erfgoedobject

Historische stadskern van Diksmuide

archeologisch geheel
ID
140003
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140003

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene Beschrijving

Diksmuide is gelegen op de overgang van de zand- en zandleemstreek met de polders, op de rand van de kustvlakte. Op een uitloper van de heuvelrug, die zich rond Ieper krult en dan via Passendale, Westrozebeke, Terrest (Houthulst) en Klerken in Diksmuide volledig vervlakt. Daarnaast is ook de samenvloeiing van de IJzer en de Handzamevaart belangrijk. De nederzetting komt tot stand ter hoogte van de laatste twee bochten van de Hand-zamevaart, net voor die opgaat in de IJzer(vallei). Oorspronkelijk zullen zowel de IJzer als de Handzamevaart zich als een ‘wilde stroom’, onder de vorm van verschillende natuurlijke getijdengeulen hebben voorgedaan. Het Sparkenvaardeke zou daar nog een relict van kunnen zijn. Het middeleeuws maaiveld ligt op 5 (Gouden Leeuwsite) à 5,5 (Grote Markt) m TAW, momenteel op respectievelijk meer dan 7 en meer dan 8 m TAW. Op het gewestplan is de historische kern ingekleurd als woongebied, gedeeltelijk met culturele, historische en/of esthetische waarde en parkgebied langs de Oostvesten.

Archeologische nota

De aanzet tot de ontwikkeling van Diksmuide ligt in de (middeleeuwse) ontginning van de kustvlakte. Een kleine, vanuit Esen gestichte nederzetting groeit omwille van z’n ligging aan een actieve kreek uit tot een stad, vanaf de 13de eeuw die naam waardig. Esen is een 3 km meer naar het oosten, in zandig Vlaanderen gelegen dorp (Pieters 1885).

Oorspronkelijk ligt deze nederzetting aan een actieve inbraakgeul van de zee. Uiteindelijk zal de opslibbing (van de IJzervallei) erin resulteren dat Diksmuide eerder als een binnenhaven moet beschouwd worden. De IJzer werd vanaf 1251 definitief rechtgetrokken vanuit de Knokke, zo’n 8 km stroomopwaarts, waar de Ieperlee de IJzer vervoegt. Zo werd de verbinding van Ieper en Diksmuide met Nieuwpoort en Brugge verzekerd (Termote 2011).

De eerste vermelding dateert uit 1089. Dicasmutha betekent monding van de Dijk, vermoedelijk de vroegere benaming van de Handzamevaart. Een tot op heden niet bevestigde hypothese situeert op basis van bepaalde perceleringsvormen (Wilgendijk, Schoolplein) een Karolingische vluchtburcht in het centrum van Diksmuide. Andere sporen wijzen op een D-vormig, omwald terrein, aansluitend op de Handzamevaart en vermoedelijk in de volle middeleeuwen te dateren (De Meulemeester 1984; Pype e.a 2011).

De heren van Esen werden burggraaf van Diksmuide en richtten er een motte op, die na de moord op Karel De Goede overging naar de heren van Beveren. Naast de motte lag de Sint-Niklaaskerk, waarvan de eerste vermelding in 1144 valt. In een volgende fase werd de stad naar het zuiden toe uitgebreid. Deze uitbreiding was duidelijk planmatig (dambordpatroon), vanaf de Grote Markt met in het verlengde de huidige Generaal-Baron Jacquesstraat en geënt op de straat naar Ieper. Het feit dat de Grote Markt in het 3de kwart van de 13de eeuw werd ingericht, dateert deze uitbreidingsfase. Ook aan de andere zijde van de Handzamevaart kwam toen bewoning tot stand. Hier is het begijnhof gevestigd en wordt artisanale activiteit gesignaleerd (Huidevettersdijk). Vermoedelijk werd het stadsareaal in de loop van de 13de eeuw omwald. Dit kan in het begin van de 13de eeuw gebeurd zijn, in een periode van oplopende spanning tussen Vlaanderen (Ferrand van Portugal) en Frankrijk (Filips II August). Daar bij werden de steden van het westkwartier in 1213-1214 in staat van verdediging gebracht (Termote 2000, 80). Een andere mogelijkheid situeert zich naar het einde van de 13de eeuw toe, als Gwijde van Dampierre met Filips II de Schone in de clinch gaat. De omwalling heeft een min of meer eivormige plattegrond, met enkele onregelmatigheden aan de westzijde, veroorzaakt door natuurlijke elementen (geulrestanten?). Of de poorten daarbij in steen waren uitgebouwd, is tot dusver niet bewezen maar wel aannemelijk (Dewilde 1986; Verhaeghe 2008).

In het begin van de 15de eeuw diende de omwalling heraangelegd te worden, waarbij de poorten ongetwijfeld in steen gebouwd zijn. Een volgende uitbreiding - verder in zuidelijke richting - kwam tot stand rond 1430 bij een poging om de tanende lakennijverheid nieuw leven in te blazen en nieuwe arbeiders aan te trekken binnen een nieuwe, omwalde verkaveling. Ditmaal is de uitbreiding rechthoekig. Het initiatief bleef echter in de conceptfase steken. Afgaande op de iconografie wordt de omgrachting alleszins gerealiseerd (Dewilde 1986).

In 1404 laat de heer van Diksmuide een kasteel bouwen op de eigenlijke samenvloeiing van de IJzer en Handzamevaart. Hiervan kan tot dusver niet veel meer gezegd worden dan dat het om een omgracht, vermoedelijk vierkant complex gaat (Dewilde e.a. 2004). De Diksmuidse omwalling wordt in het begin van de 17de eeuw voorzien van bastions ter hoogte van de stadspoorten. Naar het einde van de 17de eeuw wordt de aanzet gegeven om de stad nog intensiever te versterken. Het blijft bij het uitpalen van de ravelijnen en het uitgraven van enkele grachten (Dewilde 1986).

Binnen de stad zijn een aantal bijzondere locaties aanwijsbaar, zoals religieuze instellingen, molens, gildenhuizen en ook bestuurlijke en economische infrastructuur. Begijnen worden in Diksmuide al vóór 1273 gesignaleerd. Ook het Sint-Janshospitaal gaat tot de 13de eeuw terug. Vooral de 15de eeuw is echter vertegenwoordigd. Noordoostelijk, net buiten de stad, komt in 1473 het minderbroedersklooster tot stand. Na de verwoesting in 1578 betrekt de orde het voormalig recollettenklooster, dat uit 1440-1442 dateert. Er waren ook alexianen. Daarnaast zijn er de grijze zusters (1431-1433) en de zwarte zusters (1479). Ook de abdij van Hemelsdale komt zich in Diksmide vestigen (1607-1671). Zij moet later plaats ruimen voor de uitbreiding van de vestingswerken. Er zijn drie schuttersgilden, waarvan de ligging van de gilde- en doelhuizen gekend is (Pieters 1885).

Betekenisvol archeologisch onderzoek is in Diksmuide al doorgegaan op de Memlingsite (1986, 1991), de Grote Markt (1992) en de Gouden Leeuwsite (2011). Op de Memlingsite werd onder andere de stadsmestvaalt aangesneden met een gigantische oogst aan allerlei vondsten, zoals lokaal aardewerk en importceramiek, metalen en houten voorwerpen en consumptieafval (Dewilde e.a. 1992). De aanleg van de Grote Markt kon in het 3de kwart van de 13de eeuw gedateerd worden en er werd voor het eerst kennis gemaakt met de ‘zwarte laag’, een ophogingslaag, die vooral uit huishoudelijk afval bestaat (Dewilde, 1993). Op de Gouden Leeuwsite werd onder andere een gracht aangetroffen, die belangrijk is voor het begrijpen van de vroegste geschiedenis van de stad. Hoogstwaarschijnlijk betreft het de gracht van een D-vormige omwalling, die op de Handzamevaart aansluit. Dit zou de kern, de pre-stedelijke aanzet tot de ontwikkeling van een stad kunnen betekenen (Pype e.a. 2011).

Tenslotte zijn er ook structuren die refereren naar de vier jaar Duitse bezetting, die Diksmuide gekend heeft gedurende de Eerste Wereldoorlog.

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

Archeologisch onderzoek heeft een accumulatie van lagen aangetoond, die plaatselijk meer dan 2 m dik is en niet noemenswaardig door het oorlogsgeweld is aangetast.

Diksmuide ontstond aan de rand van een dynamisch landschap, wat de aanwezigheid van paleogeulen kan meebrengen.

Bij allerlei archeologisch onderzoek is de aanwezigheid vastgesteld van mestvaalten, beerkuilen, beerputten (vanaf de 15de eeuw), waterputten, ophogingspakketten en zwarte lagen, mestlagen, grachten en greppels, met algemeen een goede bewaring van de organische materialen. Ze bevatten een schat aan ecologische informatie.

De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.

Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.

Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.

Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.

Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).

In de zone, waarbinnen middeleeuws Diksmuide zich heeft ontwikkeld, moet ook het minderbroedersklooster en het kasteel opgenomen worden. Dit betekent de maximale uitbreiding van de stad met zuidelijk de 15de-eeuwse uitleg, zoals die op de kaart van J. van Deventer wordt aangegeven. Oostelijk sluit daar de gebastioneerde versterking op aan, waarin noordoostelijk het minderbroedersklooster extra muros vervat zit.

Bibliografie

Atlas des villes de la Belgique au XVIe siècle, Jacob Van Deventer, Nationaal Geografisch Instituut, facsimile uitgegeven in 1884-1924.

Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.

DE MEULEMEESTER J. 1984: De vroegste geschiedenis van Diksmuide: met archeologische bril bekeken, Den Dyzere 3, 4-9.

DEWILDE M. 1986: De topografische groei van Diksmuide - deel 1, Den Dyzere 5, 134-147.

DEWILDE M. 1993: Stadsarcheologie in Diksmuide (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 16, 61-62.

DEWILDE M., ERVYNCK A., VAN NEER W., LENTACKER A. & VANWANZELE P. 1992: Worstelen met de geschiedenis van Diksmuide De inbreng van de archeologie, Biekorf 92, 32-44.

DEWILDE M., PYPE P. & WYFFELS F. 2004: Het kasteel van Diksmuide (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 27, 84.

PIETERS R. 1885: Geschiedenis van Dixmude (naar de beste oorkonden), Dixmude.

PYPE P., BONQUET T. & DE GRYSE J. 2011: Archeologisch onderzoek op de Gouden Leeuw-site (Diksmuide, prov. West-Vlaanderen), Sijsele.

TERMOTE J. 2000: Speelbal van grote koninkrijken. De militaire lotgevallen van een grensstreek, in DE ROO N. (red.), De verbeelding van de Westhoek, Tielt, 72-93.

TERMOTE J. 2011: De bedijkingshistoriek van de IJzer- en de Handzamevallei. In: ZWAENEPOEL A. & VERHAEGHE F. (red.), De broeken van de IJzer- en Handzamevallei, 17-31.

TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.

VERHAEGHE J. 2008: Diksmuide ommuurd. De geschiedenis van een middeleeuwse stad vanuit militair-architecturaal standpunt (9de eeuw-15de eeuw), onuitgegeven licentiaatsthesis Katholieke Universiteit Leuven.


Bron: AZ-dossier
Auteurs: Dewilde, Marc
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Diksmuide [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140003 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.