erfgoedobject

Sociale huisvesting en kleuterschool

bouwkundig element
ID
127437
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/127437
Dit erfgoedobject heeft geen erfgoedwaarde meer. De erfgoedwaarden waarom we het object opnamen in de inventaris, zijn niet meer aanwezig, bijvoorbeeld door verbouwing of sloop.

Juridische gevolgen

Beschrijving

Karakteristiek naoorlogs wijkje van 46 sociale woningen, gebouwd als zogenaamde 'paviljoenwoningen' in drie fases tijdens de vroege jaren zestig in opdracht van de stad Gent, onder leiding van stedelijk ingenieur-directeur J. Van der Haegen en naar ontwerp van ingenieur-architect V. Baetsle. De wijk werd volgens een bouwaanvraag van 1970 ten oosten uitgebreid met een prefab kleuterschool (nummer 58), waarbij de plannen ondertekend werden door architect R. Buysse. Het inplantingsplan van de wijk bestaat uit twee parallelle straten met een doorsteek, uitgebreid ten noorden in de vorm van een driehoek met centrale binnentuin. Overwegend alleenstaande woningen, met uitzondering van vijf keer twee gekoppelde woningen, gesitueerd tussen de parallelle straten. Elke woning is voorzien van een klein tuintje, omsloten door een geel geschilderd betonnen muurtje, verlevendigd met cirkelvormig motieven in reliëf.

Historiek en context

De concrete aanleiding voor de bouw van deze woningen ontstond circa 1960 vanuit de bezorgdheid van de stad over de sanering van haar noodwoningen, die het stadsbeeld ontsierden en waarvan er op dat moment nog zo’n 685 aanwezig waren. Afbraak van dergelijke barakken, zoals die gelegen aan de Gordunakaai, Roeispaanstraat en Patijntjestraat, maakte het zoeken naar een alternatief noodzakelijk. De financiële last van het onderhoud van deze woningen, maakte het bovendien wenselijk ze te vervangen door duurzamere paviljoenwoningen die rationeler en hygiënischer waren opgevat en bedoeld waren voor Gentse gezinnen met een bescheiden inkomen. Enkele gronden in het Gentse havengebied, gelegen tussen de Amerikalaan en Afrikalaan aan de nieuw aangelegde Lübeckstraat, en begrensd door de spoorlijn Gent-Eeklo, bleken hiervoor geschikt. In de nabije omgeving, namelijk de Pretoriastraat, werd eveneens de bouw van paviljoenwoningen vooropgesteld, ter vervanging van de daar toen aanwezige barakken. Het sociale aspect van de wijk omvatte bovendien het inzetten van langdurig werklozen bij de werkzaamheden, zowel bij het vrijmaken van het terrein, als bij de oprichting en afwerking van de woningen.

In 1959 werden als test twee modelwoningen gebouwd met geprefabriceerde elementen, waarna vanaf mei 1960 gestart werd met de ontruiming van het terrein voor de bouw van een eerste fase van 27 woningen, namelijk de huidige nummers 2-44 en 1-9. De toepassing van geprefabriceerde elementen in gasbeton maakte een vlotte en goedkope bouw mogelijk. Zo was de montage van de woningen in oktober 1961 quasi voltooid en konden reeds zeventien volledig afgewerkte woningen worden verhuurd. De tweede bouwfase vormde een uitbreiding van de wijk met 19 woningen, goedgekeurd door de gemeenteraad op 13 augustus 1962 en vanaf oktober van dat jaar uitgevoerd na voltooiing van de eerste fase. Ze werd in twee deelfases opgesplitst, namelijk eerst 14 woningen en vervolgens nog vijf wanneer het terrein volledig beschikbaar was.

De woningen werden opgevat volgens zes verschillende types (A-F) in functie van het aantal slaapkamers en de oriëntatie, met types A en D als basistypes met één slaapkamer. Het basistype kon worden uitgebreid door de tussenschakeling van één (B en E) of twee (C en F) extra slaapkamers tussen de eerste slaapkamer en de leefkamer. Meer dan de helft van de woningen omvat één slaapkamer (namelijk huisnummers 1-9, 27, 33, 35, 2, 8-12, 18, 20, 26, 32, 34, 40, 44-56,), daarnaast ongeveer een derde met twee slaapkamers (nummers 11-19, 25, 29, 4, 6, 14, 16, 22, 28, 30, 36, 38) en een minderheid met drie slaapkamers (nummers 21, 23, 31, 24, 42). Qua uitzicht is er weinig verschil merkbaar tussen deze types. De stad wilde bovendien de homogeniteit van de wijk bewaren door erop toe te zien dat er geen bijgebouwen werden opgericht tegen of tussen de woningen, en dat er geen veranderingswerken in interieur en exterieur, evenals buitenschilderwerken zouden plaatsvinden. Wel dienden de huurders noodzakelijke herstellingswerken uit te voeren en zowel woning als tuin als een goede huisvader te onderhouden.

Uit archiefbronnen blijkt dat omstreeks 1965 de verdere uitbreiding van de wijk werd overwogen. Aangezien dit het bestaande geheel mogelijk zou schaden en het onbekende tracé van de toekomstige rijksweg een juiste inplanting bemoeilijkte, werd ervoor gekozen om een kindertuin te integreren bij de wijk, ter vervanging van een bestaande kleuterschool, die gesitueerd was in het industrieel gebied aan de overzijde van de Afrikalaan. Op die manier bleef het recreatief aspect van dit deel bewaard en zou de aanwezigheid van de school ook positief zijn voor de woonwijk. De school kwam uiteindelijk tot stand volgens bouwplannen van juli 1970.

Architectuur

Kleinschalige, eenlaagse bebouwing bestaande uit een lage aanbouw met toegang en een hoofdvolume met leef- en slaapkamer, onder uitkragende platte daken, respectievelijk vlak en schuin oplopend met een geknikte beëindiging ter hoogte van de top. Onder de dakoverstek van het hoofdvolume is een houten fries (kambalahout) aangebracht, dat bij het merendeel van de huizen is bewaard. De woningen zijn modulair opgebouwd op basis van geprefabriceerde wand- en dakplaten in gasbeton van firma Durox. Uniforme gevelwerking met cementvoegspecie en gele beschildering. De relatief gesloten, blokvormige volumes worden geopend door middel van kleine rechthoekige vensters, die meestal hoog in de gevel geplaatst zijn. Het schrijnwerk van ramen en deuren was oorspronkelijk uitgevoerd in hout (meranti), maar werd ondertussen volledig vernieuwd.

De kleine woningen hebben een functioneel uitgewerkte L-vormige plattegrond. Ze omvatten volgens de bouwplannen in de lagere aanbouw een inkomhal met vestiaire en aangrenzende berg- en werkplaats. Het hoofdvolume omvat een keuken, een woonkamer met eet- en zithoek, een douchecel, een toilet en één tot drie slaapkamers. De betonnen binnenwanden werden, volgens archiefbronnen, afgewerkt met een aangepaste mastiek, die na verharding samen met de wandplaten kon worden afgeschuurd en nadien geschilderd. Het vermijden van een klassieke bepleistering liet een onmiddellijke ingebruikname toe. De vloeren zijn uitgevoerd in effen rode semi-keramische tegels, afgewerkt met een zwarte matte faienceplint. Ingebouwde kleerkasten werden onder meer voorzien in de slaapkamer en de inkom.

Het schoolgebouw werd eveneens opgetrokken uit geprefabriceerde materialen en sluit aan bij de vormgeving van de woningen als een blokvormig, weliswaar transparant, hoofdvolume onder een schuin oplopend, uitkragend plat dak. De symmetrische, geritmeerde voorgevel van zeven traveeën is volledig opengewerkt met vensters, voorzien van een kenmerkende roedeverdeling. De centrale toegang biedt, volgens het bouwplan, toegang tot de twee flankerende klaslokalen. De gang leidt vervolgens tot een lagere achterbouw met sanitair lokaal en een meidenkeuken, evenals een berging die van buiten toegankelijk is.

  • Kadasterarchief Oost-Vlaanderen, mutatieschetsen Gent, afdeling 7 (Gent), 1963/13, 1964/10 en 1965/12.
  • Stadsarchief Gent, Werken aan stadsgebouwen, reeks VI, 30/122.
  • Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningen, G12, 1970/L/10.

Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sociale huisvesting en kleuterschool [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/127437 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.