erfgoedobject

Mijnsite Waterschei, Klaverberg en Heiderbos

landschappelijk geheel
ID
135260
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135260

Juridische gevolgen

Beschrijving

Tot begin 20ste eeuw was Waterschei een straatvormig gehucht ten noordoosten van Genk. Nadat André Dumont anno 1901 in het aangrenzende As de eerste steenkool van de Kempen aanboorde, verkreeg de door hem gestichte maatschappij de concessie onder de omliggende gemeenten. In 1907 werd dan begonnen met de oprichting van de steenkoolmijn, die de naam van zijn stichter zou dragen. Het landschap van heide, duinen en bossen op het Kempens Plateau werd er in de loop van de eeuw grondig gewijzigd. Niettemin vormt het grensgebied van beide gemeenten een aantrekkelijke omgeving waarin de bezoeker niet alleen ontelbare aanknopingspunten vindt voor een kennismaking met het industrieel-archeologisch mijnverleden maar ook met andere facetten van de cultuur- en natuurhistorie.

Om de uitbouw van de mijngebouwen en de woonwijken mogelijk te maken werden zoveel mogelijk gronden opgekocht. Na het boren van de schachten kon Waterschei in 1924 starten met de steenkoolproductie. Het transport gebeurde via een verbinding met de spoorlijn Maaseik-Hasselt en later ook langs de kolenhaven aan het Albertkanaal in Genk. Toen de mijn in de jaren 1980 de deuren sloot, werden de eigendommen grotendeels verkocht. Aan de oostelijke André Dumontlaan liggen de hoofdgebouwen, met art-deco inslag, en de verlaten installaties die belangrijke industrieel-archeologische waarde hebben. Zij zijn een goed voorbeeld van de wijze waarop het samengaan van een utilitaire bestemming met een esthetisch verzorgd en zelfs prestigieus uitzicht geconcipieerd werd.

Langs de dubbel met bomen afgezoomde Onderwijslaan, richting N76, liggen de omvangrijke mijncités, waar de sfeer van een multiculturele samenleving leeft. De bekende provincie-architect L. Jaminé stelde een aantal richtlijnen op waaraan de arbeiderswijken moesten voldoen. De eerste wijk werd ingeplant ten westen van de mijn, zodat ze dan het minst blootstond aan luchtvervuiling, en op een afstand die voor de werknemers te voet was af te leggen. Met de bouw van de woningen werd begonnen in 1914. De huizenblokken - met neotraditionele reminiscenties - zijn ontworpen als entiteiten met een levendig volumespel, die verschillen vertonen in de details en het volume, gaande van ééngezinswoningen tot vijfwoonsten. Zij liggen vrij ver uit elkaar en springen diep in ten opzichte van de beboomde straten en pleinen. De voortuintjes zijn met hagen afgezoomd. Het geheel is visueel sterk bepalend en geïnspireerd op de Engelse tuinwijken. Voor de ingenieurs en directieleden werden villa’s opgetrokken. Ook alle grote bouwwerken die in de cités werden uitgevoerd, gebeurden in opdracht van de kolenmijn. Opvallend is de parochiekerk Christus-Koning met zijn hoge, slanke toren van gele baksteen, onder een koepelbekroning. Kerk, klooster, scholen en casino werden door de Regie onderhouden. In 1953 werd in Waterschei een nieuw station met douane-opslagplaats gebouwd. In september 2000 werd de spoorverbinding Genk - As - Maasmechelen tijdens de eerste Limburgse Stoomdagen geopend als toeristische spoorlijn. Vlakbij liggen ook de voetbalpleinen, die de mijndirectie voorzag voor het toenmalige Thor-Waterschei. In de jaren 1940 bouwde de mijn, die met een groot tekort aan woningen te kampen had, o.a. achter het voetbalterrein een wijk van prefab-huizen. De noodwoningen zouden na korte tijd vervangen worden, maar zo’n halve eeuw later stonden ze er nog. Pas recent werden de oude huisjes afgebroken en de wijk heropgebouwd. Vele bewoners verbleven nog steeds in de wijk waarmee ze vergroeid waren en die ondertussen bekend was als de wijk Texas. Voordien heette het hier ook de Sahara. Zoals het oorspronkelijk toponiem Opglabbekerzavel verwijst die benaming naar de schrale omgeving van heide en stuifzand, thans begrensd door de bebouwing en het vliegveld van Zwartberg.

Noordoostelijk ligt het duinenveld van de Klaverberg, dat ooit als enige element de wijdse openheid van het stuivende heidelandschap onderbrak. Het wordt overschaduwd door de gesaneerde mijnterrils, landschappelijk de meest opvallende getuigen van het mijnverleden, die een gedeelte van de duinen bedekken. Naast een relatief grote paraboolduin domineren langgerekte duinvormen, zuidwest-noordoost georiënteerd. Talrijke van de landduinen vertonen een frisse vorm. Sommige zijn historisch, zonder enig spoor van bodemvorming. Zij ontstonden wellicht als gevolg van verwaaiingen na overexploitatie of ontginning van de zuidwestelijke heidegebieden. Op plaatsen waar vegetatie ontbreekt, treedt nog actieve verwaaiing op. De duinen zijn echter grotendeels gefixeerd door bebossing. Vooral dennenbestanden bezetten bloksgewijs grote oppervlakken van de omgeving. In de loop van de 20ste eeuw vonden de bomen gretig aftrek in de mijnen, om er als stuthout gebruikt te worden. Toch komt hier een populatie autochtone wintereiken voor als overblijfsel van een oudere bospraktijk. Gebrek aan interesse, in de twintigste eeuw, voor het eikenhout op duin betekent immers niet dat dit altijd zo geweest is. Omvangrijke, kringvormig uitgegroeide eikenposten werden tot voor een honderd jaar als hakhout geëxploiteerd. De grootste ervan heeft een omtrek van ruim 30 m en is waarschijnlijk zo’n duizend jaar oud. Ononderbroken gebruik ervan moet nodig geweest zijn om deze groeivorm te bereiken.

De omgeving is bovendien rijk aan archeologica. Sporen van een neolithische nederzetting en een Merovingische begraafplaats wijzen op vroege bewoning. Behalve enkele landbouwpercelen en houtkanten komen verspreid aan de randen van het gebied belangrijke heiderestanten voor. Aan de grens van As en Opglabbeek, op de noordelijke valleirand van de Bosbeek, bleef het Heiderbos gespaard van de grootschalige bebossing. Naast heide is de massale aanwezigheid van jeneverbesstruiken er kenmerkend. De heester had steeds een waarde als leverancier van aromatische (schijn)bessen om smaak te geven aan jevener, geurig hout voor het roken van vlees en wintergroene siertakken. Opmerkelijk is de typische, uitgesproken zuilvorm van de struiken. Het beheer is gericht op de thans moeilijke, natuurlijke verjonging van de planten. In de nabijheid werd de oude gemeentelijke grindgroeve omgevormd tot visvijver. Verder noordelijk sneed de Lietenbeek een ondiepe zijvallei van de Bosbeek uit.


Bron: Ankerplaats 'Mijnsite Waterschei, Klaverberg en Heiderbos'. Landschapsatlas, A70019, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.
Auteurs: Van den Broeck, Myriam; Geyskens, Bart; Bats, Hubert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Hakhoutstoof van wintereik Klaverberg

  • Omvat
    Hakhoutstoof van wintereik Klaverberg

  • Omvat
    Hakhoutstoof van wintereik op Klaverberg

  • Omvat
    Hakhoutstoven van wintereik op de Klaverberg

  • Omvat
    Heiderbos

  • Omvat
    Steenkoolmijn van Waterschei

  • Omvat
    Steenkoolmijn van Waterschei: Cité industrielle

  • Omvat
    Steenkoolmijn van Waterschei: Tuinwijk

  • Is deel van
    As

  • Is deel van
    Genk

  • Is deel van
    Opglabbeek


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mijnsite Waterschei, Klaverberg en Heiderbos [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135260 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.