere komend uit het Westen (Aldestraat) en verder lopend richting Maastricht (Maastrichterstraat). Opmerkelijk is de kronkel die de Maastrichterstraat op de rechteroever van de Helbeek maakt. Een hypothese is dat in deze bocht een versterking of residentie lag. Deze tweedeling op beide oevers van de Helbeek doet denken aan gelijkaardige structuren in de oudste kernen van Vlaamse steden. Ten noorden van het halfrond met de kerk lagen ook de oudste proviandmarkten, waaronder de visafslag en bij het raakpunt van Aldestraat en nederzetting lag de Alde Halle. De ondergrond van de kathedraal verbergt een sequentie van kerkstructuren, vertrekkende van een houtbouw en meerfasige romaanse en gotische steenbouwen (Van Impe & Creemers 1997; Van Impe 2010). Enkele 14C-dateringen kunnen de eerste waarneembare houtbouw mogelijk vanaf het einde van de 8ste eeuw of in de loop van de 9de eeuw situeren. Tussen het einde van de 9de en het begin van de 11de eeuw volgen dan een stenen koor en later nog een zaalkerk, die achtereenvolgens van ongelijke zijbeuken en transepten wordt voorzien. De beschikbare data voor de oudste kerk staan enigszins in contrast met de historische traditie die de verspreiding van de devotie van Quintinus koppelt aan de komst van de heilige Trudo en de kerstening van de Kempen en Haspengouw in de 7de eeuw. Dat er in deze eeuw al een bidplaats zou gestaan hebben, opgericht door de heilige Trudo of zijn volgelingen, kan door het archeologisch onderzoek niet bevestigd worden.

Hoewel Hasselt nooit de hoofdstad van het graafschap Loon was, is er toch een merkwaardige link met het Loonse gravenhuis. De restanten van een kleine goudschat (een stuk van een gouden mantelspeld en 2 ringen), in 1896 opgespit nabij het ‘oude stadhuis’ (Bauwens-Lesenne 1968), wijzen ontegensprekelijk op herkomst uit de ateliers van het hof van de Duitse keizer in Mainz, met wie o.a. graaf Arnold (1078/9-1125/35) nauwe familiale banden had. De datering van de mantelspeld valt in het midden tot de 2de helft van de 11de eeuw, de ringen lijken iets jonger te zijn. Of de oudste structuur op de oever van de Helbeek en deze goudschat ook gelinkt kunnen worden aan de sinds 1203 vermelde munitio of versterking is hypothetisch, maar zal in toekomstig onderzoek zeker aandacht moeten krijgen. In de eerste helft van de 13de eeuw kreeg Hasselt de vrijheidsbrief met Luikse stadsrechten: rond 1296 wordt Hasselt oppidum genoemd. In dezelfde periode werden de tienden van de parochie Hasselt en meerdere dochterkerken overgedragen aan de abdij van Herkenrode, die vanaf dan ook instond voor de bouw van delen van de kerk, middenbeuk en hoogaltaar (Gerits 1989).

Bij het kruispunt van beide wegen en aan de rand van de oudste kern werd in de 13de eeuw een nieuwe marktplaats gecreëerd. Rond 1400 werd er een nieuwe halle gebouwd op die dienst deed als Vleeshuis, later als Lakenhalle en raadhuis (Gerits 1989). Rond de kerk en op de linkeroever van de Helbeek en de Nieuwe Demer en in een aantal straten parallel aan de Aldestraat ontstonden straat- en pleinmarkten met elk een specifieke proviandfunctie. Het rechthoekig stratenpatroon is in die zone nog herkenbaar. In deze wijk staat ook de Onze-Lieve-Vrouwekerk (nu basiliek). Meermaals zwaar beschadigd en heropgebouwd is deze stadskerk de opvolger van de voormalige Clerkenkapel, in 1344 opgericht na de vondst van het miraculeuze Virga Jesse-beeld. Opmerkelijk is de aanwezigheid van een kleine stadswijk tussen deze op regelmatig grondplan gegroeid stadsdeel en de voormalige Molenpoort: deze stadswijk is gekend als ‘Het Dorp’. Als werkhypothese kan deze kleine wijk beschouwd worden als de eerste aanlegplaats op de Helbeek, later de Nieuwe Demer.

De hele kern was vanaf de 13de eeuw omgeven door een stadswal en –muur, voorzien van torens en vier poorten: Maastrichterpoort, Sint-Truiderpoort, Kuringerpoort of Diestsepoort en Kempische poort. Al in het midden van de 15de eeuw werden delen van de muren onder dwang gesloopt en grachten gedempt (Gerits 1989). Daarna volgde wederopbouw en na opeenvolgende politieke en militaire conflicten kwamen er nieuwe sloopwerken. Een pentekening van de Maastrichterpoort uit 1687 toont het massieve poortgebouw met voorliggende ravelijn of voorschans. Hiervan is op de kaart van graaf de Ferraris (1771-1778) niets meer te merken. Na 1820 besliste men tot verkoop van de wallen en de poorten, die uiteindelijk tussen 1846 en 1850 uitmondde in de totale ontmanteling. Binnen de stadsmuren was het een veilig onderkomen voor diverse kloosterorden (Gerits 1989): augustijnen (vanaf begin 13de eeuw), franciscanessen of ‘Witte Nonnen’ (1426), cellebroeders of ‘alexianen’ (1439), alexianinnen of ‘grauwzusters’ (1626), kapucijnen (1616), minderbroeders ‘franciscanen’ (1338), en de Orde van het Heilig Graf of ‘bonnefanten’ (1638) (Driesen & Thomas 2007). Alleen het klooster van de minderbroeders leeft nu nog verder. Binnen de stadsmuren bouwde de cisterziënzerabdij van Herkenrode een imposant refugiehuis (1542/44). Na de vernieling in 1245 van het buiten de muren gelegen eerste begijnhof werd vanaf 1571 een tweede en derde begijnhof (1707) op beide oevers van de Nieuwe Demer gebouwd (Gerits 1989; Reyns & Bruggeman 2013). Van dit laatste bestaan nog heel wat huizen, de kerk zelf overleefde een bombardement in Wereldoorlog Twee niet.

Samen met de industrialisatie van de stad nam in de loop van de 19de eeuw de jeneverindustrie uitbreiding. Jenever- en likeurstokerijen bezetten uitgebreide arealen in de binnenstad om in de tweede helft van de 20ste eeuw te verkassen naar de buitenwijken of zelfs helemaal te sluiten. Voor het archeologisch onderzoek is er in de binnenstad al heel wat schade aangericht, niet in het minst door de aanleg van ondergrondse parkeergarages. Totaal vernield zijn de oude volkswijk langs de Helbeek in het begin van de ‘70 jaren van vorige eeuw om vervangen te worden door een ondergronds parkeergarage en een nieuwbouw met woontorens en winkelcentrum (zgn. Tweetorenwijk), de zone van de Molenpoort en de zone van het Kolonel Dusartplein (op het tracé van de al eerder opgeruimde stadswal- en muur).

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.

Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.

Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.

Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.

Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).

Bibliografie

Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.

Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.

BAUWENS-LESENNE M. 1968: Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg, behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen), Oudheidkundige repertoria, reeks A, VIII, Brussel.

BUSSELS M. 1975: Drie oude kerken van Hasselt, Hasselt.

BUSSELS M., GRAUWELS J., HOUTMAN E., LEYNEN H., MOLEMANS J. & VAN BALLAER R. 1982: Hasselt 750 jaar stad 1232-1982, Gemeentekrediet van België - Historische Uitgaven Reeks in -4° nr. 10, Brussel.

CALUWAERTS G. 1989: Hasselt intra muros. Hasselt binnen de oude wallen. Historiek van straten, pleinen, gebouwen en huizen zoals opgetekend door Jan Juliaan Melchior (1848-1920), Hasselt.

CALUWAERTS G. 2013: Hasselt extra muros. Hasselt buiten de stadswallen, beschreven aan de hand van het bunderboek van Petrus Vanpaesschen (1982).

DE MEULEMEESTER J. 1993: Mottekastelen in het graafschap Loon, Archeologie in Limburg 55, 8-14.

DRIESEN P. & THOMAS H. 2007: Archeologische opgraving van het Bonnefantenklooster te Hasselt. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Belgacom nv, Aron-Rapport 30, Sint-Truiden.

GERITS J. 1989: Historische Steden in Limburg, Brussel, 113-134.

GYSSELING M. 1960: Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226), Bouwstoffen voor de Geschiedenis en de Lexicografie van het Nederlands VI.

REYNS N. & BRUGGEMAN J. 2013: Archeologisch vooronderzoek Hasselt – Raamstraat 13, Rapporten All-Archeo bvba 190, Bornem.

TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.

VAN DER EYCKEN J. 2000: De Sint-Quintinusdevotie in Hasselt, Limburg. Het Oude Land van Loon 79, 109-117.

VAN IMPE L. & CREEMERS G. 1997: De Sint Quintinuskathedraal te Hasselt (Limb.), Archaeologia Medievalis 20, 24-27.

VAN IMPE L. 2010: Gegevens over de vroege ontwikkeling van de stad Hasselt, in DEWILDE M., ERVYNCK A. & BECUWE F. (Red.) 2010: Cenulae recens factae. Een huldeboek voor John De Meulemeester, Novi Monasterii 10, 353-365.

WAEGEMAN T. 2009: Het Dokter Willemshuis te Hasselt. Een archeologische onderzoek, Het oude land van Loon 88.2, 167-186.

WAEGEMAN T., VAN IMPE L. & CREEMERS G. 2010, Bouwgeschiedenis Sint-Quintinuskathedraal, in INDEKEU H. & ROCK T. 2010: Inventaris kunst- en cultusobjecten Hasselt: Sint-Quintinuskathedraal, parochie Sint-Quintinus en Onze-Lieve-Vrouw, Hasselt, 12-29.

SCHLUSMANS F. 1981: Hasselt [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/20092; (geraadpleegd op 17 september 2014).

http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Hasselt; (geraadpleegd op 17 maart 2014).


Bron: AZ-dossier
Auteurs: Van Impe, Luc; Vynckier, Geert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Hasselt [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140049 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.