Geografisch thema

Avelgem

ID
14649
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14649

Beschrijving

Gemeente van 5.988 inwoners en 996 hectare, 66 are, 43 circa (cijfers van 09/2004, website gemeente Avelgem), gelegen in de Scheldevallei in de zuidoostelijke hoek van de provincie West-Vlaanderen en op de grens met de provincies Oost-Vlaanderen en Henegouwen. Zandlemig Vlaanderen, met alluviale kleigronden. Vrij vlak landschap met geringe hoogteverschillen (12-20 meter).
De gemeentegrens wordt grotendeels bepaald door natuurlijke waterlopen: de Schelde ten zuiden, de Avelgembeek ten zuidwesten en de Scheebeek (ten noorden en ten oosten); de Rijtgracht, gelegen in het zuiden doorsnijdt het grondgebied van de gemeente van oost naar west.
Grondgebied tevens doorsneden door de rijksweg N353, Oudenaarde-Doornik.
Aangrenzende gemeenten zijn Otegem (Zwevegem) in het noorden, Waarmaarde in het noordoosten, Ruien (Oost-Vlaanderen) in het zuidoosten, Escanaffles (Celles, Henegouwen) in het zuiden, Outrijve in het zuidwesten en Heestert (Zwevegem) in het westen.
Gerechtelijk en administratief behoort Avelgem tot het arrondissement Kortrijk, kanton Avelgem. Kerkelijk behoort het tot het bisdom Brugge.
Voornamelijk woon- en forenzengemeente voor de nabijgelegen centra, met name Kortrijk, Oudenaarde, Ronse en Zwevegem, tevens ook handel, industrie en landbouw.

Oudste vermelding in 966 als "Aulinghem" in een bezitsoorkonde, gegeven door Lotharius van Frankrijk aan de Sint-Baafsabdij (Gent). Het is echter niet onwaarschijnlijk dat Avelgem verder teruggaat in de tijd. De Gentse Sint-Pietersabdij bezat reeds in 821 een hoeve in de nederzetting villa Rucga, het latere gehucht Rugge, gelegen ten noordoosten van de dorpskern.
Het altaar van Avelgem wordt voor het eerst vermeld in 1111. Balderik, bisschop van Noyon en Doornik bevestigt dat jaar het patronaat van de Gentse Sint-Pietersabdij over verschillende altaren in de streek, onder meer dit van Avelgem. De abt van de abdij is tevens de grote tiendheffer in Avelgem. De oudste vermeldingen van de kerk, die op het grondgebied van de heerlijkheid Avelgem stond, dateren van 1269 en 1281.

Op het grondgebied van de gemeente lagen verschillende heerlijkheden. De belangrijkste waren "Ter Muncken", tot 1491 in eigendom van de Sint-Pietersabdij en gelegen op grondgebied van het gehucht Rugge; de heerlijkheid "Ename", eveneens gelegen in het gehucht Rugge, na schenking omstreeks het midden van de 12de eeuw door Otto van Rugge, toebehorend aan de abdij van Ename en tenslotte de belangrijkste, de dorpsheerlijkheid "Avelgem". Op het grondgebied van de gemeente lagen dan ook verschillende, thans verdwenen hoeves in eigendom van de Gentse abdijen Sint-Pieters en Sint-Baafs.
De eerste ridder-heer te Avelgem is Willem I, vermeld in de tweede helft van de 12de eeuw. In 1269 huwt Heila van Avelgem (een afstammelinge van Willem I) met Oste I van Steenhuize. De familie van Steenhu(i)ze blijft in het bezit van de heerlijkheid Avelgem tot in 1416, dan huwt Maria van Steenhu(i)ze met Jan van Brugge, heer van Gruuthuse, waardoor Avelgem eigendom wordt van het beroemde Brugse geslacht Gruuthuse. Hun zoon, Lodewijk van Gruuthuse, ridder van het Gulden Vlies en befaamd als krijgsman en diplomaat, koopt in 1491 de heerlijkheid Ter Muncken en verenigt deze met de heerlijkheid van Avelgem onder één schepenbank.
Een derde schepenbank, die van de abdij van Ename met beperkte invloed binnen de parochie van Avelgem, blijft bestaan tot de Franse Revolutie.
Bij de godsdiensttroebelen op het einde van de 16de eeuw, blijft de gemeente niet gespaard: de kerk, het kasteel van de Gruuthuses, vier molens en meer dan 200 van de 386 woningen branden in 1581 af. Hierdoor raakt Catharina van Brugge in grote financiële problemen; de heerlijkheid van Avelgem met haar 53 achterlenen en de heerlijkheid Ter Muncken met zeven achterlenen wordt in 1594 door de Grote Raad van Mechelen openbaar te koop gesteld.
Maximiliaan van Oignies, heer van Beaurepaire wordt de nieuwe eigenaar. Al snel komen de eigendommen terug in het bezit van afstammelingen van de familie Gruuthuse. In 1602 komen ze dankzij het huwelijk van Antoon de la Beaume -vijfde kind van Catharina van Brugge- met Jeanne de Richardot in handen van de familie Richardot. Ze verwerven de heerlijkheden Avelgem en Ter Muncken en bewonen het kasteel te Avelgem. De heerlijkheid bezit de lagere, middele en hogere justitie.
Tijdens de negenjarige oorlog (1688-1697) wordt Avelgem opnieuw getroffen door militair geweld en sloegen Franse troepen er hun kampement op.
In 1701 wordt de familie d’Ursel eigenaar van de heerlijkheid van Avelgem, ze zullen dit blijven tot aan de Franse Revolutie. De familie verbleef nog zelden op het heerlijke kasteel en hield zich ver van de lokale politiek.

Het kasteel van Avelgem, tevens de woonplaats van de heren van Avelgem, vindt haar oorsprong in een versterkte woning, waarvan de eerste vermelding dateert van 1202. Vermoedelijk was het een donjon op vierkant grondplan. Naar alle waarschijnlijkheid is het Lodewijk van Gruuthuse die de burcht liet ombouwen tot een lustkasteel. Meerdere auteurs wijzen op de overeenkomst in bouwstijl en structuur met het kasteel van Oostkamp, eveneens in zijn bezit. Na de godsdienstoorlogen op het einde van de 16de eeuw is het "huis van plaisantie" zwaar beschadigd. Aangenomen wordt dat Catharina van Brugge slechts oppervlakkige herstellingen liet uitvoeren, gezien haar slechte financiële toestand. Toch blijkt uit een inventaris opgesteld in 1645 dat het kasteel zeer rijkelijk aangekleed was met talrijke tapijten en goudleder. Antonius Sanderus geeft in zijn "Flandria Illustrata" (1641) een afbeelding van het kasteel. De gebouwen zelf worden vermoedelijk op het einde van de 17de eeuw hersteld, de bestaande bedaking wordt vervangen door de huidige mansardedaken.
Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw wordt het kasteel nog slechts sporadisch gebruikt als zomer- of jachtverblijf. Bij de aanvang van de 19de eeuw is het kasteel onbewoond. De gemeente huurt de rechtervleugel die ingericht wordt als gemeentehuis, een functie die het behield tot 1868, het jaar waarin het nieuwe gemeentehuis gebouwd wordt in de Kerkstraat. In 1847 wordt de linkervleugel gebruikt als weefatelier voor minder gegoede jongens. Vanaf 1873 worden de gebouwen gebruikt door het pas gestichte Sint-Jan Berchmanscollege. Thans zijn de gebouwen in gebruik als gezondheidscentrum en conservatorium.

Administratief behoort Avelgem tot de kasselrij Oudenaarde, die is samengesteld uit de Heulkasselrij en de Nederkasselrij met respectievelijk drie en vier hoofdpointerijen. Avelgem was, samen met Anzegem en Petegem, één van de drie hoofdplaatsen van de Heuvelkasselrij, waardoor de heer van Avelgem één van de zeven hoofdpointers of kasselrijbestuurders mocht aanstellen.

Op kerkelijk vlak behoort de parochie tot het bisdom Doornik (tot 1801), vervolgens ressorteert ze onder Gent en sinds 1834 onder Brugge. De oudste éénbeukige Romaanse kerk met vierkante toren wordt in 1485 verwoest door Gentse opstandelingen. In 1534 wijdt de suffragaan van Doornik een nieuw altaar in. Na de brand van 1581 wordt een tijdelijk onderdak gezocht in het kasteel. Pas in 1620 worden vijf altaren in de hernieuwde kerk ingewijd. De Franse Revolutie leidt tot de verwijdering van alle uitwendige tekens van het godsdienstig leven en de openbare verkoop van het meubilair en het kerk- en kunstbezit.
Tussen 1866 en 1873 wordt de bestaande kerk afgebroken en vervangen door een neogotisch kerkgebouw (1866-1869) op het naastgelegen terrein. Het ontwerp is van de hand van A. Van Assche en A. Bressers. Tijdens de beschietingen van 1918 wordt dit gebouw zwaar beschadigd en wordt op zijn beurt vervangen door het huidige kerkgebouw.

Tot 1839 kent Avelgem enkel onderwijs voor jongens, in dat jaar wordt door juffrouw Moraud een meisjesschool opgericht. In 1803 bestaat er reeds een spinschool die in 1814 overgenomen wordt door de Zusters van Vincentius, van het in dat jaar door Marie-Anna Van Saceghem gestichte klooster. In 1843 richten zij een kantschool op en in 1854 wordt op de Dries een tweede kantschool geopend. In 1873 wordt tenslotte het reeds genoemde St.-Jan-Berchmansinstituut opgericht.

Van oudsher is Avelgem een agrarische gemeente, de bevolking vond haar bestaansmiddelen voornamelijk in landbouw (veeteelt en akkerbouw) en in veel mindere mate in de handel en textielnijverheid. Op het einde van de 18de eeuw vormt de vlas- en linnennijverheid de enige industrie. In het kanton Avelgem is twee derde van de bevolking, naast hun activiteiten op het land, rechtstreeks betrokken bij het spinnen en weven van lijnwaad. In Avelgem zelf zijn 1200 mensen actief in het vervaardigen van zeildoek, vooral bestemd voor de oorlogsindustrie op zee. Het dorp huisvest tevens twee drukkerijen om zeildoek te schilderen.
Voor het einde van de 19de eeuw is er dus weinig industriële ontwikkeling. In het midden van de 19de eeuw is er een geringe aanwezigheid van klassieke lokale industrieën zoals onder meer brouwerijen, stokerijen, leerlooierijen, ... In 1836 telt men op het grondgebied van de gemeente twee brouwerijen, twee zoutketen (een opslagplaats voor zout), een stijfselfabriek, een alcoholstokerij (Deraedt in de Kerkstraat), twee blekerijen, twee tabaksfabrieken, een leerlooierij en een hoedenmakerij. In 1875 worden er drie weverijen vermeld, er zijn ook zeven molens, waarvan drie stampkotmolens voornamelijk gebruikt voor het malen van veevoeders. Een groot deel van de bevolking is in deze periode toegewezen op seizoens- en grensarbeid.
Het ontstaan in 1869 van de spoorwegverbindingen Kortrijk-Avelgem-Ronse en Avelgem-Moeskroen is erg gunstig voor de ontsluiting en ontwikkeling van de gemeente. Bovendien zijn er goedkope gespecialiseerde arbeidskrachten, die reeds ervaring hadden opgedaan in Noord-Franse, Kortrijkse en Oudenaardse fabrieken, aanwezig. Ook de Schelde krijgt in deze periode een nieuwe rol en zorgt mee voor de industriële ontsluiting van de regio. In de tweede helft van de 19de eeuw worden Leie en Schelde met elkaar verbonden door de aanleg van het kanaal Kortrijk-Bossuit (1857-1861), tevens wordt tussen 1830 en 1870 de Schelde rechtgetrokken.
In de omgeving van het station, vestigen zich verschillende Franse bedrijven. Eén van die bedrijven is de spinnerij of "filature Leurent", opgericht in 1907. De opbloei wordt geremd door de Eerste Wereldoorlog. In oktober 1918 ondergaat Avelgem een Duitse beschieting en gasaanval die tientallen mensenlevens kost en zware schade aanbrengt in het dorpscentrum. Vooral de Kerkstraat, de Neerstraat en de Doorniksestraat leden erg onder de beschietingen, onder meer de kerk en het station worden vernield.
Na de oorlog herleeft de economie en groeit Avelgem uit tot een klein textielcentrum, het aantal werknemers van de genoemde spinnerij groeit aan tot 270 arbeiders en bedienden. De in de nabijheid gelegen wolweverijen "Matton & Dubrulle" en "La Lainière" stellen een 250-tal mensen te werk.
Andere bedrijven van enige betekenis zijn koffiebranderij Vedeka (familie Vandekerkckhove), ijzerhandel Coppin, bonnetterie Vanwambeke en houtgroothandel Verdonckt.
In het gehucht Rugge worden in de kareelovens in de meersen stenen gebakken uit de Scheldeklei.
Thans zijn er weinig restanten van deze industrie, de spinnerij Leurent wacht op herbestemming en in de overige fabrieken vestigden zich nieuwe nijverheden. Nieuwe groeipool op de industriezone, gelegen ten zuiden van de dorpskern, met onder meer de tapijtweverijen Balta en Osta Carpets en het confectiebedrijf Derycke.

Kerndorp gevormd door het D. Vermandereplein, de gekasseide Kerkstraat, de Doorniksesteenweg, de Oudenaardsesteenweg, de Leopoldstraat en de Kasteelstraat. Gaaf bewaard stratenpatroon, tracé van de genoemde straten en hun bebouwing reeds aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778).
Bebouwing geconcentreerd rond de belangrijke uitvalswegen. In de dorpskern voornamelijk aaneengesloten bebouwing, burger- en arbeidershuizen, veelal opklimmend tot in de 19de eeuw. Bakstenen lijstgevels van twee à zeven traveeën en één à twee bouwlagen onder al dan niet geknikte pannen zadeldaken. Tevens ook een groot aantal dwars op de straat ingeplante rijtjes van arbeidershuizen, veelal met vernieuwde parementen en/of gewijzigde muuropeningen. Ten oosten van de dorpskern ligt het gehucht Rugge, beschreven in Stijn Streuvels' werk "De Teleurgang van de Waterhoek". Recente woonuitbreidingen, onder meer Tuinwijk ten noorden en Molendam ten westen van de dorpskern. Weinig bebouwing ten oosten en ten zuiden van de kerk.
Landschap gedomineerd door vier beeldbepalende schoorstenen als getuigen van voormalige industriële activiteiten. Oude spoorweg omgevormd tot fietspad. Buiten de dorpskom, verspreide hoevebouw, in 1977 telde de gemeente 65 landbouwbedrijven. Hoeves bestaande uit losstaande verankerde bakstenen bestanddelen, enkele met gesloten of semi-gesloten opstelling. Patrimonium opklimmend tot in de 17de eeuw, doch heden veelal sterk aangepast: woonhuizen met vernieuwde parementen tevens ook tal van gewijzigde muuropeningen.
Groen in de gemeente met het natuurreservaat de Avelgemse meersen gelegen ten zuiden en ten zuidoosten van de dorpskern, tevens ook locatie van het natuureducatief park "Coupure Deweer".
Recente industriezone, gerealiseerd door de intercommunale Leiedal gelegen ten zuiden van de dorpskern met containerterminal, geopend in 1989. Met zijn weekmarkt, winkels en scholen oefent de gemeente een verzorgende functie uit voor de omliggende dorpen.

  • Avelgem. Landelijke gemeente. Na wereldoorlog II tot aan de fusie, Avelgem, 1978.
  • BIERE H., Beschrijving van Avelghem, Gent, 1874.
  • COLPAERT J., Avelgem voor 1500, Avelgem, 1965.
  • CORNELISSEN H., Avelgem, Roesbrugge, 1989.
  • CORNILLY J., Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen, Deel I, Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge 2001, p. 36.
  • De groote fabrieke... ideeën voor herbestemming van industrieel erfgoed in Avelgem, historische nota, Geschied- en Oudheidkundige Kring Avelgem, Avelgem, s.d.
  • DESPRIET P., De verdwenen kerk van Avelgem, in De Zuid-West-Vlaamse parochiekerken, Kortijk, 1982, p. 45-50.
  • Dit is West-Vlaanderen, Sint-Andries, 1960, p. 99-102.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België, geschiedkundig en administratief geografisch woordenboek, Brussel, 1980, p. 58-59.
  • Liber Amicorum Sint-Jan Berchmansinstituut, Avelgem, 1974.
  • MARTYN G. (red.), Avelgem en de Schelde: een historische gids, Avelgem, 1999.
  • WITDOUCK R., Bijdragen tot de geschiedenis van het dekanaat Avelgem 1839-1989, Avelgem, 1989.

Bron: DE GUNSCH A. & DE LEEUW S. met medewerking van CALLENS T. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Avelgem, Deelgemeenten Avelgem, Bossuit, Kerkhove, Outrijve en Waarmaarde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL23, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: De Gunsch, Ann; De Leeuw, Sofie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Avelgem [online], https://id.erfgoed.net/themas/14649 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.