erfgoedobject

Domein van het Gravenkasteel

landschappelijk element
ID
134047
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134047

Juridische gevolgen

  • omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Gravenkasteel
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Stoeterij van het Gravenkasteel
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Het circa 100 hectare grote domein van het Gravenkasteel bestaat uit een park aangelegd in laat 19de-eeuwse landschappelijke stijl met twee toegangsdreven, een deels ommuurde moestuin met muurserre en nutsgebouw en een uitgestrekt sterrebos ten noorden, waarvan de aanleg minstens dateert uit het midden van de 18de eeuw.

Het kasteel, oorspronkelijk van de heren van Humbeek, is ook gekend onder de naam Lundenkasteel. Het goed ligt eerder afgelegen in het uiterste noorden van de dorpskern van Humbeek en ten westen van de vroegere Willebroekse Vaart (1555-1561), het huidige Zeekanaal Brussel-Schelde.

Historiek

Op de ets van Jacob Harrewijn (1694) wordt het Gravenkasteel een eerste maal afgebeeld.  Het waterkasteel is op dat moment bereikbaar via een laantje vanaf de Warandestraat, maar de hoofdtoegang met een lange, rechte en dubbele dreefstructuur vertrekt vanaf het kanaal Brussel-Rupel. Dit kanaal, vroeger bekend als Bruesselsche Schipvaert of Willebroekse Vaart, werd tussen 1553 en 1561 gegraven. Deze brede dreef tussen het kanaal en het kasteelcomplex mondt niet bij de brug en het poortgebouw uit, maar om een ongekende reden juist ernaast. Ten zuiden van het kasteel is (een deel van) een parterretuin voorgesteld. Op de binnenplaats van het kasteel zijn bomen met een piramidale kroon afgebeeld. Dat het hier vermoedelijk om fruitbomen gaat blijkt uit de kadastrale leggers die nog tot 1904 de binnenplaats een functie als boomgaard toebedelen.

Op het primitief kadaster (1821) komt voor het eerst ook de kortere haakse dreefstructuur op de Warandestraat voor. Ten westen van deze dreef en ten zuiden van het kasteeleiland moet er toen toch al enige parkaanleg zijn doorgevoerd, heel waarschijnlijk op initiatief van baron André le Candele die het domein in 1804 aankocht. Waar in de late 17de eeuw ooit een parterretuin lag (percelen nummers 137, 138 en 139) omschrijft het kadaster één verenigd perceel als 'lustgrond' ('terrain d'agrément') van 1 hectare 71 are, wellicht een informele sieraanleg zonder uitgesproken geometrie en met een hoge graad van natuurlijkheid. Aan de noordzijde, tussen het Gravenbos en het kasteel, lag er een tweede perceel lustgrond (nummer 128) van 2 hectare 76 are, zodat de sieraanleg in totaal bijna 4,5 hectare besloeg.

Het lustgrondperceel tussen de Warandestraat en het kasteeleiland wordt als bosplantsoen weergegeven zonder een duidelijk patroon van wegen of paden. Dit perceel wordt met het kasteeleiland verbonden via een brugje over de zuidelijke arm van de slotgracht. In dit perceel, tegen de Warandestraat aan, bevindt zich nog steeds een met kleine maagdenpalm begroeid heuveltje, mogelijk een beplantingsheuvel waar vroeger een paviljoen kan op gestaan hebben. Ten oosten van het kasteeleiland (perceel nummer 110bis) lag een grote rechthoekige moestuin met een oppervlakte van 1,5 hectare. Daarin werden rond 1864 vijf serres gebouwd.

Uit het kadasteronderzoek is af te leiden dat de onmiddellijke omgeving van het huidige kasteel tot 1870 in gebruik was als boomgaard, kwekerij en tuin in aparte percelen, waarbij het volledige domein omgeven was door ‘bos’; de waterpartij was aangeduid als ‘lusttuin’. In 1870 worden deze aparte percelen samengevoegd en aangeduid als ‘lusttuin, vijvers en gebouw’. Deze verandering van het grondgebruik volgt op wijzigingen aan de gebouwen en kasteel in de jaren 1860 in opdracht van Louis le Candele en heeft wellicht geleid tot de parkaanleg in landschappelijke stijl, zoals die vandaag nog herkenbaar is. Hierbij bleef de waterpartij rond het kasteel bewaard, evenals de afscherming van de kasteelomgeving met een parkbosgordel. De grote moestuin werd evenwel opgeheven en rond 1885, op initiatief van baron Théophile Lunden, verder oostwaarts verplaatst. In deze nieuwe vierkante moestuin met een oppervlakte van 86 are, met gedeeltelijke ommuring ten noorden en ten oosten, werden eveneens serres gebouwd. In de noordoosthoek werd een kleine hovenierswoning opgetrokken. Aan de noordzijde van de moestuin werd ook een afdak tegen de fruitmuur aangebouwd. De moestuin werd toegankelijk gemaakt via een sierlijke centrale poort in de noordelijke fruitmuur.

De doorgedreven ‘verlandschappelijking’ omstreeks 1870, analoog aan de 'eclectisering' van het 19de-eeuwse kasteel, zet zich voornamelijk door in de ruimte ten noorden en ten oosten van het kasteeleiland. De lange, rechte en dubbele dreefstructuur vanaf het kanaal Brussel-Rupel wordt aan de zijde van de slotgracht ingeperkt. Vanaf de kruising met het Langstraatje wordt in een zachte slingerbeweging een toegangsweg aangelegd die uitmondt voor de kasteelbrug met het monumentale poortgebouw. Het beboste, strak afgelijnde perceel (nummer 112) ten noorden van de dreef wordt opgedeeld in een viertal afgeronde parkbosmassieven. Ten zuiden van de omgeleide toegangsweg worden nieuwe bomengroepen en solitaire bomen aangeplant. De verbindingsdreef tussen het kasteel en het knooppunt van het sterrebos wordt, net als de korte haakse dreef op de Warandestraat, ingebed in de nabije parkaanleg. Tussen de parkbosmassieven, bomengroepen en solitaire bomen op uitgekiende posities heen, worden diagonale zichten gecreëerd over de noordelijke en oostelijke parklobben. Ook de kasteelgracht met kaaimuren werd aangepast aan de landschappelijke stijl, waarbij het paviljoentje op de hoek van het kasteeleiland in het water kwam te staan. De kaaimuren werden verwijderd en de hoeken van het eiland werden afgerond.

Het park

De bewaarde parkaanleg bestaat uit een afwisseling van graasweiden, hooilanden en parkbosbestanden.  Een gekasseide 200 meter lange dreef vanaf de Warandestraat vervult vandaag de functie van hoofdtoegang. Het merendeel van de als dreefboom aangeplante tamme kastanjes dateren waarschijnlijk uit de vroege 19de eeuw. De dreef eindigt bij een knooppunt vanaf waar men over de toegangsbrug en door het poortgebouw het kasteeleiland kan betreden. De oostelijke toegangsdreef met een lengte van 425 meter (voorheen 780 meter) is georiënteerd op een zijtoren van het kasteel. Deze halfverharde dreef in steenslag is langs beide zijden beplant met een dubbele rij bruine beuken. Deze exemplaren zijn een vervanging van één of meerdere generaties dreefbomen. Aan de zijde van de Willebroekse Vaart is de dreef afgezet met acht hardstenen kettingpalen. De dreef gaat over in een bochtige halfverharde toegangsweg die eveneens uitkomt aan het poortgebouw. Een derde toegang langs de Driesbosweg werd vermoedelijk aangelegd in functie van de rond 1904 gebouwde stoeterij.  Hier bleven enkel vier rood-wit geschilderde gietijzeren hekpijlers, vervaardigd door A. Van Aerschot uit Herentals, bewaard.

Op het kasteeleiland zijn rondom een centraal grasveld met omgevend pad het kasteel en twee grote losstaande bijgebouwen ingeplant. In het grasveld bevonden zich tot voor kort twee oude, solitaire winterlinden (Tilia cordata), vandaag rest nog één exemplaar. Een jonge zilverlinde (Tilia tomentosa) is als toekomstboom aangeplant. Dit ereplein is in het oosten toegankelijk via het poortgebouw en in het zuiden via een vlakke ijzeren voetgangersbrug met ophaalmechanisme, houten brugdek en smeedijzeren leuningen. De walgracht rond het kasteeleiland heeft een kleine sierlijke uitstulping in de richting van de voormalige stoeterij. Langs de westzijde van de gracht werd als afscherming tussen de manege en het kasteeleiland een scherm van hoogopgroeiende bamboe geplant.

Op twee plaatsen net buiten het kasteeleiland, ter hoogte van de zuidelijke vlakke brug en ten noorden van het kasteel, in de aslijn van de dreef vanuit het sterrebos, zijn hardstenen tuinvazen geplaatst. De getooide vazen zijn geplaatst op een hoge hardstenen sokkel.

Een groot gedeelte van de huidige beplanting in de omgeving van het kasteel, zowel bomengroepen als solitaire bomen, dateert van na 1900, van het interbellum of zelfs van na de Tweede Wereldoorlog, maar het rond 1870 vastgelegde landschappelijk stramien werd daarbij geëerbiedigd. Van een aantal bomen is bekend dat ze werden aangeplant als geboortebomen, andere als herdenkingsbomen, onder meer naar aanleiding van de viering van 1000 jaar Humbeek en van het 150-jarig bestaan van de Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia. Tot de naoorlogse generatie behoren onder meer een groep Amerikaanse amberbomen (Liquidambar styraciflua) langs de zuidelijke toegangsdreef, een groep Oostenrijkse dennen (Pinus nigra subsp. nigra) wat verderop, een gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), een gewone plataan (Platanus x hispanica) en enkele treurwilgen (Salix alba 'Tristis') langs de slotgracht.

In het oostelijke parkgedeelte staan meerdere solitaire bomen en bomengroepen waaronder een zomerlinde (Tilia platyphyllos), enkele gewone en bruine beuken (Fagus sylvatica en Fagus sulvatica 'Atropunicea'), een gewone plataan (Platanus x hispanica), een tweetal zomereiken (Quercus robur) en vooral twee monumentale ceders, een Libanonceder (Cedrus libanii) ten westen van de zuidelijke toegangsdreef en een Atlasceder (Cedrus atlantica) ten oosten ervan. Beide ceders zijn afzonderlijk als monument beschermd. Er werd recent ook een nieuwe collectie aan bijzondere eikenbomen aangeplant, met als variëteiten onder meer kastanjebladige eik (Quercus castaneifolia), moseik (Quercus cerris), dakspaaneik (Quercus imbricaria), kastanje-eik (Quercus montana) en wilgbladige eik (Quercus phellos), naast enkele andere bijzondere parksoorten zoals geelhout (Cladastris lutea), parrotia (Parrotia persica), rode esdoorn (Acer rubrum), goudkleurige variëteit van Colchische esdoorn (Acer cappadocicum ‘Aureum’), geelbladige witte esdoorn (Acer saccarinum ‘Lutescens’) en Moerascipres (Taxodium distichum).

In de randen van de parkbosbestanden staan nog enkele omvangrijke gewone beuken (Fagus sylvatica), bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en een gewone es (Fraxinus excelsior). Meerdere soorten, zowel in de bosrandbeplanting als in de bomengroepen en solitaire exemplaren, waren bedoeld om variatie in kleur en vorm in te brengen, wat typerend is voor de aanlegperiode.

In meerdere parkbosbestanden komt een kruidlaag voor met soorten die kenmerkend zijn voor oude boskernen, waaronder kleine maagdenpalm, gevlekt longkruid, gele dovenetel, slanke sleutelbloem, bosanemoon en bosbingelkruid.

Ten oosten van de zuidelijke toegangsdreef ligt de moestuin van circa 1885, die langs de noord- en oostzijde door een hoge fruitmuur wordt afgeschermd. De toegang is centraal in de noordelijke tuinmuur ingepast en is voorzien van een dubbel ijzeren hek waarvan de makelaar wordt beëindigd door een medaillon getooid door een baronnenkroon. Ook hier zijn sporen van de oorspronkelijke rood-witte beschildering bewaard. Het hek is gevat tussen bakstenen pijlers met hardstenen deksteen en bekroond met een hardstenen gesteelde bol. De noordelijke tuinmuur verspringt in hoogte op de plaatsen waar zich muurserres bevonden. Daarvan is één compartiment met muurserre bewaard. Centraal in de noordelijke helft van de moestuin is een gemetste waterput gebouwd waarvan het houten windwerk met metalen ketting bewaard is. Er is een gietijzeren handpomp bijgeplaatst. In de noordoostelijke hoek bevindt zich een klein bakstenen nutsgebouw van anderhalve bouwlaag onder pannendak met deels bewaard schrijnwerk. Aan de zuidrand bevindt zich een restant van een vroegere gemengde afsluitingshaag rond het park.

Aan het Langstraatje, langs de oostgrens van het park, resteert nog een kleine, sterk verbouwde hoeve.

Het Sterrebos

Het noordelijke sterrebos, reeds afgebeeld op de Villaretkaart (1745), gaat terug op een aaneengesloten, minstens 16de-eeuws boscomplex, waaraan een nadrukkelijke jachtfunctie verbonden was (confer toponiem Warandebos). De aanleg van het stervormige drevenpatroon, met een zestal armen, wordt gesitueerd rond 1750, maar verdere details hierrond zijn niet bekend.  De Ferrariskaart (1771-1775) beeldt met grote nauwkeurigheid het huidige, rechtlijnige boswegennet af, een zesarmige ster. De as van de ster die noordnoordwest-zuidzuidoost het Gravenbos, ongeveer 90 hectare groot, in twee nagenoeg gelijke delen verdeelt, loopt niet evenwijdig met de vaart en staat evenmin haaks op het kasteel. De armen van de ster zijn van ongelijke lengte. De oostrand van het bos ziet er, in tegenstelling tot de noordelijke en westelijke zomen, bijzonder rafelig uit, met verschillende akkers en hooilanden die insnijdingen vormen in het bos.

Stervormen en ganzenvoeten waren veelgebruikte patronen tijdens de hele 18de eeuw, ook in de bosbouw bij de herstructurering van bosgebieden (zie bijvoorbeeld in het Zoniënwoud, de hertogelijke warande van Tervuren, de bossen van de abdijen van Averbode en Tongerlo en de Sint-Michielsabdij te Antwerpen). Het panopticumeffect beantwoordde ten volle aan het klassieke verlangen naar orde en overzicht en was ook erg doeltreffend binnen het (drijf)jachtritueel: van op één centrale plaats kon men het opgejaagde wild neerleggen zonder één voet te verzetten. In Duitsland spreekt men dan ook vaak van een 'Jagdstern'. Er was ongetwijfeld ook een economisch motief. Voor grootgrondbezitters in de Lage Landen was de 18de eeuw een gouden tijd. Dit kwam tot uiting in een ongeziene bouw- en verfraaiingsactiviteit en in een toenemende rationalisatie en intensivering van het grondgebruik en de bosbouw. De aanleg van het 'Gravenbos' – want Jacques-François Le Coq, heer van Humbeek, was in 1694 tot graaf gepromoveerd – was vermoedelijk het werk van drossaard Henri-Antoine Hennau die rond 1750, onder de laatste Le Coqs, het beheer van het kasteeldomein volledig naar zich had toegetrokken. De oude zomereiken (Quercus ro­bur) langs de zuidelijke, op het kasteel gerichte arm maken zonder twijfel deel uit van de oorspronkelijke beplanting van de 'ster'.

  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/23025/104.1, Gravenkasteel van Humbeek, met voormalige stoeterij en nabije parkaanleg (VAN BRANDEN G., HIMPE K. & MICHIELS M. 2019).

 


Auteurs: Van Branden, Gudrun; Himpe, Koen; Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Gravenkasteel Humbeek en omgeving

  • Is deel van
    Warandestraat

  • Omvat
    Atlasceder in het Domein van het Gravenkasteel

  • Omvat
    Gravenkasteel

  • Omvat
    Libanonceder in het Domein van het Gravenkasteel

  • Omvat
    Stoeterij van het Gravenkasteel


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein van het Gravenkasteel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134047 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.