Geografisch thema

Zwevezele

ID
15031
URI
https://id.erfgoed.net/themas/15031

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Landelijk gelegen dorp van 5507 inwoners (1 januari 2009) en 5246 ha gelegen in de provincie West-Vlaanderen. Sinds 1976 vormt het de fusie met de hoofdgemeente Wingene.

Naast de hoofdparochie Sint-Aldegondis is er in de gemeente nog een gehucht dat uitgegroeid is tot parochie Sint-Jozef aan de Hille. Gemeentelijk en administratief behoort Zwevezele tot het arrondissement Tielt. Kerkelijk behoort het tot het bisdom Brugge. Gerechtelijk behoort het tot het kanton Brugge. Autonoom administratief centrum met onder meer gemeentelijke diensten, cultureel centrum, openbare bibliotheek, scholen, rusthuis, sportcentrum, winkels, horeca en ambachtelijk centrum.

De excentrische dorpskern van Zwevezele ligt langs de N 370, de verbindingsweg tussen Wingene en Lichtervelde. De dorpskern loopt uit in lintbebouwing langsheen de drie belangrijkste invalswegen Koolskampstraat, Bruggestraat en Lichterveldestraat.

Hierbuiten voornamelijk sterk verspreide, landelijke bebouwing.

Fysisch-geografische gegevens

Het zuidelijke deel van de gemeente Zwevezele behoort fysisch-geografisch tot het zandlemige Plateau van Tielt. In het centrale en noordelijke grondgebiedsdeel is er een min of meer duidelijke overgang naar het zandige Houtland. Het grondgebied wordt doorsneden door het bovenloopsysteem van de Velddambeek met als voornaamste vertakking de Jobeek-Grote beek. Ten westen situeert zich de voormalige laaggelegen vlakte van het Vrijgeweid met omgevende oude veldgebieden (Lichterveldeveld, Zwevezeleveld, Raveschootsveld) aansluitend op de Velddambeek. Ten zuiden verheft zich een kleiige cuesta of asymmetrische heuvelrug die zich als zogenaamd erosiereliëf uitstrekt van Hooglede over Lichtervelde, Koolskamp en Egem tot voorbij Tielt. De bodem is hoofdzakelijk samengesteld uit zandleemgronden en lemige zandgronden uit het Eoceen (40 tot 70 miljoen jaar oud). In de valleien komen klei- en natte zand- en lichte zandleemgronden voor. Op de uitstulpingen van de zuidelijke heuvelrug, onder meer nabij Zeswege komen veel stuwwatergronden voor.

Zwevezele heeft een matig tot plaatselijk sterk glooiend landschap met hoogteverschillen die variëren van circa 44 meter boven zeespiegelniveau nabij Raverschootveld, tegen de grens met Wingene en Egem aan, tot circa 16 meter in het noordwesten, nabij het Vrijgeweid, tegen de grens met Lichtervelde, Ruddervoorde en Torhout. Het reliëf neemt in algemene zin af naar het noorden van het grondgebied.

De Jobeek-Grote beek behoren tot het deelstroombekken van de Rivierbeek, voeren in essentie noordwaarts af via de Velddambeek-Waardammebeek en de Rivierbeek en monden uit in het kanaal Gent-Oostende (vroegere stroomgebied van de Zuidleie). Het landgebruik van het Vrijgeweid is vooral door de instelling van een watering sterk gewijzigd.

Bossen of bosrestanten situeren zich in essentie op de vroegere veldgebieden, met name nabij Munkebossen en Lakebossen alsook in beperktere mate in de beekvalleien (bijvoorbeeld Jobeekbosje). De relatief smalle tot plaatselijk brede valleien met vochtige beekdalgraslanden wisselen af met geprononceerde arealen met vruchtbaar open akkerland.  De effectieve kouters worden doorgaans geassocieerd met de oudste bouwlanden in het grondgebied.

Zowel ten noorden als ten zuiden van het grondgebied Zwevezele komen zogenaamde veldontginningsgebieden voor. In de historisch-geografische context van de Vlaamse zandstreek slaat de term ‘veld’ op onvruchtbare grond, arm aan houtgewassen en gelegen buiten het eigenlijke landbouwareaal (Munkenveld, Vrijgeweid, Raverschootsveld). Het geregeld afbranden, afsteken van zoden ruwe humus en het laten grazen van vee zijn er de oorzaak van dat een regeneratie van het oorspronkelijke bos onmogelijk is. Het Munkenveld en het Vrijgeweid kunnen nog gerekend worden tot de Noord-Vlaamse veldzone en zijn als dusdanig een voorbeeld van een zogenaamde wastine, een oud-Nederlandse term (zie wastina/ woestijne/ woestenije) voor een door bosdegradatie ontstaan gebied, bijvoorbeeld heide, broek of moeras. Het Raverschootsveld vormt een meer geïsoleerd gelegen veldgebied. Als niet ontgonnen gronden zijn de ‘velden’ hier oorspronkelijk eigendom van de graaf van Vlaanderen waarop de dorpsgemeenschappen uit de omgeving gemeenschappelijke gebruiksrechten (bijvoorbeeld begrazing, houtsprokkeling, turfwinning…) konden laten gelden. Ten gevolge van de bevolkingsaangroei worden de Noord-Vlaamse veldgebieden op grote schaal voor ontginning prijsgegeven vanaf de 13de eeuw. Het zijn kapitaalkrachtige instellingen zoals abdijen en stedelijke hospitalen (onder meer Munken) die aanvankelijk pogen deze onvruchtbare gronden te ontginnen. De meeste ontginningen falen echter omwille van het marginale karakter van de zandgronden en mede door de agrarische depressie die de late middeleeuwen kenmerkt. Opvallend voor de gemeente Zwevezele is ook de grote concentratie aan voormalige veldvijvers op het Vrijgeweid (Vrijgeweidstraat) en rond de Munkebossen (inleiding Wingene) ontstaan na lokale ontginning van ofwel zand, veldsteen of veen/ turf al of niet in combinatie met omleiding en afdamming van waterlopen en inschakeling ten behoeve van de viskweek. Een groot aantal van deze veldvijvers is afgebeeld op historische kaarten uit de 17de en 18de eeuw.

Onder invloed van het Oostenrijkse bewind doet zich een totaal andere aanpak voor in de 18de eeuw. Uit vrees voor een nijpend houttekort in Vlaanderen worden de ‘velden’ met speculatieve doeleinden op een systematische wijze verkaveld en omgezet tot bos of akkerland. Deze ontginningen zijn vaak het initiatief van nieuwe grootgrondbezitters. Ook de overheid, aanvankelijk onder Frans en later ook onder Hollands bewind, voert hierbij een stimuleringspolitiek waarbij aan ontginningscampagnes belastingvoordelen worden toegekend. Aanvankelijk wordt veelal loofhout aangeplant, terwijl later (eerste helft 19de eeuw) meer wordt overgeschakeld op naaldhout omdat het door zijn snellere groei een vluggere recuperatie toelaat van het geïnvesteerde kapitaal (bijvoorbeeld Munkebossen / Lakebossen).

Vanaf het midden van de 19de eeuw, wanneer de plattelandsbevolking blijft stijgen en het kleinbedrijf toonaangevend is in de landbouw, wordt een aanvang gemaakt met het plaatselijk ontginnen van de tot bos omgezette ‘velden’. Dit proces zet zich versterkt door toen op het einde van de 19de eeuw de kunstmest ter beschikking staat. Het omzetten van bos tot bouwland gebeurt op de meeste plaatsen met behoud van het 18de-eeuwse verkavelingspatroon. Vele vroegere veldzones tekenen zich in het actuele landschap dan ook af door een dambordvormig net van eiken- en/ of beukendreven en door restanten van regelmatig geperceleerde naaldhoutaanplantingen (Munkebossen / Lakebossen). De veldzones vormen als dusdanig jonge ontginningslandschappen. De bos- en drevenstructuur van het Raverschootveld daarentegen is -op enkele schaarse relicten na- volledig verdwenen.

HISTORISCHE INLEIDING

Oudste geschiedenis en bewoning

De oorsprong van de benaming Zwevezele is niet duidelijk. Prof. Gysseling verklaart Zwevezele als "swiban sali": uit één ruimte bestaand huis van Swibo.

Zwevezele ligt op de overgang van zandig en zandlemig Vlaanderen. De scheidingslijn loopt ongeveer ten noorden van de denkbeeldige verbindingslijn tussen de dorpskerk van Wingene en die van Zwevezele. Ten noorden hiervan ligt het heidegebied van het aloude Bulskampveld dat pas wordt ontgonnen vanaf de dertiende eeuw. De eerste bewoning is te situeren ten zuiden van deze lijn. Hoewel hiervoor weinig concrete archeologische bevindingen zijn, verwijzen verschillende toponiemen naar Germaanse en Frankische bewoning: "asper" (Aspergemstraat): zandige heuvelrug, "hill" (wijk de Hille) van "hulja" of heuvel.

In de periode tussen 1841-1849 worden op het "Vrijgeweid" op het grensgebeid tussen Zwevezele en Lichtervelde verschillende Romeinse vondsten gedaan namelijk Romeinse muntstukken, een graf, Romeinse dakpannen en een tweede muntschat. Dit zijn de enige aanwijzingen over de Romeinse aanwezigheid in Zwevezele. In een schepenboek wordt in 1632 vermeld dat Joris vande Walle op zijn land iets ten zuiden van het Vrijgeweid 455 onbekende muntstukken heeft gevonden.

De middeleeuwen tot en met de 13de eeuw

In deze periode is het godsdienstige leven zeer nauw verweven met het bestuurlijke. Onder Karel de Grote werd in 779 het betalen van tienden verplicht onder toezicht van de bisschop. Hierdoor werden door de bisschoppen systematisch nieuwe parochies opgericht en zorgden ze voor de bouw van kerken door abdijen of eigenaars van grote landerijen. In dit laatste geval kwamen de parochie- en tiendegebiedgrenzen overeen met deze van het domein of villa. In de Karolingische tijd bezaten de monniken van de Sint-Amandsabdij (Elnone) uitgestrekte gebieden grond in het noorden en zuiden van West-Vlaanderen, ingedeeld in verschillende mansi, gebieden van circa 14 hectare meestal voorzien van een hofstede. Zwevezele maakte deel uit van de mansus Wingene die in 821 door koning Lodewijk de Vrome aan de Sint-Amandusabdij in Elnon werd geschonken. Omstreeks 900 werd deze villa losgemaakt en geschonken aan de kanunniken van Bergen. Deze zouden in dezelfde periode een bedehuis toegewijd aan Sint-Aldegonde hebben gebouwd in Zwevezele. Bij de gedeeltelijke sloop van het kerkschip in 1964 worden de funderingen van de eerste stenen kerk aangetroffen. Volgens Luc Devliegher zijn ze te dateren in het laatste kwart van de 10de eeuw. Het volledige grondplan is bewaard en bestaat uit een éénbeukig schip van 24 meter lang en een halfrond gesloten koor.

Boudewijn IV (988-1036) verdreef de kanunniken in 1022 wegens een gebrek aan religiositeit en gaf de stichting aan de monniken van Sint-Bertijns. De geseculariseerde kanunniken hadden zich ondertussen de bezittingen eigen gemaakt en zo was de parochie in leken bezit gekomen. In 1135 wordt het altaar van Zwevezele opnieuw geschonken aan het kapittel van Sint-Donaas in Brugge. Volgens bovenvermeld archeologisch onderzoek zou de kerk vermoedelijk in de 12de eeuw zijn uitgebreid met twee zijbeuken voorzien van een halfrond koor en een groot hoofdkoor met een totale lengte van 34 meter en een breedte van 18,50 meter. Door de ontginning van grote gebieden van het Bulskampveld in de 12de en 13de eeuw ontstaat de noodzaak om de parochiegrenzen vast te leggen. Dit gebeurde op 23 september 1242 door de bisschop van Doornik, Walter de Marvis die de grenzen markeerde door kruisen te tekenen op bomen. Later werd op deze plaatsen een kruisbeeld of een kapelletje opgericht. De parochie ressorteerde in deze periode onder de dekenij Brugge en het bisdom Doornik.

De eerste bewonings- en dorpskern in Zwevezele zou zich hebben ontwikkeld op de plaats van het nu afgebroken kasteel van Zwevezele (Kasteelstraat). Dit gebied bevindt zich op een hoogte van 35 meter en is voorzien van drie bronnen.

Volgens A. Vandewiele waren er voor de 11de eeuw al grote gebieden landbouwgrond ontgonnen ten zuiden van de lijn Ter Duunt (Zeswege) – Winchuize (Winkelhoek) – Hille. Vanaf de 12de -13de eeuw wordt gestart met de ontginning van het noorden van de gemeente. Het uiterste noorden en noordwesten (Vrijgeweid) blijft heide- en schraal bosgebied tot in de 19de eeuw.

14de eeuw

Voor 1400 zouden in de bronnen drie molens zijn vermeld: de zogenaamde "Bekemeulen" bij de brug over de huidige "Meulebruggebeek" die vermoedelijk functioneerde als de banmolen van de dorpsheer, de "Vossepitte"- molen ook "Te Meullewalle" genaamd. Een derde molen behoorde toe aan de heer van Lichtervelde en bevond zich op Aspergem op een achterleen van zijn leenhof.

In deze periode vonden op Zwevezeels grondgebied ook een aantal veldslagen plaats. In 1382 kwamen de Gentse "Groententers" in de strijd tegen Flips de Goede de streken plunderen. In de Chronyke van Vlaenderen staat hierover het volgende te lezen: "(...) de groententers wederom uytgeloopen zijnde, bestormden de parochie ende heerlijkheydt van zwevezele met groot geweldt, maar door het kloek garnizoen vonde sy soo swaeren tegenstandt, dat sy met schande wieren verdreven (...)".

Nog volgens dezelfde A. Vandewiele wordt de Sint-Aldegondiskerk in de tweede helft van de 14de eeuw of het begin van de 15de eeuw uitgebreid met een driezijdig hoofdkoor en recht afgesloten zijkoren, een achthoekige vieringtoren en twee kleine uitspringende portalen, één aan de westwand van de middenbeuk en één aan de zuidelijke zijbeuk.

15de eeuw

In de noordwestelijke hoek van de gemeente is in 1424 het "Vrijgeweid" ontstaan. Het gebied maakte oorspronkelijk deel uit van de heerlijkheid "Wijnendale" en bestond voornamelijk uit heide, bos en vijvers. Wegens de lage opbrengsten werden de gronden door Adolf van Kleef weggeschonken aan zijn onderhorigen die er op woonden: mits een kleine vergoeding mochten de 460 hectare heidegrond worden gebruikt als vrije weide.

Circa 1440 zou Jan vanden Rijne, heer van Zwevezele, op de plaats van het voormalige opperhof van de hostede "ter Couttere" een eerste burcht laten bouwen. Volgens archeologische bevindingen van 1985-1986 betrof het een waterburcht met een onregelmatige zeshoek als grondplan en daarbinnen een bron die de binnenwal voedde. Naast de funderingen werd ook een tweebogige brug over de binnenwal opgegraven.

Al in 1437 wordt op de hoek van de Koolskampstraat en de Schoolstraat een gevangenis vermeld: "in sijn huus daer men ghecostumeert was de vaanghenisse te houdene". In 1514 stond daar "een huus ghenaemt tMeulenkin ende es de Vanghenesse, metsgaders de camere daerneffen bewuent bydenmeulenaer vanden kerckemeulen". "t Meulekin" zou later herberg en wetshuis "de croone" worden.

Begin oktober 1452 trokken de Gentenaren door Maldegem, Wingene, Ruiselede en andere omliggende dorpen en lieten een spoor van vernieling achter omdat hen de toegang tot de stad Brugge werd ontzegd. De Gentenaren werden in juli 1453 in Gavere verslagen.

Zeker vanaf de 15de eeuw is er in Zwevezele onderwijs, georganiseerd door de koster. In 1455 wordt deze kosterijschool gehouden in een huis in de Bruggestraat en vanaf 1482 zijn school en kosterij ondergebracht in een huis in de Lichterveldestraat. Dit zou zo blijven voor de rest van het ancien regime.

Zwevezele was in de eerste plaats een landbouwgemeente maar al in de 14de eeuw was er een bloeiende linnennijverheid en –handel. Om deze handel te stimuleren vroeg Jan van Halewijn, toenmalig heer van Zwevezele, in 1472 toelating om een jaarmarkt en een wekelijks vrijdagmarkt te houden. Dit kon rekenen op hevig verzet van Tielt en Lichtervelde, maar werd toch goedgekeurd door de hertog. Er werd een markthalletje ingericht op de dorpsplaats: een bron van 1568 vermeldt "thallekin up de plaetse".

Langs de oostzijde van de Ruddervoordestraat bevond zich zeker tussen 1497 en 1676 de zogenaamde "beke meulen", een oliemolen die de oudste banmolen van de heerlijkheid Zwevezele was.

Tussen de Pastorijstraat en de Bruggestraat strekt zich in de 15de en 16de eeuw een strook jachtbos van 600 meter lang en 70 meter breed uit, genaamd "de Waerrande" en in gebruik door de heer van Zwevezele.

16de eeuw

In een denombrement van de heerlijkheid "Ter Couttere" van 1524 wordt het foncier hiervan omschreven als opperhof en neerhof met brouwerij, huis met smidse. Begin 16de eeuw bevindt zich aan weerszijden van de kasteeldreef die naar het dorp leidt, een herberg "De Croone" aan de oostkant van de dreef en "De Clocke" aan de westkant. In beide werd gedurende de 16de en 17de eeuw achtereenvolgens zittingen van de schepenbank gehouden. Op 1 januari 1582 brandt het kasteel af en vertrekt de familie Luucx naar Gent. Volgens de bronnen is het kasteel in 1605 al heropgebouwd.

In de staat van goed van Meester Jan Luucx, heer van Zwevezele, overleden in 1527 wordt melding gemaakt van een verdwenen kapel toegewijd aan Sint-Denijs: "(...) niet verre van Sint Denys capelle tusschen de straete commende van Screyhem (...)" en "(...) oostwaert overden herrewech ende noordt aen tprocessiestraetkin ofte weghelkin al byden velde alsoo men ghaet ader Sinte Denys capellekin wylen stondt (...)".

Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601) zijn in Zwevezele vier bewoningskernen weergegeven: een eerste situeert zich tussen de kerk en het omwalde kasteel en bestaat uit twaalftal gebouwen. Langs de weg die van hier uit in noordoostelijke richting verderloopt zijn twee staakmolens opgetekend. Een tweede kern ten noordoosten hiervan wordt aangeduid als "Zweve zeele ten hille" en bestaat uit zestiental gebouwen waarvan een "De hert" genaamd. Iets ten noorden hiervan bevindt zich de galg aangeduid als "gherechte". Een derde kern van zevental gebouwen is weergegeven aan de noordzijde van de weg die van de galg in oostelijke richting loopt. Rond het kruispunt van de Zeswegen zijn een aantal bebouwde sites opgetekend. Deze weergegeven galg dateert van 1555; de oude galg was op dat moment "bij lanckheijt van tijden gheruineert ende vergaen". Keizer Karel verordende dat de nieuwe "galghe op twee pilaeren" zich niet te dicht tegen de steenweg mocht bevinden (Bruggesteenweg).

Een van de zwartste periodes voor Zwevezele was de tijd van de godsdienstoorlogen (1566 – 1610). Het gebied werd achtereenvolgens geteisterd door de repressie van Alva (1567), de plunderingen van de radicale Gentse calvinisten (1577-1583), de herovering van onze gewesten door de Malcontenten en de Spaanse legioenen (1580) en de strooptochten van de Staatse vrijbuiters vanuit Sluis en Oostende (1585-1610). Deze ellende werd nog vergroot door tal van besmettelijke ziekten (onder andere difterie en de pest). Het gevolg was dat de bevolking meer dan gehalveerd werd (gevlucht of overleden) en vele materiële voorzieningen vernietigd waren. In 1592 wordt de kerk door soldaten gebruikt als legerplaats.

In 1574 wordt de dekenij Torhout gesticht en Zwevezele en Wingene worden hierbij ingedeeld. De kerk wordt beschadigd.

Op 1 januari 1582 wordt de burcht van de heer van Zwevezele geplunderd en verwoest door de "Malcontenten" die Spanje steunden. De heer, Lodewijk Luucx, was nochtans zelf heel Spaansgezind. De ruïne, gekend als "’t Sterkst van Zwevezele" blijft staan tot circa 1600. Dan laat zijn opvolger Jacob van Haveskercke een nieuw kasteel bouwen.

17de eeuw

In 1684 laat de toenmalige heer van Zwevezele, Louis Albert van Haveskercke, een nieuw wets- of schepenhuis bouwen op de grond van de vroegere Capelrie, langs de huidige Koolskampstraat. Het gebouw krijgt de naam "Herberg de Bonte Koe" en wordt gesloopt in 1965 (Koolskampstraat). Dezelfde heer laat tussen tussen 1688 en 1692 een rentboek met kaarten opmaken van al zijn rentegronden in Zwevezele.

Vanaf 1649 wordt de wekelijkse vrijdagmarkt die was stil gevallen door de godsdiensttroebelen opnieuw georganiseerd.

Tussen 1663 en 1664 gebeuren er herstellingen aan de kerk.

Tijdens de tweede helft van de 17de eeuw werden de Zwevezelenaars opnieuw het slachtoffer van vernielingen, ziekten (onder andere weer de pest), hoge belastingen, opeisingen en hongersnood. Vanaf 1668 tot 1678 lag Zwevezele op het grensgebied van de Spaanse en de Franse gebieden daar de Kasselrij Kortrijk ingelijfd was bij Frankrijk. Door de vele veldtochten van Lodewijk XIV werd Zwevezele in de periode 1665-1697 verschillende malen grondig vernield. In 1697 wordt de kerk geplunderd en gedeeltelijk verwoest.

18de eeuw

Na de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) keert onder het Oostenrijks bewind de rust terug naar Zwevezele en kan het gebied zich herstellen en verder ontwikkelen. De periode wordt gekenmerkt door economische groei en demografisch expansie.

Circa 1719 is de kerk in een erbarmelijke toestand geraakt; volgens de bronnen is het timmerhout zodanig vochtig en rot dat het torenkruis niet meer kan blijven staan. Het jaar daarop wordt gevraagd om het "pastoreel huijs te repareren ende in staete te stellen". Telkens worden kleine noodherstellingen uitgevoerd maar een echte restauratie van de kerk wordt echter jarenlang uitgesteld door onenigheid over de financiering tussen de parochianen en het kapittel van Sint-Donaas in Brugge als tiendeheffer. In 1761 wordt het gebouw omschreven als "in eenen desolaeten staet" en "beter eene scheure als thuijs Godts". Twee jaar later wordt de kerk "een miserabele kercke (...) sonder sacristie (...) nauwelyckx in staete omme den godsdienst te verrichten" genoemd. De Sint-Aldegondemeester, de Sint-Hubertusmeester en de Onze-Lieve-Vrouwmeester zorgden samen voor een nieuwe lambrisering in het koor en de zijbeuken, een nieuwe vloer en een nieuwe communiebank. In 1766 komen beide partijen eindelijk tot een akkoord en wordt begonnen met de uitgebreide herstelling van de kerk. Hierbij worden "carreelsteen", arduin en schaliën gerecupereerd van de afgebroken "heeghem capelle" over de gemeentegrens met Egem (Pittem). In 1768 wordt de gevel van het Sint-Aldegondekoor volledig afgebroken en heropgebouwd met de jaarsteen "1768". Er wordt een nieuwe sacristie gebouwd, daken en goten vernieuwd en er worden drie nieuwe klokken gegoten. In 1775 wordt dan de kerktoren hersteld.

Sinds 1770 is het kasteel van Zwevezele praktisch niet meer bewoond. In 1784 wordt dan de inboedel van het kasteel verkocht. Het gebouw blijft daarna leeg staan tot 1816 en raakt in een vervallen staat.

In de 18de eeuw wordt gestart met het omzetten van bos in landbouwgrond. Onder meer de familie de Raveschoot koopt gronden op van het Wijnendalegoed en start de ontginning (Raveschootsveldstraat).

Op de Ferrariskaart (1770-1778) is Zwevezele afgebeeld als een landelijke gemeente met in de dorpskern een concentratie van vrijstaande gebouwen rond het omwalde kasteel en de kerk. Langs de Bruggestraat is de "Plaese meulen" met naam aangeduid. De onbebouwde percelen zijn weergegeven als akkers, weiden en bossen. Het wegennet bestaat uit door bomen afgezoomde kronkelige landwegen aanzettend in de dorpskom en uitwaaierend tot in de naburige gemeenten. Ten oosten van de gemeente bevindt zich de kaarsrechte steenweg tussen Kortrijk en Brugge met geconcentreerde bebouwing ter hoogte van "Den Hille". Deze steenweg vormt tegelijk de westelijke grens van het "Luysenbergh Bosch", het latere Raveschootsveld.

Met de Franse Revolutie (1789) worden de feodale structuren afgeschaft en wordt een volledig nieuw bestuur geïnstalleerd. De kerkelijke instellingen worden eerst afgeschaft en later hervormd. De parochies worden omgevormd tot gemeenten. Op zaterdag 30 september 1797 wordt de kerk van Zwevezele samen met die van Wingene, Egem en Pittem gesloten en verzegeld. Op 15 februari 1798 wordt het Leiedepartement verdeeld in 40 kantons. Zwevezele behoort samen met Egem, Wingene, Koolskamp en Pittem tot het kanton Pittem.

In 1721 wordt de Sint-Hubertusgilde opgericht.

In 1751 wordt voor het eerst een weg verhard namelijk de heerweg Kortrijk–Brugge. Deze belangrijke verbindingsweg had rond 1400 al een bedding in bundels hout of fagots. Vervolgens in 1777 wordt een gedeelte van de Marktplein en de Pastorijstraat "gekalsijd".

Eind 18de eeuw bevinden er zich drie windmolens op Zwevezeels grondgebied. De "Plaetsemeulen" (Bruggestraat nummer 98) is gebouwd rond 1550 en krijgt in 1783 een nieuw molenaarshuis. De "Stampkotmolen" (zie Stampkotmolenstraat nummer 15) gebouwd rond 1625 ter vervanging van een oudere molen die er al stond begin van de 16de eeuw. De "Hillemolen" gebouwd begin 17de eeuw en afgebroken eind 19de eeuw.

In juli 1794 arriveren de eerste Fransen in Zwevezele en begint de periode van Franse bezetting.

19de eeuw

Circa 1800 verandert er met Napoleon als keizer heel wat op bestuurlijk niveau. In 1800 worden de kantons afgeschaft en wordt iedere gemeente terug afzonderlijk bestuurd. Er wordt een opdeling gemaakt in departementen met een prefect die de consul moest vertegenwoordigen. Daarvoor behoorde Zwevezele tot het kanton Pittem maar nu maakt het deel uit van het arrondissement Brugge, en het Leie departement.

In 1801 verschijnt een pauselijke bulle waardoor alle bisdommen worden gereorganiseerd. Zwevezele valt nu onder de dekenij Tielt en het bisdom Gent. Met de onafhankelijkheid van België ging de parochie van Zwevezele over naar het nieuw opgerichte bisdom Brugge.

Keizer Napoleon vaardigt in 1804 een "décret impérial" uit, met als gevolg dat de gemeenten verplicht worden om de begraafplaats buiten de dorpskern te brengen. In 1807 werd een stuk grond aan de zuidzijde van de Bruggestraat aangekocht van het Bureel van Weldadigheid. Al in 1822 zijn er grote problemen door de drassige ondergrond en wordt er een nieuwe begraafplaats ingericht op een omhaagd perceel aan de noordzijde van de Bruggestraat. De grond wordt gekocht van geneesheer Frans van Ruymbeke en voorzien van een hek en een calvarieberg naar ontwerp van architect Van Caeneghem. Circa 1882 was de bebouwing langs de Bruggestraat danig uitgebreid en vreesde men voor besmettelijke ziekten. Ook de derde begraafplaats wordt verlaten in 1887 voor de huidige begraafplaats (Schoolstraat).

Na het vrijmaken van "water en lucht" worden er in één jaar drie nieuwe windmolens gebouwd. Een eerste is de "Rickmolen" gebouwd voor 1798. Een tweede is een oliewindmolen op de hoek van de Temmerweg (latere Bruggestraat) en de heerbaan Kortrijk-Brugge. Een derde windmolen is voor 1798 gebouwd door Jacob van Slambrouck.

In de Hollandse periode (1815-1830) bleef alles behouden: de departementen werden provincies, arrondissementen werden districten en de prefecten gouverneurs. Zwevezele maakte deel uit van het district Torhout.

De laatste erfgenaam van de laatste heer van Zwevezele, baron en burggraaf Pecsteen is ondertussen burgemeester geworden van de gemeente geworden en heeft plannen om opnieuw op het kasteel resideren. In 1816 wordt het kasteel, dat toen al 30 jaar leeg stond, gesloopt en gebruikt om de wallen mee te dempen. Op de oude funderingen werd een nieuw landhuis opgetrokken.

In 1820 wordt de Meulebrugge langs de Ruddervoordestraat hersteld en in 1821 ook de duiker over de Grotebeek in de Koolskampstraat.

Bij een landbouwtelling van 1821 waren in Zwevezele zes windmolens, met name de Rickmolen, drie molens op de Hille, de oude "Plaetsemeulen"  (zie Bruggestraat nummer 98) en de oude "Stampkotmolen" (Stampkotmolenstraat nummer 15). Er waren ook drie brouwerijen: brouwerij "Bousson" en "Callens" in de Bruggestraat gebouwd in 1787 (Bruggestraat nummer 46), brouwerij "het Vanneke" (Vannekenstraat) en brouwerij "den Grooten Hille" en verder nog een paar herbergen op de Hille die er een kleine bouwerij op na hielden.

In 1824 wordt een aanbesteding uitgeschreven voor het witten van het exterieur van de kerk en een aantal kleine herstellingen aan de kerk en de pastorie.

In 1827 koopt de gemeente de oude kosterie die was aangeslagen tijdens de Franse revolutie. In 1828-1834 wordt het gebouw afgebroken en wordt er een nieuwe school opgericht op dezelfde plaats waar al sinds 1482 een kosterieschool stond. In 1830 ontvangt het Bureel van Weldadigheid een legaat van Isabella Bulcke, de zus van pastoor Bulcke. Het bestaat uit een gebouw met tuin in de Pastorijstraat dat moet dienen als arme leer- en werkschool voor zowel jongens als meisjes. Isabella Bulcke had het gebouw met dat doel twee jaar tevoren in 1828 laten optrekken. Het legaat voorziet ook het stichten van een kleine gemeenschap onder toezicht van de pastoor, namelijk drie ongehuwde dochters die werken als leerkrachten en verblijven in een deel van het gebouw. Het kleine klooster krijgt de titel "Zusters van Liefde van de Heilige Vincentius a Paolo".

In de 19de eeuw was in de Lichterveldestraat de gemeenteschool gesitueerd in het eerste gedeelte tussen Marktplein en de Ricksteenweg aan de noordzijde. In 1828-1834 worden een nieuw schoollokaal en een onderwijzerswoning gebouwd en uitgebreid met een weefschool in 1864 (later brandweerarsenaal en eerste graad van de jongensschool).

Vanaf 1845 werd Zwevezele geconfronteerd met de industriële revolutie. De bevolking bestaat tot dan grotendeels uit huisnijveraars. Maar zij konden niet langer concurreren met de machineproducten en geraakten aldus zonder werk en inkomen. Daarenboven werd de streek in dezelfde tijd geteisterd door de aardappelplaag, een paar slechte zomers en een aantal besmettelijke ziekten. De combinatie, die in onze streek het zwaarst toesloeg, leidde tot ontberingen en hongersnood. Vanaf dit ogenblik begon het bevolkingsaantal van de gemeenten te dalen. Sommigen emigreerden tijdelijk (de trimards), maar velen vertrokken naar de grote industriële bekkens (Gent, Luik en het noorden van Frankrijk). Later kwam daar nog de emigratie naar Noord-Amerika bij.

De 19de eeuw wordt ook gekenmerkt door een aantal grote wegenwerken. In 1844 wordt de Bruggestraat gekasseid. In 1859 wordt de nieuwe steenweg Lichtervelde-Zwevezele aangelegd. De weg van Torhout naar Ruddervoorde was reeds verhard met rebutkeien maar deze worden in 1882 vervangen door kasseien. De steenweg naar Koolskamp wordt verhard in 1877.

In de 19de eeuw was in de Lichterveldestraat de gemeenteschool gesitueerd in het eerste gedeelte tussen Marktplein en de Ricksteenweg aan de noordzijde. In 1828-1834 worden een nieuw schoollokaal en een onderwijzerswoning gebouwd en uitgebreid met een weefschool gebouwd in 1864 (later brandweerarsenaal en eerste graad van de jongensschool).

Nadat het Vrijgeweid door de Fransen werd aangeslaan als zwart goed, bleven de gebruikers, "De Laten", gedurende de Franse periode hun jaarlijkse rente betalen als grondrente die in 1842 kon worden afgelost om volwaardige eigenaars van de gronden te worden. De gemeenschappelijk gronden werden verdeeld onder de nieuwe eigenaars en in 1848 werd gestart met de ontginning van het gebied. Dit project zorgde voor de tewerkstelling van de bevolking uit de ruime omgeving. Er werden wegen aangelegd, een kanaal gegraven voor de waterafvoer en het bouwverbod werd opgeheven zodat zich een nieuw gehucht kon ontwikkelen op de vroegere schrale heidegronden.

In 1862 wordt er gesproken over een oost-west spoorlijn van Eeklo naar Lichtervelde en in 1869 over een spoorlijn van Brugge – Tielt – Waregem. Beide zouden Zwevezele aandoen en er een station hebben, maar geen van de twee is ooit tot uitvoering gekomen. In 1890 wordt wel een tramlijn Hooglede-Tielt aangelegd. De tramsporen volgt de steenweg Koolskamp-Zwevezele tot op het Marktplein. In de hoek gevormd door de noordzijde van Wingenestraat en de Grote Baan is er later een stelplaats voor locomotieven en tramwagens gekomen. In 1896 wordt het net uitgebreid met een tramlijn Brugge–Hille (Zwevezele).

In de tweede helft van de 19de eeuw ontstaat in de noordwestelijke hoek van de gemeente een nieuwe wijk, "De Hille" langsheen de steenweg tussen Brugge en Kortrijk. In 1867 wordt "de Mariaschool" gebouwd.

In 1880 wordt het tracé van de Koolskampstraat aangepast zodat het oorspronkelijk rechthoekig perceel nu wordt afgesneden in de noordwesthoek.

In 1890 wordt een tramlijn Hooglede-Tielt aangelegd. De tramsporen volgen de steenweg Koolskamp-Zwevezele tot op het Marktplein en via de toen nog onbestaande Tramstraat naar de Hille. In de hoek gevormd door de noordzijde van Wingenesteenweg en de Hille is er later een stelplaats voor locomotieven en tramwagens gekomen. In 1896 wordt het net uitgebreid met een tramlijn Brugge–Hille (Zwevezele). Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt deze vernield en na de oorlog heropgebouwd samen met een tramstation.

In 1875 zijn er plannen om het oude kasteel af te breken en op dezelfde plaats een nieuw kasteel op te trekken. Ze werden echter nooit uitgevoerd.

In 1879 wordt door de heer Thibault de Boesinghe een vrije school met een woonhuis voor de hoofdonderwijzer gebouwd. Dit gebouw wordt in 1897 na de schoolstrijd omgevormd (zie gedichte vensters) tot Brouwerij Callewaert.

In de tweede helft van de 19de eeuw worden heel wat de cichoreidrogerijen of asten gebouwd. Op de hoek van de Bruggestraat en de Rickvoetweg wordt door de familie Barbier een groot bedrijf opgericht met onder andere een klompenmakerij, een gareelmakerij, een zadelmakerij, een houtzagerij en rijtuigmakerij. In 1882 plaatsen ze hun eerste stoommachine en met de eeuwwisseling richten ze een tweede bedrijf op bij de het wisselspoor van de toenmalige tram. In de periode 1891-1892 wordt de kerk uitgebreid met een dwarsbeuk en een vierde en vijfde beuk.

20ste eeuw

Tijdens de twee wereldoorlogen ontsnapte Zwevezele aan grote vernielingen. Toch eiste de Eerste Wereldoorlog veel soldatenlevens en verscheurde de Tweede Wereldoorlog de gemeente ten gevolge van de collaboratie. De Duitse bezetting begon in Zwevezele op 14 oktober 1914. Zwevezele werd ondergebracht in het zogenaamde "operatiegebied" met strenge verordeningen. Vanaf augustus 1917 worden het "Oppercommando", het "Generaalcommando" en het "Divisiecommando" in Zwevezele ondergebracht. Hiervoor worden het kasteel, het huis van dokter Isebaert en het ouderlingentehuis opgeëist. Op het Marktplein worden regelmatig Duitse troepen geschouwd.

17 april 1942 verandert de schrijfwijze van "Swevezeele" naar "Zwevezele".

In 1976 ging men over tot de fusie van Zwevezele en Wingene.

In 1984 kon de gemeente Wingene-Zwevezele het kasteelpark aankopen. Het gemeentebestuur liet het vervallen kasteel in 1985-1986 afbreken om de gronden te verkavelen.

In 1938 is er een briefwisseling tussen pastoor Nollet en het bisdom over de oprichting van een tweede parochie op de Hille. Al in 1898 had de Zwevezeelse pastoor Verstraete hiervoor gepleit. Op 20 oktober 1953 wordt de wijk dan erkend als kapelanie en bij Koninklijk Besluit van 22 januari 1956 wordt "de Hille" uiteindelijk als parochie onder de aanroeping van Sint-Jozef. In eerste instantie wordt de vroegere stelplaats van de Buurtspoorwegen gebruikt als noodkerk. In 1964 wordt de nieuwbouwkerk gewijd.

In de jaren 1950 bouwt de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendommen in Brussel een aantal modelhoeves in het Vrijgeweid, mogelijk naar het ontwerp van 1953 van architect René Dedeyne uit Torhout (Vrijgeweidstraat nummers 42 en 53).

In 1962-1964 wordt de Bruggestraat ter hoogte van het Marktplein verbreed, hiervoor moet de Sint-Aldegondiskerk worden ingekort.

In 1992-1994 wordt het Cultureel Centrum "De Wissel" met onder meer uitleenpost Gemeentelijke Bibliotheek gebouwd naar ontwerp van architecten Jan Boussauw en Stephan Debaeke. Op het terrein bevond zich voorheen de Rijksbasisschool gebouwd in 1962 en verlaten in 1987.

Ter hoogte van de Pastorijstraat en Warande wordt tussen 1993 en 2001 een sociale woonwijk ingericht. De bebouwing bestaat uit éénheidsbebouwing die fasegewijs tot stand is gekomen, namelijk acht woningen van 1993 in opdracht van de gemeente Wingene, acht woningen van 2000 in opdracht van cvba Interbrugse Maatschappij en drie woningen van 2002 in opdracht van cvba Interbrugse Maatschappij naar ontwerp van architect Vuylsteke uit Wingene.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Zwevezele is een landelijke gemeente met twee grotere bebouwingskernen en een aantal kleinere gehuchten. De concentrische, historische dorpskern is gegroeid rond het Marktplein waar de Sint-Aldegondiskerk en het classicistisch herenhuis Marktplein nummer 1 beeldbepalend zijn. Op het Marktplein aanzet van een rechte dreef naar het voormalige omwalde kasteel van Zwevezele, nu afgebroken, en aanzet van historische uitvalswegen naar het landelijk gebied, de overige bebouwingskernen en de grenzen van de omliggende gemeenten. De basisbebouwing in de dorpskern wordt gekenmerkt door heterogene, hoofdzakelijk aaneengesloten rijbebouwing uit de late 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw met restanten van kleinschalige vroeg 19de-eeuwse bebouwing met haakse inplanting. Lage arbeiderswoningen onder pannen zadeldaken uit de 19de, begin 20ste eeuw, vandaag met vernieuwd parement, aangepaste muuropeningen en al dan niet samengevoegd tot een grotere woning. Verder een aantal grotere woningen met twee bouwlagen uit de 19de eeuw en eerste decennia van de 20ste eeuw. Overwegend eenvoudige en traditionele vormgeving met onder meer historiserende trapgevels, bepleisterde en gecementeerde lijstgevels. Tijdens de interbellumperiode wordt meestal gekozen voor het traditionalistische regionalisme, in een al dan niet doorgedreven toepassing. Eerder uitzonderlijke toepassing van een meer moderne architectuur in Pastorijstraat nummer 55: een school in modernistische stijl en Bruggestraat nummers 19-21: een dubbel winkel- en woonpand in uitzonderlijke pakketbootstijl. Verder een aantal vormelijke verwijzingen en typisch materiaalgebruik zoals bruin en zwart geglazuurde tegels (Bruggestraat nummer 64, 72) en cimornébezetting en marbriet (Bruggestraat nummers 67, 79, 104, 179, Lichterveldestraat nummer 18 en Meiboomstraat nummer 59).

Een uitzondering binnen de centrumstraten is de Lichterveldestraat waarbij de noordzijde quasi simultaan werd bebouwd. De bebouwing bestaat uit tweelagige woningen uit de jaren 1920-1930 alle in een individuele vormgeving.

Een tweede historische kern bevindt zich aan de splitsing van de steenweg Brugge-Kortrijk en de Wingenesteenweg, namelijk "de Hille" met bebouwing langsheen de steenweg. Hier situeert zich sinds de 19de eeuw de lokale nijverheid met onder meer twee brouwerijen, twee molens, een stoomfabriek voor ingelegde groenten, een talonfabriek en een romerij en melkerij. Ook bevinden zich hier sinds de 19de eeuw de vrijstaande woningen van vlashandelaars al dan niet met bijhorende magazijnen. De woningen zijn ruimer en rijker uitgewerkt dan de traditionele dorpswoningen met onder meer rotsberaping (Hille nummer 84), fijn houtwerk (Hille nummers 41, 50, 85, 92), fijn gedetailleerde cementering of bepleistering (Hille nummers 81-125).

Langs de grote invalswegen nog twee gehuchten namelijk Zeswege en de Rick met vrijstaande woningen langs de weg en schuin ingeplante voormalige herbergen op de hoeken.

De oudste bebouwing is verspreid terug te vinden over de gemeente. In totaal bewaren twintig sites hun 18de-eeuwse gebouwen. In de dorpskern onder meer een blekerij (Ricksteenweg nummer 4), twee hoeves (Lichterveldestraat nummers 60-21 en Zeswegestraat nummer 12), een molensite (Bruggestraat nummer 98) en een herenwoning (Markt nummer 1).

Het omringend agrarisch gebied wordt getypeerd door verspreide hoevebouw waarvan verschillende hoeves teruggaan op al dan niet omwalde sites weergegeven in het landboek van 1692. Overwegend samengesteld uit vrijstaande, lage rood bakstenen gebouwen onder pannen zadeldaken in een U of L-vormige opstelling. Sommige hoeves bewaren een 18de-eeuwse boerenwoning en/ of stal en/ of schuur, maar de meeste hoeves zijn te dateren in de 19de eeuw. Vaak met vernieuwde boerenwoningen en recente loodsen in functie van de huidige uitbating. Af en toe met bewaarde gemengde of meidoornhagen, erflindes en boomgaarden. In het Vrijgeweid bevinden zich twee modelhoeves in de jaren 1950 gebouwd door de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendommen in Brussel. Het landelijk gebied wordt voorts gekenmerkt door vrijstaande kapellen langsheen de weg of aan erftoegangen.

Eveneens historische herbergen langs de vroegere heirwegen teruggaand, op 16de-eeuwse sites en nu met 19de-eeuws gebouwenbestand. Ook een aantal bewaarde molensites met restanten van de oorspronkelijke bebouwing echter geen enkele bewaarde molen (Bruggestraat nummer 98, Meiboomstraat nummer 57, Stampkotmolenstraat nummer 15).

In de gemeente zijn opvallend veel sierlijke bliksemafleiders bewaard en dit zowel in landelijk gebied als in de dorpskern.

Het lokale wegennet wordt bepaald door twee historische noord-zuid verbindingswegen, de Bruggesteenweg-Hille-Kortrijksesteenweg en de Herreweg–Vrijgeweidstraat. Deze lopen parallel met de Grote Beek-Jobeek, die samen het hydrografisch netwerk op het grondgebied vormen. Het noordwesten van de gemeente wordt ingenomen door het Vrijgeweid, een historisch veldgebied dat pas in de 19de eeuw werd ontgonnen en nog steeds schaars bebouwd is.

Tot op vandaag worden gronden verkaveld. De laatste jaren doorbreken verscheidene nieuwbouwprojecten het straatbeeld en brengen een schaalvergroting teweeg.

  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Monumenten en Landschappen, Landschapsatlas, 2001, OC GIS-Vlaanderen.
  • Rijksarchief Kortrijk, Aanwinsten VI, nr. 2571: Mesurages de terres situees dans la Flandre Occidentale (Zwevezeele), 1692.
  • Rijksarchief Brugge, Verzameling Kaarten Mestdagh, nr. 2157: Carte de la route dite Thouroutstraete et d'un embranchement de route conduisant à la place communale de Swevezeele, dressé par le G. J. du Franc, de Meulenaere, 1788 avril 27.
  • ARICX V., Moeilijkheden rond de restauratie van de kerk te Zwevezele 1753-1772, in Biekorf, Westvlaams archief voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore, jaargang 65 (1964), 1964, Brugge, p. 385-391.
  • CALLEWAERT A., Sint-Aldegonde en haar bedevaart te Zwevezele, in Ons Wingene, jaarboek 6 (2003), Wingene, 2004, p. 44-50.
  • S.N. De Oostgrens van de gemeente Wingene, in Ons Doomkerke, jaarboek 12 (1967), sl., sd..
  • S.N. De Wissel. Cultureel Centrum Zwevezele. Wegwijs, brochure, s.l., s.d.
  • GYSSELING M., Inleiding tot de oude toponymie van West-Vlaanderen, in De Leiegouw. Kasteelpak Zwevezele. Opening gerenoveerd koetshuis dag van het park 29 mei 1994, Wingene, 1994 (brochure).
  • LAMS L., Het Wingens St.-Pietersveld deel van Wildenburg, in Ons Wingene, jaarboek 2 (1999), Wingene, 2000, p. 119-124.
  • LAMS L., Markante gevels van woningen te Wingene en Zwevezele, in Ons Wingene, jaarboek 6 (deel 2), 2003.
  • LAMS L. i.s.m. VANDEWIELE A., Zwevezele, in HOLLEVOET F., Als straten gaan... praten, Tielt, 2005, p. 303-311.
  • LAMS G., VANDEWIELE A., Een verleden voor mensen van heden. Wingene en Zwevezele door de jaren heen, 1990, Roeselare.
  • PATTEEUW J., ‘t Vanneke in Ons Wingene, jaarboek van de Heemkundige Kring, Wingene, 2004, p. 67-75.
  • PATTEEUW J., Wingene in oude kaarten van 1600 tot 1800, in Ons Wingene, jaarboek 5 (2002), Wingene, 2003.
  • SCHATTEMAN S., Historiek parochie De Hille, in Ons Wingene, jaarboek 1 (1998), Wingene, 1999, p. 40-48.
  • VANDEWIELE A., De schepenboeken van Zwevezele na de geuzentijd, in Ons Wingene, jaarboek 5 (2002), Wingene, 2003, p. 73-84.
  • VANDEWIELE A., De schepenboeken van Zwevezele vanaf 1559, in Ons Wingene, jaarboek 3 (2000), Wingene, 2001, p. 9-19.
  • VANDEWIELE A., Het Vrijgeweid in Zwevezele, in Ons Wingene, jaarboek 9, 2006, p. 40-62.
  • VANDEWIELE A., Zwevezele. Deel 1. De Parochie Zwevezele tot 1795, Zwevezele, 1981.
  • VANDEWIELE A., Zwevezele. Deel 2. De Gemeente Zwevezele tot 1940, Zwevezele, 1981.

Bron: GILTÉ S. & BAERT S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Wingene, Deelgemeente Zwevezele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL43, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Baert, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Zwevezele [online], https://id.erfgoed.net/themas/15031 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.