erfgoedobject

Domein Ravestein

bouwkundig / landschappelijk element
ID
134461
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134461

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Ravestein
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Historisch kasteeldomein dat in de tweede helft van de 19de eeuw zijn huidige uitzicht heeft gekregen, vooral door Emile de Meester de Ravestein, die het kasteel in 1866 verbouwde door de toevoeging van twee zijvleugels. Grondige verbouwingen en uitbreidingen tot rusthuis vanaf 1894. Omgeven door landgoed (circa 6 hectare); oorspronkelijk een omgrachte motte met twee eilanden; het lustbos ten noordoosten van het kasteel is mogelijk een relict van een vroeg-17de-eeuwse regelmatige tuin; belangrijke heraanleg rond 1865 (onder meer omvorming van slotgracht tot landschappelijke vijver); restanten van beplanting uit die periode (bruine beuk, plataan, zomereik), ook in de omgevende beemden.

Middeleeuwse kasteelmotte langs de oude Dijle

Het landgoed Ravestein gaat waarschijnlijk terug tot een hoogmiddeleeuwse motte (vandaar de oude benaming 'Ravenberch'), een van de versterkingen langs de Dijle aan de zuidgrens van het Land van Mechelen. Op 18de-eeuwse figuratieve kaarten zoals kaart 2 in de 'Atlas cadastral de Hever' door P. Van Antwerpen (opgemaakt in 1728-1729 maar gecorrigeerd in 1741 na de aanleg van de steenweg Leuven-Mechelen) en de Ferrariskaart (1771-1778), en de Primitieve kadasterkaart (1819) is de feodale dubbelstructuur nog zichtbaar: een rond eiland (perceel 748) waar vermoedelijk ooit de donjon stond, en een rechthoekig eiland (perceel 746), het vroegere neer- of voorhof. Op eerstgenoemde kaarten lag Ravestein nog aan een meander van de Dijle; in 1819 behoorde de grootste bochtafsnijding van de benedenloop tot het verleden en was deze meander al tot "la vieille Dyle" gedegradeerd. Ravestein ligt overigens in een gebied waar een groot deel van de perceelsgrenzen samenvallen met oude stroomgeulen, ook bijvoorbeeld de contouren van de 'Ronden Bemt' aan de overzijde van de oude Dijleloop. De vermelding op de Ferrariskaart ("château de Demeester") verwijst naar Pierre de Meester, sinds 1762 heer van Ravestein. Zijn kleinzoon Constantin, burgemeester van Hever van 1808 tot 1853, en vooral zijn achterkleinzoon Emile (1812-1889) hebben tijdens de 19de eeuw het huidige uitzicht van het landgoed bepaald. Emile de Meester de Ravestein – jurist, diplomaat en verzamelaar van kunst en antiquiteiten – zal na zijn terugkeer naar België in 1869 zijn collecties onderbrengen in het kasteel van Ravestein en verschillende beschrijvende catalogi van zijn "Musée de Ravestein" publiceren.

In 1819 werd de enige bebouwing binnen de slotgracht – gepromoveerd tot "etang d'agrément" – gevormd door het kasteel op het ronde eilandje (perceel nr. 748). Het rechthoekige eilandje (nr. 746) was waarschijnlijk het vroegere neerhof; het vormde samen met twee percelen buiten de slotgracht de lusttuin (of -tuinen) van het landgoed, samen bijna 70 are. Tussen de Neerstraat (de huidige Ravesteinstraat) en het kasteel met lustvijver en lusttuin lagen de nutstuinen, bijna 1,5 hectare, en de kasteelboerderij die uit twee parallelle vleugels bestond. Aan de andere (noordoostelijke) zijde van het kasteelcomplex stond een kleine tuinierswoning. Verder naar het noordoosten, aan de overzijde van de Dambeek die daar in de Oude Dijle uitmondt, lag een langgerekt perceel "bois d'agrément" (perceel nr. 756) met twee vijvers precies in dezelfde as, maar niet gericht op het kasteel; de meest noordelijke (nr. 755) had een spiegelboogvorm. Dit lustbos met vijvers werd – nagenoeg evenwijdig – langs de ene zijde begrensd door de Oude Dijle, langs de andere zijde door een "avenue d'agrément", die lijnrecht in noordoostelijke richting toeloopt op de Dijle, bij de monding van de Molenbeek stroomopwaarts van de meandercoupure. Deze dreef, die ook op de Ferrariskaart wordt afgebeeld en die eenmaal voorbij het lustbosperceel zelfs verdubbelt maar ten slotte doodloopt, kan nooit een toegangsdreef geweest zijn.

De configuratie lustbos-vijvers-dreef is mogelijk een relict van een 17de-eeuwse regelmatige tuin, bovendien een vroeg type omdat kasteel en vijvers niet in dezelfde as liggen en relatief onafhankelijk van elkaar zijn. Pas in de late 17de eeuw worden lusttuinen aangelegd waarvan het landhuis of kasteel een integraal en structurerend deel is. Constantin de Meester bezat in 1830 te Hever nagenoeg 60 hectare, waaronder ook de Dijlebeemden rond het landgoed, maar het landgoed met zijn gebouwen, vijvers, dreef, moes- en siertuinen besloeg 'slechts' 6 hectare

Opgesmukte beemden en museum

Onder zijn zoon Emile, die in 1854 Ravestein kreeg toegewezen, werd de feodale slotgracht, nog zichtbaar op de stafkaart van 1864, omgevormd tot een 'landschappelijke' vijver, in feite gereduceerd tot de noordwestelijke arm. In hetzelfde jaar (1866) werd ook de verbouwing van het kasteel geregistreerd, met name de toevoeging van twee vooruitspringende zijvleugels, mogelijk bedoeld als onderdak voor zijn kunstcollectie. Na de ingebruikname van het kasteel als gemeentelijk rusthuis in 1894 onderging het een reeks ingrijpende verbouwingen en uitbreidingen – te beginnen met een neogotisch mortuarium – waardoor het volume nagenoeg verdriedubbelde. De voorzijde werd echter onaangeroerd gelaten. Daardoor is het vroeg19de-eeuwse gebouw nog steeds herkenbaar: een dubbel huis van baksteen, vermoedelijk eertijds gepleisterd, met een vierkant grondplan, vijf traveeën, drie bouwlagen en een leien schilddak. De twee vooruitspringende zijvleugels, die rond 1866 symmetrisch werden toegevoegd, benadrukken door hun uitwerking (plat dak, zware kroonlijst, ingediepte hoekpilasters, palladiaanse uitwerking van de ramen in de kopgevels) het classicisme van het oorspronkelijke gebouw.

Van de aanplantingen door Emile de Meester in de jaren 1860 zijn, verspreid over het domein, nog een tiental bomen overgebleven, bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), platanen (Platanus x hispanica), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), gewone es (Fraxinus excelsior) en zomereik (Quercus robur). Van een echte landschappelijke aanleg is er in Ravestein nooit sprake geweest. De functionele en visuele scheiding tussen de lusttuinen ten zuiden van de Dambeek en het voormalige lustbos met de twee vijvers ten noorden daarvan bleef bestaan; hier bevond zich de tuinierswoning met een eigen moestuin (volgens Peeters & Wouters een lemen hoevetje dat in 1909 werd afgebroken). De vier oude platanen in de beemden aan de overzijde van de Oude Dijle getuigen echter van een poging om ook het omringende landschap te 'verfraaien'.

De grote moestuin (perceel nr. 743, 74 are) en ook het nu (verdwenen) koetshuis en de stallen bevonden zich tussen de kasteelvijver en de huidige Ravesteinstraat. Een bakstenen muur vormt over circa 100 m de westelijke grens van het landgoed; de sporen van hechtingen en schroefgaten getuigen van zijn functie als 'fruitmuur' en de doornige opslag op regelmatige afstanden aan de voet van deze muur zijn vermoedelijk uitlopers van oude onderstammen. Het beheer van het park was ongetwijfeld op professionele leest geschoeid; in de ledenlijst van de 'Leeraarskring tot volmaaktere boomteeltkunde in België' van 1868 wordt de parkbeheerder van Ravestein vermeld, 'boomteeltkundige' Hendrik Cloetens.

Rusthuis Ravestein

In 1885, vier jaar voor zijn dood, schonk Emile de Meester Ravestein (samen met 125 hectare grond te Hever en in de aanpalende gemeenten) bij testament aan de Commissie van Openbare Onderstand ('Bureel van Weldadigheid') van Hever. In 1894 werd het kasteel in gebruik genomen als rusthuis. De nieuwe functie heeft niet alleen ingrijpende gevolgen gehad voor de gebouwen (zie hoger) maar ook voor het park. Elementen van veiligheid en comfort domineren mettertijd het parkbeeld, ten nadele van het pittoreske: met betonelementen afgeboorde dolomietpaden die als tramsporen doorheen het park slingeren, de afsluiting van betonnen palen met twee liggers rond de vijver (die de wandelaar voor de verdrinkingsdood moet behoeden), lelijk heterogeen meubilair. De recente aanplantingen, vooral aan de zuidoostrand, bevatten relatief weinig opgaande bomen; de voorkeur ging uit naar bloeiende struiken (Forsythia, Hamamelis, Rhus, Tamarix...) of kleine bomen zoals kurkentrekkerwilg (Salix matsudana 'Tortuosa'), Japanse sierkers (Prunus serrulata), Noorse esdoorn met bolvormige kroon (Acer platanoides 'Globosum'), Japanse vingeresdoorn met donkerbruin blad (Acer palmatum 'Atropurpureum')..., maar er zijn ook enkele zeldzaamheden zoals doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus).

Merkwaardige bomen (opname 9 september 1998)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeter weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte. Het cijfer vooraan verwijst naar de locatie op het plan in het inventarisdossier.

  • 2. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 448
  • 9. gewone es (Fraxinus excelsior) 343
  • 10. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 386
  • 11. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 516 (100)
  • 13. gewone plataan (Platanus x hispanica) 408
  • 16. zomereik (Quercus robur) 570 (30), monumentaal, laag vertakt exemplaar
  • 17. doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus) 130
  • 18. witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) 362
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger [212] Hever, art. 54 nrs. 51-81.
  • Bulletins du Cercle professoral pour le progrès de l'arboriculture en Belgique – Tijdschrift van den Leeraarskring tot volmaaktere boomteelkunde in Belgie, Gent, Annoot-Braeckman, 1868.
  • Livre d'or de l'ordre de Léopold et de la Croix de fer (I), Bruxelles, Ch. Lelong, 1858, p. 400.
  • ARREN P., Van kasteel naar kasteel (7), Kapellen, Hobonia, 1997, p. 112-115.
  • DE MEESTER DE RAVESTEIN B., La seigneurie de Ravenstein à Hever. Handelingen van de Koninklijke Kring van Mechelen, 1950, p. 17.
  • DE MEESTER DE RAVESTEIN E., Musée de Ravestein. Catalogue descriptif, Liège, Imprimerie Desoer, 1871-1882.
  • PEETERS J. & WOUTERS G., Emile de Meester de Ravestein, Boortmeerbeek, Heemkring Ravensteyn, p. 1987, p. 4 en p. 55.
  • VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw (XIV), Brussel, Koninklijk Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, z.d., p. 87-88.

Bron: DENEEF R., 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Hageland - Noordoosten van Vlaams-Brabant. Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Boortmeerbeek, Diest , Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tremelo.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Maegd, Christiane
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Ravestein [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134461 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.