erfgoedobject

Kasteelpark De Klee

landschappelijk element
ID
134296
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134296

Juridische gevolgen

Beschrijving

Parkje van ongeveer 2ha in gemengde stijl, aangelegd in functie van het eclectische kasteel gebouwd in 1907, naast het oude Cleepachthof.

Van hoeve tot kasteel

Het kasteelpark, een afsplitsing van het Cleepachthof, ligt op het Cleeveld, een hoog plateau ten noordwesten van Borgloon, temidden van akkerland en boomgaarden en ten noordoosten van de dorpskern.

De site van het Cleepachthof komt voor op de Bundergeldkaart van de abdij van Herkenrode, uit 1680. Ook het oude Herkenrodehof, opvolger van het laathof van Cuttekoven, staat er op getekend als een bezitting van de cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode (Kuringen). Noordelijk er van, op de hoek van de straat naar Zittaert (de huidige Klee­straat) wordt een huis met torentje afgebeeld, 'den verloren cost' genaamd, dat geen bezitting van Herkenrode was en waaruit het Cleepachthof zal groeien. De kaart van Ferraris (1773-1775) vermeldt het later als 'Cense den Klein', een U-vormig complex met tuinen ten zuiden.

Op het Vóór-primitief kadasterplan van ingenieur-landmeter Groulard, opgemeten in 1809 en door landmeter Vandevelde herzien in 1841, ligt er op deze plek een boerderij onder de naam 'Clee pachthof '. Het bestaat uit meerdere bouwvolumes in los verband, gegroepeerd rondom een langwerpig erf (perceel nr. 129), met tuinen ten oosten en ten westen (nr. 128 en 131) en een uitgestrekte boomgaard (nr. 127, 2ha 87a 60 ca); het geheel is volgens de legger van 1844 eigendom van 'Jan Nico­laes Julianus Marschal, advocaet te Cuttecoven', die ook lid was van de Bestendige Deputatie van de provincie. Het goed lag in de hoek gevormd door de huidige Kleestraat en de nu verdwenen Kleesteeg (het verlengde van de Molenstraat, de weg die van de Molen van Widdingen - in 1844 één van de drie branderijen en brouwerijen in Kuttekoven - richting Borgloon liep) en grensde aan de boomgaarden van het Hof van Herkenrode (nr. 133). Dit laatste bezat nog een groot, omwald perceel tuinen maar was vermoedelijk begin 19de eeuw al verlaten (de oprit vanuit de Kleestraat is als weide genoteerd, zie nr. 134 en 135) en bestaat nu niet meer. De perceelsvorm is wel op de kadasterkaart bewaard gebleven. Tot ver in de 20ste eeuw waren er nog ruïnes zichtbaar (zie J. Bleus' Een wandeling door Kuttekoven). De afgeschafte spoorlijn Sint-Truiden/Tongeren doorsneed sedert 1879 het tuinencomplex.

Deze situatie van het Kleepachthof vindt men onveranderd terug op de Dépôkaart van 1871. De 17de-eeuwse woning evolueerde tot 'château La Clée', zoals de Atlas van de Buurtwegen aantoont en daarbij werd afbraakmateriaal van het naburige hof van Herkenrode gebruikt, onder meer wapenstenen van de abdissen van Herkenrode en jaarstenen 1650, 1682, 1710, 1734; de gevelankers van de pachterswoning geven 1709. Op de kadastrale mutatieschetsen kan men de evolutie van het pachthof tot een gesloten gebouwencomplex volgen. Pas in 1931 krijgt de hoeve kadastraal haar huidige configuratie. De uitbouw van de erker en het balkon in de achtergevel van het huis en de aanwezigheid van de toren (mogelijk is het de opvolger van het torentje van de Bundergeldkaart) bevestigen de promotie van het boerenhuis tot kasteel. Tevens zijn deze elementen ook een aanwijzing dat ook al vóór de aanleg van het huidig parkje er tussen de toen nog bestaande Cleesteeg en de achtergevel van de boerderij een kleine tuin moet hebben bestaan, naast de aan de overzijde gelegen overtuin. Het goed wordt eerst vererfd door de familie Proesmans uit Borgloon, tot Hendrik Proesmans uit Brussel het in 1874 verkoopt. De nieuwe eigenaar Ernest Goetbloets, vrederechter, nadien notaris te Hasselt vererft het op zijn beurt tot het in 1907 verdeeld wordt tussen Albrecht Sneyers-Goetbloets, directeur van de suikerfabriek in Oreye, en Werner Goetbloets-Villers, notaris te Hasselt.

Ondertussen veranderde één en ander op het Cleeveld zelf: in 1908, allicht in functie van de aanleg van het park, worden een reeks kleinere percelen aan de Cleesteeg samengevoegd tot één groot perceel, waarin ook de steeg zelf verdwijnt. In 1910 wordt in dit perceel het nieuwe kasteel gekadasteerd. Dat werd al in 1907 gebouwd, te oordelen naar het bouwjaar aangegeven in het met bloemen omkranst medaillon boven een dakvenster in de noordergevel. Het is een eclectisch gebouw met neoclassicistische inslag, dat in 1933 brandschade kende. Het telt twee bouwlagen onder een hoog zadeldak met van geveltjes voorziene dakvensters en een vier bouwlagen hoge vierkante hoektoren. Natuurstenen lijsten en stucwerkreliëfs verleven­digen het baksteenmetselwerk van de gevels en omlijsten de muuropeningen.

Het kasteelpark

Vandaag vormen het nieuwe kasteel, het park, het oude pachthof aan de oostkant van de Kleestraat één domein samen met een overtuin aan de westkant, tegenover het oude pachthof. Het parkje, ongeveer 2 ha groot, is niet meer dan een grote rechthoekige kavel met centraal het kasteel. Het pachthof vormt de zuidelijke begrenzing van het park, een brede bomenrand parallel met de straat dient als scherm ten westen, maar aan de noord en oostzijde heeft het een open karakter, met vergezichten op het landschap en door bomen begeleide zichten op het silhouet van Borgloon, op het lager gelegen Kuttekoven en op de Hulsberg met zijn kasteel. Aan de oostzijde is het reliëfverschil groot.

Het kasteel verdeelt het park in een noordelijk en een zuidelijk deel, verbonden door een rondweg, die nu deels begeleid wordt door laurierkersmassieven en hagen. Deze rondweg, waarop de beide opritten aansluiten en waaraan ook de achtergevel van het oude pachthof ligt, is sedert 1987 verhard met grijze steenslag en werd toen ook afgeboord met betonstenen; aan de open galerij in de zuidergevel van het kasteel beantwoordt nu een in waaiervorm gekasseid erf als overgang naar het gras. Tussen deze gevel en het oude pachthof strekt zich een licht geschulpt grasveld uit met enkele fraaie oude solitairen, massieven van witte seringen en groepjes sierstruiken. Van de oude bomen zijn er een aantal chirurgisch behandeld, andere exemplaren dienden gerooid, maar nieuwe aanplantingen vervangen ze. Tegen de achtergevel van het oude pachthof werd recent een buxustuintje met rozen en lavendel aangelegd en tegen het wagenhuis een kruidentuin.

In de voortuin, die uit de bouwperiode dateert, ligt, in het verlengde van het kasteel, een licht verzonken tuin met een lange gesnoeide haag op de lange zijden; het rechthoekig grasvlak dat ze zodoende definiëren, is geritmeerd door twaalf in twee lange rijen opgestelde en tot grote trommels gesnoeide taxussen (Taxus fastigiata '­Aurea'). Om te voldoen aan de typologie van dit soort tuinen, moet hier oorspronkelijk, aan de voet van de haag een bloemenborder hebben gelegen met vaste planten en éénjarigen en achter de haag een omlopend pad; de treden die het niveauverschil opvingen zijn nu afgesleten tot een helling en het aarden pad kreeg dezelfde steenslag als de oprit; hiermee ging de oorspronkelijk aanwezige hiërarchie verloren. De tuin is nu, op een smal rozenbed op de korte zijde na, volledig in gras omgezet. Naast deze tuin ligt een recenter tennisveld, door een smaller, secundair parkpad in grijze steenslag omgeven. Voor dit noordelijk deel vormen de gevarieerde kleuren en vormen van de oude parkbomen als achtergrond voor de tuin, een belangrijk attractiepunt.

Een eigen moestuin bezat het nieuwe kasteel niet, evenmin een waterpartij. De oude moestuin ten zuiden van de boerderij, aan de straat, bleef verder dienst doen. Ook het wagenhuis of de garages zijn in de boerderij ondergebracht. Dat er drie met eenvoudige hekken omsloten hondenrennen tegen de schuurgevel leunen, is een verdere aanwijzing dat de boerderijgebouwen als kasteelaanhorigheid werden gebruikt.

Ten westen, tegenover het pachthof en in de hoek met de Molenweg van Widdingen, ligt een omhaag­ de overtuin op een primitief perceel (nr. 80). Het is een beboomd parkje dat vóór 1907 als herenboerenparkje moet hebben dienst gedaan. De resterende oude bomen samen met de smeedijzeren restanten van een tuinprieeltje in de noordoostelijke hoek en het uitgewerkt inrijhek herinneren nog aan deze functie.

Hekken en barriers

Het kasteeldomein bezit mooie voorbeelden van hekwerk en hekpijlers, die naar vorm en functie verschillen en zo de hiërarchie respecteren. Het park bezit twee toegangen aan de Kleestraat, aansluitend op een groen geschilderd afsluithek dat smeedwerk van de bouwperiode van het kasteel combineert met modern, industrieel vervaardigde onderdelen.

De hoofdtoegang ligt ten noorden van het kasteel, springt achteruit ten opzichte van de rooilijn en werd geautomatiseerd. De hekpijlers zijn twee ronde, verslankende pijlers van natuursteen op een achthoekige sokkel (of van kunststeen?), met een blind schildje aan een riem op de schacht en eindigend op een halve bol. Ze dateren evenals het hek, uit de bouwtijd van het kasteel. Het poorthek van smeedijzer heeft dubbele boven- en onderdorpels en op krullen eindigende schoorstijlen waarvan de kruising verstevigd is met een spiraal; de spijlen eindigen alternerend op een drietand of op een gestileerd bloemmotief. Gelijkaardige hekpijlers, maar zonder schildjes, vindt men aan de tweede, meer zuidelijke toegang tot het park en ook ertegenover aan het poorthek van de overtuin. De hekken zijn evenwel verschillend. Dat naar het park heeft vierkante stijlen, makelaars en spijlen, alle eindigend op ingesnoerde punten, en een rij open ringen tussen de rechte, dubbele onderregel en tussen de gebogen, dubbele bovenregel; de metalen bebording tussen de spijlen bezorgt het een gesloten karakter en verwijst het stilistisch naar het interbellum. Het inrijhek naar de overtuin is ouder en dateert vermoedelijk uit het begin van de 20ste eeuw; de vierkante stijlen en regels hebben door plaatjes benadrukte hechtingspunten die men ook als sleutelplaten aantreft, hier nog benadrukt door een omschrijvende krul. De ronde onderspijltjes eindigen op vlammen en de spijlen op speerpunten; ze hebben een klimmend beloop, opgevangen door sierlijk krulwerk dat ook de middelste, hoogste spijl benadrukt. Het domein bezit ook drie oude barriers naar boom­gaarden, twee aan de Kleestraat, het eerste naast het buiten het erf gelegen dienstgebouw, het tweede ertegenover; een derde, nu zonder hek, gaf vanuit het kasteelpark toegang naar de achterliggende boomgaard die nu in fruitplantage is omgezet. Hun fraaie 19de-eeuwse hekpijlers zijn identiek: vierkante mono­ lieten van blauwe hardsteen met licht uitspringende voet, riem op kapiteelhoogte en een dun profiel als beëindiging en dekplaat. Het brede, enkelvoudige poorthek naast de boerderij, nu toegang tot een weide, bestaat uit een rechthoekig kader van L-ijzers, door een middenstijl verdeeld in twee vakken, waarvan de versterkte hoeken kruisgewijs zijn verbonden en het vak door horizontale platte bandijzers is ingedeeld. Het hek naast de overtuin heeft ronde buizen als stijlen en regels en dunne gepunte spijlen; het geeft nu toegang tot een akker. Een vierde barrier, in het park, is van recente, industriële makelij.

Evaluatie

Het park De Klee mag geëvalueerd worden als een voorbeeld van het type kleine kasteelparken uit rond 1900: ontstaan uit een pachthof met als kern een 17de-eeuws huis dat eerst tot boerderij en in de 19de eeuw tot herenboerderij met een overtuin als herenboerenparkje uitgroeide. In 1907 werd er een alleenstaand, nieuw kasteel toegevoegd. Na afschaffing en inname van de Kleesteeg werd aansluitend, gebruik makend van de geest van de plek, een eenvoudig parkje in landschappelijke stijl aangelegd met een geïntegreerde, verzonken parterretuin met hagen en snoeivormen. Het bezit een open karakter, dankzij de uitkijk op het landschap naar het noorden, oosten en zuiden.

Belangrijke bomen sneuvelden het laatste decen­nium, vooral aan de zuidzijde en andere bomen zijn over hun hoogtepunt heen. Recente ingrepen als de vervanging van het oorspronkelijk houten door banaal schrijnwerk in aluminium met platte profielen en valse roedenverdeling, het met betonstenen afboorden van de parkpaden, het plaatsen van verlichtingspalen, samen met het niet respecteren van de hiërarchie in de verharding, doen helaas afbreuk aan de authenticiteit. Dat het kasteel korte tijd herbestemd werd als hotel-restaurant is daar ­ allicht de oorzaak van.

Bomen
(De tussen haakjes vermelde afmetingen werden gemeten op 150 cm hoogte)

In de rand exemplaren van: bruine beuk (Fagus sylva­tica 'Atropunicea'), gewone trompetboom (Catalpa bignonioides), gewone esdoorncultivar met blond blad (Acer pseudoplatanus 'Leopoldii'), hulst (Ilex aquifolium), Italiaanse populier (Populus nigra 'Italica'), schijncipres (Chamaecyparis 'Aurea'), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), witte es (Fraxinus americana), zwarte els met ingesneden blad (Alnus glutinosa 'Imperialis'), zwarte okkernoot (Juglans nigra). Een groep van Chamaecyparis lawsoniana 'Hilerii'), een robiniamassiefje (Robinia pseudoacacia), een haag van gewone laurierkers (Prunus laurocerasus), gewone taxus (Taxus baccata) op rij, jonge exemplaren van Amerikaanse eik (Quercus rubra), okkernoot (Juglans regia), ruwe berk (Betula pendula), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum). Een oude moerbeiboom (Morus nigra), een varenels (Alnus glutinosa 'Imperialis'). Naast ook apenverdriet (Araucaria araucana) (160 cm), bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (365 cm), gewone beuk (Fagus sylvatica) (395 cm), esdoorn (Acer platanoïdes) (290 en 328 cm) en gewone esdoorn met purperrode bladonderzijde (Acer pseudoplatanus 'Purpureum') (300 cm), grote trompetboom (Catalpa speciosa) (276 cm), Noorse esdoorn met bolstaand blad (Acer platanoïdes 'Cucullatum') (280 cm), veldesdoorn (Acer campestre) (170 cm), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) (340 cm), zilverlinde (Tilia tomentosa) (385, 465 cm).

  • Algemeen Rijksarchief, Luik, Archief Abdij van Herkenrode, Bundergeldkaart, 1680.
  • Hasselt, Archief van het Kadaster, Opmetingschetsen.
  • Hasselt, Archief van het Kadaster, Primitieve legger door Lambotte, 1844.
  • Hasselt, Archief van het Kadaster, Opmetingschets 1849 nr. 1; 1860 nr. 1; 1872 nr. 1; 1876 nr. 1; 1898 nr. 1; 1909 nr. 1; 1920 nr. 1.
  • BLEUS J., Een wandeling door Kuttekoven, Borgloon, s.d., p. 28.
  • PAUWELS D., SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, deel 14N4, Brussel - Turnhout, 1999, p. 200-202.


Bron: DE MAEGD C. EN VAN DEN BROECK M., 2007, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van den Broeck, Myriam
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Kasteel De Klee

  • Is deel van
    Kuttekoven


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteelpark De Klee [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134296 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.