Geografisch thema

Sint-Joris

ID
14729
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14729

Beschrijving

Sint-Joris ligt 15 kilometer ten zuidoosten van Brugge, op 30 kilometer van de Noordzee en tegen de grens met de provincie Oost-Vlaanderen. Sint-Joris grenst ten noorden aan Oedelem, ten oosten aan Knesselare (Oost-Vlaanderen), ten zuiden aan Maria-Aalter (Oost-Vlaanderen) en ten westen aan Beernem. Sinds de fusie van 1 januari 1977 vormt Sint-Joris samen met Beernem en Oedelem een onderdeel van de fusiegemeente Beernem. De grondoppervlakte bedraagt slechts 645 hectare. Op 1 januari 2007 telde Sint-Joris 1.785 inwoners.

Fysisch-geografische gegevens

Het grondgebied behoort fysisch-geografisch tot Zandig Vlaanderen, en meer specifiek tot het Westelijk Houtland. De ondergrond bestaat uit lemige zandgronden die dateren uit het Eoceen (40 tot 70 miljoen jaar oud). Het landschap is vrij vlak met nauwelijks hoogteverschillen: van 11 meter boven zeespiegelniveau in het noorden tot 19 meter in het zuiden. De drempel van de Sint-Joriskerk ligt circa 12 meter hoog.

De beekstelsels met kleine, smalle valleien, wateren in essentie centraal af naar het Kanaal Gent - Brugge (zadeldal tussen het vroegere stroomgebied van de Zuidleie en de Hoge Kale). De Galgeveldbeek, de Vijverbeek, de Kasteelbeek en de Lakebuis ontwateren de zuidelijke helft. De Citroenbeek en de Slabbaartsbeek (vormt de grens met Knesselare) monden vanuit het noorden in het kanaal uit. Bebossing komt enkel voor in de zuidelijke helft waar zich de uitlopers van het historische Bulskampveld situeren (zie geschiedenis veldontginningsgebieden).

HISTORISCHE INLEIDING

Oudste geschiedenis

Over de oudste geschiedenis van Sint-Joris is weinig geweten. In de literatuur wordt geen melding gemaakt van archeologische vondsten door het nagenoeg ontbreken van archeologisch onderzoek. Er zou reeds in de 10de- 11de eeuw een kapel hebben gestaan, toegewijd aan Sint-Joris.

12de - 15de eeuw

In de loop van september 1242 trok Walter de Marvis, bisschop van Doornik, door de streek van het historische Bulskampveld om er de grenzen van de parochie Sint-Joris-ten-Distel en van het Bulskampveld, een enorm uitgestrekt heideveld, vast te leggen. Sint-Joris-ten-Distel werd een nieuw gestichte parochie, ontstaan uit de omringende en toen reeds bestaande parochies Beernem, Oedelem en Knesselare. Voor de afbakening werden kruisen gebruikt. Op de hoeken van de volgende straten zijn nog kruisen aanwezig met name Kauter, Oedelemsteenweg, Sint-Jorisstraat en Zeldonkstraat. Het is echter niet duidelijk welke kruisen nog restanten zijn van de oorspronkelijke afbakening van de parochie.

De parochie Sint-Joris werd door de Doornikse bisschop in 1242 opgericht. Sinds de oprichting in 1559 behoort de parochie tot het bisdom Brugge, met uitzondering van de periode 1801 - 1834 toen het bij het bisdom Gent hoorde.

De oorspronkelijke naam Sint-Joris-ten-Distel is een combinatie van een lokaal toponiem met een katholieke heilige. Distel zou niet afkomstig zijn van de plant maar zou verwijzen naar een woest, onvruchtbaar gebied met de naam "Diesele" (reeds vermeld in 1242). Later is de heilige Joris toegevoegd aan de plaatsnaam (oudste vermelding in 1297).

Het noordoosten van het grondgebied is het laagst gelegen en het vruchtbaarst. De oudste nederzettingen en ontginningen situeren zich dan ook in het noordoosten (Zeldonk, Eiland, Langendonkstraat). De oudste landbouwgronden werden als 'kauter' omschreven, zie Kauter(straat).

Het zuidelijk deel van Sint-Joris maakte integraal deel uit van het historische Bulskampveld en werd dan ook pas laattijdig (18de- en 19de eeuw) ontgonnen (zie algemene geschiedenis van de veldontginningsgebieden). Een aantal zandwegen liepen door de velden en heide naar het zuiden (Hulstlo zie Beernem). Er lagen eveneens enkele vijvers in dat gebied. Bewoning was er gedurende eeuwen afwezig. Enkele van de oudste ontginningskernen bleven bewaard als site maar werden later meestal sterk verbouwd. Er werd tevens aan turfontginning gedaan.

Tussen 1270 en 1280 wordt de hoogtekam (een hoge zandrug) tussen Beernem en Sint-Joris doorgegraven. Hierdoor werd een verbinding gemaakt tussen de twee historische rivieren de Zuidleie en de Hoge Kale en ontstond de basis voor de het kanaal Gent - Brugge. De Hoge Kale vormde de bovenloop van de Durme. De Zuidleie was de bovenloop van de Reie en voerde water uit de streek tussen Beernem en Brugge af via het Zwin naar de Noordzee. De waterweg die toen ontstond was primitief en bezat nog tal van sluizen en een kronkelend verloop in tegenstelling tot recente kanalen. In de periode 1330-1335 werd de Zuidleie vanaf het Minnewater tot aan de Moerbrug gekanaliseerd. Omstreeks 1360 besloot het Brugse stadsbestuur tot grootscheepse werken over te gaan en de bedding van de Zuidleie overal op de gewenste diepte en breedte te brengen. Graaf Lodewijk van Male gaf in 1379 de Bruggelingen toestemming om verder te graven. Conflicten met de Gentenaars, zoals de slag van het Beverhoutsveld in 1382, deden de werken echter voor lange tijd stil leggen.

Reeds in de 14de eeuw lag een houten brug over het kanaal ter hoogte van Sint-Joris. In opdracht van Stad Brugge werd in 1367 een nieuwe stenen brug gebouwd.

Tot op het einde van het ancien régime lagen op de parochie een aantal heerlijkheden die waren afhankelijk van de Burg van Brugge. Aanvankelijk hadden we de heerlijkheid van "Sint-Joris" en de heerlijkheid van "de Oudsten" (Houtschen), het latere "van den Berghe". De belangrijkste was de heerlijkheid "Sint-Joris" zelf, met als fonciergoed het zogenaamd "Sint-Jorishof" (Eiland nummer 20). De heerlijkheid strekte zich uit ten noorden van de Zuidleie en het centrum rond de kerk, bezat volle jurisdictie en was in het bezit van de families Dain (Eine), de Baenst en van den Hecke. De tweede belangrijkste heerlijkheid was die van "het Houtsche" of "de Oudse", ten zuiden van de Zuidleie. De heerlijkheid strekte zich uit over zogenaamde "woeste gebieden" op het grondgebied Sint-Joris, Beernem, Ruddervoorde, Oostkamp en Loppem. Na verkoop in 1558 werd de heerlijkheid opgedeeld. Na wijziging en verkoop van lenen ontstond in de 17de eeuw de heerlijkheid "van den Berghe", eigendom van de gelijknamige familie. Het leen "van den Berghe" was afhankelijk van het leenhof van de Burg van Brugge. Ze omvatte een omwald kasteel (het latere kasteel "de Lanier" zie Maria-Aaltersteenweg nummer 34), neerhof en landerijen, en bezat een wet met baljuw, burgemeester en zeven schepenen, met bevoegdheid tot hoge rechtspraak. De rechtspraak werd uitgesproken op het pleintje zogenaamd "Pelderijn" op het einde van de huidige Kerkstraat en gelegen langs de Lattenklieverstraat waar tot in de jaren 1980 het baljuwhuis aanwezig was.

16de - 17de eeuw

Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens, wordt Sint-Joris afgebeeld als een landelijk dorpje in een bocht van de Zuidleie. De Sint-Joriskerk staat afgebeeld als een kruiskerk met vieringtoren en bijhorend ommuurd kerkhof. Een kleine nederzetting van een aantal woningen ten noorden van de stenen brug over de Zuidleie. Hierop is duidelijk te zien dat de kerk van haar parochie is afgescheiden door het doortrekken van de Zuidleie. Ter hoogte van de Kauter weergave van negen stenen woningen en een zevental houten constructies.

Op het eind van de 16de eeuw werd de Sint-Joriskerk door geuzen vernield. De kerk werd herbouwd omstreeks 1610-1615.

Onder druk van de blokkade van de Westerschelde in het begin van de 17de eeuw werd de idee voor een kanaal tussen Gent en Brugge hernomen. Aartshertog Albrecht van Oostenrijk verleende in 1613 toestemming aan de Staten van Vlaanderen om het kanaal verder uit te graven tussen Gent en Sint-Joris, waar het kon aansluiten op het reeds uitgegraven deel in de bedding van de Zuidleie. Aan weerszijden van het kanaal lag een jaagpad voor de scheepstrekkers. In 1625 was het kanaal Gent - Brugge afgewerkt.

In het kader van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd langsheen het kanaal een fortengordel aangelegd, deel uit makend van de Staats-Spaanse Linies. Gedurende deze oorlog zijn door beide partijen veel militaire bouwwerken aangelegd. De linies bestonden hoofdzakelijk uit een verdedigingswal met voorliggende gracht soms uitgerust met redoutes en/of forten. Aanvankelijk schakelde men de bestaande bedijking in bij de verdediging en plantte men de forten of redoutes op de bestaande dijktracés in. Te Beernem was dit de dijkage langsheen het kanaal Gent -Brugge. De forten en/of redoutes fungeerden als wachtpost en/of uitvalsbasis terwijl de linies zelf dienden als inundatiewering, antipenetratiestelling en verbindingsweg of communicatielijn tussen de steden en/of forten onderling. De restanten van deze forten en wallen zijn nu nog nauwelijks te onderscheiden op het terrein. Het zogenaamd "Sterrehof" (zie Sint-Jorisstraat nummer 89) herinnert nog aan het fort "Te Sterre". Ter hoogte van de wijk Miserie treffen we het fort zogenaamd "groot myserie" en de "steene redoute de cleene myserie". Een beetje verder op bevond zich het "fort groot st. Jooris" aan en in het centrum dicht bij de kerk het fort "cleen St. Jooris". Deze zijn alle afgebeeld op de "Kaart van de Zuidleie of Gentse vaart, van Brugge tot Knesselare", door Antoon Willays en Octaviaan van Mayssien, beëdigde landmeters, van 1640-1642.

18de eeuw

In de loop van de 18de eeuw kon Sint-Joris profiteren van het gunstige politieke klimaat tijdens de Oostenrijkse regeringsperiode. Voordien was Sint-Joris niet meer dan een klein dorp. In 1750-1752 werd het kanaal verder verbreed en verdiept. Het kanaal Gent - Brugge werd in 1753 geopend waardoor grotere schepen langs konden varen. In voorbereiding daarvan was de bestaande waterloop onder meer ter hoogte van Sint-Joris verbreed en uitgediept. Het kanaal bleef tot aan de Tweede Wereldoorlog één van de belangrijkste handelswegen. Daarnaast kende de landbouw in de 18de eeuw door verbeterde technieken een opbloei.

Op de kabinetskaart van graaf de Ferraris uit de periode 1770-1778 zijn in het zuiden nog uitgestrekte, moerassige heidegebieden, vijvers te zien, naast de landbouwgronden ten noorden van het kanaal. De bewoning concentreert zich rond de kanaalbrug en in de wijk "Seldonck". Onder meer weergave van het zogenaamde "Sint-Jorishof" (zie Eiland nummer 20) als een hoeve bestaande uit een vrijstaand woonhuis, groot landgebouw en bakhuis. In het zuiden van Sint-Joris (ter hoogte van de straten ten zuiden van de Sint-Jorisstraat) werd gestart met de ontginning van de heiden, velden, moerassen en vijvers van het Bulskampveld (zie algemene geschiedenis van de veldontginningsgebieden). Er werden dreven aangelegd, grachten gegraven en bomen aangeplant. Dit gebeurde vanuit een aantal nog aanwezige hoeves zie de hoeve zogenaamd"Vijverhof" (Maria-Aaltersteenweg nummer 32).

Het kasteel van Sint-Joris (Maria-Aaltersesteenweg nummer 34), kasteel de Lanier (Waterland of van Pottelsberghe naar de huidige eigenaars), werd herbouwd omstreeks 1740, samen met de nabije nutsgebouwen: schuren, smederij, werkplaats, en andere. De kasteelsite werd reeds in de 14de eeuw vermeld. Vanuit de centrale site vertrekken verschillende dreven in de richting van het dorp, het kanaal, het Galgeveld en de Leiedreef.

Met de Franse revolutie op het einde van de 18de eeuw komt een einde aan het feodale systeem. Op 1 oktober 1795 worden onder meer het Brugse Vrije afgeschaft. Vlaanderen wordt ingelijfd bij Frankrijk onder het departement van de Leie. Kerkelijke goederen en gronden worden verbeurd verklaard en verkocht.

19de eeuw

Op het einde van de 19de eeuw ontstond er lokaal een gespecialiseerde nijverheid, het lattenklieven. Dennenhout werd met vlotten via het kanaal aangevoerd en vervolgens gekliefd tot latten voor de bewapening van pleisterwerk (plafonneerlatten). De lattenklieversbedrijven concentreerden zich dan ook rond het kanaal.

Net zoals in Beernem en Oedelem zijn de jonge ontginningslandschappen een ideaal terrein voor de grootgrondbezitters en hoge burgerij om kasteeldomeinen aan te leggen. Het zogenaamd "Galgeveldkasteeltje" (Galgeveld nummer 58), gebouwd tussen 1813 en 1823, is hiervan een voorbeeld.

Het georganiseerd onderwijs in Sint-Joris startte in 1810 in een privé-woning. In 1830 werd een gemeenteschool voor jongens gebouwd en een school voor meisjes (zie Lattenklieverstraat). In 1851 kwam er een schoollokaal voor meisjes bij. In 1874 kwamen een aantal Zusters van Maria van Pittem op vraag van pastoor Tavernier zich vestigen in de allereerste school, nabij de kerk (zie Kerkstraat). Onder invloed van de schoolstrijd (1879-1884) breidden zij hun katholieke meisjesschool uit met een afdeling voor jongens. In 1906, 1924 en 1931 volgden de bouw en uitbreiding van nieuwe schoollokalen.

In 1831 werd een nieuwe brug aangelegd die de naam Leopoldsbrug kreeg. In 1918 werd de ijzeren draaibrug opgeblazen en in 1940 en september 1944 gebeurde dit opnieuw. De huidige Leopoldsbrug dateert van 1985-1986.

De huidige kerk van Sint-Joris dateert uit 1837 (zie datering op fronton boven kerkdeur). De bouwwerken stonden onder de leiding van ingenieur Desermaise uit Brugge. Voordien hadden er reeds twee kerken gestaan waarbij de eerste tijdens de godsdiensttroebelen op het eind van de 16de eeuw vervangen was door een barokke kerk. De biechtstoelen werden in 1839 door Ferdinand Hoste uit Ruiselede geleverd. Hij maakte ook het overige meubilair voor de nieuwe kerk, zoals de preekstoel (1845). Het Heilig Hartbeeld werd tijdens het eeuwfeest van de kerk in 1937 in de torengevel geplaatst. Bij een grondige restauratie in 1958-60 werd het kerkdak verhoogd. Naar aanleiding van de 750ste verjaardag van de parochieafbakening uit 1242 werd het kerktorenkruis van 1837 op het kruispunt van de Sint-Jorisstraat en de Lattenklieversstraat als monumentje geplaatst (zie Sint-Jorisstraat).

In 1837-1838 werd de spoorweg Gent - Oostende aangelegd, dit had ook zijn gevolgen voor het erfgoed in Sint-Joris. Tijdens de perioden van hongersnood in de jaren 1840-1850 kende Sint-Joris een sterke achteruitgang.

20ste eeuw

Sint-Joris heeft weinig te lijden gehad tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog, behalve de beschadigingen van de brug over het kanaal.

De aanleg van de E40 autosnelweg Brussel-Oostende begon ter hoogte van Beernem vlak voor de Tweede Wereldoorlog, in 1938-39.

Bij de bevrijding in 1944 werd door de Canadezen een Baileybrug gebouwd over het kanaal als noodbrug voor fietsers en voetgangers over het kanaal. De brug werd afgebroken en vervangen door de huidige Leopoldbrug in 1985 naar aanleiding van de werken aan het kanaal.

Op 30 augustus 1954 werden de vernieuwde klooster- en schoolgebouwen nabij de kerk ingewijd. In 1972 werd kort voor de fusie een nieuw gemeentehuis gebouwd.

Bij K.B. van 17/09/1975 (B.S. 25/09/1975) werd Sint-Joris samengevoegd met de gemeenten Oedelem en Beernem. Sinds 01/01/1976 maakt ze deel uit van de entiteit Beernem (samen 7.168 ha 37 a 14 ca).

Onder meer door de stijgende tonnenmaat werd het kanaal in 1980-85 opnieuw verbreed. Daartoe werd de wijk ten noorden van het kanaal afgebroken. In 1985-86 werden werken aan het kanaal uitgevoerd: het profiel werd verbreed en tussen het dorpscentrum en Beernem werd de "Miseriebocht" rechtgetrokken.

De belangrijkste weg, Sint-Jorisstraat (N 368), verbindt Knesselare met Beernem langsheen het dorpscentrum. Bij de verbreding van het kanaal Gent - Brugge in 1985-1986 werd de Leopoldbrug over het kanaal vernieuwd en werd de doorgang door het dorp (Lattenklieversstraat) ontlast door de aanleg van de huidige Sint-Jorisstraat. De Oedelemsteenweg en Kauter verbinden het dorp met Oedelem en Maldegem. In het zuiden loopt een deel van de autosnelweg Brussel - Oostende (A 10/E40) over het grondgebied. Ten noorden daarvan doorsnijdt het spoortraject Gent-Brugge Sint-Joris sinds 1838.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Het dorpscentrum ontwikkelde zich aan de kruising van de Lattenklieverstraat-Kauter met het kanaal dat van groot belang is voor de geschiedenis van de gemeente. Deze waterweg werd talloze malen verbreed en uitgediept en had zijn weerslag op het bouwkundig erfgoed van Sint-Joris. Bij elke verbreding moest telkens een deel van de oude dorpskern verdwijnen.

De noordelijke helft van Sint-Joris vertoont een uitgesproken agrarisch karakter door de aanwezigheid van uitgestrekte weiden, akkerland, dreven, grachten, houtkanten en bomenrijen. In de zuidelijke helft verwijst de dambordvormige perceelstructuur naar de ontginningsgeschiedenis waarbij eerder onvruchtbare gronden omgevormd werden in weilanden en bospercelen, aansluitend op het Bulskampveld. De belangrijkste historische site in Sint-Joris is het in oorsprong middeleeuwse kasteeldomein zogenaamd "de Lanier". Deze kasteelsite staat via een behouden historisch drevenpatroon nog steeds in verbinding met het dorp, het kanaal en het omliggende landschap.

De historische kern situeert zich rondom de kerk van Sint-Joris, gebouwd in 1837 in classicistische Louis-Philippe-stijl. De basisbebouwing is geconcentreerd in de straten Lattenklieverstraat, Maria-Aaltersteenweg, Kerkstraat en Galgeveld. In de dorpskern voornamelijk aaneengesloten bebouwing bestaande uit burger- en arbeiderswoningen waarvan de oudste kern kan opklimmen tot de 18de eeuw. De bebouwing wordt overwegend getypeerd door een aaneengesloten bebouwing van lage woningen soms met anderhalve bouwlaag en opgevat als een eenheidsbebouwing. De ene is meer uitgewerkt dan de andere. Verschillende vormen van gevelafwerking, onder meer bepleisterd en/of beschilderd bakstenen gevelparement. Gaaf bewaarde voorbeelden zijn onder meer Lattenklieverstraat nummer 9, Lattenklieverstraat nummer 29 en Lattenklieverstraat nummers 38-44. Eind 19de-begin 20ste eeuw wordt het parement voorzien van cementberaping. Enkele 19de-eeuwse panden worden in de loop van de jaren 1930 voorzien van bepleistering met geometrische motieven. Tijdens het interbellum worden nog steeds traditionele, bakstenen woningen gebouwd in combinatie met onder meer geglazuurde baksteen zie Lattenklieverstraat nummer 96. Enkele schaars bewaarde voorbeelden van modernistische architectuur zijn onder meer Kauter nummer 19 en Lattenklieverstraat nummers 6-8.

De bebouwing in het zuiden is eerder beperkt en pas in de 19de eeuw tot stand gekomen toen de heidegronden werden gecultiveerd. In dit gebied is het kasteel "de Lanier" (zie Maria-Aaltersteenweg nummer 34) dominant aanwezig en staat via verschillende dreven in verbinding met het centrum van Sint-Joris. Het kasteel "de Lanier" is een getuige van de heerlijkheid van de heren van Sint-Joris. Het huidige neoclassicistisch uitzicht van het kasteel dateert van 1880. Op het neerhof bevinden zich onder meer de voormalige woning van de jachtopziener reeds weergegeven op de kaart van Ferraris (1770-1778), een druivenserre van circa 1881, de kasteelhoeve gebouwd circa 1878. Het zogenaamd "Galgeveldkasteel" zie Galgeveld nummer 58, gebouwd tussen 1813 en 1829, illustreert het classicisme.

De woonhuizen ten noorden van het kanaal liggen in clusters bij elkaar (onder meer nabij de wijk Zeldonk), afgewisseld met boerderijen. De hoeves bestaan meestal uit losse verankerde bakstenen bestanddelen, waarvan de oudste opklimmen tot de 17de eeuw. Voorbeelden hiervan zijn de hoeves zogenaamd " 't Winkelhof", aan de straat voorzien van imposante erfpijlers. Het zogenaamd "Sint-Jorishof" is vermoedelijk de oudste hoeve van de parochie die de oorspronkelijke zetel van de heerlijkheid Sint-Joris vormde. Weinig gebouwen hebben hun authenticiteit bewaard.

In beperkte mate ook aanwezigheid van religieuze architectuur. Aan de toegangsdreef naar het kasteel de Lanier; een kapel in neoclassicistische stijl. Op de grens met Knesselare in de Sint-Jorisstraat een kapel van 1858 geflankeerd door twee lindebomen. Eveneens aan de grens met Oost-Vlaanderen, langs het kanaal Gent -Brugge (zie Overleiestraat), een imposante arduinen grenspaal.

Ten westen van het dorpscentrum werden in de loop van de tweede helft van de 20ste eeuw enkele verkavelingen gerealiseerd (zie Tuinwijk, J. de Lanierlaan, 'T Hof).

Concentratie van industrie aansluitend op het industrieterrein van Beernem langsheen de Sint-Jorisstraat.

Het schiereiland ten noorden van de dorpskern, ontstaan door de rechtrekking van het kanaal Gent-Oostende, kent de laatste jaren een ontwikkeling als natuurrecreatiezone. Het nieuwe stuk kanaal werd in 1987 ingevaren en de achtergebleven oude meander of Miseriebocht, gerealiseerd omstreeks 1620, kreeg een bestemming als natuurgebied.

  • STADSARCHIEF BRUGGE, Verzameling Kaarten en Plannen, nummer 41.
  • BONAMIE D., Prioriteitenlijst Bouwkundig Erfgoed Beernem, Oedelem; Sint-Joris-ten-Distel, Beernem, 2001, (onuitgegeven studie).
  • Brochure Natuurpunt, Het Kanaal Gent-Brugge, een kanaal met een verhaal.
  • Brochure Open Monumentendag Vlaanderen 1997. Gemeente Beernem, Beernem, 1997.
  • Brochure Open Monumentendag Vlaanderen 2001. Gemeente Beernem, Beernem, 2001.
  • Brochure Open Monumentendag Vlaanderen 2007. Gemeente Beernem, Beernem, 2007.
  • COORNAERT M., RYCKAERT M., VANDERMAESEN M., De Witte Kaproenen. De Gentse Opstand (1379-1385) & De Geschiedenis van de Brugse Leie, Gent, 1979.
  • DAVELOOSE B., Kapelletjes te Groot-Beernem. Klein historisch erfgoed als uitdrukking van religieuze volkscultuur, Gent, 2001, p. 169. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling).
  • DE MOOR G., De depressie van het kanaal Gent-Brugge, in "Bulletin de la Societe belge d'Etudes Geographiques", jg. XXIV, 1960, nummer 2.
  • LAUWERS W., Historische speurtocht door Sint-Joris</italic>, in Bos en Beverveld, jaarboek 1985, p. 9-67.
  • LAUWERS W., De Beerhuizen te Sint-Joris-ten-Distel, in Bos en Beverveld, jaarboek 1995, p. 52-56.
  • MATTHIJS E., "Mensen van te lande". Leven, arbeid en ontspanning in het Beernem, Oedelem en Sint-Joris van toen, 2000.
  • RYSERHOVE A., Mengelingen over Sint-Joris-ten-Distel, in >Bos- en Beverveld, jaarboek 1978.
  • RYSERHOVE A., Geschiedenis van Beernem, Handzame, 1979.
  • RYSERHOVE A., Het Beernem, Oedelem en Sint-Joris van toen, Brugge, 1982.
  • RYSERHOVE A., Plaatsnamen te Sint-Joris, in Bos en Beverveld, jaarboek 1992.
  • RYSERHOVE A., Plaatsnamen te Sint-Joris, in Bos en Beverveld, jaarboek 1995.
  • SLOS E., Het Eiland, in Bos- en Beverveld, jaarboek 1988, p.'s 133-139.
  • TERMOTE J., Bastions voor koning en God. Forten en verdedigingwerken in het krekengebied van Oost-Vlaanderen, Gent, 2004.

Bron: GILTÉ S. met medewerking van BAERT S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Beernem, Deelgemeenten Beernem, Oedelem en Sint-Joris, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL31, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Joris [online], https://id.erfgoed.net/themas/14729 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.