Geografisch thema

Meulebeke

ID
14735
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14735

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Meulebeke is een landbouw-, nijverheids- en woongemeente die na de fusieoperatie van 1 januari 1977 zelfstandig is gebleven. Naast het centrum met de hoofdparochie Sint-Amandus bestaat de gemeente nog uit enkele gehuchten die uitgegroeid zijn tot kerkdorpen, met name de Paanders, Marialoop en 't Veld.

De gemeente grenst ten noorden aan Pittem en Tielt, ten oosten en zuidoosten aan Oostrozebeke, ten zuiden en zuidwesten aan Ingelmunster en ten westen aan Emelgem (Izegem) en Ardooie. Bestuurlijk behoort Meulebeke tot het arrondissement Tielt, gerechtelijk tot het arrondissement Kortrijk; sinds 1834 kerkelijk onder de dekenij Tielt in het bisdom Brugge.

Autonoom administratief centrum met onder meer openbare diensten, onderwijsinstellingen, openbare bibliotheek, ontmoetingscentrum, horeca, handel en diverse diensten en infrastructuur ten behoeve van gezondheidszorg (dienstencentrum, rust- en verzorgingstehuizen, bejaarden- en sociale woningen), recreatie (park, bivakhuis, jeugdhuis, speelpleinen, toegang tot provinciaal domein 't Veld te Ardooie) en sport (sportschool, sport- en recreatiedomein). Aangewezen op omliggende steden en gemeenten voor onder meer hoger (secundair) onderwijs en ziekenhuis. De gehuchten Marialoop, de Paanders en 't Veld fungeren als zelfstandige parochies die beschikken over basisvoorzieningen en onder meer kleuter- en lager onderwijs.

Historisch gegroeide nijverheden voornamelijk gericht op textiel-, hout- en metaalverwerkende industrie; tevens onder meer vervoer- en bouwondernemingen. Verspreide ambachtelijke bedrijventerreinen voornamelijk gesitueerd tegen het centrum aan en langsheen verbindingswegen, onder meer tussen de Gentstraat en de Oostrozebekestraat, tussen de Tieltstraat en de Meentakstraat, tussen de Tieltstraat en de Randweg, ten noordoosten van de Marialoopsteenweg, ten zuidwesten van de Bruggesteenweg, ten noordoosten van de Elbestraat en ten zuiden van de Spoorweglaan.

Agrarische functie met accent op tuinbouw, waardoor gekend als de "groententuin" van Vlaanderen.

Dorpskern met centraal gelegen marktplein omgeven door of aansluiting gevend op enkele centrumstraten, met name Kerkstraat, Regentiestraat, Marktstraat, Hoogstraat, Karel van Manderstraat, Oostrozebekestraat, Holdestraat en Kapellestraat. Open ruimte in het centrum gevormd door twee pleintjes ten noorden ervan, met name de Goethalsplaats en de Plettinckplaats, en een park ten zuiden van het gemeentehuis, tussen de Kapellestraat en de Holdestraat.

Het centrum wordt omgeven door een wegenlus voor doorgaand verkeer, gevormd door de Kasteelstraat - Baronielaan, Regentiestraat, Kerkstraat, Hoogstraat, Oostrozebekestraat, Onze-Lieve-Vrouwstraat, Vuilputstraat, Barnumstraat (deels) en Astridlaan. Deze geven aansluiting op verbindingswegen die straalsgewijs het omliggend landelijke gebied doorkruisen en aldus de dorpskern van Meulebeke verbinden met de centra van de omliggende gemeenten. De Ingelmunstersteenweg - Randweg - Tieltstraat (N 399) leidt noordwaarts naar Tielt en zuidwaarts naar Ingelmunster, de Pittemstraat noordwaarts naar Pittem, de Tieltstraat noordoostwaarts naar Tielt, de Veldstraat - Grote Roeselarestraat westwaarts naar Izegem en Roeselare, de Gentstraat (N 305) oostwaarts naar Dentergem en de Oostrozebekestraat zuidoostwaarts naar Oostrozebeke. Aan westzijde wordt de gemeente doorkruist door de noord-zuid verlopende Bruggesteenweg (N 50) of de provincieweg Brugge - Kortrijk, waarlangs in de uiterst noordwestelijke hoek het gehucht 't Veld gelegen is. De gehuchten Marialoop en de Paanders strekken zich aan de oostzijde van de gemeente uit en zijn verbonden met het centrum door respectievelijk de Marialoopsteenweg - Tieltstraat en de Paanderstraat of Oude Paanderstraat - Oostrozebekestraat.

De oude spoorwegbedding van de opgeheven spoorlijn Tielt - Ingelmunster doorkruist als een groen lint de gemeente van het noordoosten tot het zuidwesten.

Het hydrografische netwerk van het grondgebied bestaat uit vele vertakte beekstelsels met kleine, smalle valleien die de gemeente doorsnijden en/of gedeeltelijk begrenzen, onder meer de Devebeek en de Oude Devebeek. De Mandel, bijrivier van de Leie, vormt de zuidelijke grens met Oostrozebeke. Ter hoogte van de grens met Ingelmunster mondt hierin de Devebeek uit, de belangrijkste zijwaterloop van de Mandel en de meest uitgestrekte beek op het grondgebied van de gemeente.

Het landelijke gebied strekt zich volledig uit omheen de dorpskern en de gehuchten, met uitzondering van het centraal westelijke deel waar het kasteeldomein Ter Borcht - thans Sport- en Recreatiecentrum en Vrij Instituut voor Lichamelijke Opvoeding - zich uitstrekt tot aan de grens met Ingelmunster. Het vlak tot licht golvend landschap met akkers en weilanden wordt doorkruist door verbindingswegen waarop landwegen met licht kronkelend of gebogen verloop aansluiten en waarlangs talrijke, nog in bedrijf zijnde landbouwbedrijven gelegen zijn. De openheid van het landschap is nadrukkelijker aanwezig ten westen van de kern; in het oosten van de gemeente is er een grotere versnippering door onder meer lintbebouwing.
Routes als onder meer de "Molenlandroute" en de "Weverijroute" ontsluiten de restanten van de maal- en textielbedrijvigheid in het landelijke gebied van Meulebeke en de omliggende gemeenten.

Het omwalde kasteel Ter Borcht ten zuidwesten van de dorpskern en de Herentmolen ten noordoosten van de Gentstraat zijn als puntrelicten opgenomen in de Landschapsatlas. De zogenaamde Veldbossen in het noordwesten van de gemeente vormen een onderdeel van het als relictzone aangegeven Ardooieveld, een voormalig veld- of wastinegebied dat zich grotendeels uitstrekt op het grondgebied van Ardooie, maar in oorsprong ook uitlopers kent tot Meulebeke en Ingelmunster. Het Ardooieveld, een natuur- en parkgebied met bossen, dreven, vijvers en heiderelicten is thans opengesteld als provinciaal domein en onder meer toegankelijk vanuit Meulebeke.

Op het gewestplan zijn de Veldbossen en de vallei van de Devebeek aangeduid als landschappelijk waardevolle, agrarische gebieden; een aantal percelen van de Veldbossen, net als het Kapellebos en het Populierbosje in het noorden van de gemeente nabij de Kazantwijk, zijn als natuurgebied aangeduid.

HISTORISCHE INLEIDING

Fysisch-geografische gegevens - oudste geschiedenis en bewoning

Meulebeke is gelegen op een uitloper van het zandlemig Plateau van Tielt, dat in het zuiden is begrensd door de dalsliert van de Mandel. Bodemkundig wordt een variatie aangetroffen van zowel lichtere zandgronden als zwaardere zandleemgronden. Het grondgebied heeft een zacht tot plaatselijk vrij sterk golvend reliëf van circa 12 meter tot circa 37 meter boven de zeespiegel. De hoogste punten worden aangetroffen in de omgeving van Hulsvelde en het gehucht de Paanders, met name de Ketelberg of "'t Hooge", een langwerpige, west-oost georiënteerde heuvelrug. De omgeving van de Herentmolen vormt een meer geïsoleerde topzone. Het laagstgelegen punt situeert zich nabij Leembrughoek, aan de vallei van de Mandel.

De droge zandgronden bevinden zich voornamelijk in het zuidelijke deel van de gemeente; in het centrale deel komen lemige zandgronden voor die vooral aan noordzijde van het grondgebied omgeven zijn door lichte zandleemgronden. De Kerkemeersen ten westen van de Kerkstraat en de Kapellestraat bestaan uit laaggelegen, natte beekvalleigronden met verveend kleiig materiaal als bovengrond (plaatselijk tot 1,5 meter dik) en een zandige ondergrond met wortels van een vroeger moerasbos. Samen met de vroegere beekloop van de Oude Devebeek behoren zij tot een fossiel beekdalsysteem van de (Oude) Devebeek. De meeste overige beekdalgronden bestaan uit alluviale kleigronden en natte zandleemgronden.
De langwerpige heuvelrug tussen Hulsvelde en het gehucht de Paanders, omvat eerder ondiepe zand- en lemige zandgronden met een opvallende bijmenging van grind (silexkeien en -splijtstukken), die behoren tot het zogenaamde dalwandterras van Meulebeke, een vroegere dalbodem van de Leie.

De beekstelsels, met kleine, smalle valleien van onder meer de Kriekebeek, Schellebeek, Poelvoordebeek-Bekaertsbeek, Bonebeek, Vlissingbeek-Meerlaanbeek, Aanwijsbeek-Lapperbeek, de Citroenbeek en de Peemaxbeek wateren in essentie oost- of westwaarts af naar de Devebeek, die op haar beurt zuidwaarts afstroomt naar de Mandel. De Kosterbeek-Veldbeek watert oostwaarts, via de Krommendijkbeek af naar de Oude Mandel. De Gistelbeek nabij Sint-Jan (Emelgem) en de Duivelsputbeek-Hoogleenbeek nabij de Ginste (Oostrozebeke) wateren rechtstreeks naar de Mandel af.

De plaatselijk brede Devebeekvallei en de overige, smalle beekvalleien met vochtige graslanden en eertijds gesloten karakter wisselen af met licht geprononceerde kouterruggen met vruchtbaar open akkerland, onder meer ter hoogte van de Vuilputstraat en ten zuiden van de Brouckenstraat. Nabij Veldbossen, Hulsvelde en Marialoopveld komen vroegere veldgebieden voor. Deze in oorsprong woeste gronden met heide, kreupelhout of moeras zijn tot in de tweede helft van de 18de eeuw buiten het eigenlijke landbouwareaal gelegen en vaak begrensd door oude loofbossen, onder meer het "Maerloopbosch" en het bosgebied gelinkt aan de baronie van Ingelmunster. Als onbewoonde 'eilanden' zijn de veldgebieden geruime tijd ingeschakeld voor beweiding van het vee van omwonenden en later productief bebost, vaak met naaldhout. Ook op de grindrijke en moeilijk ontginbare heuvelrug nabij de Paanders hebben bosrestanten lange tijd stand gehouden.

Neolithische silexartefacten (onder meer speerpunt, krabber, mesfragment, bijl) wijzen op de oudste nederzettingen in het grondgebied. Vindplaatsen zijn de Ketelberg, waar zich het huidige gehucht de Paanders situeert, het "Goed ter Lucht" aan de Elbestraat en een zone langsheen de voormalige spoorlijn naar Ingelmunster.
De huidige Bruggesteenweg, die de westzijde van de gemeente van zuid naar noord doorsnijdt, gaat mogelijk terug op een Romeinse heirweg die Kortrijk met Brugge verbindt. Twee kleinere verbindingswegen uit de Romeinse tijd zouden door het dorp lopen en elkaar kruisen bij de "Cnock" of de huidige Plettinckplaats. Bij de opgraving van een Romeins vlakgraf nabij het "Dooder Lieden Land" worden wapens en een fragment van Romeins aardewerk aangetroffen. Ook de Vijfstraat vormt vermoedelijk een belangrijk historisch wegtracé.

De toponiemen "Manegem" en "Robrechtegem" met respectievelijk gelijknamige heerlijkheid en gilde gelegen in het uiterste noorden van de gemeente, deels op het grondgebied van Pittem, wijzen wellicht op oude Frankische nederzettingen. Archeologische bronnen vermelden ook de opgraving van een vlakgraf uit de Merovingische periode.
Etymologisch wordt de naam "Meulebeke" verklaard als een nederzetting met een molen ("molina") aan een beek ("baki"), met name de Devebeek.

De vroege middeleeuwen

In de 6de eeuw krijgt de kerkelijke organisatie in de "pagus Mempiscus", de Vlaamse gouw waartoe de streek behoort, vaste vorm met de oprichting van bisdommen die in parochies worden ingedeeld. Meulebeke ressorteert onder het bisdom Doornik en behoort tot de dekenij Roeselare.
Algemeen wordt aangenomen dat de streek tussen de Schelde en de zee tegen het einde van de 7de eeuw grotendeels gekerstend is. Zo ook Meulebeke, getuige een tekst van dichter Gillès De Wevel over het leven van de Heilige Amandus, de prediker die werkzaam is in dit gebied en waar de patroonheilige van de hoofdkerk naar verwijst.

De eerste bidplaats, vermoedelijk opgetrokken in hout en leem, wordt wellicht nog in de 7de eeuw opgericht aan het knooppunt van verschillende verbindingswegen dat zich geleidelijk aan ontwikkelt tot een dorpsplein.

Meulebeke wordt in 880 tweemaal geteisterd door de Noormannen die de winter doorbrengen in Kortrijk en de hele streek plunderen.
In de loop van de middeleeuwen wordt het moerasgebied rond de (Oude) Devebeek en de Lapperbeek geleidelijk drooggelegd door het omleiden van waterlopen en het delven van bijkomende afwateringsgrachten, waardoor onder meer de Borchtmeersen, Kerkemeersen, Devemeersen, Kazantmeersen en Gavermeersen ontstaan.

11de - 13de eeuw

Meulebeke is, net als het nabijgelegen Ingelmunster, een oud bezit of heerlijkheid van het prinselijk leenhof van Dendermonde, gelegen in de kasselrij Kortrijk en onderworpen aan het district of de Roede van Tielt waartoe nog 21 andere omliggende parochies behoren. Meulebeke vormt hierbij, na Tielt, de grootste parochie die vrij snel tot bloei komt, zie onder meer de handboogschuttersgilde onder het proostschap van Sint-Sebastiaan die er reeds in 1082 floreert volgens een verklaring van enkele schepenen in 1756.

De oudste schriftelijke vermelding van "Mulenbeca" dateert van 1100, wanneer een akte melding maakt van ene Reingout de Mulenbeca of Remigius van Meulebeke, die terugkeert van de in 1096 aangevatte kruistocht met graaf Robrecht II. De gemeente wordt in de loop van de 12de en 13de eeuw ook nog vermeld als "Molenbecca" (1165), "Molenbeke" (1226), "Muelembeke" (1230) en "Molenbeke" (1299).

"Ter Borcht" of "Ter Burgt" is de hoofdheerlijkheid van Meulebeke, die door huwelijk in het bezit komt van het huis van Bethune. In 1215 wordt als "dominus de Molenbeka" Willem van Bethune vermeld, zoon van Willem en Mathilde van Dendermonde en gehuwd met Elisabeth de Pont-Rohand, die onder meer een kasteel te Roesbrugge bezit en kloosters sticht in onder meer Beveren-IJzer (1232) en in Ieper (1240). Samen met zijn zoon Gillis, die hem circa 1244 opvolgt als heer van Meulebeke, sticht hij tevens circa 1242 zowel de "kapelle-ter-Meersch" op het grondgebied van Tielt als de "kapel van Hulswalle", oorsprong van de Tieltse deelgemeente Schuiferskapelle.

In 1245 vermelden de schriftelijke bronnen reeds een nieuwe heer, Egidius de Bethunia. Na het geslacht de Bethune verandert de heerlijkheid dikwijls van eigenaar. In 1289 verkoopt Thomas de Lille, zoon van Mathilde van Bethune en Robert II van Wavrin, het kasteel en de heerlijkheid van Meulebeke aan Thomas van Mortagne, heer van Rumes.

Ter Borcht is wellicht in oorsprong een bescheiden herenwoning op een omwalde motte met neerhof. Tot het bezit van de heren behoren onder meer een 40-tal achterlenen verspreid in de kasselrij Kortrijk, heerlijke renten en belangrijke domaniale rechten als onder meer het alleenrecht van jacht, de "doodcoop" en een eigen rechtbank met schepenbank of vierschare.

Andere heerlijkheden die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen de parochie van Meulebeke, zijn onder meer "Bosterhout", "Hulsvelde", "Marialoop", "Bardoense", "Dierdonck", "Ryckaertscheure", "Maeneghem", "Buysveld", "Claerhout", "Ten Heede", "Ten Doorne", "Loo-Croovelde", "Peperstraete", "Ter Mandel", "Curenbrugge", "Schothouck", "Ten Ackeren", "Houderich", "Vriese", "Uytneminghe" en "Schaluwen".

De eerste stenen kerk van Meulebeke is een romaanse, driebeukige hallenkerk met vieringtoren die vermoedelijk dateert van circa 1100; errond ligt een kerkhof dat aanvankelijk met gras en bomen beplant is en aan de zuidzijde omhaagd is.

In 1163 schenkt Geraldus, bisschop van Doornik, het patronaatschap van de parochiekerk aan het Sint-Salvatorskapittel van Harelbeke, dat tiendheffer wordt en het recht verkrijgt om de parochie te bedienen en de pastoor te benoemen.

14de - 15de eeuw

In 1302 strijdt ene François van Meulebeke bij de Vlaamse adel op het slagveld van Groeninge tijdens de Guldensporenslag. In de loop van de 14de eeuw is de heerlijkheid Ter Borcht in handen van de familie Boonyn. Na de dood van Jan Boonyn in 1436 gaat deze over naar het geslacht vander Douve, dat de naam "van Meulebeke" aanneemt, waardoor de sterke band tussen het kasteeldomein en het dorp nog meer benadrukt wordt.

Op het einde van de 15de eeuw komt de heerlijkheid in het bezit van het geslacht de Beer door huwelijk van Cornelia Veyse, dochter van Isabella Van der Douve en haar eerste echtgenoot Jan Veyse, met Jan de Beer. Deze is eerste secretaris van de Bourgondische hertog Karel de Stoute, zegelbewaarder, griffier van de Raad van Vlaanderen en tevens heer van onder meer Merkem, Grammene en Lendelede. Zijn zoon Filips kan in 1515 de heerlijkheid definitief kopen van Joos Veyse, oom van Cornelia Veyse. De familie de Beer blijft bezitter van de heerlijkheid Meulebeke tot het einde van de 18de eeuw en zal een belangrijke stempel op de Meulebeekse geschiedenis drukken, cf. onder meer het familiewapen dat in het gemeentewapen is opgenomen.

Vanaf de 14de eeuw speelt de Mandelvallei een belangrijke rol in de vlasindustrie, waardoor ook Meulebeke vele vlasvelden telt. De plaatselijke linnenwevers bevoorraden zich op de Tieltse markt en de koopmannen trekken met hun linnen vooral naar Brugge. Pas op het einde van de 15de eeuw breidt deze industrie zich ook uit naar de Leiestreek.

In 1433 worden reeds enkele molens vermeld, met name "muelene ter borch" en de "bostroutmuelen". Tevens wijst een renteboek van Gruuthuse van 1443 op het bestaan van een kapel in de heerlijkheid Marialoop, vermoedelijk een houten boskapel.

In 1452 wordt het dorp zwaar geteisterd door de Gentenaars in hun opstand tegen Filips de Goede. De haardtelling in het graafschap Vlaanderen van 1469 vermeldt in Meulebeke 258 haarden, waarmee de parochie in de kasselrij Kortrijk op de vierde plaats komt, na Wervik, Menen en Tielt. Tegen het einde van de 15de eeuw groeit de bevolking in Meulebeke aan tot 2000 inwoners.

16de eeuw

Tijdens de 16de eeuw komt de vlas- en linnenindustrie in de Mandelstreek tot grote bloei, mede gestimuleerd door de bloeiende handel op Amerika, waardoor zelfs een tekort aan vlas ontstaat. Er bevindt zich een linnenblekerij in de dorpskern, nabij de Sint-Amanduskerk, en een blekerij ten noordoosten van het centrum, langsheen de huidige Blekerijstraat. Door het marktmonopolie van Tielt zijn de Meulebekenaren verplicht hun producten in deze stad of op de Brugse linnenmarkt te verkopen. Het Meulebeekse fijnlinnen komt aldus terecht op onder meer de Spaanse markt en vandaar op de Amerikaanse markt.

Aan de hand van de in 1517-1518 opgestelde "Quote" die de belastingsbijdrage bepaalt aan de hand van het aantal inwoners, de oppervlakte en de waarde van de grond, staat Meulebeke op één na het hoogst gequoteerd in de kasselrij Kortrijk.

Het Meulebeekse grondgebied wordt in de middeleeuwen getypeerd door de aanwezigheid van vele molens. De vroegst gekende vermelding van de "hernemuelene" of Herentmolen, thans de enige nog bestaande windmolen in Meulebeke en gelegen ten noordoosten van de Gentstraat, dateert uit 1575, wanneer de molenaar het octrooi aanvraagt om naast zijn molen een rosmolen op te richten.

Tot de oudste molens behoren, naast de reeds vermelde Borchtmolen op de hoek van de huidige Veldstraat en Spoorweglaan en de Bosterhoutmolen aan de Bosterhoutstraat, de Veldmolen die in het bezit is van de heerlijkheid Bosterhout en langs de grens met Ardooie staat, de Paandermolen op de hoek van de Hondekerkhofstraat en de Paanderstraat en de Plaatsmolen tussen de Gentstraat en de Oostrozebekestraat.

Na de herinrichting van de bisdommen in de Nederlanden in 1559 tijdens de regering van Filips II, behoort de parochie Meulebeke tot het bisdom Gent, meer bepaald tot de dekenij Tielt, waarvan het de tweede belangrijkste parochie vormt. In 1566 wordt de Sint-Amanduskerk tijdelijk gespaard van de beeldenstormers doordat de dorpsbewoners de stormklok luiden. Ook in 1572 slagen ze erin samen met de bevolking van Pittem, Ingelmunster, Ardooie en Koolskamp, de geuzen te verjagen. Toch wordt het interieur van de kerk in de daaropvolgende jaren beschadigd door de calvinistische oproerlingen. De herstellingswerken aan de romaanse kerk duren tot in de eerste helft van de 17de eeuw.

In 1572 wordt voor de eerste keer "den paender" vermeld, een gehucht met enkele hofsteden ten zuidoosten van de dorpskern van Meulebeke.
In 1580 komt Jan de Beer, heer van Meulebeke en woonachtig te Brugge waar hij schepen en korte tijd burgemeester is, zich in Meulebeke vestigen. Op het einde van de 16de eeuw richt hij in Marialoop de kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste op, volgens de legende omdat hij gered wordt bij een aanval door een wild dier tijdens de jacht. De oudst gekende heer van Marialoop is Nicolaus (of Nikolaas) de Schietere, zoon van Jan en Katherina de Damhoudere, die in 1602 huwt met Francisca de Beer, oudste dochter van Jan de Beer.

In de laatste decennia van de 16de eeuw wordt de regio nogmaals herhaaldelijk geplunderd, onder meer door de Malcontenten, wier legerkamp gevestigd is te Izegem, en in 1592 door de Staatse soldaten, waarbij enkele woningen en windmolens in brand worden gestoken. De Herentmolen kan hersteld worden; de Veldmolen en de Bosterhoutmolen worden heropgericht.

Op het einde van de 16de en begin van de 17de eeuw breekt in de streek herhaaldelijk de pest uit, waardoor de bevolking van circa 2700 inwoners in 1571 terugvalt tot slechts circa 1800 in 1618.

In deze woelige periode leeft te Meulebeke schilder-schrijver Karel van Mander (Meulebeke, 1548 - Amsterdam, 1606), auteur van het "Schilderboeck", die met zijn familie achtereenvolgens vlucht naar Kortrijk en Brugge, om zich vanaf 1582 in het Noord-Nederlandse Haarlem te vestigen, waar hij samen met andere kunstenaars een schildersschool sticht.

17de eeuw

Op 5 mei 1611 wordt de Sint-Amanduskerk herwijd door de Gentse bisschop Maesius of Karel Maes, die hierbij tevens opdracht geeft het kerkhof volledig te ommuren.
In de - intussen vervallen - kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste van Marialoop wordt op 12 september 1619 het altaar geconsacreerd. Na enkele jaren raakt de kapel opnieuw in verval, hoewel deze intussen uitgegroeid is tot een druk bezochte bedevaartplaats, zie onder meer de vermelding in 1623 van de jaarlijkse gebedstocht naar de kapel als de belangrijkste processie in de dekenij.

Tijdens de 17de eeuw groeit het belang van de vlas- en linnennijverheid voor Meulebeke, dat zich voornamelijk specialiseert in fabricage van fijnlinnen dat uitsluitend voor Frankrijk bestemd is.

In 1631 dient Agnes d'Aubremont, "douarière" van Meulebeke, bij de regering een verzoek in markt te mogen houden in Meulebeke. Er wordt echter geen toelating gegeven, ondanks de verdediging die onder meer alludeert op het feit dat het één van de grootste heerlijkheden van de kasselrij is, goed gelegen voor handel met onder meer de nabijheid van de nog bevaarbare Mandel en de vele "hotelleries" voor de passanten, en de verwijzing naar de verder afgelegen markten te Tielt en Wakken.

Gedurende de volledige 17de eeuw wordt Meulebeke en omstreken belaagd door plunderende legers. Op 27 september 1645 steken de Franse troepen de Sint-Amanduskerk en enkele huizen en hoeves in brand; ook de kerkhofmuur wordt helemaal afgebroken. In 1652 begint men de herstellingswerken aan de kerk met de steun van het kapittel van Harelbeke en het dorpsbestuur. De kerk blijft echter in erbarmelijke toestand en de werken worden pas voltooid in 1715.

Op 13 augustus 1655 verheft Filips IV de heerlijkheid Meulebeke of Ter Borcht tot baronie als dankbetoon aan Nicolas de Beer, hoofdbaljuw van de stad Gent, die jarenlang in het Spaanse leger gediend heeft. Onder baron Robert-François de Beer breiden de familiebezittingen zich uit met de heerlijkheden "Vriese", "Uytneminghe", "Houderich", "Opperammanschap", "Schaluwen", "Halewijnsche", "Ten Ackere", "Ayschove" in Kachtem, "Walle" in Pittem, "Emsrode" en "Ter Helst" in Moorsele. Hij is tevens heer van Moorsele en Gracht, eigenaar van de Bosterhout- en de Borchtmolen en van enkele grote hoeves.

Niettegenstaande tussenkomsten van baron Gaspar Ignatius de Beer wordt Meulebeke in 1681 en 1683 nogmaals geplunderd door de Franse soldaten.
Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) staat het dorp onder zware fiscale druk en dient de bevolking vele voedselvoorraden in te leveren. In 1692 wordt het kasteel Ter Borcht door geallieerde troepen ingenomen, doch twee jaar later opnieuw veroverd door de Fransen op hun tocht naar Wakken, waarbij ze wraak nemen op de bewoners van de Mandelstreek omdat de geallieerden kunnen ontkomen.

Naast oorlogsperikelen teisteren eveneens pestepidemies de streek, waardoor een algemene verarming en bevolkingsrecessie optreedt.

Op de kopergravure getiteld "Praetorium domini de Muelebeke familiae de Beer" opgenomen in "Flandria Illustrata" van Antoon Sanderus (1641-1644), staat op de voorgrond het omwalde kasteel Ter Borcht afgebeeld met tuin, beboomde rechte dreven en omliggende gronden; op de achtergrond is de dorpskern weergegeven met centraal de romaanse, driebeukige hallenkerk met vieringtoren en hoge spits.
Op de overzichtskaart van de kasselrij Kortrijk opgemaakt door de landmeter Lodewijk De Bersaques in 1641, wordt het grondgebied van Meulebeke schematisch weergegeven met onder meer de Sint-Amanduskerk, het kasteel Ter Borcht, de Herentmolen, het Goed Te Bosterhout en enkele andere belangrijke hofsteden.

In 1654-1656 laat baron Nicolas de Beer een eerste vijfdelig landboek van de parochie Meulebeke samenstellen, geïllustreerd met kaarten waarop onder meer wegen, waterlopen, bossen, vijvers en genummerde behuisde en onbehuisde percelen staan. Samen met de informatie van het vierdelig gebruikboek van 1681-1720 is de afbakening van acht oude woonkernen of "gilden" in Meulebeke terug te vinden, waarnaar later telkens een straat genoemd is, met name "Borchtgilde" (centraal), "Overdeeve" (westen), "Maeneghem" en "Robrechtegem" (noorden), "Schoondorp" en "Buisveld" (oosten), "Lede" (zuidoosten) en "Huls(t)velde" (zuiden).

Tevens weergave en/of vermelding van onder meer het omwalde kasteel Ter Borcht met neerhof en jachtpark of warande, de Sint-Amanduskerk met kerkhof aan zuid- en kerkemeersen aan westzijde, de Markt of de "Mullebeek plaetse" waarrond voornamelijk vrijstaande, eenlagige breed- of diephuizen - onder meer herbergen - onder zadeldak, het schepenhuis of herberg "De Roosemaryn" aan de huidige Regentiestraat, de "priesteragie" in de huidige Baljuw Vermeulenstraat, het hof van de Sint-Sebastiaansgilde aan de zuidwestzijde van de Pittemstraat, het galgeveld van Meulebeke en enkele vierscharen van heerlijkheden. Naast huizen, al dan niet voorzien van huisnamen, en herbergen zijn er ook vele hofsteden terug te vinden, onder meer het "Goet Te Bosterhout", "Goet Te Potente", "Goet Ter Lucht", "Goet Ter Deeve", "Goet Te Dierdonck", "Goet Te Barteloos", "Goet Ten Driessche", "Goet Ter Linde", "Goet Te Hoochpoorte" en "Goet te Hollebeke ter Couderheye", waarvan enkele omwald en als kern van een heerlijkheid.
Molens die weergegeven worden zijn onder meer de "Herrentmuellene", "Borghtmeulen" met bijhorende "Rosmeulen", "Bosterhoutmeulene", "Coornemeulen" of Plaatsmolen en "Pandercoorenmuellene" of Paandermolen.

Het oorspronkelijk afstromingspatroom van de Oude Devebeek blijkt hier reeds aangepast door het graven van een doorsteek langsheen de Brouckenstraat.

Op het grondgebied van de heerlijkheid Marialoop, dat nog voor het grootste deel bestaat uit bos met onder meer het "Spillebusch" ten westen van de Vijfstraat, is er nog maar weinig bewoning. Wel bevinden er zich het "Capellehof" met kapel en achterliggende "Dischbusch", eigendom van de heer van Marialoop, het kapelhuis aan de overzijde van de straat, enkele kleine hoeven en het "galghestick".

Net ten zuiden van het Ardooieveld, dat zich uitstrekt tot aan de oude heirbaan van Kortrijk naar Brugge, bevindt zich een bosrijk gebied dat vermoedelijk behoort tot de eigendommen van de heren van Ingelmunster.

18de eeuw

Onder het Oostenrijkse bewind wordt de militaire voogdij waargenomen door de Hollanders die legergarnizoenen vestigen om een verdedigingslijn op te bouwen. In 1705 dreigen ze de Sint-Amanduskerk in brand te steken, doch in ruil voor een geldstorting kan de overheid dit verijdelen. Hetzelfde jaar laat het bestuur uit voorzorg de in 1703 geplaatste houten schutting rond het kerkhof herstellen en een wachthuis timmeren.

De relatieve rust en vooruitgang in de 18de eeuw wordt onderbroken wanneer troepen van de Franse koning Lodewijk XV tijdens de lente van 1744 de kasselrij Kortrijk binnenvallen, waarna de bevolking gebukt gaat onder de zware last van inkwartiering van de soldaten.

In 1761 is het regiment van Saksen-Gotha in Meulebeke gelegerd en in 1765 worden de dorpen in de Mandelstreek het slachtoffer van strooptochten door oproerlingen en militairen.

In 1722 verwerft baron Nicolas de Beer de heerlijkheid "Bosterhout" en het "Goed Ter Lucht" en in 1735 de baronie van Moorsele.
Nog vóór het overlijden van Gaspar de Beer in 1728 wordt zijn zoon Robert François baron van Meulebeke. Deze wordt op zijn beurt opgevolgd door zijn oudste zoon Filips Alexander. Ondanks drie huwelijken sterft Filips Alexander kinderloos en in 1768 gaat de baronie over naar zijn broer en kanunnik Jean Joseph Ghislain Ernest de Beer, die de kasteelkapel laat verfraaien. Omwille van de moeilijke financiële situatie schenkt hij zijn heerlijkheid en gronden te Meulebeke in 1780 aan de zoon van Nicolas de Lens en zijn zus Livina de Beer. De laatste feodale heer van Meulebeke is Robert Maria Alexander de Lens, heer van onder meer Ooigem en Bavikhove, wiens zoon Philippe de Lens na zijn dood vele bezittingen verkoopt.

In de 18de eeuw gaat de heerlijkheid Marialoop over naar de familie Le Bailly door huwelijk van Joseph Le Bailly met Maria de Schietere de Damhoudere, vrouw van Tillegem en Marialoop. Dit geslacht neemt de titel aan van Le Bailly van Tillegem en behoudt de heerlijkheid Marialoop tot aan de Franse Revolutie.

Onder het bestuur van Maria-Theresia gebeuren diverse wegenis- en infrastructuurwerken, onder meer ter verbetering van de verbinding met de nabijgelegen dorpen en steden: de Romeinse heirweg tussen Kortrijk en Brugge, die Meulebeke in het westen snijdt, wordt rechtgetrokken met de aanleg van de Bruggesteenweg in 1750-1752; in 1751 worden verscheidene bruggen gebouwd, onder meer een nieuwe brug langs de straat naar Ingelmunster; in 1761 wordt het dorpsplein geplaveid met kasseistenen; tussen 1774 en 1778 wordt de steenweg naar Tielt hersteld en rechtgetrokken en in 1775 legt men de steenweg naar Ingelmunster aan, die evenwel pas in 1820 volledig gekasseid zal zijn.

Enkele bouwwerken wijzigen gaandeweg het 18de-eeuwse dorpsbeeld.

In de periode 1715-1720 wordt op initiatief van pastoor Jacobus Mys de voorlopig herstelde kerk herbouwd in barokstijl door ondernemer Guillaume Nolf. Hierbij worden de dwarsmuur en de sacristie van 1709 gesloopt. De driebeukige kerk met drie voorportalen, verhoogd middenschip en achtkantige toren met lantaarn, krijgt tegen de zuidgevel een nieuwe sacristie.

In 1733 wordt het zuidelijke deel van het kerkhof ommuurd en voorzien van een toegang met twee ijzeren poorten tussen stenen pijlers met bloemvazen. In de jaren 1750-1760 worden kruiswegstaties in de kerkhofmuur aangebracht en in 1790 wordt het noordelijke deel van het kerkhof bij de Markt gevoegd.

In de loop van de 18de eeuw wordt een herenhuis voor notaris Emiel-Alexander Bossuyt opgetrokken op een domein aan de zuidzijde van de Markt, het "Kasteel Bossuyt", met dubbele omwalling, toegang via zuidwaarts lopende dreef en brugje, ommuurde aangelegde tuin met boomgaard en bijgebouw.

In 1715 laat baron Nicolas de Beer een oud Mariakapelletje vervangen door een nieuwe kasteelkapel aan de zuidzijde van zijn kasteeldomein, "Kapel van Schreiboom", ook gekend als "'t Kapelletje van de Dreeve", "Kapel Ten Troost" of "Kapel van Zeven Weeën". In 1756 wordt deze kapel in opdracht van Filips-Alexander de Beer herbouwd tot kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand in rococostijl. Broer kanunnik Jean Joseph Ghislain Ernest de Beer laat in 1772 de kapel met een voorportaaltje uitbreiden voor het groeiend aantal bedevaarders; de inwijding volgt op 25 maart 1777.
Van 1735 tot 1737 wordt de kapel van Marialoop volledig vernieuwd met onder meer een sacristie en nieuw meubilair.

In 1773 koopt de Gentse baron Theodoor de Jonghe de heerlijkheid Ardooie en het omgevende veld ten noordwesten van Meulebeke aan. Hij laat de meeste vijvers droogleggen en het veld omploegen en bebossen, waarna hij er in 1780-1781 op het grondgebied van Ardooie een kasteel laat optrekken dat later nog verbouwd wordt.

In 1756-1757 wordt een tweede landboek voor Meulebeke opgemaakt, dat aangevuld wordt in 1780.
De kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden door graaf Joseph-Jean de Ferraris (1770-1778) geeft het grondgebied van Meulebeke weer met steeds meer aaneengesloten bebouwing in de dorpskern en het domein van het dubbel omwalde kasteel Ter Borcht ten zuidwesten ervan met aan de noordzijde de warande en aan de zuidzijde de kapel van "Notre Dame de Bon Secours". Het omgevende landelijke gebied wordt gekenmerkt door onder meer gras- en akkerlanden, boomgaarden, moestuinen en de brede loop van de Devebeek aan de westzijde. Bossen bevinden zich onder meer rond het grote, moerasrijke "Ardoyeveldt", op de flanken van de Paanders nabij Hulsvelde en "Ketelberg" en ten oosten, met name het "Morloopbosch" met de aanpalende "Spellebosschen". De veldgebieden van Hulsvelde en Marialoopveld blijken reeds productief bebost.

Tevens worden de "Borght Molen", de "Bosterhout Molen", beide evenwel verwisseld van naam, "D'herte Meulen" of Herentmolen, de "Paender Meulen", de "Plaetse Molen" en de "Veldt Molen" weergegeven en vermeld.

Een gedetailleerd beeld van de 18de-eeuwse dorpskern is terug te vinden op een kaartdeel uit het Leenboek van het leenhof Bosterhout van 1785, met onder meer het marktplein, de Sint-Amanduskerk en de omliggende bebouwing met onder meer aan de zuidzijde van de huidige Regentiestraat, het vrijstaande "Schepen Huys".

Door enkele epidemieën in de eerste helft van de 18de eeuw (1720-1721 en 1742-1743) kent Meulebeke opnieuw een hoog sterftecijfer. Naderhand is er echter een zeer grote demografische expansie, van circa 3000 tot circa 7000 inwoners op het einde van de 18de eeuw, waarmee Meulebeke de grootste plattelandsgemeente van de kasselrij Kortrijk is.

De kern van de vlas- en linnenindustrie ligt in de 18de eeuw nog steeds in de Mandelvallei. Uit de nijverheidstelling van 1739 blijkt dat Meulebeke, net als Pittem, het hoogste aantal meesterwevers telt in de kasselrij Kortrijk. In het kader van de Oostenrijkse politiek om de economie te bevorderen en de lokale handel te stimuleren, verkrijgt Meulebeke als centrum van de vlasnijverheid in 1784 van keizer Jozef II een marktoctrooi, dit ondanks het verzet van de stad Tielt. De maalactiviteit op het grondgebied blijft in de tweede helft van de 18de en het begin van de 19de eeuw nog steeds toenemen. Hierdoor worden in de periode 1789-1850 heel wat molens herbouwd, zoals de Bosterhoutmolen in 1756, of nieuw opgetrokken, zoals onder meer de Kasteelstraatmolen op een bestaande ros(olie)molen in de Kasteelstraat, de Nieuwe Molen in de Tieltstraat, de oliewindmolen van Goethals op de hoek van de Tieltstraat - Schutterijstraat, de tweede Paandermolen of Stampkotmolen op de hoek Oude Paanderstraat - Hondekerkhofstraat - Paanderstraat, de derde Paandermolen ten zuiden van de Paanderstraat recht tegenover de Hondekerkhofstraat, de Statiemolen en de Dierdonckmolen in de Pittemstraat, Vanhammes molen op de hoek Karel van Manderstraat - Oude Gentstraat en rosmolens in de Marktstraat en de Karel van Manderstraat. Gekende molenmakersfamilies die hier werkzaam zijn, zijn onder meer de familie Vander Schuere en de familie Coussée.

Begin 1794 zijn er in Meulebeke Oostenrijkse troepen onder leiding van de prins van Coburg gelegerd.
Op 19 juni 1794 komen de eerste Franse troepen vanuit Ingelmunster naar de dorpskern. Twee dagen later vallen de Franse soldaten massaal Meulebeke binnen langs de Gentstraat. Er gebeuren zware opeisingen van goederen en inkwartiering van militairen onder meer in het kasteel Ter Borcht. Het hoofdkwartier met de administratie wordt ondergebracht in de Oostrozebekestraat; tevens wordt de pastorie als oorlogscommissariaat ingericht en het gemeentehuis als infirmerie. Na de inlijving van onze gewesten bij Frankrijk op 1 oktober 1795 wordt Meulebeke kantonhoofdplaats van één der vier arrondissementen van het Leiedepartement met een eigen vredegerecht.

De kapel van Marialoop wordt door de Fransen opgeëist en als nationaal goed verkocht; twee stromannen kopen ze echter later terug. In 1796-1797 worden kerken en kloosters gesloten en de goederen in beslag genomen.

De Boerenkrijg, die in Meulebeke op 24 oktober 1798 uitbreekt, wordt vrij snel onderdrukt door het Franse leger, waarna de vrijheidsboom wordt herplant en als wraakmaatregel in 1799 de kerkklokken worden afgevoerd.

19de eeuw

Op 26 juli 1800 legt oud-baljuw Frederick Roelandts als burgemeester de eed van trouw af aan de nieuwe constitutie. Als gevolg van het Concordaat met Napoleon van 1801 wordt het nieuwe bisdom Gent opgericht, waarin Meulebeke ressorteert onder het dekanaat Tielt als parochie van "eerste klasse" met de parochies Aarsele, Dentergem en Kanegem onder zich. Op 6 juni 1802 wordt de Sint-Amanduskerk opnieuw geopend.

In overeenstemming met het keizerlijke decreet van Jozef II van 1784 dat begraafplaatsen uit het centrum weert, wordt in 1806 een nieuwe begraafplaats in de Karel van Manderstraat in gebruik genomen, in 1890 verruimd en heringericht. In hetzelfde jaar worden de muren van het oude kerkhof afgebroken en verdwijnt ook het zuidelijke gedeelte ervan. Deze plek wordt ingericht als publiek bleekplein en later verpacht en ingericht als gemeentelijke boomkwekerij, die echter weinig succes kent.

In de Hollandse periode (1815-1830) wordt in 1834 het bisdom Brugge opnieuw opgericht waarbinnen de parochie Meulebeke valt.
In 1823-1825 wordt de Sint-Amanduskerk uitgebreid aan noord- en zuidzijde van de toren en worden er in de loop van de 19de eeuw herstellingswerken uitgevoerd aan onder meer de bedaking, het belfort op de toren en de vensters. Om de verbouwingssporen te verbergen voorziet men in 1869 de kerk met een rotsbepleistering langs de buitenzijde. In 1825 wordt de pastorie overgebracht naar een pand aan de Markt; de oude pastorie aan de huidige Baljuw Vermeulenstraat wordt ingericht als herberg.

In 1819 komt het kasteel Ter Borcht in handen van Leonard Anthone Loncke, een koopman uit Meulebeke. Zijn dochter Barbara trouwt met Leo Thienpont, dokter te Tielt en gedomicileerd in Oudenaarde, die in 1856 op het kasteel komt wonen. Het kadaster registreert in 1860 een grondige verbouwing van het kasteel waarbij het zijn huidig, neoclassicistisch uitzicht krijgt met aangepaste interieuraankleding.

In het tweede kwart van de 19de eeuw begint Marialoop tot bloei te komen. Omwille van bevolkingstoename wordt in 1832 de 16de-eeuwse kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste opengesteld voor de eredienst op zon- en feestdagen. In 1834-1835 wordt een pastorie gebouwd aan de Marialoopplaats en in 1836 wordt de kapel verheven tot "annexe".

In 1837-1838 wordt op initiatief van pastoor Leo Dujardin een neoclassicistische parochiekerk met kerkhof ten zuiden van de kapel opgericht; de torenspits wordt pas in 1854 afgewerkt. De Sint-Leokerk wordt op 24 september 1838 ingewijd door de Brugse bisschop Franciscus Boussens. Op 19 januari 1839 wordt Marialoop een zelfstandige parochie die zich uitstrekt over het grondgebied van Meulebeke, Tielt en Oostrozebeke. In 1842 wordt de parochie tot "succursale" verheven, waarbij de kerk nog voorzien wordt van de naam Onze-Lieve-Vrouw Bezoeking.

Het economische leven blijft in de 19de eeuw bijna volledig beperkt tot de landbouw en de linnennijverheid. De huisnijverheid neemt een steeds belangrijker plaats in als bijkomende inkomstenbron. De meest voorkomende ambachten zijn molenaars, hoefsmeden, herbergiers, winkeliers, bakkers, kuipers, huidenbewerkers, stoelendraaiers, kamslagers en koperslagers.

Stilaan komt er een middenstandsklasse tot stand, met als belangrijkste plaatselijke nijveraars Goethals, Iserbyt, Carpentier, Loncke en Roelandts. De voornaamste bedrijvigheden in de gemeente zijn brouwerijen, waaronder enkele azijnbrouwerijen, jeneverstokerijen, een steenbakkerij en een olieslagerij met oliewindmolen in de Tieltstraat. In 1825 wordt bij de aan de Markt gelegen herberg "Den Beer" een grote brouwerij langs de Hoogstraat opgericht, gekend als "Le Damier" of "Het Damberd" en later als "brouwerij Goethals", met de in 1881 opgerichte en tegenover liggende mouterij en ast.

De landbouw blijft geënt op de traditionele productiemethodes. In de eerste helft van de 19de eeuw worden de veldbossen gedeeltelijk omgevormd tot akkerland waarna het Veldgehucht tot ontwikkeling komt. Er worden ook nog enkele molens opgetrokken, zoals de paardenrosoliemolen in de Kasteelstraat, Gernaeys molen in de Vijfstraat, de Kortstraatjenmolen op de hoek van de Gentstraat en de Kortestraat, de Lampaerts molen aan de Marialoopsteenweg en in 1856 de watermolen langs de Duivelsputbeek nabij de Steenovenstraat. In 1858 wordt de Veldmolen voor een tweede maal verwoest en in 1861 wordt de Statiemolen afgebroken en in 1863 wat verder heropgericht.

In de linnennijverheid ontstaat omstreeks het midden van de 19de eeuw echter grote crisis door zware invoerrechten in het buitenland, concurrentie van de gemechaniseerde textielindustrie onder meer vanuit Engeland en het verlies van de Spaanse markt en zijn kolonies. De kantnijverheid maakt als neventak van de vlasnijverheid haar opgang, doch wordt door overproductie eveneens het slachoffer van de crisis. Bovendien degradeert de Mandel tot afwateringsgracht na de aanleg van het kanaal Roeselare - Leie in 1840.

Daarnaast zorgen de grote landbouwcrisis (1845-1846) met stijgende voedsel- en grondstofprijzen en de tyfus- en cholera-epidemie (1846-1848) voor veralgemeend pauperisme. Zo zijn er in 1847 in Meulebeke ongeveer 8500 inwoners waarvan 4000 armen.

Dit maakt dat er in de eerste helft van de 19de eeuw verscheidene initiatieven worden genomen op vlak van gezondheidszorg, scholing van de arbeiders en onderwijs. Prudent Plettinck (Tielt, 1819 - Meulebeke, 1888) speelt in deze periode een belangrijke rol dankzij zijn efficiënt optreden als dokter en zijn goed beleid als burgemeester van 1854 tot 1888, waardoor de gemeente zich geleidelijk herstelt.

In 1822 koopt pastoor Joannes Petrus Platteau (Ternat, 1766 - Meulebeke, 1843) een kleine hoeve aan tussen de weg naar Tielt en deze naar Marialoop, waar hij van de gemeente toestemming krijgt een gesticht van geestelijke dochters in te richten om arme zieken en bejaarden te verzorgen. Hij laat de hoeve ombouwen tot verblijfplaats voor vier zusters met ziekenzaal voor een tiental personen. Na verdere verbouwingen en uitbreidingen in de jaren 1825-1847 met onder meer de bouw van een ruime ziekenzaal in 1825-1826 en van een kapel in 1827, is het hospitaal van Meulebeke een feit. De geestelijke inrichting wordt aanvankelijk bediend door de Zusters van de Heilige Vincentius a Paulo uit het klooster van Zomergem en officieel erkend in 1829; later wordt de bediening overgenomen door de Zusters van Liefde uit Heule.

Tijdens de crisisjaren in de 19de eeuw worden in het hospitaal honderden zieken opgevangen. Dokter Prudent Plettinck wordt, samen met dokter Baert uit Tielt en dokter Haessebroucq uit Izegem, de sleutelfiguur in het bestrijden van epidemieën door onder meer zieken te isoleren in houten barakken op de weide naast het hospitaal, hygiënische maatregelen toe te passen en aandacht te besteden aan klimatologische omstandigheden.
In 1846 richt pastoor David Verbeke (Roeselare, 1796 - Meulebeke, 1867) in het hospitaal een wezenafdeling op, waar tevens onderricht gegeven wordt. Het hospitaal wordt op initiatief van pastoor Persijn verbouwd en uitgebreid met onder meer een nieuwe kapel en verdiepingen in 1892 en een ouderlingentehuis in 1901-1902.

Op 25 november 1840 wordt in Meulebeke een plaatselijk comité opgericht ter bevordering van de werkgelegenheid tijdens de wintermaanden voor behoeftige spinners en wevers. In 1843 ontstaat dan het nijverheidscomité dat beslist vlasvoorraden in magazijnen op te slaan om uit te delen aan de armen, toezicht te houden op het handspinnen en weefmethodes te perfectioneren. Tevens laat dit comité een armenleer- en werkschool oprichten. In 1847 beslist de gemeenteraad om de lokalen van het leerwerkhuis in te richten voor het spinnen en weven van andere weefsels dan linnen, onder meer batist.

In 1859 wordt het Genootschap van Sint-Jan-Baptist voor arme werklieden opgericht.

In de huidige Baljuw Vermeulenstraat wordt onder het bestuur van de pastoor een armenschool ingericht in enkele huizen die het armbestuur in 1828 verkrijgt uit de erfenis van baljuw Franciscus Vermeulen. Tevens wordt er handwerk aangeleerd en godsdienstonderricht gegeven.

Ook de geestelijkheid richt verschillende werkscholen op voor weven en kantwerk, onder meer op initiatief van pastoor David Verbeke, die twee gemengde scholen sticht, met name in 1845 op 't Veld langs de Bruggesteenweg waar tevens wezen worden opgevangen en in 1844 op de Paanders; het bestuur ervan komt vanaf 1865-1866 in handen van kloosterzusters. Hij is tevens oprichter van zondagsscholen, waaruit later de patronage zal ontstaan, onder meer op 't Veld in 1862, en van de school van de Congregatie van jonge dochters. In 1845 wordt ook op Marialoop een leer- en werkhuis opgericht, ditmaal op initiatief van pastoor Petrus Declercq.

In de tweede helft van de 19de eeuw worden in enkele jaren tijd drie nieuwe gemeentescholen opgericht. In 1862 worden twee woningen aan de Plettinckplaats aangekocht en gebruikt voor de gemeentelijke meisjesschool, die in 1856 is opgericht. In 1869 wordt een nieuwe jongensschool gebouwd in de Tieltstraat, waarbij de oude, begin 19de-eeuwse school op de hoek van de Pittemstraat en de Wetstraat wordt verlaten en herbestemd tot vredegerecht met conciërgerie en locatie voor het brandweerarsenaal. Ook in Marialoop wordt in 1863-1865 een gemeentelijke jongensschool met onderwijzerswoning gebouwd.

In 1866 richten de Zusters van Liefde van Heule een bewaar- en lagere school voor meisjes op in het centrum, met name aan de Karel van Manderstraat.

Als gevolg van de schoolstrijd (1878-1884) stichten deze zusters ook nog vrije scholen op de buitenwijken. Zo wordt op initiatief van pastoor Aernoudt in 1881 een vrije meisjesschool te Marialoop opgericht, waardoor de gemeenteschool daar leegloopt. In 1895 vragen enkele inwoners van Marialoop de school te heropenen, doch Tielt en Oostrozebeke willen niet tussenkomen zodat de zaak wordt uitgesteld en het oude schooltje vele jaren dienst doet als ontspanningszaal. Tevens wordt in 1879 op de wijk 't Veld een nieuwe school gesticht, die in 1937 in handen wordt gegeven van de Zusters van 't Kind Jezus uit Ardooie. In 1879 krijgt de gemeente het recht om de fondatie Vermeulen of de armenschool, die in 1863 voorzien wordt van een nieuw schoolgebouw, te beschouwen als gemeenteëigendom. In 1880 vraagt de bevoegde minister te zorgen voor een gemeenteschool op de Paanders en op 't Veld, doch de gemeente is van oordeel dat er genoeg scholen zijn, gelet op de leegloop in de gemeenteschool van Marialoop. De gouverneur beveelt dat er een nieuwe school dient gesticht te worden in de gebouwen van de armenschool, doch met goedkeuring van de gemeente spant het armbestuur een proces in aangaande het eigendomsrecht van de school. Hierdoor moet in 1883 de fondatie Vermeulen openbaar verpacht worden en in 1888 wordt de bouwvallige armenschool verkocht aan een particulier en aan de Zusters van Liefde uit Heule. Nog in hetzelfde jaar laten deze op het perceel ten zuiden ervan, aan de Karel van Manderstraat, een nieuw schoolgebouw met kapel optrekken.

In de 19de eeuw gebeuren enkele ingrijpende openbare werken die het uitzicht van het dorp veranderen.
In eerste instantie wordt de bestaande wegeninfrastructuur drastisch vernieuwd en uitgebreid, onder meer heraanleg van de Marktstraat (1824), nieuwe bestrating voor Hoogstraat, Kerkstraat, Kortrijkstraat en Schoolstraat of huidige Karel van Manderstraat (1827), aanleg van de kasseiweg naar Tielt (1828-1829), gedeeltelijke plaveiing van de Pittemstraat (1850), kasseibestrating van de Markt en de Kapelleweg (1858); verbreding en gedeeltelijke kasseibestrating van de Oostrozebekestraat (1861-1862) die als nieuwe steenweg een rechtstreekse verbinding vormt met Oostrozebeke (1864) en later doorgetrokken wordt naar Pittem (1871), overname van de weg Tielt - Meulebeke - Ingelmunster door de provincieraad van West-Vlaanderen als provincieweg (1867) en verbreding en rechttrekking van het tracé (1881), aanleg van de Marialoopsteenweg ter verbinding met het dorpscentrum (1871-1872), aanleg van de Marialoopplaats als steenweg naar Tielt (1879-1880), aanleg van de Gentstraat als steenweg naar Dentergem en onderdeel van de nationale weg (1888-1889) en van de Steenovenstraat als onderdeel van de verbinding tussen Tielt en Oostrozebeke over het gehucht Marialoop (1892-1893).

Door de sterke woninguitbreiding acht de gemeenteraad het nodig op 2 maart 1822 een verordening uit te vaardigen dat bij verbouwingen van gegroepeerde of dicht op elkaar staande huizen het dak moet gedekt worden met "schaliën, pannen of tighels" en/of de gevels gemetseld moeten worden in "steenen, kalk en bras". De bouwtoelating blijft in de 19de eeuw enkel vereist bij het bouwen langs de openbare weg.
In 1825 worden de eerste lantarens of lichtkaarsen geplaatst langs de centrumstraten.

In februari 1848 stelt men een commissie voor openbare gezondheid samen die onder meer zorgt voor de reiniging van huizen en straten en de aanleg van een ondergrondse riolering vanaf de armenschool in de Baljuw Vermeulenstraat tot aan de Lappermeersen. Door staatssubsidies voor saneringen in 1855 worden de Oostrozebekestraat en de Pittemstraat opgevoerd met zand en worden in verschillende wijken openbare toiletten geplaatst en huizen van armen gereinigd en binnenin witgekalkt.

In 1858 richt men een brandweerkorps op, waarvoor een jaar later een pomp op het Marktplein geplaatst wordt. Het materieel wordt opgeborgen in een loods op het kerkhof in de Karel van Manderstraat en in 1872 overgebracht in een lokaal naast het vredegerecht in de Wetstraat.

Reeds van in 1845 dringt de gemeente er op aan om de spoorlijn Brugge - Torhout - Tielt te voorzien van een vertakking van Tielt over Meulebeke naar Ingelmunster. Eind 1854 is de spoorverbinding Ingelmunster - Tielt een feit met de bouw van een neoclassicistisch station met losplaats te Meulebeke. Naast het vervoeren van reizigers kent dit station vooral een grote bloei op gebied van goederenverkeer, met name van granen en olie. Hierdoor ontwikkelt de stationsbuurt zich met onder meer vele nieuwe herberguitbatingen en goed onderhouden straten als de Grote Statiestraat (huidige Pittemstraat), de Kleine Statiestraat (huidige Statiestraat) en het Statieplein (thans Achtste Linielaan), waarlangs burger- en herenhuizen worden opgetrokken.

In de tweede helft van de 19de eeuw gebeurt de geleidelijke modernisering van de industrie, met als voornaamste nijverheden in Meulebeke de handweef- en kantnijverheid. De eerste textielfabrieken ontstaan onder meer aan de Astridlaan, Kapellestraat, Markt, Schoolstraat of huidige Karel van Manderstraat, Marialoopsteenweg, Nieuwstraat, Pittemstraat, Schutterijstraat, Tieltstraat en Vuilputstraat. In 1862 gebeurt de eerste aanvraag voor het in gebruik nemen van een stoommachine.

De nijverheidscommissie wordt verplicht haar modelschool in het centrum uit te breiden met luchtiger en ruime lokalen. In 1861 stelt het armbestuur twee woningen op de hoek van de Pittemstraat en de huidige Spoorweglaan ter beschikking voor de oprichting van een nieuw leerwerkhuis, waar men vanaf 1862 begint met lager onderwijs. Deze modelschool evolueert geleidelijk aan tot een echte vakschool voor wevers met een productie van verscheidene weefsels. In 1888 neemt de school de woning van de weefmeester in beslag voor het plaatsen van nieuwe mechanische getouwen.
Omstreeks 1865 richt Victor Debruyne een kleine kamslagerij op in de voormalige Schoolstraat die kammen en rieten fabriceert voor enkele Meulebeeks textielfabrieken. In 1866-1868 bouwt Désiré Carette samen met zijn schoonvader Dobbels een twintigtal aaneengesloten weverswoningen in de Fabrieksstraat, alle voorzien van een weefkamer met handgetouw, later bewoond door de stukwevers van de nabijgelegen textielfabriek "La Meulebekoise".

Doordat in 1876 de graanprijzen in elkaar storten als gevolg van de Belgische vrijhandelspolitiek en in 1879 en 1880 de graanoogsten mislukken, zien vele landbouwers zich genoodzaakt over te schakelen van klassieke teelten als graan en vlas naar meer winstgevende bedrijvigheden die minder arbeidskrachten vragen als veeteelt, aardappelteelt en het verbouwen van chicorei. Hoewel reeds ervoor chicoreiasten bestaan, worden pas in 1873 de eerste aanvragen teruggevonden voor het oprichten van "chicoréedrogerijen".

Enkele molens worden afgebroken, onder meer de derde Paandermolen in 1870, de Kasteelstraatmolen in 1880 met verbouwing van de voormalige rosmolen tot molenmakersatelier door molenmaker Jules Coussée en Lampaerts molen circa 1886.  In 1876 wordt de eerste bloemisterij van de streek door Conrad Lietaert in de Pittemstraat opgericht.

In deze periode worden talrijke landarbeiderswoningen opgetrokken zowel in de nabijheid van het centrum, op de buitenwijken als in het landelijke gebied. Tevens worden vele nieuwe herbergen uitgebaat, veelal gebouwd door de brouwers zelf.

In de tweede helft van de 19de eeuw worden zowel in het centrum als in het landelijke gebied talrijke (voornamelijk Onze-Lieve-Vrouwe)kapellen opgericht of herbouwd, onder meer in de Gentstraat, Groenstraat, Haandeput, Heirentstraat, Kapellestraat, Krinkelstraat, Lostraat, Nieuwstraat, Oostrozebekestraat, Oude Diksmuidse Boterweg, Oude Gentstraat, Oude Pittemstraat, Paanderstraat, Sint-Amandstraat, Slabancestraat en Vuilputstraat. Ook de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand wordt in 1886 herbouwd tot de huidige kapel in neogotische stijl.
In 1892 beslist men de Sint-Amanduskerk te herstellen en te vergroten. In de jaren 1893-1896 wordt onder pastoor Adolf Persijn de kerk in neogotische stijl uitgebreid en herbouwd naar ontwerp van architect Jules Soete (Roeselare) tot het huidige uitzicht met hoge slanke westtoren, drie koren en aan de zuidzijde, een afzonderlijke doopkapel en ruime sacristie. Van de buitenmuren van de oude kerk blijft enkel de zuidmuur bewaard. Binnenin worden de oude romaanse en 18de-eeuwse pijlers versterkt en nieuwe zuilen aangebracht; tevens worden nieuwe glasramen voorzien, net als een nieuw doksaal en kerkmeubilair. De kerk wordt ingewijd op 21 september 1896 door de Brugse bisschop Waffelaert.

In 1893 wordt aan het gemeentebestuur geld gevraagd om een kerk in de wijk 't Veld te mogen bouwen, doch deze goedkeuring wordt vooralsnog niet verleend. Om de verbinding met het Meulebeekse dorpscentrum te verbeteren, wordt de Veldstraat heraangelegd met grind; in 1899 wordt de kasseiweg in aanbesteding gegeven en in 1901 voltooid. Op het einde van de 19de eeuw komt ook de wijk de Paanders tot bloei.

Een pre-kadastraal plan van de dorpskern van Meulebeke van 1806 toont de grotendeels aaneengesloten bebouwing aan de Markt, Hoogstraat, Kerkstraat en Marktstraat, met onder meer het gemeentehuis aan de Regentiestraat en het domein Bossuyt ten zuiden van de Markt, waarvan de boomgaard reeds verkaveld is en de omwalling gedempt. Tevens is het nieuwe kerkhof in de huidige Karel van Manderstraat weergegeven, met name op de noordoostelijke hoek met de Rijselstraat.

Deze situatie blijft grotendeels hetzelfde op het primitief kadasterplan (circa 1830), waar evenwel de bebouwing in de dorpskern is toegenomen, onder meer aan de Regentiestraat, de zuidzijde van de Karel van Manderstraat en de noordwestzijde van de Oostrozebekestraat.

Het grondgebied van de gemeente wordt op het gereduceerd kadasterplan van het Dépôt de la Guerre (1853) gekenmerkt door concentraties van bosgebieden in het westen, noord- en zuidoosten en de waterlopen Oude Devebeek en de Devebeek, die de gemeente van noord naar zuid doorsnijden en uitmonden in de Mandel, de zuidelijke grens.

Verspreid over het landelijke gebied bevinden zich vele molens en hoeves, waarvan enkele met vierkante of U-vormige omwalling; opvallend is de dubbele omwalling van het Kasteel Ter Borcht en van het voormalige opperhof van de heerlijkheid Bosterhout.

20ste eeuw

In 1900 huldigt men de nieuw aangelegde Goethalsplaats en Plettinckplaats in, genoemd naar respectievelijk burgemeesters Emile Goethals en Prudent Plettinck.

Op 7 oktober van hetzelfde jaar besluit de kerkraad het oude kerkhof aan de Markt in te richten tot een "lusthof" naar ontwerp van bouwmeester Soete, met aan weerszijden ijzeren hekkens en een doorgang voor voetgangers. In deze periode wordt ook naar aanleiding van feestelijkheden een houten muziekkiosk op de Markt opgericht.

In 1902-1903 wordt een nieuwe schoolkapel voor de meisjesschool in de Karel van Manderstraat gebouwd, waar tevens de congregatie der jonge dochters wordt gehouden.

In deze periode wonen een vijftiental zusters van de Franse congregatie "Association des Soeurs de Sainte Marie de la Présentation" of de Zusters van Maria's Opdracht in een kloosterhuis aan de Schutterijstraat, dat later omgevormd wordt tot hoeve.

De laatgotische kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste in Marialoop brandt af in 1906 doch wordt onmiddellijk herbouwd in neogotische stijl naar ontwerp van architect Jules Carette (Kortrijk); de inwijding gebeurt op 2 oktober 1908. Na schenking van de grond rond de kapel in 1910 worden er ook ommegangskapellen geplaatst.

Ook de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand in de Kapellestraat groeit intussen uit tot een alom gekend bedevaartsoord.
In 1909 wordt aan de Ingelmunstersteenweg de velodroom van Conrad Lietaert geopend, die wellicht reeds bij het begin van de Eerste Wereldoorlog in onbruik raakt.

In 1911-1912 wordt de "Nationale Gendarmerie" gehuisvest in het voormalige hoofdkwartier van de Franse soldaten in de Oostrozebekestraat.

In het begin van de 20ste eeuw worden alle belangrijke landelijke wegen verhard met steenslag; de kleinere wegels worden "verzinderd". De meeste bos- en heiderestanten van de vroegere veldgebieden worden geleidelijk omgezet in landbouwgrond.

In 1900-1901 investeert men in de stationsinfrastructuur, zoals onder meer de vernieuwing van 318 meter spoorlijn, het aanbrengen van een nieuwe afsluiting, verharding van de goederenkoer en de bouw van een weegbrug en een onderhoudscentrum voor petroleumverlichting.

Tevens worden moderne nutsvoorzieningen als electriciteit en gasverlichting aangebracht; in 1905 richt men in de Rijselstraat een gasinrichting op die zorgt voor de gasbevoorrading van huizen en straatlantaarns.

De voortschrijdende mechanisatie in de eerste helft van de 20ste eeuw uit zich in het optrekken van nieuwe brouwerijen en fabrieken. Gekende 20ste-eeuwse brouwerijen zijn deze van onder meer Vande Vondele, Vanderougstraete en De Jonghe.

De tewerkstelling blijft het grootst in de textielnijverheid, met naast vele handwevers ook spinnerijen, ververijen en enkele belangrijke weverijen, met name in de Pittemstraat (Boone), in de Tieltstraat (Libeert, Maes-Barbier-Verbrugghe) en in de Kapellestraat (Bossuyt, Schaetsaert).

In 1900 richten de gebroeders Vandenheede in Marialoop een linnen- en katoenweverij op, zogenaamd de "kosterfabriek". Iets later worden onder meer fabrieken in de Schutterijstraat (Maes) en in de Astridlaan (Lagae) opgericht. Tevens ontstaan er verschillende kleinere bedrijven, zoals onder meer borstelfabrieken en steenbakkerijen. De meest gekende borstelfabriek is "De Gouden Leeuw" in de Tieltstraat, in 1885 gesticht door Camiel Vande Vondele (1862-1929) en in 1906 overgelaten aan de gebroeders Moerman. In 1905 opent hij een nieuwe borstelfabriek in brouwerij "Carpentier" in de Karel van Manderstraat, waar hij op 31 mei van hetzelfde jaar een eigen bierbrouwerij sticht. Hij betrekt zelf het oude brouwershuis en breidt de oorspronkelijke brouwerij aanzienlijk uit. In 1922 wordt overgegaan tot de stichting van de samenwerkende maatschappij onder de firmanaam "Brouwerij Vondel".

Rond de eeuwwisseling worden nogmaals enkele molens afgebroken, onder meer de Plaatsmolen, de oliemolen aan de Tieltstraat - Schutterijstraat en Verhammes molen (1901) en de tweede Paandermolen (1902).
In 1905 worden de "samenwerkende melkerij Sint-Godelieve" in de huidige Nieuwstraat en de "boterfabriek" van Emile Vanderheeren opgericht.

De Eerste Wereldoorlog begint te Meulebeke met de inval van het Duitse leger op 15 augustus 1914. Een "Ortskommandantur" wordt achtereenvolgens ingericht in het huis Roelandts op de Markt en in de pastorie; de kommandant zelf verblijft in het kasteel Ter Borcht. Ook het kasteel Bossuyt wordt door de Duitsers bezet en herberg "Den Beer" wordt ingericht als "Soldatenheim". Fabrieken worden ontruimd en als voorraadschuren benut. De soldaten worden ingekwartierd bij burgers, boeren en voornamelijk in de school en het klooster te Marialoop. De klokken van de kerk Sint-Leo en Onze-Lieve-Vrouw Bezoeking, de kapel Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste en het klooster worden weggevoerd en vooral de school loopt veel schade op.

Er worden diverse vliegvelden aangelegd, onder meer op "'t Goed Ter Lucht" in de Elbestraat en op Marialoop, die evenwel nooit gebruikt worden. De bezetter installeert in enkele magazijnen een bakkerij, schrijnwerkerij en smidse, en een slachterij in enkele wagons van de spoorweg. In de textielfabriek "La Meulebekoise" wordt een opslagplaats van onder meer oliën, petroleum en benzine ingericht.

De gemeente kent in 1917-1918 de zwaarste bezettingsperiode met hevige gevechten tussen de terugtrekkende Duitsers en de aanrukkende Franse troepen. De zusters worden uit het klooster aan de huidige Karel van Manderstraat verdreven, enkele klassen worden ontruimd en de nabijgelegen congregatiekapel wordt ingericht als "lazaret" of verpleeghuis.
Vluchtelingen worden in de brouwerij Vondel verzameld en later per trein weggevoerd. Bij de beschietingen in het centrum wordt de mouttoren van de brouwerij getroffen.
Marialoop, een deel van het "Etappengebiet Tielt", wordt afgezet, waardoor de parochianen de kerkdiensten niet meer kunnen bijwonen. Na tussenkomst van de pastoor krijgt men van de Tieltse Kommandantur toch toestemming, later echter opgeheven doordat Marialoop bij de Kommandantur van de Poelberg wordt gevoegd.
Enkele vliegtuigen storten neer, onder meer nabij de wijk Hulsvelde en nabij "De Ezel" in de Vijfstraat.
Op 16 oktober 1918 wordt door de Duitsers de spoorweg op verschillende plaatsen gedynamiteerd. Hetzelfde gebeurt met de Bruggesteenweg die als strategische noord-zuidas Kortrijk met Brugge verbindt.

Op 18 oktober 1918 vindt de "strijd om Meulebeke" plaats. Door aanhoudende beschietingen worden in het centrum voornamelijk de Markt, onder meer de pastorie en de toren van de Sint-Amanduskerk, de mouttoren van brouwerij Vondel en de huizen in de Statiestraat getroffen. Zware gevechten hebben plaats bij Marialoop, de Paanders, de achterliggende Ketelberg en de Haantjeshoek, waar verschillende mitrailleursnesten worden geïnstalleerd. Men plaatst geschut in de parochiekerk van Marialoop en kanonnen op onder meer de speelplaats van de Sint-Amandusschool in de Tieltstraat en op verschillende erven van hoeves. Vele molens worden totaal vernield, onder meer de Herentmolen, de Paandermolen, de Statiemolen en Gernaeys molen.

Na de oorlog gebeuren de nodige herstellings- en heropbouwwerken. Pas op 15 maart 1919 kan de spoorlijn opnieuw in gebruik genomen worden. Gernaeys molen wordt in 1919 vervangen door een stoommaalderij en de Paander- en Statiemolen worden respectievelijk in 1920 en 1922 afgebroken; op de plaats van de Paandermolen wordt een mechanische maalderij opgericht. De Herentmolen wordt in 1922-1923 wat verder heropgericht met een molenkast afkomstig van een 18de-eeuwse Tieltse molen.

De bouwnijverheid kent na de Eerste Wereldoorlog een grote expansieperiode. Om de wederopbouw te stimuleren wordt de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen opgericht op 11 oktober 1919.

De sociale woningbouw, die in deze periode erg belangrijk is, komt in Meulebeke voornamelijk tot stand onder het bewind van Edgard Van Baveghem (Dendermonde, 1880 - Meulebeke, 1952), burgemeester van 1921 tot 1927. Deze kunstschilder en amateuraannemer is in 1903 gehuwd met Maria Thienpont, de kleindochter van Leo Thienpont, en bewoont in 1919 het kasteel Ter Borcht, waarvan hij het vruchtgebruik verwerft na de dood van zijn vrouw in 1941. Hij ontwerpt zelf enkele ongewone prefabwoningen en experimenteert met het gebruik van gewapend beton, waarbij de muren worden opgetrokken met holle betonplaten en de gevels voorzien worden van opvallende ornamentiek. Na de Tweede Wereldoorlog stopt hij zijn bouwactiviteiten, onder meer omdat hij het probleem van waterinsijpeling in zijn betonnen gebouwen nooit terdege kan oplossen.

Op 7 september 1922 wordt op initiatief van burgemeester Van Baveghem, gemeenteraadslid J. Debouver en onderpastoor R. Ollevier, de bouwmaatschappij "De Deeve" gesticht voor het bouwen van werkmanswoningen. De gemeente schrijft in voor 300 aandelen en de Commissie voor Openbare Onderstand krijgt 250 aandelen voor haar inbreng van gronden.

In hetzelfde jaar worden de straten in de arbeiderswijk "Tuinwijk" aangelegd, waar reeds in 1914 een vijftal woningen zijn opgetrokken. In 1930 doet de bouwmaatschappij de verdere uitbreiding met 30 nieuwe huizen, elk voorzien van een eigen tuintje.

In april 1923 zijn de eerste twaalf huizen op de "Zuid-Australiëwijk" in opbouw, waar de bouwmaatschappij in totaal 35 sociale woningen laat optrekken. De bouw van de woningen in deze wijk, ook gekend als "Vliegplein", wordt onder meer bekostigd met financiële giften van Meulebekenaren die terugkeren uit Zuid-Australië en met de 1000 aandelen die de "South Australian Belgian Relief Fund" door toedoen van burgemeester Van Baveghem koopt van de bouwmaatschappij. Daarnaast bouwt de maatschappij ook nog een wijk van een 14-tal woningen nabij de Bertje Santensweg,  "Zwijnsknok".

De maatschappij De Deeve, die op 11 augustus 1938 beslist om tot ontbinding over te gaan, wordt in november 1938 overgenomen door de Roeselaarse bouwmaatschappij "De Mandel", die tevens de 26 overgebleven huurwoningen en drie percelen bouwgrond in eigendom krijgt.

In 1922 wordt de schoolkapel in de Karel van Manderstraat door een storm vernield en het jaar erna herbouwd en opnieuw in gebruik genomen. In 1923 wordt in deze straat een publieke cinemazaal met herberg "Het Vlaamsch Huis" opgericht, enkele jaren later heringericht als cinema "De Katholieke Kring" die gesloten wordt in 1930 bij de opening van een nieuwe cinema in de Statiestraat.

In 1924 richt men op de Goethalsplaats een monument op ter ere van de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog.

In 1927 wordt een overeenkomst gesloten met de Commissie voor Openbare Onderstand om in het hospitaal behoeftigen op te nemen. In die periode bloeit ook de boerderij van het hospitaal waar pastoor Parmentier een hoender- en geitenkwekerij inricht.

In 1930 besluit de kerkraad langs het binnenhof van het voormalige kerkhof aan de Markt een afsluiting voor voetgangers te plaatsen naar ontwerp van bouwmeester Verstraete (Izegem).

In 1925 worden de gemeentediensten gehuisvest in het voormalige schoolgebouw op de zuidelijke hoek van de Pittemstraat en de Wetstraat.
In hetzelfde jaar richt het Davidsfonds een bibliotheek op in de voormalige patronage van de Oostrozebekestraat, waarna deze in 1930 naar de Plettinckplaats verhuist en, na verkoop van dit gemeenteëigendom, in 1936 overgebracht wordt naar de meisjesschool in de Karel van Manderstraat.
In 1928 worden de steenwegen naar Pittem, Marialoop, Oostrozebeke en 't Veld voorzien van fietspaden en in 1930 worden twee buslijnen tussen Tielt en Kortrijk ingelegd, met name een via Meulebeke en Ingelmunster en een andere via Meulebeke en Oostrozebeke, waardoor concurrentie ontstaat voor het spoorvervoer.

In de jaren 1920 zorgt de vlasnijverheid opnieuw voor grote tewerkstelling. Verschillende kleine weverijen komen tot stand en vele thuiswevers leveren hun geweven stukken af bij een fabrikant. Ondanks protest van de Meulebeekse weeffabrikanten wordt de weefschool in 1921 gesloten wegens verouderd materiaal en gebrek aan theoretisch onderwijs. Na enkele jaren wordt een vrije vakschool opgericht die echter weinig succes kent. In de jaren 1930 slaat de crisis in de textielsector toe. Uit een studie van 1941 met betrekking tot de vlasvezelbereidingsnijverheid in Vlaanderen blijkt dat de gemeente toch nog 99 zwingelmolens, twee zwingelturbines, een warmwaterroterij en vier rootkamers telt, met een tewerkstelling van een strovlashandelaar, een vlasnijveraar, vijf vlasfabrikanten, 38 vlasverwerkers, een warmwaterroterij-exploitant en 96 arbeiders.

In de landbouw, die te Meulebeke de belangrijkste sector van de economie is, blijft de cichoreiteelt aan belang winnen zodat nieuwe asten ontstaan en bestaande worden gemoderniseerd. Ook het kweken van tabak zorgt voor veel werk op de kleine landbouwbedrijven.
Opnieuw worden enkele molens afgebroken, onder meer de Nieuwe Molen in 1929, de watermolen in de Steenovenstraat in 1931 en de Borchtmolen, die in 1937 zwaar beschadigd raakt door een storm en te grote herstellingswerken vergt.
Na het overlijden van brouwer en fabrikant Camiel Vande Vondele in 1929 worden de brouwerij en de oude brouwerswoning gesloopt en in 1938 vervangen door het huidige brouwerijgebouw en een nieuw woonhuis voor de beheerder.

Ook het ontspanningsleven komt tot bloei met onder meer paardenrennen op de hippodroom aan de Dierdonckkouter. In 1922 richt men de samenwerkende maatschappij "Onze Toekomst" op, die op de hoek van de Pittemstraat en de Wetstraat een cinema, ontspanningszaal en herberg "Het Volkshuis" optrekt. In 1925 wordt voor de eerste maal in de gemeente officieel toelating gegeven tot het inrichten van danspartijen in de zaal "De Toekomst" aan de Bruggesteenweg.

De gemeenteschool in het centrum, die na de eind 19de-eeuwse schoolstrijd steeds minder leerlingen telt, wordt in 1921 afgeschaft. Na herhaaldelijk aandringen van de overheid moet deze in september 1935 heropenen in de lokalen van de vroegere leerweefschool. In 1936 wordt een akkoord bereikt met de Sint-Amandusschool of parochiale jongensschool, die lokalen heeft in de Tieltstraat, de Oostrozebekestraat en op de Plettinckplaats, om het gebouw in de Tieltstraat te verlaten ten voordele van de gemeenteschool. De Sint-Amandusschool wordt daarna ingericht in de voormalige congregatiezaal of het lokaal "Den Tap" van de "Katholieke Kring De Verenigde Vrienden" in de Schutterijstraat.
Op 13 juni 1937 worden de vrije katholieke meisjesscholen van het centrum en de Paanders, tot dan bestuurd door de Zusters van Liefde van Heule, toevertrouwd aan de Zusters van het Geloof uit Tielt. In 1937-1939 wordt door de Tieltse architect Albert Impe een nieuw klooster- en schoolgebouw met feestzaal opgetrokken aan de Karel van Manderstraat - Baljuw Vermeulenstraat en ingehuldigd op 17 september 1939.
In 1940 worden de gebouwen van de armenschool in het centrum deels herbestemd tot patronaatszaal en deels tot postkantoor en woning van de postontvanger; in de tweede helft van de 20ste eeuw wordt er een jeugdheem ingericht.

In 1934 wordt de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand voorzien van een groter voorportaal. Het jaar erna verfraait oud-burgemeester Edgard Van Baveghem het interieur met grote muurschilderingen.
Op 1 december 1936 wordt de parochie Sint-Antonius van Padua opgericht, waarbij de eerste misvieringen plaatshebben in de oude school van de wijk 't Veld langs de Bruggesteenweg. De Zusters van de H. Kindsheid van Jezus van Ardooie vervangen in 1937 de zusters van Heule en betrekken in november van hetzelfde jaar de nieuw opgerichte kloosterwoning in de Sint-Antoniusstraat met bijhorende basisschool die in januari 1938 geopend wordt.
Op 1 juli 1937 gebeurt de eerstesteenlegging van een voorlopige kerk, ingewijd op 17 oktober 1937 door Mgr. Georges de Jonghe d'Ardoye. In 1940 vangt men de bouw aan van de parochiekerk van Sint-Antonius van Padua naar ontwerp van architect Willem Nolf (Torhout), met integratie van beeldhouwwerk van de gekende kunstenaars Antoon en Luc Van Parijs. Tevens wordt een begraafplaats aangelegd langs de Bloemgatstraat. Omwille van de Tweede Wereldoorlog worden de bouwwerken stilgelegd in 1942.

Bij K.B. van 14/10/1938 wordt het wapenschild van de familie de Beer toegekend als wapen van de gemeente. In 1942 wordt het gemeentehuis aangepast tot het huidige uitzicht naar ontwerp van architect Albert Crop (Meulebeke) met tevens een uitbreiding langs de Wetstraat voor de brandweerkazerne met droogtoren, bergplaats en electriciteitscabine.
In 1942 wordt het grondgebied van Oostrozebeke dat tot de parochie Marialoop behoort, overgeheveld naar de aldaar nieuw opgerichte parochie de Ginste. Ter compensatie wordt in 1944 een stuk grondgebied van de moederparochie Sint-Amandus bij Marialoop gevoegd.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt een groot deel van de Belgische troepen gehuisvest in Meulebeke, met onder meer batterijen op de wijk de Paanders, waarbij het klooster van de Zusters van het Geloof gedurende twee dagen in de vuurlinie ligt.

Op 26 en 27 mei 1940 wordt de "slag om Meulebeke" gevochten. De Markt zit geprangd tussen het Duitse leger, dat die dag vanuit het zuiden Meulebeke is binnengevallen, en het Belgische leger, waarvan de 9de Compagnie van de 8ste Linie zich over een breedte van 500 meter heeft ingegraven langs de spoorlijn Tielt - Ingelmunster, met als belangrijkste punten het kruispunt Veldstraat - Spoorweglaan en het station. Uiteindelijk volgt de overgave van de 9de Compagnie en van de troepen die zich in de Veldbossen teruggetrokken hebben.

Tijdens deze beschietingen wordt de Sint-Amanduskerk beschadigd, die nog in hetzelfde jaar hersteld wordt door architect Albert Crop (Meulebeke). Ook vele huizen in het centrum lopen schade op of worden totaal vernield, onder meer aan de Markt, Regentiestraat, Marktstraat, Oostrozebekestraat, Kapellestraat, Kasteelstraat, Nieuwstraat, Spoorweglaan, Pittemstraat, Tieltstraat en Wetstraat, onder meer het gemeentehuis. De Statiestraat wordt door een luchtbombardement het zwaarst getroffen, waardoor ze ontoegankelijk wordt voor het verkeer. Het Kasteel Bossuyt wordt door brand volledig vernield en ook de meisjesschool in de Karel van Manderstraat loopt schade op door enkele inslaande obussen.

De Duitsers bezetten het kasteel Ter Borcht en de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand. De commandopost van de 30ste Infanteriedivisie die in Meulebeke gelegerd is, wordt ondergebracht nabij "Den Pauw" en verhuist later achtereenvolgens naar het "Goed te Hulsvelde" en naar het landgoed van de familie Vande Vijvere aan de Oude Pittemstraat in het gehucht Steendam. In het gemeentehuis wordt een wachtpost ingericht en de Territoriale Burgerlijke Wacht vindt onderdak in de oude zagerij Carpentier in de Nieuwstraat, die versterkt en ingericht wordt met een hulppost voor gekwetsten.

Tijdens de bezetting wordt de nationale hulpdienst "Winterhulp" opgericht, waarvan het bureau en magazijn zich in de Karel van Manderstraat bevinden. In de leegstaande fabriek "Flaxloom" in de Kapellestraat wordt een militaire slachterij ingericht en in de leegstaande klassen van de vroegere meisjesschool in de Karel van Manderstraat worden vluchtelingen gehuisvest.

Tijdens een bombardement in 1943 wordt de mouterij van brouwerij Goethals in de Hoogstraat grotendeels vernield. In hetzelfde jaar worden de drie klokken van de Sint-Amanduskerk aangeslagen en de treinhalte "Marialoop" ingericht bij het kruispunt van de spoorweg met de Vijfstraat.
Bij de bevrijdingsoperatie wordt de gemeente op 25 juli 1944 tot tweemaal toe gebombardeerd, waarbij onder de zwaarst getroffen panden onder meer het klooster in de Baljuw Vermeulenstraat, de drukkerij Bruggeman op de Plettinckplaats en huizen in de Regentiestraat horen. Aan de Goethalsplaats wordt een huizenblok met de grond gelijk gemaakt, waardoor de nauwe doorgang naar de Kasteelstraat verdwijnt. Eén van de raketbommen van de V-I stort dichtbij de kapel Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste te Marialoop neer. De spoorwegbrug over het kanaal Roeselare - Leie te Ingelmunster wordt opgeblazen, waardoor de treinverbinding naar Kortrijk verbroken wordt. Op 8 september 1944 wordt Meulebeke bevrijd door de Poolse troepen, die wel nog op Duitse weerstand stuiten in de richting van Marialoop en de Paanders. Hierbij staat het klooster van de Zusters van het Geloof op de Paanders gedurende twee dagen in de vuurlinie.

Oorlogsschade wordt hersteld aan onder meer de glasramen van de Sint-Amanduskerk, die tevens nieuwe klokken krijgt (1945), en aan de parochiekerk van Sint-Leo en Onze-Lieve-Vrouw Bezoeking te Marialoop (1957-1958).
Na aankoop of onteigening van de gronden en sloop van de vernielde panden Bossuyt en Roelandts aan de Markt, worden de terreinen ingericht als respectievelijk gemeentepark en parking bij de Sint-Amanduskerk.
Ter herdenking van het verlies van de manschappen van de 9de Compagnie wordt een herdenkingsplaat opgericht aan het toenmalige Stationsplein. Ook aan de Marialoopplaats wordt een oorlogsgedenkteken opgericht naar ontwerp van architect Albert Crop (Meulebeke).
Na overleg met generaal Montgomery beslist men de spoorwegbrug die door de Duitsers is opgeblazen, niet meer te herstellen. Men is immers van oordeel dat de verbinding tussen Ingelmunster en Meulebeke in de nabije toekomst nog van weinig nut is door de opkomst van de autobusdiensten en het wegvervoer, waarvoor vele wegen worden geasfalteerd of gebetonneerd. Hierdoor doet de spoorlijn enkel nog dienst voor het goederenverkeer vanuit Tielt tot in Meulebeke, tot ook deze lijn opgeheven wordt in 1984.

In 1946 wordt het schoolcomplex van de Paanders uitgebreid met een schoolkapel, die op initiatief van Eerwaarde Heer Goethals voorzien wordt van een westtorentje, waarna ze als kerk, toegewijd aan het "Onbevlekt Hart van Maria", in gebruik wordt genomen. Pas op 24 januari 1956 wordt de Paanders erkend als vierde en laatste parochie op Meulebeeks grondgebied, waarbij een stukje van de parochie Marialoop wordt overgeheveld. In hetzelfde jaar wordt een kerkhof aangelegd langsheen de Wolvenstraat.

In 1950 wordt het pleintje aan de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand aangelegd en een kaarshuis opgericht, dit alles ten behoeve van het groeiend aantal bedevaarders.

De parochiekerk Sint-Antonius van Padua op 't Veld wordt pas in 1951 in gebruik genomen na een voorlopige inwijding op 1 november; de plechtige inwijding gebeurt op 13 augustus 1953 door Mgr. Desmedt.

In het hospitaal worden na de oorlog nog enkel meisjes opgenomen in de weesafdeling, die definitief sluit 1951. In 1950 wordt het hospitaal met een verdieping uitgebreid. De kleine kloostergemeenschap fusioneert in 1955 met de Zusters van het Geloof uit Tielt. In 1962 worden belangrijke verbouwings- en moderniseringswerken uitgevoerd met onder meer verblijven voor echtparen, een speciale ziekenafdeling, twee eetzalen en nutsvoorzieningen.

In 1959 wordt in de Baljuw Vermeulenstraat de Rijkslagere school "Beukenhof" opgericht, in 1969 voorzien van een nieuw klasgebouw, gelegen in een grote, ommuurde tuin.

In 1962-1963 wordt het interieur van de Sint-Amanduskerk gemoderniseerd naar ontwerp van architect R. Lernout (Geluwe), waarbij vooral het interieur grondig aangepast wordt met een betonnen structuur op pijlers die de scheibogen tussen de beuken vervangen, een groter doksaal, een verhoogd hoogkoor en een nieuwe vloer. Na voltooiing van de werken wordt de kerk opnieuw ingewijd op 30 juni 1963.

De in verval geraakte, voormalige gemeenteschool in Marialoop wordt in 1963 afgebroken om de aansluiting van de Marialoopsteenweg met de Marialoopplaats te verbreden.

In 1965 wordt het laatgotische, houten Mariabeeld van de kapel Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste gestolen, waarna in 1966 een kopie wordt geplaatst door de Tieltse beeldhouwer-kunstsmid Jef Claerhout.

In 1968 wordt de speelplaats van de school in de Paanders omgevormd tot parochiezaal.
De schoolkapel van de meisjesschool in de Karel van Manderstraat die eind jaren 1940 in onbruik is geraakt, wordt omgebouwd tot zwembad dat in 1969 onder de naam "Relax" opent en dienst doet tot 1979, waarna het gesloten en verkocht wordt.

Meulebeke groeit in de tweede helft van de 20ste eeuw uit tot een gemeente waar naast enkele nieuwe industrieën, landbouw en textiel nog steeds een belangrijke rol spelen. Ondanks enkele crisisjaren komt de lokale economie stilaan weer op gang, met vooral in de jaren 1960 een grote bloei. Vele kleine en middelgrote ondernemingen vestigen zich in de gemeente, naast onder meer handelshuizen, wasserijen en autobedrijven.
In 1945 vestigt Alois Libeert uit Lauwe samen met zijn zonen een wattenfabriek langs de Marialoopsteenweg, de firma Libeltex, die uitgroeit tot één van de belangrijkste bedrijven van Meulebeke.

Ondanks de modernisering en mechanisatie gaat brouwerij Vondel in 1957 uit bedrijf en later in overname; er wordt nog tot in het begin van de jaren 1970 gebrouwen. Ook brouwerij Goethals stopt definitief in 1975, waarna een deel van de gebouwen tijdelijk herbestemd wordt als feestzaal.
In 1968 wordt de gasketel in de Rijselstraat afgebroken.

In de tweede helft van de 20ste eeuw daalt de tewerkstelling in de landbouw en verdwijnen een aantal uitbatingen door groeiende mechanisatie en specialisatie. Vanaf de jaren 1950 ligt de nadruk op intensieve teelt van tarwe, gerst, haver, rogge, aardappelen, chicorei en tabak met daarnaast nog wat vlasteelt; opvallend is de bloeiende tuinbouw.

In 1956 wordt de reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog vernielde Herentmolen afgebroken. Het torenkot wordt bewaard en versterkt en voorzien van een staakmolen met materialen afkomstig van drie andere molens. In 1959 wordt de Bosterhoutmolen buiten gebruik gesteld.

De woningbouw kent in de tweede helft van de 20ste eeuw een ongewone bloei. De Roeselaarse bouwmaatschappij De Mandel bouwt 300 sociale woningen in circa 25 jaar tijd, onder meer in de Mandelwijk (1963-1973), in de Tuinwijk die uitgebreid wordt tot 114 woningen (1953-1973), in de Vuilputstraat (1962-1963) en in de Rodenbachlaan en -wijk (1967). Op 9 oktober 1965 wordt de eerste steen gelegd van "Bloemenhove", de woonwijk voor bejaarden in eigendom van het O.C.M.W.

Ook de privéwoningbouw kent een grote expansie, onder meer de ontwikkeling van de Kazant- en de Sperrenwijk. In 1956 wordt de Astridlaan aangelegd als onderdeel van de kleine wegenlus voor doorgaand verkeer omheen het dorpscentrum.

In de jaren 1950 is te Meulebeke de gekende aannemersfirma "Bouwbeton" gevestigd, die zich specialiseert in gewapende betonconstructies en openbare en private werken realiseert in heel België.

In de jaren 1970-1980 worden nog vele openbare werken gerealiseerd, onder meer de aanleg van een nieuwe parking bij de kerk van Marialoop (1971), de modernisering van de Veldstraat (1971-1972), herstellingswerken aan in- en exterieur van de Sint-Amanduskerk onder meer na stormschade in 1975 (1970-1980), renovatie van de toren van de parochiekerk van Marialoop (1979), restauratie van de Herentmolen en van de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand, de aanleg van een parking omheen de Sint-Antoniuskerk (1980) en de aanleg van een nieuwe wijk tussen de Steenstraat en de Vuilputstraat na verkaveling van het domein van de historische hoeve "Goed te Potente".

Tevens is er eind jaren 1970 een grote dorpskernvernieuwing met onder meer de heraanleg van de Markt, de bouw van een kantoor-, woon- en winkelcomplex tussen de Holdestraat, Markt, Oostrozebekestraat en Bertje Santensweg, de oprichting van een nieuw administratief centrum voor de gemeentediensten aan de zuidzijde van de Markt, ingehuldigd op 13 juni 1981 en van een nieuw postkantoor op de hoek van de Markt en de Kapellestraat in 1984.

Ook de sociale woningbouw wordt in deze periode verdergezet met onder meer sociale, bejaarden- en koopwoningen in de "Gaverwijk" - Oude Tieltstraat (1979-1986) en woningen door de Huisvestingsmaatschappij Midden-West-Vlaanderen in de wijk tussen de Steenstraat en de Vuilputstraat.

In 1965 koopt het gemeentebestuur het ruim 17 hectare grote domein van het kasteel Ter Borcht met de aanpalende weiden en landerijen aan. Het kasteel wordt gerestaureerd en verbouwd en herbestemd voor het Vrij Instituut voor Lichamelijke Opvoeding (V.I.L.O.) met nieuw schoolcomplex op de plaats van het voormalige neerhof. De Borchtmeersen aan de oostzijde van het domein worden verkaveld tot een villawijk, de "Borchtwijk", met onder meer aanleg van de brede Ter Borchtlaan. In de jaren 1970 wordt op de weiden ten zuiden van het kasteel het Sport- en Recreatiecentrum Ter Borcht uitgebouwd, waarbij onder meer een ringkanaal, visvijver, sportvelden en speelplein worden aangelegd en een gebouwencomplex met sporthal, zwembaden, overdekte tribune, judozaal, saunabad, cafetaria, kleedkamers, sanitair en technische ruimtes wordt opgetrokken, officieel geopend op 20 oktober 1979. In de jaren 1980 wordt het gebouwencomplex van het V.I.L.O. verder uitgebreid en worden onder meer bijkomende voetbal- en tennisvelden en een paardendressuurpiste langs de Ingelmunstersteenweg aangelegd. In de laatste decennia worden nog verdere waterbeheersings-, uitbreidings- en renovatiewerken uitgevoerd.

In 1971 koopt het gemeentebestuur de Bosterhoutmolen aan omdat deze op de rooilijn staat van de nieuw aan te leggen Randweg, onderdeel van de provincieweg Tielt - Ingelmunster. Het aanvankelijke plan om deze over te brengen naar het domein Ter Borcht stuit op verzet van onder meer de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen en de toenmalige Rijksdienst voor Monumenten en Landschappen. De onmogelijkheid om de molen in de buurt te verplaatsen, maakt dat de in 1980 afgebroken molen in 1991 verkocht wordt aan de stad Brugge, waar hij het jaar erna door de Gistelse molenbouwers Peel herbouwd wordt op de Kruisvest bij de Dampoort onder de naam "Nieuwe Koelewey".

Ook de rosmolen bij de vroegere Borchtmolen verdwijnt door de aanleg van de Randweg, die officieel ingewijd en opengesteld wordt op 24 oktober 1981.

In 1975 fusioneert de vrije meisjesschool van Marialoop met de Sint-Amandusschool in het centrum en in 1977 schenken de zusters hun eigendom daar aan de parochiale werken van de dekenij Tielt.

Eind jaren 1970 verdwijnen enkele gebouwen uit het stadsbeeld, onder meer het tot hoeve omgevormde kloosterhuis van de Zusters van Maria's Opdracht in de Schutterijstraat (1978), een reeks landarbeiderswoningen in de Bezemstraat, die in 1979 heropgericht worden in Bokrijk en de oude rijkswachtkazerne in de Oostrozebekstraat die in het begin van de jaren 1980 vervangen wordt door het huidige politiekantoor.

In 1979 wordt het gedenkteken van de 9de Compagnie verplaatst naar de zijgevel van het oud stationsgebouw om plaats te maken voor een nieuwe parking aan het voormalige Statieplein, vanaf dan Achtste Linielaan genoemd. Het station zelf wordt als "Vredesmuseum" ingericht ter herinnering aan de "slag om Meulebeke" tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Het gemeentebestuur koopt in 1976 de leegstaande gebouwen van brouwerij Vondel aan, waar in eerste instantie het brandweerarsenaal wordt ondergebracht. Nadat de hoofdgebouwen worden gevrijwaard en hersteld, krijgt het complex een nieuwe bestemming. Een gedeelte van de voormalige brouwerij wordt gebruikt als Ontmoetingscentrum Vondel dat op 8 oktober 1989 opent; de vroegere ketelruimtes bieden sinds 1999 onderdak aan de bibliotheek en in de oude droogkamers komen lokalen voor de jeugdbewegingen.

In 1982 stelt men het Provinciaal Domein 't Veld open voor het publiek, een natuur- en bosgebied van ruim 44 hectare voornamelijk gelegen op het grondgebied van Ardooie, met onder meer een toegangsweg in het noordwesten van het grondgebied van Meulebeke.

Aan de Bonestraat worden nieuwe zorginstellingen opgericht op de plaats van het oude hospitaal, de kapel en de barakkenweide, met name een kloostergebouw en het Woon- en Zorgcentrum "Sint-Vincentius" in 1986 en de "Residentie Deeveland" met serviceflats in 1986; in 2001 bouwt men nog een administratief gebouw en het dienstencentrum "Ter Deeve".

In de jaren 1990 wordt de verkaveling "De Lapperbeek" gerealiseerd ten oosten van de Karel van Manderstraat. Voor de invulling van de verkaveling "Valkenhof" aan de Veldstraat, worden de laatste prefabwoningen te Meulebeke gerealiseerd door Edgard Van Baveghem, afgebroken.
In de jaren 1991-1996 gebeuren herstellings- en verfraaiingswerken aan de Sint-Amanduskerk, waarbij onder meer een nieuw glasraam in de doopkapel en een nieuwe beiaard geplaatst worden.

In 1994 richt men de "parochiefederatie Meulebeke" op, waartoe de parochies Sint-Amandus, Marialoop, de Paanders en Sint-Antonius behoren; in 2002 uitgebreid met O.-L.-Vrouw (Pittem) en Sint-Germanus (Pittem-Egem).

In 1999 geven de Zusters van het Geloof de lagere meisjesschool in de Baljuw Vermeulenstraat - Karel van Manderstraat in erfpacht; het klooster zelf blijft in hun eigendom. Ook de school in de Paanders wordt in 2005 weggeschonken.

In deze periode worden zowel de herberg "'t Schaeck" als het tot dan toe oudste Meulebeekse café "Den Beer" met naastliggend winkelpand en achterliggende gebouwen van brouwerij Goethals langs de Hoogstraat gesloopt voor vervangende nieuwbouw.

In het begin van de jaren 2000 wordt de begraafplaats aan de Karel van Manderstraat opnieuw uitgebreid. Tevens gebeuren restauratiewerken aan de kerken Sint-Antonius van Padua (2001) en Heilige Leo en Onze-Lieve-Vrouw Bezoeking te Marialoop (2002-2005) en aan de Herentmolen (2005).
Op de Markt worden twee standbeelden opgericht die gerealiseerd zijn door plaatselijke kunstenaars, met name het beeld van Karel van Mander door Rik Vermeersch, onthuld op 5 juli 2003, en dat van "De Beer" door Frans Vercoutere, onthuld op 2 juli 2005.

Sinds 2001 wordt een verdieping van de voormalige brouwerij Vondel volledig in gebruik genomen voor buitenschoolse kinderopvang. In 2004 gebeurt een uitbreiding met een tweede polyvalente zaal en in 2005 renoveert men de "Vondelkuip" of de oude zaal. In april 2008 wordt "Lucifer" er geopend, het centrum voor de historische documentatie van de gemeente Meulebeke.

In 2003 wordt aan de zuidzijde van de Baljuw Vermeulenstraat het grootschalig sociale woonproject "Residentie Baljuw Vermeulen" ingehuldigd, een realisatie van de sociale huisvestingsmaatschappij De Mandel. In hetzelfde jaar wordt de voormalige pastoorswoning bij het rustoord in de Bonestraat gesloopt.

In 2004-2006 wordt bij een gerenoveerde hoeve in de Veldstraat een 19de-eeuwse rosmolen uit Hoogstrate (Alveringem) overgebracht, heropgericht en maalvaardig gemaakt.

Recent plant men de sloop van het voormalige gemeentehuis op de hoek van de Pittemstraat en de Wetstraat voor een vervangend nieuwbouwcomplex van drie bouwlagen met onder meer lokalen voor de muziekacademie, sociale woongelegenheden en ondergrondse parkeerplaatsen, te realiseren door de Sociale Bouwmaatschappij De Mandel.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Concentrische, historische dorpskern met centraal gelegen marktplein omgeven door of aansluiting gevend op enkele centrumstraten. Net ten zuidwesten ervan bevindt zich het *kasteel Ter Borcht, met middeleeuwse kern en 19de-eeuws neoclassicistisch uitzicht, te midden van een domein met boogbruggen, toegangstorentjes, restanten van omwalling, motte, grachten en tuinen, thans heringericht tot sport- en recreatiecentrum met sportschool.
Woonconcentraties bevinden zich tevens langsheen de verbindingswegen naar en op de wijken Marialoop, de Paanders en Sint-Antonius of 't Veld.

In het centrum van Meulebeke concentreert zich het oudste bouwkundig erfgoed, opklimmend tot de 18de eeuw, doch veelal aangepast in de 19de of 20ste eeuw. Restaurant-café "'t Oud Gemeentehuis" in de Regentiestraat bezit een kern die teruggaat tot het middeleeuwse schepenhuis met herberg. In centrumstraten als onder meerde Hoogstraat, Kasteelstraat, Oostrozebekstraat en de Markt bevinden zich enkele laatclassicistische heren- of burgerhuizen, al dan niet met lokale interpretatie van empirestijl of recentere inbreng van winkelpuien; ze klimmen minimaal op tot het eerste kwart van de 19de eeuw, doch kunnen mogelijk uit de tweede helft van de 18de eeuw dateren. Opmerkelijk is de imposante, 19de-eeuwse voormalige brouwerswoning Tieltstraat nummer 118.

Talrijker zijn de 19de- en begin 20ste-eeuwse burger- en herenhuizen in neoclassicistische stijl met veelal gepleisterde en geschilderde lijstgevels, onder meer in de Kasteelstraat, Markt, Oostrozebekestraat, Regentiestraat, Pittemstraat, Statiestraat en de Tieltstraat. Ook in de hoofdstraten van de gehuchten Marialoop en de Paanders, respectievelijk de Marialoopplaats en de Paanderstraat, zijn dergelijke woningen nog bewaard.

Enkele openbare gebouwen in laat- of neoclassicistische stijl zijn onder meer het voormalig stationsgebouw aan de Achtste Linielaan, de voormalige congregatiezaal in de Schutterijstraat, de voormalige Veldschool aan de Bruggesteenweg, de kerk Sint-Leo en Onze-Lieve-Vrouw Bezoeking aan de Marialoopplaats en de basisscholen met kloostergebouw van de wijken Marialoop en de Paanders. Opmerkelijk is dat vele veldkapellen in deze stijl zijn uitgevoerd.

De neogotische stijl is vertegenwoordigd in de Sint-Amanduskerk op de Markt met oude kern en in de jaren 1960 aangepast interieur, de resten van een voormalige schoolkapel in de Karel van Manderstraat en enkele grote kapellen, onder meer de Kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand met 18de-eeuwse kern in de Kapellestraat, de kapel van Onze-Lieve-Vrouw ter Ruste aan de Marialoopplaats en de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes in de Oostrozebekestraat.

Het grootste deel van de basisbebouwing in het centrum wordt gekenmerkt door heterogene, voornamelijk aaneengesloten rijbebouwing uit het eerste en tweede kwart van de 20ste eeuw, met name eenvoudige woonhuizen van een à twee bouwlagen onder pannen zadel- of mansardedaken met baksteen- of gecementeerd parement.

Restanten van typerende 19de- en begin 20ste-eeuwse eenlaagswoningen zijn voornamelijk bewaard langs de uitvalswegen, onder meer in de Bruggesteenweg, Gentstraat, Karel van Manderstraat, Marialoopsteenweg, Pittemstraat, Tieltstraat en Veldstraat, en in de kernen van de buitenwijken, onder meer in de Paanderstraat en Vossekotstraat. Van de talrijke herbergen, veelal getypeerd door afgeschuinde hoektravee, blijven enkele volumes bewaard; de meeste uitbatingen zijn evenwel in de loop van de 20ste eeuw stopgezet. In het buitengebied bevinden zich verspreid landarbeiderswoningen, veelal achteringelegen en opgevat als twee- of driewoonsten.

Enkele eclectische panden zijn gelegen aan de Goethalsplaats en in de Oostrozebeke- en Statiestraat. Een zeldzame en late interpretatie van art-nouveaustijl is de woning Statiestraat nummer 57. Prudent Vergote en Léon Verthé zijn lokale bouwmeesters die in het eerste kwart van de 20ste eeuw in Meulebeke werkzaam zijn.

De interbellumarchitectuur vertoont weinig zuivere art-decostijlkenmerken, met uitzondering van onder meer villa "Zandvlugge" in de Oude Pittemstraat en het hoekpand Statiestraat - Wetstraat. In de Karel van Manderstraat bevindt zich een kleine villa in cottagestijl, in oorsprong een oud pand dat wordt verbouwd tot directeurswoning bij een textielfabriek. Naar verluidt is de voormalige beheerderswoning van brouwerij "Vondel" een ontwerp van de Gentse architect Charles Hoge.

Openbare gebouwen die in deze periode worden opgericht, zijn het klooster- en schoolgebouw aan de Karel van Manderstraat - Baljuw Vermeulenstraat, een ontwerp van de Tieltse architect Albert Impe, en het school- en kloostergebouw, de noodkerk en de kerk Sint-Antonius van Padua, waar beeldhouwwerk en kerkmeubilair van de gekende kunstenaars Antoon en Luc Van Parijs geïntegreerd zijn, van de in 1936 opgerichte gelijknamige parochie in het gehucht 't Veld.

Aan de rand van het dorpscentrum bevinden zich enkele wijken met typerende eenheidsbebouwing van sociale woningbouw, die onder stimulans van burgemeester en amateuraannemer Edgard Van Baveghem gerealiseerd wordt door de Bouwmaatschappij De Deeve en later De Mandel, onder meer de Tuinwijk - Spoorweglaan en de Zuid-Australiëwijk.

Door bombardementen die Meulebeke teisteren tijdens de Tweede Wereldoorlog is wederopbouwarchitectuur vertegenwoordigd door zowel nieuwbouw als gevelaanpassingen bij oudere panden, voornamelijk in het centrum of langs uitvalswegen tegen het centrum aan. Vermeldenswaardig zijn de villa Gentstraat nummer 15, opnieuw een ontwerp van Charles Hoge, de woning met atelier van de Meulebeekse kunstschilder, schrijver en fotograaf Leopold Sacrez in de Marktstraat, het voormalige gemeentehuis met brandweerkazerne in de Pittemstraat - Wetstraat en de directeurswoning van de textielfabriek Libeert en de eigen woning van architect Albert Crop, beide gelegen in de Tielstraat. Naast Albert Crop zijn voornamelijk de plaatselijke architect Marcel Lambrecht en de Izegemse architect Emiel Allewaert werkzaam in de jaren 1940-1950. Tevens worden in de naoorlogse periode een bassischooltje in de Baljuw Vermeulenstraat en de oorspronkelijk als kloosterkapel gebouwde kerk Onbevlekt Hart van Maria van de Paandersparochie opgetrokken.

In de tweede helft van de 20ste eeuw worden enkele nieuwe woonwijken en verkavelingen gerealiseerd. Ook de sociale woningbouw blijft toenemen met onder meer realisatie van de wijk "Bloemenhove", de "Mandelwijk" en de "Gaverwijk".

Verspreid bevinden zich enkele kwalitatieve ontwerpen van vrijstaande eengezinswoningen daterend uit de jaren 1960-1970, onder meer in de Oude Pittemstraat en de Pittemstraat. Hiervoor wordt veelal beroep gedaan op architecten van elders, onder meer het Tieltse architectenbureau Konstrukto of de Brugse architect Arthur Degeyter; toch zijn ook plaatselijke architecten als onder meer Ferdinand Vergote actief.

In het laatste kwart van de 20ste eeuw en het begin van de jaren 2000 worden enkele grootschalige nieuwbouwprojecten gerealiseerd, onder meer het complex van het Vrij Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en het Sport- en Recreatiecentrum op het domein van het kasteel Ter Borcht, het gemeentehuis met administratief centrum en postgebouw aan de Markt, de zorginstellingen aan de Bonestraat, de jeugdbewegingslokalen aan de Krekelstraat en enkele woon(winkel)complexen in het centrum, met name in de Baljuw Vermeulenstraat, in de Hoogstraat en op de hoek Holdestraat - Markt - Oostrozebekestraat.

De Tieltse architecten Johan Laethem en Dirk De Meyer realiseren enkele kwalitatieve verbouwingen van landelijke woningen in respectievelijk de Eeckbosstraat en de Gentstraat. Recent worden vele projecten gerealiseerd door het Meulebeekse architectenbureau G. Callens.

De open ruimte in het centrum wordt gevormd door twee pleintjes ten noorden van de Markt, met name de Goethalsplaats en de Plettinckplaats en een parkje ten zuiden van het gemeentehuis, tussen de Kapellestraat en de Holdestraat. Recent is een geboortebos aan de Krekelstraat aangeplant. De oude spoorwegbedding van de opgeheven spoorlijn Tielt - Ingelmunster doorkruist als een groen lint de gemeente met enkele (fragmentarisch) bewaarde bakstenen spoorwegbrugjes.

In het dorpscentrum zijn restanten van het historische brouwerijverleden terug te vinden, met name het imposante complex van de voormalige brouwerij "Vondel" met begin 20ste-eeuwse mouterij en in art-decostijl herbouwde brouwerijgebouw, thans herbestemd voor gemeenschapsvoorzieningen, en de imposante 19de-eeuwse kelder van de voormalige brouwerij "Goethals" onder een recent appartementsgebouw in de Hoogstraat.

Opmerkelijk zijn de vele bewaarde industriële gebouwen gelinkt aan de tot in de 20ste eeuw bloeiende vlasnijverheid, met zowel woonhuizen van vlasverwerkers, -koopmannen of -fabrikanten als talrijke schuren en enkele zwingelarijen, onder meer in de Aardenmolenstraat, Bruggesteenweg, Gentstraat, Heirentstraat, Meentakstraat, Nieuwstraat, Oostrozebekestraat, Paanderstraat en Pittemstraat. Roterijgebouwen zijn bewaard in de Bruggesteenweg en de Heirentstraat. Voornamelijk langsheen de verbindingswegen bevinden zich bedrijfsgebouwen van 19de- en 20ste-eeuwse textielfabrieken, al dan niet met bijhorende directeurswoningen; een rij 19de-eeuwse weverswoningen is terug te vinden in de Fabrieksstraat.
Nabij de Kerkemeersstraat bevindt zich een sluisje over de Lapperbeek en in de Rijselstraat een voormalige magazijn van de begin 20ste-eeuwse gasinrichting.

Het omringend landelijke gebied van de gemeente wordt grotendeels straalsgewijs doorsneden door de grote verbindingswegen, waartussen kleinere, veelal haaks op elkaar aansluitende landwegen kronkelen. In dit vrij druk bebouwde buitengebied bevinden zich talrijke, nog in bedrijf zijnde landbouwbedrijven, waarvan vele sites minimaal opklimmen tot de 17de eeuw, doch de gebouwen van de 18de, 19de en 20ste eeuw dateren.

Enkele historische hoeves, waarvan de omwalling veelal gedempt is, hebben een oude geschiedenis, bv. als centrum van een voormalige heerlijkheid of achterleen, onder meer het voormalig neerhof van de heerlijkheid Bosterhout (Bosterhoutstraat), "Goed Ter Lucht" (Elbestraat), "Hof ten Driessche" (Hulsveldedreef), "Overdeve" (Kleine Roeselarestraat), "Goed ten Ackere" (Marialoopsteenweg), "Hof ter Poorten" (Oude Diksmuidse Boterweg), "Goed te Barteloos" (Oude Paanderstraat), "Goed te Dierdonck" (Pittemstraat) en "Goed te Hulsvelde" (Vierlindendreef).

Hoevebouw met streekeigen kenmerken, waarvan de site omgeven is door hagen en recentere betonnen afsluitingen, uitzonderlijk nog met bewaarde boomgaard of moestuin. Losstaande, veelal ongeschilderde, bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken, met eenlagig woonhuis zonder opkamer. Typerend voor de regio zijn de half ondergrondse, koepelvormige, begroeide gemetselde aardappelkelders. De bestaande hoevegebouwen zijn in de loop der tijd in functie van de uitbating uitgebreid met nutsgebouwen. Zo zijn enkele 19de- en 20ste-eeuwse tabaksasten of chicoreiasten in onder meer de Aststraat, Elbestraat, Oude Paanderstraat, Paanderstraat en Pittemstraat terug te vinden.

De enige molen die overblijft van het eertijds door vele molens getypeerde Meulebeekse landschap, is de in de 20ste eeuw heropgebouwde "Herentmolen" langs de Gentstraat met voormalige, 18de-eeuwse molenaarswoning in de Buysveldstraat. Recentere maalderijgebouwen zijn onder meer langs de Bruggesteenweg, Marialoopsteenweg, Steenovenstraat, Pittemstraat en de Veldstraat bewaard. In de Veldstraat bevindt zich ook de recent heropgerichte en maalvaardig gemaakte, 19de-eeuwse rosmolen afkomstig uit Hoogstrate (Alveringem).

Vermeldenswaardig is de 19de-eeuwse boswachters- of jachtopzienerswoning aan de Bosweg die eertijds behoort tot de baronie Ingelmunster, waarvan de bossen zich uitstrekken tot in Meulebeke.

Verspreid over het hele grondgebied bevinden zich vele, voornamelijk 19de- en 20ste-eeuwse wegkapellen in neoclassicistische of neogotische stijl. Opmerkelijk is de "'s Herenhoofdkapel" langs de Pittemstraat, een kwalitatief ontwerp (1978) van een sfeervolle gebedsruimte. Daarnaast zijn er nog de talrijke gevel- en boomkapellen en de herdenkings- of calvariekruisen ingeplant aan een kruising van wegen of bij de toegang tot het erf van een hoeve.

  • Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg - Monumenten en Landschappen, Landschapsatlas, 2001, OC GIS-Vlaanderen.
  • BAERT G., Een marktoktrooi voor Meulebeke 1784, in De Roede van Tielt, jg. 18, nummer 1, 1987, p. 20-29.
  • BAERT G., Tentoonstelling Meulebeke textielgemeente, Meulebeke, 1989.
  • BAERT G., Van aubergien, lantsherberghskens en brandewijnhuysen te Meulebeke, in De Roede van Tielt, jg. 18, nummer 4, 1987, p. 1-112.
  • BOUCKHUYT L., De kapellekensbaan, een inventaris van de Meulebeekse veldkapellen, Meulebeke, 1994.
  • DECROIX L., Een bewogen geschiedenis, Sint-Amanduskerk Meulebeke, Vichte, 1996.
  • DECROIX L., Kortrijkse buitenpoorters te Meulebeke, 1540-1798, Brugge, 1990, p. 415-417.
  • DEMARREZ I., Meulebeke, wel en wee tot 1850, Tielt, 2002.
  • DEMEDTS L., Kroniek van Marialoop, Oostrozebeke, 2000.
  • DE MOOR G. (en andere), Toelichting bij de Quartairgeologische Kaart - Kaartblad 21 Tielt, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, Brussel, 1997.
  • DENDOOVEN L., Dit is West-Vlaanderen. Steden, gemeenten, bevolking, 1960, p. 1091-1112.
  • DE SEYN E., Geschied- en aardrijkskundig woordenboek der Belgische gemeenten, Brussel, s.d., p. 899-900.
  • DEVELTERE F., De Devebeek - Oude Devebeek te Meulebeke, Een verkenning, brochure n.a.v. de Wereldwaterdag, een initiatief van De Torenvalk VZW - Bond Beter Leefmilieu - Werkgroep Heemkunde & Erfgoed Mulenbeca, 30 maart 2008.
  • DEVELTERE F., Luitenant Ernst Potthoff, enige Duitser op het Meulebeeks kerkhof. De Bevrijding van Meulebeke, oktober 1918, in De Roede van Tielt, jg. 37, nummer 4, 2006, p. 187-243.
  • GERMONPREZ R., Het boek van Meulebeke, Meulebeke, 1982.
  • HAELEWYN R., Oostenrijkse wegen in West-Vlaanderen, in Studiën en berichten van het Katholieke Onderwijs, jg. 67, 1970, p. 82-83, 95, 97.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België : geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, Brussel, 1980, p. 684-686.
  • HOCHEPIED G., De sociaal-economische toestand van de overheidspersonen te Meulebeke en hun houding gedurende de eerste jaren van het Frans bewind, in De Roede van Tielt, jg. 4, nummer 3-4, 1973, p. 22-55.
  • HOUTHOOFD G.; DENEWET L.; BAERT G., De windmolens van Meulebeke, Meulebeke, 1994.
  • LEYS R., Verkennend bodemkundig en geotechnisch onderzoek Meulebeke (De Markt), ongepubliceerd verslag, Nationale Landmaatschappij, Brussel, 1983.
  • MAERTENS M., Biotoopstudie van het Provinciaal Domein 't Veld te Ardooie (West-Vlaanderen), onuitgegeven nota, s.l., 1987.
  • MAES F., Toponymie van Meulebeke t.e.m. 1700, onuitgegeven licentiaatverhandeling, Universiteit Gent, 1998-1999.
  • MARTENS W., Mei 1940. De regio Tielt in de vuurlinie, Tielt, 2003, p. 183-184; 294-322.
  • Onze vlasvezelbereidingsnijverheid. Jaarboek 1941. Textielcentrale, Kortrijk, 1941, p. 13, 261-265, 506, 513, 519, 526.
  • TANGHE G., Parochieboek van Marialoop en Oostrozebeke, Handzame, 1976.
  • TANGHE G., Parochieboek van Ruiselede en Meulebeke, Handzame, 1975.
  • VAN CLEVEN J., De spontane betonarchitectuur van Edgard Van Baveghem (1880-1954), in Referaat voor Kongres geschiedenis en industrieel erfgoed van beton, VVIA, Gent, 1986.
  • VANDEPUTTE O. (red.), Gids voor Vlaanderen, Tielt, 2007, p. 860-861.
  • VANNESTE H., Meulebeke, in HOLLEVOET F. en andere, Als straten gaan… praten, De roede van Tielt, Tielt, 2005, p. 81-110.
  • VANRENTERGHEM B., De Congregatie van de Zusters van 't Geloof, Bakermat in Tielt, verspreiding en evolutie, onuitgegeven studie, 2000-2001.
  • VIAENE D., De Spoorlijn Tielt-Ingelmunster en haar postmerken, in WEFIS-magazine, nummer 79, 2006, p. 21-23.
  • VERMEULEN B., 75 jaar bouwmaatschappij De Mandel, 1920-1995, Roeselare, 1995.
  • VERSCHUERE P., De Zusters van 't Geloove, Tielt, 1941.
  • www.cai.erfgoed.net
  • Gemeente Meulebeke
  • www.users.skynet.be/marialoop

Bron: CALLAERT G. met medewerking van BOONE B. & MOEYKENS S. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Meulebeke, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL38, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Meulebeke [online], https://id.erfgoed.net/themas/14735 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.