Geografisch thema

Peer

ID
14674
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14674

Beschrijving

In het testament van Sint-Willebrord (725) duikt de naam Pedero op. In 1135 luidt het Pirges en in 1178 Pyra. In Nederlandstalige teksten ontmoet men Peere, Piere, Pere, Pire (1107), Pyre. Volgens J. Stinissens Geschiedenis van Peer van 1998 zou de naam "verharde weg" betekenen of "domein gelegen aan een verharde weg". Ten noordwesten van Peer, langs het gehucht De Winner onder Eksel, liep de oude Diesterse baan waarlangs kooplui van Noord-Brabant hun kudden schapen naar de markten van Diest en Leuven voerden. De naam gaat volgens anderen terug op het Middelnederlandse perre of parre, wat perk of park betekende. Peer ontstond immers als omheinde, beveiligde of versterkte plaats in een woeste en onveilige streek.

Peer maakt deel uit van het Kempisch plateau. Het stadje ligt op een hoger gelegen plek boven de Dommelvallei, waarvan de bron in Wauberg ontspringt. Het reliëf schommelt tussen circa 80 meter ten zuiden en circa 50 meter ten noorden De valleien van Jongemans- en Vrenenbeek vormen een belangrijke natuurlijke as ten oosten Die van Dommel en Kleine Beek vormen de grens met Wijchmaal. De Peerderloop is nog te vermelden, die ten noorden van Peer in de Dommel uitmondt. In deze beekdalen liggen talrijke beemden en graasweiden. In het zuidwesten, tussen Wauberg en Sonnis (Helchteren), valt de gemeentegrens samen met de waterscheiding tussen het Maas- en Scheldebekken. Eertijds kwam de heide bijna tot aan de vest. Slechts vanaf midden 18de eeuw heeft de gemeente aan intensieve aanplanting gedaan van dennen- en eikenbossen op haar gronden en van witbomen langs haar wegen. Ook bij particulieren had zij dat aangeraden en bevorderd. De heide werd daardoor deels bebost, deels tot akkerland gecultiveerd. In 1844 werden echter nog 2.064 hectare ingenomen door heide. Ten noordwesten van het centrum ligt heden het wandelgebied Molhem dat voorzien is van houtwallen, een typisch Kempens landschapselement. Op percelen van dit gebied waar eind 20ste eeuw de grove den gekapt werd, krijgt het eiken-berkenbos de kans om te regenereren. Ten zuidoosten van de Helchterensedijk ligt thans het wandelbos "Aan de Vrenen". Op de Ferrariskaart (1771-77) wordt ten noordoosten van het centrum de Bruyere de Peer aangeduid, een heidegebied met een paar vijvers. Ten zuiden komen aldaar ook uitgestrekte heidegebieden voor, eveneens met vijvers, die tot driemaal toe Peerder Vyver worden genoemd en omringd zijn door duinen.

Peer telt volgende gehuchten: de Markt in het centrum, verwijzend naar een plaats waar ruil- en koophandel bedreven werd, de Vink ten noordwesten van het centrum, een afleiding van ven, veen, dus een moerassig gebied waar turf kon gestoken worden, nog meer ten noordwesten het al in 1438 vermelde Molhem (maal- of molenhuis), verwijzend naar een watermolen aan de Dommel waar de plaatselijke boeren hun graan lieten malen, de Bokt, ten noorden van het centrum, afgeleid van beuk-t of plaats waar beuken groeiden, Maarlo ten noordoosten van het centrum, waarbij "Maar" meer of waterplas betekent en "lo" bos, de Roshaag, gelegen ten noordoosten van de dorpskern, waarbij ros teruggaat op riet, verwijzend naar een gebied dat sterk begroeid was met riet, Burkel ten zuiden van het centrum, vroeger Burkele wat burkel-lo of berkenbos betekent, Deust, hetgeen betekent in het oosten van Peer gelegen, Overis (Overes) verder zuidwaarts, Nieuwdorp (tussen Linde en Wauberg), verwijzend naar een nieuwe nederzetting, Linde ten zuiden, verwijzend naar een lindeboom, waaronder de plaatselijke bewoners wellicht vergaderden of waaraan dankbare inwoners een beeld van Maria met kapelletje verbonden voor het beëindigen van een wormenplaag, of naar een dubbele rij lindebomen die eertijds zouden gestaan hebben langs de weg Peer-Helchteren, welk gehucht voor het eerst wordt vermeld in 1634, het Bomen ten zuidwesten van de dorpskern, verwijzend naar een goed bebost woonoord, Heihuiskens, ten westen van Linde, verwijzend naar het gebruik van heide als bouwmateriaal, Bosschel (tussen Linde en Wauberg), vroeger Boschelle, mogelijk een verdietsing of vernederlandsing van het Franse boscaille wat struikgewas betekent, en Wauberg in het uiterste zuiden. Laatst genoemde naam zou Wald (= woud) + berg (hogergelegen gebied) kunnen betekenen. Wauberg ligt immers op de belangrijke waterscheiding tussen het Maas- en Scheldebekken. In oude bronnen treft men ook Wayeberg aan, wat wijst op Waai(en)berg, een hoger gelegen gebied waar het fel waait. Waai kan volgens anderen dan weer duiden op schoon of glooiend. Iets geloofwaardiger volgens P. Diriken (1996) is een verband met het Keltische wehra, in Duitsland wel eens gebruikt om een brongebied aan te duiden. Op de Ferrariskaart (1771-77) komt ten zuiden van Linde nog het gehucht Cremerdick voor, welke naam men thans nog terugvindt als straatnaam Cremerdijk in het gehucht Linde. Ten zuiden van de Meeuwerbaan ligt het domein Siberië, waarvan de naam mogelijk te maken heeft met de Russische veldtocht van Napoleon, zoals Sebastopol te Meeuwen. Dit woest gebied zou dan in die tijd een vestigingsplaats of een soort vrijwillig verbanningsoord zijn geweest voor de oudstrijders van Napoleon. De naam kan ook wijzen op een ruwe, onontgonnen uithoek in de gemeente, zoals de Siberiëstraat in Overpelt. Het domein groeide uit tot een modelboerderij waar 250 mensen werkten. De Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan dit bloeiende bedrijf. Het schrale Siberië van weleer is nu een van de meest vruchtbare delen van Peer.

In de nederzettingen Heihuiskens, Kloosterbos (1896) en Maarlo werden voorromeinse grafheuveltjes met greppels onderzocht. In 1896 werd een Romeinse muntschat gevonden op de plaats zogenaamd "Wittert". In 1899 werden urnen uit gebakken aarde aangetroffen, mogelijk uit de Romeinse periode. In 1929 werd een gepolijste bijl gevonden op het Nieuwdorp achter de kerk van Linde. Circa 1950 dook bij de Steenvennen of Steenvijvers een vuursteen uit het stenen tijdperk op. In 1959 werden prehistorische grafheuvels met bijzettingen uit de ijzertijd op het Molhem onderzocht. In 1964 werd op de bedding van de Dommel, ongeveer 200 meter ten zuiden van de kerk van Linde, een silexsteen uit het stenen tijdperk gevonden. In 1966 werd in een prehistorische grafheuvel op de Bokt een urn met crematieresten opgegraven. In 1971 werd een grafheuvel uit de bronstijd onderzocht op het Molhem. Het jaar daarop werden opzoekingen verricht in een neolithische grafheuvel, eveneens op het Molhem. In totaal werden op deze plek een vijftal grafheuvels onderzocht, die tot de steen-, brons- en ijzertijd behoren. In Peer werden eveneens zogenaamd "Celtic Fields", sporen van akkersystemen aangetroffen. De antieke weg Diest-Paal loopt op het grondgebied naar het noorden.

Peer was waarschijnlijk in de vroege middeleeuwen het centrum van een groot Frankisch domein, zeer waarschijnlijk van de Pippini, van wie het in 8ste eeuw, als een vrome schenking overging naar de abdij van Sint-Truiden. De graven van Loon, die voogden waren over die Kempense abdijgoederen, palmden het domein en de heerlijke rechten na verloop van tijd in, zodat Peer een Loonse heerlijkheid werd. Een oorkonde van 12 april 1259 laat veronderstellen dat Peer toen behoorde aan de graaf van Loon. Op hun beurt gaven de graven van Loon Peer in leen aan de familie van der Marck (14de tot 15de eeuw). Later was de heerlijkheid Peer achtereenvolgens in het bezit van de familie de Brimeu (1473), een bastaardtak van het huis van Bourgondië (1500-37), de families van Gavere-Diepenbeek (1537-1602), van Gavere-Fresin (1602-92), van Gavere-Aiseau en Arberg-Valengin (1692-1795). In 1623 werd Peer tot graafschap verheven, toen P.E. van Gavere bij oorkonde van 24 maart door keizer Ferdinand II van Beieren tot graaf werd bevorderd. Circa 1300-20 werd de Burcht opgericht, bestaande uit een poortgebouw, een neerhof en een woonhuis voor de heer, gelegen even buiten de stadsvesten, niet ver van de voormalige Nieuwpoort, ter hoogte van het huidige Sint-Lambertuscollege. Het omgrachte complex fungeerde als gedeeltelijke verblijfplaats van de schout en als gevangenis. In 1483-88 werd het verwoest in de strijd tussen de aanhangers van van der Marck en van Horn. Begin 16de eeuw had het geheel het uitzicht van een waterburcht. Eind 16de eeuw - begin 17de eeuw waren er alleen nog imposante ruïnes over. Op de Ferrariskaart (1771-77) komt op deze plek een rechthoekige omgrachting voor met oostelijke uitloper. Op de kaart van Vandermaelen (circa 1850) is de ligging van de vervallen burcht aangeduid. Toen bestonden de watergrachten ook nog en hier en daar waren nog resten van muren en fundamenten te zien. De omgrachting komt ook voor in de Atlas van de Buurtwegen (1845). Kort vóór 1900 werd alles genivelleerd. Tot circa 1950 waren er nog sporen van de watergracht. Bij bouwwerken circa 1992 stootte men op grachten en muren.

Een jaar nadat het prinsbisdom Luik in het bezit kwam van het graafschap Loon, meer bepaald op 9 februari 1367, verkreeg Peer van zijn leenheerlijke grondheer Everaert van der Marck de stadstitel, mede met vrijstelling van bepaalde belastingen. Peer verkreeg evenwel geen stedelijk vrijheidscharter met stadsrechten of -privilegies. Hoewel dus geen echte stad met Luiks recht, werd Peer toch sedert de 15de eeuw onder de Loonse steden vermeld en zetelde zijn vertegenwoordiger als zodanig in de vergadering van de Luikse Staten. Mogelijk kort na 1367 of alleszins in de tweede helft van de 14de eeuw werden ook vesten, bestaande uit een diepe gracht en een aarden wal, als bescherming en verdediging opgericht. De Kempense nederzetting kreeg zodoende de uiterlijke kenmerken van een stad. De op 28 april 1473 ver gevorderde of misschien al voltooide vesten waren circa 1700 meter lang en hadden een bijna rond tracé. Waarschijnlijk was op de stadswal een muur aangebracht. Wellicht kwam er al vlug een paalschans bij aan de binnenkant van de omheining. Naar aanleiding van de doortocht van troepen van Oranje in hun strijd tegen de Spaanse overheersing werden de oude en vervallen muren, poorten, wallen en grachten van Peer circa 1573 gerepareerd, hoger gemaakt, gereinigd en afgesloten. Later, na de brand van 1619, werd een stevige muur gemetseld uit karelen. Er waren drie versterkte poorten: de Oude Poort op het einde van de Oudestraat, in de richting van Bree, de Kerkepoort aan de kerk, in de richting van Wijchmaal, en de luidens haar naam iets later opgetrokken, maar toch al begin 16de eeuw bestaande Nieuwe Poort op het einde van de Nieuwstraat, in de richting van Grote-Brogel. Mogelijk werd die derde poort gebouwd toen de burcht niet meer bewoond was en dus niet meer volstond om de stad aan haar oostflank te beschermen. Op de Ferrariskaart (1771-77) zijn de vesten aan de buitenkant met bomen omzoomd. In de 18de eeuwwaren de stadspoorten bewoond door twee stadsboden, die luidens een reglement van 20 maart 1772 de stedelijke ordonnanties na de missen, bij de uitgang van de kerk, moesten bekend maken en aan het stadhuis aanplakken. De stad mocht verder ook een waag installeren en tol heffen op de wegen.

Begin 18de eeuw werd de stadsmuur, op een dertig meter na, met de grond gelijk gemaakt. In 1707 werden stenen uit de stadsvesten gehaald, onder meer door Geeraert de pannenbakker. De stadswaag bij de Nieuwe Poort stond er nog steeds dat jaar. Circa 1817 werden ook de stadspoorten en de laatste restanten van de stadsmuur afgebroken. Tenslotte werden de grachten in de periode 1844-50 gedempt met wat overschoot van de vesten. Het huidige Poorthuis van 1981-84, met stadhuis, cultureel centrum, politiebureel en OCMW, verwijst toponymisch naar de verdwenen kerkpoort. De oude, 1700 meter lange vest is nog goed zichtbaar in zijn ellipsvormig tracé rond de historische stadskern van Peer. Dit tracé is nu een verharde ringweg, onderverdeeld in een Noorder- en een Zuidervest.

Er bestond slechts één schepenbank, die zowel voor de vrijheid als voor het omliggend gebied van Peer als rechtscollege optrad. In 1602 vergaderde de schepenbank, bestaande uit een schout en zeven schepenen of rechters, in het Vleeshuis. Na de bouw van het stadhuis in 1637 werd door de magistraat daar gevonnist. Peer bezat de hoge, middelste en lage justitie. De stad volgde niet het Luiks recht, maar wel het Loons gewoonterecht. In boetstraffelijke zaken was er geen beroep mogelijk. In burgerlijke zaken kon men te Hasselt in beroep gaan bij het hof van Vliermaal, dat daar zetelde. Tot de leenzaal van Kuringen en het keizerlijk beroepshof wendde men zich te Peer bij erfopvolgingsprocessen. Nadat circa 1600 de burcht vervallen was, fungeerde een tijdlang de Nieuwpoort als gevangenis en in de 18de eeuw het stadhuis. De galg zou ten noorden van Peer gestaan hebben, op de plek zogenaamd " 't Galgenveld", in de omgeving van de grens met Grote-Brogel. Op 9 januari 1802 werd er in Peer een vredegerecht opgericht.

In Peer lag het subaltern leenhof der heerlijkheid Peer, alsook het laathof Donderslo.

In het ancien régime bestond het stadsbestuur uit de drossaard, die door de heer werd aangesteld, uit twee burgemeesters die één jaar aanbleven: 's herenburgemeester en de stadsburgemeester, de éne door de drossaard, vertegenwoordiger van de heer, aangeduid, de andere door de poorters van Peer gekozen, alsook de twee aftredende burgemeesters en vier of vijf gezworenen, zijnde helpers en raadgevers van de burgemeesters.

De stad bezat een belangrijke regionale marktfunctie. In Peer bestond er reeds vóór de 16de eeuw een wekelijkse markt ‘s maandags, alsook vier, later vijf jaarmarkten. Vooral bekend was de Sint-Andriesmarkt. De verhandelde waren waren gewone verbruiksprodukten, boter, eieren, varkens, hoornvee, laken, wol, brood, graan en allerhande winkelwaren. Ook ijzerwerk, schoenen en zout werden er te koop aangeboden. Er bestonden in Peer weliswaar geen corporatieve verenigingen of ambachtsgilden.

In Peer hebben blijkbaar geen schansen bestaan, omdat het een versterkte stad was. Linde bezat daarentegen circa 1634 reeds een schans, die op de Ferrariskaart (1771-77) niet meer wordt aangeduid. Als graafschap, met versterkte stad, beschikte de heerlijkheid Peer over een eigen verdedigingskorps. De kern van die militaire eenheid waren de schuttersgilden, waarvan mag verondersteld worden dat ze in de 15de of 16de eeuw werden opgericht. Er bestonden vier schutterijen te Peer, twee in de stad, die van Sint-Sebastiaan voor gehuwden, ook de oude schutterij genoemd en sinds 1604 betuigd, en die van Sint-Trudo voor ongetrouwden of de jonge schutterij, waarvan het reglement werd opgesteld op 31 januari 1609, alsook twee op de buitingen, die van Sint-Lambrechts voor Linde, opgericht vóór 1652 en ter ziele gegaan circa 1850, en die van Onze-Lieve-Vrouw voor Molhem, Bokt en Peerhasselt. Van de laatste is weinig bekend, ook al komt ze regelmatig voor in de gichtregisters. Bij de reorganisatie van de schutterijen in Peer, begin 17de eeuw, was de defensieve taak al lang geen opdracht meer voor deze gilden, die zich ondertussen ontwikkeld hadden tot groepen van broederschap en ontspanning. De militaire taak werd voortaan opgenomen door de burger- en vestingwacht, die op 18 januari 1587 werd opgericht. De schuttersgilden van Sint-Sebastiaan en Sint-Trudo, die door toedoen van de Franse Revolutie niet enkel veel aan belang hadden ingeboet maar ook hun goederen en inkomsten waren kwijtgespeeld, werden in 1806 versmolten tot één vereniging, die evenwel in 1856 werd ontbonden. De schutterij Sint-Lambertus van Linde-Peer ontstond vóór 1652. In 1876 werd de koninklijke handboogmaatschappij Concordia opgericht, in zekere zin een voortzetting van de vroegere schutterijen. In 1885-86 werd in Peer een rijkswachtbrigade opgericht.

In 1340 bezat Peer reeds een hospitaal, geleid door religieuzen, die op een bepaald ogenblik de regel van de derde orde van Sint-Franciscus aannamen en die op 21 december 1438 van Jan van der Marck, heer van Peer, toestemming kregen om er een franciscanessenklooster, in de huidige Kloosterstraat, op te richten. Het rustoord Sint-Antonius werd opgetrokken in 1908-10.

In Peer lag het schoolgebouw aan de westkant van het kerkhof langs de vest. Op 2 maart 1859 besloot de gemeenteraad nieuwe schoollokalen voor het lager onderwijs, annex onderwijzerswoning, te bouwen. De bestaande school, centraal in de dorpskom gelegen, voldeed niet langer qua ligging, verkeershinder en ruimtegebrek. Op 16 maart van dat jaar werd beslist dat de provinciale onderarchitekt Herman Jaminé (Hasselt) de plannen zou maken, die op 26 juni werden goedgekeurd. De nieuwe school, het huidige Armand Preud’homme- en Heemkundig Museum, opgetrokken in 1860-61 (Kloosterstraat 37), kwam er op de zogenaamde "Kloosterhoven", tussen Kloosterstraat en Vest. In 1872 kwamen de eerste Zusters van Maria te Peer aan. In de gebouwen die nog recht stonden van het voormalige, circa 1430 gestichte Agnetenklooster in de Kloosterstraat richtten zij een bewaarschool en Franse school op, in 1942 uitgebreid met een huishoudschool en in 1959 met een afdeling Humaniora. Het Sint-Lambertuscollege is na het Klein-Seminarie in Sint-Truiden het oudste bisschoppelijk college van Limburg. Het begon zijn lessen op 29 september 1879 in een huis aan het kerkhof. Het eerste collegegebouw aan de al in 1685 bestaande, omwille van de grote toevloed aan bedevaarders in 1714 vergrote en in 1972 voor de aanleg van de Sint-Jobstraat afgebroken Sint-Jobskapel, alsook de gronden, zijn grotendeels een gift van Eerwaarde Heer Albert Morren. Op 16 maart 1882 begon de bouw. Monseigneur Doutreloux, bisschop van Luik, wijdde het nieuwe college in op 10 oktober 1882. Een zondagtekenschool (1905-48) en een landbouwleergang (1908-34) vormden honderden jonge mensen. De beide hoogste klassen van Poësis en Retorica kwamen eerst rond het midden van de 20ste eeuw erbij. De verbouwing van 1953 veranderde het gehele aanzicht. Achter het college staat sinds 1964 een ruime sporthal. Gedurende het pastoraat in Linde van Hubert Lenssen van 1904 tot 1930 werden in dit gehucht scholen en klooster gebouwd en op 1 oktober 1921 kwamen de eerste Zusters van Maria van Leuven aan. In 1959 werd de wijkschool op Maarlo door de Zusters van Maria opgericht.

In de 18de eeuw, en misschien reeds vroeger, bestond te Peer een rederijkerskamer of Camer van Rethorica, waarvan de leden zich bezighielden met letterkundig werk, onder meer het schrijven en opvoeren op de markt van toneelstukken. Volgens Gerits (1989) werd deze rederijkerskamer in 1715 gesticht. Op 20 februari 1849 werd een van de oudste harmonies in Limburg, de "Societeyt der Harmonie", opgericht, sinds 1910 de Koninklijke Harmonie van Peer. Circa 1965 zag een muziekschool het licht, die in 1977 uitgroeide tot een volwaardige academie.

In de jaren 1394, 1406 en vooral 1483 leed de stad duchtig onder oorlogsgeweld. In laatst genoemd jaar vond op 13 mei in de strijd tussen Willem van der Marck, voormalig heer van Peer, en Jan van Horn of Hornes, prins-bisschop van Luik, een moordpartij plaats door de kleine Salzar, aanvoerder van de Luikse troepen, met circa 1500 doden. Door een list verlieten boeren en burgers de kerktoren, waar ze beschutting hadden gezocht, waarna ze werden gevangen genomen en afgeslacht op de hoeve van het klooster. Daarna werd Peer platgebrand. Om dit te gedenken ging tot in 1795 elk jaar een processie uit en werd tot 1850 een jaarlijkse mis opgedragen. Sedert 1983 werden processie en jaargetijde terug in eer hersteld. Geregeld zijn er betwistingen geweest tussen Peer en de omliggende gemeenten over grensafbakeningen. De oudst bekende is die tussen Peer en Meeuwen in 1450, waarbij Peer in 1451 in het gelijk werd gesteld. In 1547 was er een conflict met Kleine-Brogel. In 1550, 1563, 1725, 1726 en 1776-79 volgden betwistingen met Helchteren. In 1820 werden de laatste conflicten beslecht door twee koninklijke besluiten van Willem I, waarvan het eerste betrekking had op de grens met Grote-Brogel, het tweede op die met Helchteren en Houthalen. Vanaf eind 15de eeuw werd het handelsverkeer bemoeilijkt en verlamd door besmettelijke ziekten. Op 15 september 1543 zou Karel V op een reis van Venlo naar Brussel oponthoud in Peer hebben gemaakt. De Tachtigjarige oorlog (1568-1648) had ook voor Peer gevolgen. In 1572 vielen de Oostenrijkers Peer binnen, in 1579 Spaanse soldaten, in de periode 1583-84 uitheemse troepen, in 1599 muitende Spaanse soldaten, die de kerk in brand staken, maar de toren niet konden bemachtigen. Op 15 april 1619 brandde bijna de hele stad af na een blikseminslag in een bepaald huis. Van dan af begint de verstening van de woningbouw in Peer. Op 6 december 1648 sneuvelden achttien inwoners van Peer op de Donderslagse heide van Meeuwen en Wijshagen, in de strijd tegen rondzwervende en plunderende Lorreinse troepen. Een iets groter aantal Perenaren werd gekwetst. In 1654 werd de stad door de Lorreinen, Condese en Spaanse troepen geplunderd en in brand gestoken; daarbij bleven de parochieregisters in de sacristie in de brand. Slechts een veertigtal huizen waren niet afgebrand. In september tot november 1669 overleden 71 personen aan dysenterie. In 1672 verbleven enkele duizenden soldaten in de stad. In 1674 stelden Duitse troepen Peer onder contributie, daarna deden dat Franse legers. In 1675 lag de graaf van Nassau met zijn krijgsvolk te Peer. In 1681 waren er Hollandse troepen gelegerd. Ook tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-97) lagen er troepen in Peer. Tijdens Pinksternacht 1700 brak een grote brand uit, die zesentwintig huizen aan de Markt in de as legde. De brand sloeg over op de Kloosterstraat en vernielde de kloosterwinning. In 1701 werden door de geallieerde Engelsen en Hollanders de pas door de Fransen versterkte en herstelde schansen en ringmuren omgehaald. In 1702 en in de jaarwisseling 1728-29 had waarschijnlijk een epidemie plaats, gezien het hoge aantal sterfgevallen. Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-48) hadden Hannovers hun kamp opgeslagen op het Mollemer heyken. In 1743 lager er weer Hannoverse troepen te Peer, in 1744 Hollandse waarvoor voorspan moest geleverd worden. Ook de volgende jaren waren buitenlandse troepen in Peer gelegerd. Tijdens de Zevenjarige Oorlog (1756-63) waren Zwitsers, Fransen en Hannovers ingekwartierd. Tussen 1756 en 1781 woedden besmettelijke ziekten onder de veestapel, die meer dan gehalveerd werd. In 1779 werd de stad geteisterd door een epidemische dysenterie. Tijdens de Luikse Revolutie (1789) moest Peer vijftien paarden leveren om Pruisische soldaten te transporteren. Bij een treffen met Luikse troepen op 27 mei 1790 in de heide van Zonhoven werden de rijkstroepen verslagen. Toen ze op 29 juni weer de Maas overstaken, bezetten ze Peer en Bree. Datzelfde jaar moest de stad herhaaldelijk paarden en karrenvrachten leveren, zowel aan de patriotten als aan de rijkstroepen en zelfs de Paltse dragonders fourneren. In 1791 en 1792 moesten keizerlijke troepen gelogeerd worden. In 1792 logeerden Franse cavaliers in Peer. Op 25 juli 1793 trokken keizerlijke troepen met 1500 krijgsgevangenen door de stad. Dat jaar waren er ook Hannoverse troepen. Ook het volgende jaar waren er inkwartieringen. In september 1794 lag een Frans leger van 10.000 man tien à twaalf dagen gekampeerd op ‘t Saercel bij de kapel van Deust. Vanaf 1795 was Peer kantonhoofdplaats van het departement van de Nedermaas. Tijdens de Boerenkrijg waren een vijftigtal brigands een hele dag, namelijk op 18 november 1798, heer en meester in de stad, waarbij onder meer de kazerne van de rijkswacht werd geplunderd en de vrijheidsboom op de Markt werd neergehaald. In de periode 1859-86 wou Linde zelfstandig worden en tweemaal trok een afvaardiging van het gehucht naar Peer met een resem klachten, ondertekend door vele inwoners. In 1865 maakten de zwarte pokken, vergezeld van de rotkoorts, circa honderd slachtoffers in Peer in drie maanden tijd. Toch verbeterde in de loop van de 19de eeuw de algemene levensstandaard en verdubbelde het aantal inwoners. Oud-burgemeester G. Schrijvers, leraars van het Sint-Lambertuscollege en de lokale boeren spanden zich in voor de oprichting van de Belgische Boerenbond in 1889-90, na een laatste voorbereidende vergadering te Peer. In de nacht van 2 op 3 juni 1941 stortte in Linde in de Lindebosstraat een Engels vliegtuig neer, waarbij de vier bemanningsleden omkwamen. Op 14 oktober 2001 werd aldaar een monument onthuld voor deze Engelse militairen, die voorlopig in Linde-Peer werden begraven en nadien in Leopoldsburg. Op 30 mei 1943 stortte eveneens een Engels vliegtuig neer te Peer, waarbij vier doden vielen. Op 17 juli 1963 stortte in Siberië (Wauberg) een vliegtuig van de Belgische Luchtmacht neer, met evenveel slachtoffers. Vanaf 1970 vormen Peer en Kleine-Brogel één gemeente. In 1976 kwamen daar Grote-Brogel en Wijchmaal bij. Op 21 juli 1985 verkreeg Peer terug de stadsrechten. Bij die gelegenheid werd voor het Poorthuis een hardstenen vrijheidszuil opgesteld met een koperen band met ring of kaak, een gestileerde granaatappel en een bekronend koperen kruis, het geheel op een breed vierkant basement, naar ontwerp van architecte L. Van Hoef (Peer). De zuil draagt de oudst gekende schepenzegel en de inscripties: STAD PEER en 1367, jaar waarin Peer tot stad verheven werd. Op de eerste trede onderaan is het woord VRIJHEID ingekapt. In de classificatie van steden en gemeenten behoort Peer momenteel tot het niveau van de autonome gemeenten. De stad is met andere woorden een onafhankelijke woonkern met een degelijk verzorgingsapparaat van winkels, diensten en onderwijs, maar een eerder beperkt hinterland.

Het dorp of domein van Peer werd aan de abdij van Sint-Truiden in een geheel van bezittingen geschonken door Sint-Trudo of door Pippijn II van Herstal (+ 714). Men neemt aan dat de eerste parochiekerk binnen het uitgestrekt gebied Ochinsala in Peer werd gesticht. In een diploma van paus Paschalis II, dat in 1107 de privilegies en bezittingen van de abdij van Sint-Truiden ratificeerde, staat ze als enige kerk vermeld. Ook in de bevestiging van deze privilegies door tegenpaus Victor IV op 9 juni 1161 is er enkel sprake van de kerk van Peer. De parochiekerk Sint-Trudo behoorde dus toe aan de gelijknamige abdij van Sint-Truiden. Meer dan waarschijnlijk vormde Peer de uitgestrekte primitieve parochie waarvan, reeds tussen 1107 en 1178, Helchteren en Eksel als parochies onafhankelijk werden. Kort na 1249 werd Grote-Brogel met Erpekom als parochie van Peer gescheiden, terwijl Wijchmaal voor het eerst parochiale rechten kreeg op 19 november 1608. De parochie Peer was een hele kerk of ecclesia integra, die de volledige taksen voor bisschop, aartsdiaken en deken moest betalen. De abt van Sint-Truiden had het patronaats- of begevingsrecht van het pastoorsambt en een deel van de tienden. Hij gaf dan een aangemeten deel aan de pastoor, die recht had op een derde van de tienden. De heer van Peer had slechts het begevingsrecht van de kosterij, een beneficie dat vanaf 1400 vermeld wordt. De kerk van Peer was vrij van elk personaat, met andere woorden ze hing niet af van een natuurlijke persoon aan wie de titel van pastoor en de inkomsten waren toegekend en van wie de bedienaar van de kerk van Peer de plaatsvervanger zou zijn. De pauselijke reservatie beperkte echter het begevingsrecht. Beneficiën met een bepaald inkomen werden tijdens een paar maanden voorbehouden aan de paus, indien ze in bepaalde maanden van het jaar vrijkwamen. De meesten van de rectoren resideerden gedurende het ancien régime niet in Peer, maar lieten zich vervangen door een deservitor of kapelaan. In 1605 was er een geschil ontstaan tussen de grondheer van Peer en de abdij van Sint-Truiden omtrent de tienden. Het geschil werd beslist in het voordeel van de abt en in 1711 bezaten graaf en abt elk de helft van de tienden. Wat de kerkelijke structuren aangaat, hing Peer af van het bisdom Luik, het aartsdiaconaat van de Kempen, tot 1559 van het landdekenaat Woensel (Noord-Brabant), daarna van het concilie van Beringen. In 1851 werd het gehucht Linde een parochie, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen. De tweede parochiepatroon was de Heilige Gerlacus, erkend als beschermheilige tegen ziekten onder het vee. Op 10 maart 1872 werd de kerk van Linde verheven tot succursale van Peer. In 1966 promoveerde het gehucht Wauberg tot parochie en werd er een kerk gebouwd.

Sinds zijn ontstaan was Peer, gelegen in het midden van de Limburgse Kempen, voor de streek een belangrijk wegenknooppunt. Wel miste het stadje een unieke kans om zijn economische groei en handelsactiviteit te stimuleren, toen het traject van de steenweg Hasselt-Eindhoven-'s Hertogenbosch (1768-88), ondanks herhaaldelijke politieke tussenkomsten van de burgemeesters van Peer, bijgestaan door hun collega’s van Hamont en Stokkem, aan Peer voorbij ging. In 1845-46 werd de weg Maaseik-Bree-Peer-Hechtel aangelegd, in 1855-58 gevolgd door de weg Achel-Peer. In 1888 werd de eerste tram in Limburg in gebruik genomen, namelijk de lijn Bree-Leopoldsburg, die onder meer Peer passeerde. De tramstatie aan de Steenweg op Bree bleef, tot even na de Tweede Wereldoorlog, een vrij drukke ladings- en lossingsplaats voor de goederen die met de marchandise, de goederentram, aan- en afgevoerd werden. In 1948 vervingen autobussen deze spoordienst. Van de panden gelegen in de Kerk-, Klooster-, Oude- en Nieuwstraat, alsook aan de Markt, bleef de eigenaarsgeschiedenis bewaard, waaruit blijkt dat de lokale vooraanstaande families dit vastgoed in hun bezit hadden. De huizen van de bemiddelde burgerij waren eertijds in vakwerk opgetrokken, zeker de binnenmuren en de achtergevels, en met stro gedekt. Deze situatie bleef zeker tot circa 1620 bestaan. Zulke bouwwijze werkte het ontstaan van branden via de open schouwen in de hand. De huizen die na de zware branden van 1619 en 1654 werden ge- of herbouwd, werden in grotere mate in steen gerealiseerd. Vele gebouwen dateren daarom, soms in kern, uit de laatste decennia van de 17de eeuw. Om het brandgevaar te voorkomen en om de eventuele gevaren op te sporen, werden in 1756 alle huizen van het stadscentrum door de magistraat bezocht. Op 4 mei 1786 werd een reglement uitgevaardigd om eventuele branden in Peer af te wenden. Volgens het panorama van Peer, een pentekening door Remacle Le Loup (1708-70) van circa 1730, was het zuidelijk deel van het gebied binnen de stadswal ingenomen door tuinen, akkers en boomgaarden. Na de verdwijning van de vesten in de tweede helft van de 19de eeuw, breidde Peer zich zeer geleidelijk uit, ondanks de vele open ruimten binnen de vroegere wallen. Lintbebouwing verscheen langs de toegangswegen en langs de vroegere vesten werd eveneens gebouwd. Tot circa midden 20ste eeuw hadden vele inwoners echter nog een 'hoof' langs de vesten waar ze hun aardappelen, groenten en fruit kweekten. Op een luchtfoto van 1955 is de thans nog bestaande plattegrond van het vroeger omwalde stadsgebied van Peer als historisch tracé in de vorm van een vierkant met afgeronde hoeken goed zichtbaar. Het stadhuis ligt op het knooppunt van de drie hoofdassen, de verbindingswegen met de vroegere stadspoorten. Op een luchtfoto van 1983 valt de inplanting op van enkele grote complexen, openbare gebouwen, scholen en magazijnen, zowel binnen als buiten de vroegere wallen, meestal niet ten nadele van de kleinschalige bebouwing. In vergelijking tot de foto van 1955 blijkt de groeiende verstedelijking van de onmiddellijke omgeving van Peer, zodat de historische kern geleidelijk aan vergroeit met het omliggende gebied tot één agglomeratie. De oude stedelijke kern met het middeleeuwse tracé van de stadsomwalling en het stratennet bleef evenwel grotendeels bewaard. De begrenzing van het centrum wordt nog steeds bepaald door de mogelijk kort na 1367 of alleszins in de tweede helft van de 14de eeuw opgerichte wallen. De diverse verspreide gehuchten worden gekenmerkt door lineaire bebouwing. Nieuwbouw en sociale woningbouw komt in Peer-centrum onder meer voor in volgende straten: Blekerijsteeg (tussen Zuidervest en Markt), Dokter Vanderdonck-, Sint-Antonius-, Burgemeester Schrijvers-, Ketelbuters-, Leuken-, Kerkepoort-, Rode Kruis-, Schommel-, Populieren-, Pater Schuermans-, Goudberg-, Volrie-, Albertus Morren-, Nachtegaal-, Merel-, Valk-, Lijster-, Apotheker Hendrix- en Roshaagstraat, alsook in Kloosterveld, in en rondom Poortveld. Nieuwbouw in Linde situeert zich rond Hogedries en in de Lookstraat, in Wauberg in de Meidoorn-, Venkel-, Munt-, Tijm- en Zuiderstraat. Na de Tweede Wereldoorlog, toen in de gehuchtskern van Linde het wonen belangrijker werd dan de landbouw, breidde dit gehucht zich westwaarts aan beide zijden van de Grotstraat in die mate uit dat het thans met de oorspronkelijk geïsoleerde wijk Heihuiskens tot één geheel vergroeid is.

Landbouw en veeteelt zijn sinds eeuwen bron van inkomsten in Peer. Uit de volkstelling van Peer in 1796 blijkt een sterke concentratie van de bevolking in het centrum. In de Oudestraat leefden toen negen van de elf gezinnen nog in eerste instantie van de landbouw. Op de Markt woonden toen nog zeven landbouwers, terwijl in de Kerkstraat er nog veertien woonachtig waren. Voor de rest trof men in deze twee straten een rijke diversiteit aan beroepen. Na de Tweede Wereldoorlog is de tewerkstelling in de landbouw echter voortdurend verminderd, terwijl de totale landbouwoppervlakte sindsdien zo goed als constant is gebleven. Extensieve landbouwgronden treft men nu vooral aan ten zuiden van Peer, naar Linde en Wauberg toe. Thans schetsen grote en moderne veehouderijen, weilanden en maïsvelden het beeld van het agrarisch landschap. De melkveehouderij in Peer en omgeving is meer gespecialiseerd dan elders in Vlaanderen. De promotie tot stad in 1367 bracht een zekere welvaart en economische bloei met zich mee. Al in 1385 werd er gesproken over het Peerse bier, waarvoor de stad van oudsher bekend was. 't Anker was de naam van de grote brouwerij van Peer in het ancien régime. Naast deze particuliere brouwerij was er een banpaanhuis in de Nieuwstraat. Later kwamen daar nog paanhuizen bij, zoals die van Jan van Kermpt in de Kerkstraat. Ook de zusters in het Agnetenklooster hadden altijd een eigen brouwerij gehad. Soms traden een twaalftal brouwers tegelijk op. Er zijn echter geen indicaties dat er echt industrieel gebrouwen werd en bier uitgevoerd. Het betrof integendeel persoonlijke of plaatselijke behoeften. Waarschijnlijk waren de meeste van deze brouwers ook herbergiers. Eertijds was er aan de zuidoostkant van de Oudestraat de brouwerij De Noordstar gevestigd. Een tijd lang was in Peer ook de jeneverstokerij Wilsens actief. Peer was vroeger tevens vermaard om zijn wolnijverheid, lakenhandel, bewerking van leder en koper en het vervaardigen van landbouwalaam. Deze markt richtte zich vooral naar Antwerpen. Door deze economische activiteit bloeide het stadje tussen de 14de en de 16de eeuw, eeuw waarin het verval optrad door de opeenvolgende innamen, plunderingen, branden en verwoestingen. Toch waren er in Peer nog lakenmakers en wevers tot in de 18de eeuw. De linnennijverheid, met vlas als grondstof, kreeg nadien de bovenhand en de lakennijverheid verdween. Nog in de 18de eeuw waren in Peer heel wat huidevetters werkzaam. Door genoemde economische terugval verviel het stadje in de 16de tot de 17de eeuw tot een gewoon dorp, waar landbouw de hoofdbedrijvigheid vormde. Ook de schoenmakers traden als groep op. Er waren tevens andere ambachten en neringen. De oudste vermelding van een chirurgijn te Peer dateert van 1578. Vanaf de 18de eeuw was er soms ook een doctoor te Peer gevestigd, maar hun activiteiten komen veel minder aan bod in de archiefstukken. Ook in Peer waren er Teuten of buitengaanders woonachtig. Hun aantal was evenwel veel kleiner dan in de gemeenten Lommel, Eksel, Kleine-Brogel en Sint-Huibrechts-Lille. Uit een akte van 1645 blijkt dat er ook in het gehucht Linde een familie goorteuten was. Circa 1662 was er zowel een potten- als een steenbakker, in 1700 een pannenbakker. Op de Ferrariskaart (1771-77) is ten zuiden van het gehucht Burkel een complex met de naam Briquetrie aangeduid, hetgeen wijst op een steenbakkerij. In de 18de eeuw waren er een aantal pijpenbakkers actief. Zoals vele gemeenten, telde Peer een tolkantoor voor inspectie van in- en uitgevoerde koopwaar. Voor de periode 1693-1773 zijn er diverse smokkelverhalen bekend. In de 18de eeuw werd in Peer de zilverbewerking met een zekere uitstraling beoefend door meesterzilversmeden met hun eigen merkteken. Uit de volkstelling van 1796 resulteert verder een laag aantal winkeliers en vooral herbergiers, hetgeen erop wijst dat deze beroepen vooral als bijberoep fungeerden. Eind 18de eeuw - begin 19de eeuw is Peer een vervallen stad, waar van de vroegere textiel- en huisnijverheid bijna niets meer overbleef. Wel werden er in die periode nog nieuwe steenovens opgericht, onder andere op het Molhem en de Bokt, waardoor het aantal stenen woningen vlug toenam. Herhaaldelijk moesten echter stenen van elders aangevoerd worden voor de kerk en de school. Vanaf de 19de eeuw waren in Peer verschillende rijksdiensten gevestigd, namelijk kadaster, registratie en douanen. In 1844 waren hier naast landbouwbedrijven slechts enkele kleine ambachtelijke bedrijfjes gevestigd: twee molens, één brouwerijtje, zeven leerlooierijen, één pottenbakkerij, vier pannenbakkerijen en één wasblekerij (op de Markt). De Molhemse of oude molen, een grotendeels houten graanwindmolen, een gesloten standaardmolen, werd opgetrokken ten westen van de kerk, tussen de huidige Rustoordlaan en Goudbergstraat. Op een ijzeren balk stond het jaartal 1766. Deze staakmolen had reeds op twee plaatsen in Nederland gestaan. Daar aangekocht in 1840, werd hij in 1844 op het Kapelveld in Peer heropgebouwd. In de Atlas van de Buurtwegen (1845) is hij cirkelvormig aangeduid en Wind Molen genoemd. In 1848 was hij bedrijfsklaar. In 1912 werd hij volledig herbouwd. Op het einde van de jaren 1930 verminderde de activiteit fel door de opkomst van meerdere kleine, elektrisch aangedreven graanmolens, onder andere deze van P. Helzen. Hij verdween in 1945, volgens Holemans en Smet (1981) al in 1920. In de buurt van de Steenweg naar Bree, aan de huidige Molenstraat, stond eertijds op het Molenveld een tweede, ditmaal bakstenen windmolen, een bovenkruier, graan- en oliemolen van 1862-63, zogenaamd "St.-Jobsmolen", naar de nabij gelegen, later ook verdwenen Sint-Jobskapel. Hij werd gebouwd door de familie Hendrix-Hollanders, uitgebaat tot in 1964 en na verval afgebroken in 1971-72. Het Molhem telt heden nog een inactieve watermolen aan de Dommel, in 1338 zogenaamd "ijvits moelen", een voormalige graan- en banmolen (Molhemstraat 71). Na 1830 mogen de sigarenfabrieken genoemd worden, die niet echt van de grond kwamen. Het waren veelal Nederlandse stichtingen. In 1832 werd door de Eindhovenaar Jan Hoefnagels te Peer, wellicht in de Nieuwstraat, een tabaksfabriek gestart, die naar Wijchmaal verhuisde na de opening van de spoorlijn Hasselt-Eindhoven in 1866. De sigarenfirma Michel Cremers-Vanmierloo, waarschijnlijk op de Markt gevestigd, begon in 1867 en was nog in 1916 bedrijvig. Een andere fabrikant, Louis Frans Claes, werkte in 1873 met veertien mensen. Zijn zaak, waarvan de vestigingsplaats niet bekend is, ging in 1876 failliet. De sigarenfabrikant Arnold Verschueren, in 1850 in Weert geboren en reeds overleden in 1885, begon zijn firma in 1874 in de Oudestraat. Ook Gustave Evers was een tijdlang sigarenfabrikant en had in 1881 zes werklieden. Het sigarenbedrijf J. Gelders & Comp., in 1913 begonnen op de steenweg naar Wijchmaal, veranderde het jaar daarop in Fabrique Nationale de Cigares (F.N.C.), een firma die mogelijk tot 1942 actief bleef. De stichter Gelders was aanvankelijk meestergast van genoemde Jan Hoefnagels. De laatste en jongste Peerse sigarenfabrikant was Jozef Huyskens, die wellicht in de jaren 1920 in de Kerkstraat begon en tot net na de Tweede Wereldoorlog in bedrijf was. De bloei van de Limburgse mijnindustrie resulteerde ook voor Peer en de omliggende dorpen in een toename van het aantal inwoners. De sluiting van diezelfde mijnen ging hand in hand met reconversie en de oprichting van industrieterreinen. In Peer werd zo het industrieterrein Bokt gecreëerd en de KMO-zone Panhoven. Verschillende kleine en middelgrote bedrijven zorgen er voor enige plaatselijke tewerkstelling. Heden is Peer uitgegroeid tot een klein regionaal verzorgingscentrum, met een vrij belangrijke dienstensector op het vlak van administratie, onderwijs, cultuurspreiding en handelszaken. Aan de Deusterstraat ligt voor de sportbeoefenaar het ski- en snowboardcentrum Snow Valley, Europa’s grootste indoorsneeuwbaan. Velen vinden tevens werk in de deels op Peers grondgebied gelegen militaire luchtmachtbasis van Kleine-Brogel.

Oppervlakte: 4.537 hectare Aantal inwoners: circa 1.400 (1711); 1.437 (1831); 7.464 (1976).

  • Dat Stedeken Peer, 2, 1971, p. 30-31, 32, 37, 46-47; 3, 1972, p. 55-56, 64-66, 72-73; 5, 1974, p. 106-107, 110-111, 122-124; 6, 1975, p. 130-132, 139-140; 13, 1982, p. 76-79, 87-89; 14, 1983, p. 133-141, 144-151; 15, 1984, p. 157-164; 18, 1987, p. 377-380; 19, 1, 1988, z.pag.; 19, 2, 1988, z.pag.; 20, 3, 1989, p. 2-3, 4-11; 21, 1990, p. 23-24, 25-28, 69-79; 22, 1991, p. 102-114; 23, 1992, p. 135-151, 152-154, 158-175, 182-183, 215-220; 24, 1993, p. 307-310, 324-337; 25, 1994, p. 41-48; 26, 1995, p. 70-80, 87-96; 27, 1996, p. 7-12, 60-64, 65-75, 99-106; 29, 1998, p. 30-34, 43-50, 51-58, 134-138, 139-143; 30, 1999, p. 75-81, 83-88, 131-136; 31, 2000, p. 18-34, 56-57, 138-140; 32, 2001, p. 88-90, 121-123; 33, 2002, p. 62-63.
  • Even kennismaken Peer, brochure, Peer, s.a.
  • Jubileumboek 1994 van de Heemkundige kring Hechtel-Eksel. Een dorp met een verleden is een dorp met een ziel, Hechtel-Eksel, 1994 (bijdrage van J. MEUWIS, In rook opgegaan... Geschiedenis van de Noord-Kempische sigarennijverheid), p. 131-135.
  • Peer in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972.
  • De zeven torens, 1, 1, 1986, p. 32-36; 1, 2, 1986, p. 5-11, 50; 2, 1987, p. 3-5, 55-60, 66, 92-98; 3, 1988, p. 2-9, 54-58, 59-65; 4, 1989, p. 5-7, 9-13, 25-31, 33-38, 69-71, 78-80, 106-108; 5, 1990, p. 64-71, 88-93; 6, 1991, p. 3-6, 7-11; 7, 1992, p. 10-14, 74-76; 8, 1993, p. 24-26, 93-98; 9, 1994, p. 110-121, afbn.; 10, 1995, p. 24; 12, 1997, p. 102-104; 14, 1999, p. 59-60; 15, 2000, p. 84-88; 16, 2001, p. 22-23, 53-54, 56, 76-77; 17, 2002, p. 10, 21-22.
  • BAUWENS & LESENNE M., Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg, behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannnen), in Oudheidkundige repertoria, r. A: Bibliografische repertoria, 8, Brussel, 1968, p. 296-301.
  • CLAASSEN A., Archeologische vondsten van de Kempen, in Limburg, 37, 1958, p. 98.
  • CLAASSEN A., Ijzertijd en Bronstijd te Peer, in Limburg, 51, 1972, p. 62-66.
  • COENEN J., Kempische kerken. Kantons Bree en Peer, Hasselt, 1936, p. 37, 49.
  • DIRIKEN P., Geogids Peer, s.l., 1996.
  • DUSAR A., De sigarenindustrie in de Kempen, in De Tijdspiegel, 5, 1950, p. 208-209.
  • DUSAR A., Limburgs kunstbezit. Van prehistorie tot classicisme, Hasselt, 1970, p. 14, 32, 137.
  • EYCKENS S.P., Antiquitates Perenses. J.B. Grammaye Auctore. Histoire de Peer, oeuvre inédite de J.B. Grammaye, in L’Ancien Pays de Looz, 5, 1901, p. 57-61.
  • GERITS J., Historische steden in Limburg, Brussel, 1989, p. 171-186.
  • HENDRIX A.-J., De oude gilden of schutterijen van Peer, (in L’Ancien Pays de Looz, 10, 1906, p. 12-14.
  • HENDRIX A.-J., Peer. De oudst gekende grenzen en betwistingen, in L’Ancien Pays de Looz, 9, 1905, p. 6-10, 12-13.
  • HENDRIX A.-J., Peer verheven tot versterkte stad in 1367. Weggeld - stadswaag, in L’Ancien Pays de Looz, 9, 1905, p. 31-34.
  • HENDRIX A.-J., Peer versterkte stad. Reglement der vestingwacht van 18 januari 1587, in L’Ancien Pays de Looz, 9, 1905, p. 49-51.
  • HERMANS E., Limburg. Iconografie. Prenten gedrukt voor 1900, Hasselt, 1983, p. 92-94, afbn 228 (ets van R. Peril, XVI), 229 (gravure van Remacle Le Loup), 230 (autotypie door J. Malvaux naar P. Bamps: Sint-Trudokerk), 231 (liho van F. Vanden Hove: stadhuis), 232 (lijncliché door J. Malvaux naar L. Titz: Sint-Trudokerk).
  • HOLEMANS H. - SMET W., Limburgse windmolens in heden en verleden, Nieuwkerken, 1981, p. 150-152 (afbn), 195, 196, 197, 203.
  • ISING A. e.a., Met vliegend vaaandel en slaande trom. Ontstaan en ontwikkeling van de schuttersgilden en schutterijen in Brabant en Limburg, Hapert, 1986, p. 33, 179, 195, 208 (noot 50).
  • JANSSEN de LIMPENS K.J.T., Leen en Laathoven in de Maaslandse territoria voor 1795, in Werken uitgegeven door Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap gevestigd te Maastricht, 6, Maastricht, 1974, p. 86, 131-132.
  • LAUWERS P., Antiquitates Perenses, in Limburg, 59, 1980, p. 12-19, 133-141, 159-166; 60, 1981, p. 5-16.
  • LAUWERS P., Een gelukwensgedicht bij de Blijde Inkomst van de graaf van Peer in 1705, in Limburg, 55, 1976, p. 97-108.
  • LAUWERS P., Reglement van de schoolmeester van Peer (1774), in Limburg, 60, 1981, p. 208-219.
  • MEERS J., Les revenus et les dépenses de la cure de Peer au XVIIe siècle, in L’Ancien Pays de Looz, 11, 1907, p. 38-41.
  • NAUTS R., Het ambt van drossaard te Peer, in Publicatieserie van de Kulturele Kring “Dat Stedeken Peer”, 1, Peer, 1992.
  • NAUTS R., De grafheuvels Peer. Een leerrijk bezoek..., folder uitg. door VVV Peer, s.a.
  • NEYENS J., De buurtspoorwegen in de provincie Limburg 1885-1961, Lier, 1972, p. 23-24 et passim.
  • PAQUAY J., De parochiënwording in Limburg, Bulletin de la Société Scientifique et Littéraire de Limbourg, 36, 1921, p. 55, 77, 86, 87, 88.
  • PAQUAY J., De verkoop van domeingoederen in Limburg, na 't Concordaat, in Verzamelde Opstellen uitgegeven door de Geschied- en Oudheidkundigen Studiekring te Hasselt, 9, 1933, p. 138, 141 (noot 1), 154, 158.
  • ROBYNS O., De groote verkeerswegen in Limburg voorheen en nu, in Limburg, 15, 1933-1934, p. 52.
  • SAUMERY P.L. de, Les délices du païs de Liège, ou description géographique, topographique des monuments sacrés et profanes de cet évêché-principauté et de ses limites, 4, 1744, p. 198-201.
  • SCHROOTEN M., Siberië. een foto- en leesboek met historiek en wandelroute te Peer, in Dat Stedeken Peer, themanr. 2, Peer, 1992.
  • SIMENON G., Notes pour servir à l'histoire de paroisses qui dépendaient de l'abbaye de Saint-Trond, in Bulletin de la Société d'Art et d'Histoire du Diocèse de Liège, 17, 1908, p. 135-142.
  • SMIDSEN J., La moralité à Peer au XVIIe siècle, in L’Ancien Pays de Looz, 10, 1906, p. 43-44.
  • SMIDSEN J., La réception du seigneur à Peer, in L’Ancien Pays de Looz, 10, 1906, p. 37-41.
  • STINISSEN J., Chirurgijns en doctoors te Peer (1576 tot midden 20ste eeuw), in Limburg - Het Oude Land van Loon, 78, 1999, p. 11-51.
  • STINISSEN J., Geschiedenis van Peer in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd, Peer, 1998.
  • STINISSEN J., Huizen en mensen van Peer-centrum van ca. 1650 tot 1795, Peer, 1997.
  • STINISSEN J., School en schoolmeesters te Peer in het Ancien Régime, in Limburg - Het Oude Land van Loon, 76, 1997, p. 39-58.
  • STINISSEN J. & LAUWERS P., Peer verheven tot graafschap in 1623. Uitgave van een oorkonde, in Het Oude Land van Loon, 66, 1991, p. 129-139.
  • VAN DE WEERD H. , De invloed van de abdijen op de Kempen, in Verzamelde Opstellen uitgegeven door den Geschied- en Oudheidkundigen Studiekring te Hasselt, 3, Hasselt, 1927, p. 9, 16 (noot 1).
  • VAN DER MEER J., Procès intenté par le magistrat de Peer au comte de Gavre au sujet des moulins banaux de ce seigneur, in L’Ancien Pays de Looz, 11, 1907, p. 17-18.
  • VANLOFFELD F., Van huyslieden tot schutten. Limburgse schutterijen, Maasmechelen, 1984, p. 131.
  • WAEGEMAN T., Studie-evaluatie St.Trudo Kerk Peer, onuitg. studie, Forum ontwerpcollectief voor het gebouw en de omgeving, Hasselt,(1986).

Bron: PAUWELS D. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kanton Peer, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

In alle informatie over Erpekom staat dat de eerste vermelding van deze plaats, toentertijd aangeduid als Erpenchem, dateert van 1254. In het abdijboek van Sint-Truiden komt Erpenchem evenwel al in 1253 voor. Een transcriptie van het abdijboek door de Gentse hoogleraar Henri Pirenne is in 1896 uitgegeven en is via www.archive.org te downloaden. De titel luidt: Henri Pirenne. Le livre de l’abbé Guillaume de Ryckel (1249-1272). Polyptyque et comptes de l’abbaye de Sant-Trond au milieu du XIIIe siècle. Brussel, 1896. Erpenchem wordt in totaal in vier jaren vermeld: 1253, 1254, 1257, 1259. Zie de pagina’s 323, 324, 352 en 353 van voornoemd abdijboek.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Omvat
    Alleenstaande dorpswoning

  • Omvat
    Alleenstaande langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Bergskenstraat

  • Omvat
    Betonnen watertoren

  • Omvat
    Bijgebouw bij rusthuis

  • Omvat
    Boerenwoning, gedateerd 1906

  • Omvat
    Brouwerij en brouwerswoning van J. Truyens-Leyssen

  • Omvat
    Domein Siberië

  • Omvat
    Dullerkapel

  • Omvat
    Filip Neri Middenschool

  • Omvat
    Gekandelaarde winterlinde als schermboom

  • Omvat
    Historische stadskern van Peer

  • Omvat
    Hoekhuis De 3 Swaentjes

  • Omvat
    Hoeve

  • Omvat
    Hoeve Sannenhof

  • Omvat
    Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Rust

  • Omvat
    Kapelleke van het Bomen

  • Omvat
    Kerkstraat

  • Omvat
    Kiezel Kleine Brogel

  • Omvat
    Klooster van de Zusters van Maria

  • Omvat
    Kloosterstraat

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve Aan Het Nieuwe Huis

  • Omvat
    Lourdesgrot

  • Omvat
    Markt

  • Omvat
    Meisjesschool

  • Omvat
    Melkerij van Peer

  • Omvat
    Mgr. Morisstraat

  • Omvat
    Monument Luitenant Freddy Limbosch

  • Omvat
    Nieuwstraat

  • Omvat
    Noordervest

  • Omvat
    Onderwijzerswoning

  • Omvat
    Onze-Lieve-Vrouwekapel

  • Omvat
    Oudestraat

  • Omvat
    Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen

  • Omvat
    Parochiekerk Sint-Jozef

  • Omvat
    Pastorie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangenparochie

  • Omvat
    Rustoord Sint-Antonius

  • Omvat
    Scherpe-Steenstraat

  • Omvat
    Sint-Donatuskapel

  • Omvat
    Stadshoeve

  • Omvat
    Tettelstraat

  • Omvat
    Vijf grafheuvels

  • Omvat
    Watermolen

  • Omvat
    Zuidervest

  • Is deel van
    Peer


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Peer [online], https://id.erfgoed.net/themas/14674 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.