Geografisch thema

Vivenkapelle

ID
14647
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14647

Beschrijving

Vivenkapelle geniet ruime bekendheid als ultiem, gaaf bewaard neogotisch kerkdorp met parochiekerk, pastorie en meisjes- en jongensschool, opgericht in de jaren 1860-1870 onder leiding van baron Jean-Baptiste de Béthune.

Het is een gehucht van 561 inwoners (01/01/2005) en 307 ha (01/01/2003) gelegen in West-Vlaanderen, aan de oostelijke grens van de fusiegemeente Brugge. Vivenkapelle grenst ten westen en ten zuiden aan Sint-Kruis (Brugge), ten noorden aan Damme en ten oosten aan Moerkerke. In 1971 als gehucht dat historisch tot de gemeente Sint-Kruis behoort, gefuseerd met Brugge; sinds 1977 is Vivenkapelle opgenomen bij de grote fusiegemeente van Damme, waartoe ook Hoeke, Lapscheure, Moerkerke, Oostkerke en Sijsele behoren.

Gelegen op de grens tussen kleirijke poldergrond en zandgrond. Stil gehucht met woonfunctie, veeteelt en landbouw. De bebouwing in het gehucht Vivenkapelle is geconcentreerd langs de historische oost-westas tussen Brugge en Middelburg, die in Vivenkapelle bestaat uit de Vierscharestraat en het Bradericplein. Op de kruising van deze weg met de huidige Sijseelse- en Vivensteenweg, op het historische grondgebied van Sint-Kruis, ontstond het gehucht Viven. De dorpskern wordt ontsloten door deze twee brede doorgangswegen naar Damme, Sint-Kruis, Moerkerke en Sijsele. Eén van de oudste wegen in het gebied is de Pijpeweg, aangelegd ca. 1269 om te voorzien in het onderhoud van de zogenaamd "Male Leie", de ondergrondse waterleiding die Damme voorzag van drinkbaar water vanuit de grafelijke vijver te Male op Sint-Kruis.

HISTORISCHE INLEIDING

De heerlijkheid Viven

De eerste vermelding van de woonkern dateert van 1240, in een document handelend over "Hendrik van Vyve", een leenman van de graaf van Vlaanderen. De plaatsnaam "Viven" wordt de eerste keer vermeld in 1300, de "capelle van viven" komt voor vanaf 1530, de plaatsnaam "vijve cappelle" wordt voor het eerst gebruikt in 1743 en is gangbaar vanaf de 19de eeuw. Etymologisch verwijst de naam "viven" naar moerassig weiland, begraasd door vee, "vee-ven".

In de middeleeuwen is Viven een leengoed in het Brugse Vrije, afhankelijk van het prinselijke leenhof, de Burg van Brugge. De heerlijkheid Viven is gelegen in de noordoosthoek van Sint-Kruis, een parochie die in de 11de eeuw vanuit de moederparochie Sijsele ontstond. In 1341 wordt de heerlijkheid onafhankelijk van de rechtspraak van het Brugse Vrije. De heer van Viven is Willem de Kalkere, wiens hof het "Kalkersleen" is, gelegen in de Legeweg op het huidige grondgebied van Moerkerke. Dit hof wordt voor het eerst vermeld in 1351, bij de aankoop van het domein door Jacob de Wale. Reeds in 1354 volgt Hendrik Braderic hem op als heer van Viven. Braderic was lid van een Brugse poortersfamilie met een hoge sociale en politieke status. In 1349 kreeg Hendrik Braderic van paus Clemens VI de toelating om op zijn eigendom in Viven een kapel te bouwen. Hij verwerft voor zichzelf en voor zijn nakomelingen het patronaatsrecht over deze kapel. In 1354 koopt Braderic de heerlijkheid van Viven te Sint-Kruis: patronaatsrecht en grondbezit zijn sindsdien aan elkaar gekoppeld. Vanaf dan blijft de kapel tot aan de Franse Revolutie onlosmakelijk verbonden aan de heren van Viven. In 1355, eerste vermelding van een “bailliu ende een vierschare van seven schepenen”; Hendrik Braderic wordt samen met Maarten van Adornes ontvanger van de grafelijke tol van Damme. In 1358 wordt het kasteel en leengoed van Bonem, gelegen in de nu verdwenen parochie Sint-Katharina-buiten-Damme (zie Damme), bij het familiebezit van de Braderics gevoegd. De familie Braderic zal steeds ijveren voor de bloei van de kapel, waarin vanaf 1411 alle goddelijke diensten mogen verricht worden. Door een huwelijksverbintenis, komen de heerlijkheid en de kapel bij de familie Adornes terecht. Dit adellijke geslacht uit Genua houdt Viven verder in stand. De kapel groeit uit tot een belangrijk Mariaal bedevaartsoord met een mirakelbeeld van Maria. In 1561 wordt Viven verkocht aan Jan Lopez Gallo, een Spaans edelman en raadgever van Filips II, die de heerlijkheid verenigt met Male; Viven zal in het bezit blijven van de familie Lopez Gallo tot in 1697. Kort na de aankoop door deze familie heeft Viven te lijden onder plunderingen tijdens de godsdiensttroebelen, waarbij in 1578-79 de kapel volledig wordt vernield; bevrijding uit protestantse handen in 1584. Na een smeekbede van de bewoners van Viven aan het adres van de bisschop van Brugge Servaas de Quinckere, wordt in 1635 gestart met de heropbouw van de kapel. Ca. 1570-1580 wordt door het Brugse Spermalieklooster de zogenaamde Vivenmolen opgericht; de houten staakmolen zal tot zijn teloorgang in 1939 een ankerpunt blijven in het gehucht.

Viven wordt in 1697 verkocht aan Gaspar de Gourcy, die het domein in 1710 verkoopt aan François Claesman. Deze heer tracht de eredienst in de kapel te verhinderen en ontvreemdt enkele kunstwerken. Tussen 1710 en 1727 worden aanhoudende moeilijkheden gemeld tussen de baron enerzijds en de kapelaan en de Vivenaars anderzijds, wat uitmondt in een proces dat gewonnen werd door de bewoners. Als gevolg van het proces neemt Claesman de verplichting op zich de kapel te herstellen, een priester te betalen en de proceskosten te vereffenen. De inwoners komen naar voor als een hechte gemeenschap, ook in hun strijd naar onafhankelijkheid van de omliggende "officiële" parochies, zijnde Damme, Sint-Kruis en Moerkerke. Hun onafhankelijkheid wordt nog eens onderstreept door de oprichting ca. 1760 van een eigen winterschool in een plaatselijke herberg.

Nieuw begin voor de kapel van Viven

De aanhechting van onze gewesten bij Frankrijk in 1795 zorgt voor het einde van alle feodale rechten, waardoor de heerlijkheid Viven wordt opgeheven. Zowel de heerlijkheid Viven als Male worden bij de nieuwe gemeente Sint-Kruis gevoegd. De Fransen verbieden alle kerkelijke activiteiten, de kerkelijke goederen worden geconfisqueerd. In 1797 verwoest een groep libertijnen uit Brugge de kapel in Viven, nadat het meubilair en de bezittingen zijn verkocht. Tijdens de Franse overheersing wordt de voutekamer van de 17de-eeuwse hoeve "De Vierschaere" gebruikt voor het opdragen van de mis. In 1799 kopen de Vivenaars de vervallen kapel terug aan en delegeerden daarvoor landbouwer Jacobus Vlaeminck. Deze draagt het goed niet zoals afgesproken terug over aan de parochianen, waardoor de kapel met bijhorende grond in zijn bezit blijft. De kapel blijft gesloten voor de eredienst en wordt zelfs als schuur gebruikt. In 1827 wordt de kapel met de omliggende gronden op een openbare verkoping gekocht door Philippe Verhulst. De nieuwe eigenaar woont in het Hof van Watervliet in de Oude Burg te Brugge, maar bezit een buitengoed op het grondgebied van Moerkerke, vlakbij de kapel van Viven. Als rijke en vrome katholiek wil hij een eind stellen aan de 'ontheiliging'. Hij laat de kapel herstellen en het midden 17de-eeuwse Mariabeeld terugplaatsen. In 1833 vraagt Philippe Verhulst aan bisschop Renaat Boussen de toelating om in het herstelde bedehuis op zon- en feestdagen opnieuw de mis te laten celebreren, wat niet wordt toegestaan. Onder de ambtstermijn van de volgende bisschop is het klimaat gunstiger. Een impuls werd gegeven door de dogmaverklaring van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria in 1854. Zonder veel moeilijkheden verkrijgt Philippe Verhulst de gunst om op de feestdag van Onze-Lieve-Vrouw Geboorte mis te laten lezen en op 10 september 1855 komt bisschop Malou persoonlijk de bidplaats inwijden. In 1858 wordt Vivenkapelle tot proosdij benoemd, afhankelijk van de parochie van Sint-Kruis: hierdoor heeft Vivenkapelle recht op een proost om dagelijks een mis op te dragen.

Het neogotische ensemble in Vivenkapelle

Gaandeweg groeit bij de familie Verhulst de idee voor de verdere uitbouw van Vivenkapelle tot een zelfstandige parochie. Na de dood van hun vader in 1858, zetten Elisa en Coralie Verhulst het levenswerk van hun vader voort en ijveren voor de neogotische droom: een kerkdorp met inbegrip van kerk, pastorie en broeder- en zusterklooster met aansluitende scholen. Jean-Baptiste de Béthune wordt als leidinggevend architect aangesteld voor het volledige ensemble. De site Vivenkapelle is een zeldzaam homogeen geheel, een 'Gesamtkunstwerk'. Elk onderdeel is gebouwd volgens dezelfde neogotische gedachte en stijleenheid door eenzelfde equipe vaklui, volledig op elkaar afgestemd en geschoold door de Béthune. Onontbeerlijk daarbij zijn de opdrachtgevers met genoeg financiële middelen en strenge eisen voor een hoge kwaliteit. Het wapenschild van deze mecenassenfamilie is nog steeds het wapenschild van Vivenkapelle.

De neogotische parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en Heilige Philippus is een ontwerp van baron Jean-Baptiste de Béthune, uitgevoerd in 1861-1867 met verwerking van de oude Onze-Lieve-Vrouwkapel als autonoom zuidkoor. Ten zuidoosten van de kerk ligt de pastorie. Dit ontwerp van de Béthune wordt in 1861 als woning van de eerste proost van Vivenkapelle uitgevoerd, de heer A. van Becelaere. Ten oosten van de kerk is de broederschool van de Heilige Jozef en het broederklooster van Sint-Vincentius a Paulo gelegen, gebouwd in 1861 naar ontwerp van de Béthune en in 1879 uitgebreid met de straatvleugel. De meisjes- en bewaarschool van de Heilige Engelen en bijhorend zusterklooster van de Heilige Jezus is ontworpen door een medewerker van de Béthune en vriend van de familie Verhulst, architect Florimond Van de Poele (1832-1875). Het is gelegen op het einde van de dreef ten westen langs de kerk. De bouw vindt plaats tussen 1861 en 1863 en wordt in 1888 vervolledigd met een bewaarschool.

Pas in 1885 wordt Vivenkapelle een volwaardige parochie, waarna de kerk en de pastorie door Elisa Verhulst worden overgedragen aan de Kerkfabriek. Als Elisa Verhulst in 1903 overlijdt, blijkt dat al haar bezittingen, waaronder Viven, zijn gelegateerd aan de Gentse notaris Jules Lammens, die door zijn huwelijk met de familie Verhulst was verwant. De erfenis gaat gepaard met de verplichting om het ensemble in Vivenkapelle in stand te houden en de pastoor en de kerkfabriek een jaargeld uit te keren. Korte tijd voor zijn dood in 1908 heeft de schoonzoon van Lammens, de neogoticus Arthur Verhaegen, de eigendom ondergebracht in de Stichting Verhulst-Verhaegen. Herhaaldelijke herstellingen aan diverse gebouwen betekenen een zware financiële last. Na de Tweede Wereldoorlog werden pogingen ondernomen om het complex aan de gemeente Sint-Kruis over te dragen, evenwel zonder succes. In het vooruitzicht van een hoogdringende restauratie wordt de kerk bij K.B. van 7 juli 1975 beschermd als monument. In 1977 stichten enkele voortrekkers voor de erkenning van de neogotiek het "Bethunianum" in Vivenkapelle, een nationaal centrum van de neogotiek (ondertussen overgebracht naar Gent), wat de herwaardering en de restauratie van de ganse site stimuleert. Op 11 december 1980 volgt de bescherming als monument van de pastorie en de beide school- en kloostergebouwen binnen een ruimer dorpsgezicht dat de dorpskern van Vivenkapelle omvat. In dat jaar start men met een grootscheepse restauratiecampagne onder leiding van architect Aimé Meyer uit Brugge. In 1988 gebeurt de overdracht van de kloostergebouwen en de pastorie aan de stad Damme, waarvan Vivenkapelle sinds 1 januari 1977 deel uitmaakt. De laatste grote restauratiecampagne dateert van 1980-1990. Anno 2005 is het broederklooster in werf.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

Vivenkapelle is internationaal bekend om zijn prachtige, goed bewaarde neogotische ensemble van parochiekerk, pastorie en meisjes- en jongensschool met bijhorende kloosters dat in de jaren 1860-1870 werd gerealiseerd onder de begeesterende leiding van de baron Jean-Baptiste de Béthune. Het neogotische complex lijkt conceptueel gestoeld op 'The Grange', de eigen woning van August Welby Pugin, met kerk en klooster, in Ramsgate (Engeland, 1843-1844). Deze architect streefde de neogotiek na als militante hervormingsbeweging in de kunst, als symbool voor de heropleving van het christendom en katholieke geloof. Het streven van Béthune was afgestemd op de opvattingen van Pugin: de middeleeuwse gotische kunst doen herleven in al haar vormen, en dit gecombineerd met het middeleeuwse vakmanschap. De kerk van Vivenkapelle wordt beschouwd als het best geslaagde kerkgebouw van Jean Baptiste de Béthune. De rode baksteenarchitectuur is geïnspireerd op de 14de-eeuwse gotiek. De middeleeuwse Mariakapel van Viven wordt als zuidkoor geïntegreerd in het nieuwe ontwerp, maar wordt volledig aangepast aan de overdonderende neogotische aankleding die het volledige interieur van de kerk typeert. Een hele ploeg vaste medewerkers van de Béthune zorgde voor een ultiem Gesamtkunstwerk, waarin de polychromie uitgevoerd door Adrien Bressers een vooraanstaande rol speelt. De pastorie en de beide school- en kloostercomplexen worden in een aansluitende rode baksteenstijl ontworpen, geïnspireerd op de Brugse burgerlijke baksteengotiek uit de 16de eeuw. Typische onderdelen, zoals kruisvensters, traveenissen, spitsboognissen in de boogvelden boven de vensters, samengestelde nissen, werden tot nieuwe creaties samengebracht. Hoewel het ontwerp van het zusterklooster met meisjesschool werd gemaakt door architect Florimond van de Poele, sluit het naadloos aan bij het geheel, dit omdat de Béthune in alle stappen van de realisatie van het totaalcomplex, de eindbeslissing nam.

De kleine woonkern van Vivenkapelle was door de eeuwen heen nauwelijks structureel gewijzigd. De bebouwing van het straatdorp concentreert zich langs de eeuwenoude oost-west-as "Middelen Bruggewech", die we nu kennen als Vierscharestraat en het Bradericplein. De historische bebouwing bestaat uit verspreide hoeves met historische kern en kleinere lage dorpswoningen onder pannen zadeldaken (nok evenwijdig aan de straat). Door de realisatie van het ambitieuze, in het oog springende neogotische complex, veranderde de aanblik van de dorpskern drastisch. De familie Verhulst had voor ogen om de woningen in het dorp ook stelselmatig in een aansluitende neogotische baksteenstijl op te laten richten. Voor sommige huizen werd inderdaad voor een neogotische inspiratie gekozen, echter nooit in die mate als verhoopt door de familie Verhulst. Voorbeelden van woningen die kort na de bouw van het neogotische ensemble in een aansluitende stijl werden gerealiseerd zijn de kosterwoning uit 1870 en drie naast elkaar gelegen burgerhuizen tegenover de kerk. De andere gebouwen in het dorp sluiten aan bij de traditionele doorsnee vormgeving van de eind 19de- of begin-20ste-eeuwse lage breedhuizen met eenvoudige lijstgevels, waarvan sommige met een bouwlaag verhoogd.

Buiten de kleine dorpskom langs het Bradericplein, verspreide hoeves waarvan een belangrijk aantal opklimmen tot de 17de en 18de eeuw. Meestal bestaande uit witgekalkte, losstaande bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken. Het boerenhuis sluit soms aan bij het langgestrekte type door de aanpalende stalvleugel en bevat meestal een opkamer, soms onder een hogere daknok gevat. Een typevoorbeeld is de hoeve zogenaamd "Vierschare" in de Vierscharestraat, als monument beschermd binnen het dorpsgezicht van Vivenkapelle.

  • Aanwijzende fotografische inventaris van de drie rechterlijke kantons Brugge, Brussel, 1965, p. 295.
  • BALLEGEER J., Molens in de Zwinstreek, in Rond de poldertorens, jg. 47, nr. 2, 2005, p. 72.
  • BEKAERT G., Landschap van kerken. 10 eeuwen bouwen in Vlaanderen, Antwerpen/Leuven, 1987.
  • BOTERBERGHE R., Geschiedenis van het kerkdorp Vivenkapelle, Vivenkapelle, 1985.
  • BOTERBERGE R., Vivenkapelle. Parel van de neogotiek, Vivenkapelle, 1990.
  • CAFMEYER M., Sint-Kruis, oud en nieuw, Brugge, 1970.
  • DE BETHUNE E., Een neogotische droom in 't Oosten van Brugge, in Biekorf, jg. 78, nrs. 9-12, 1978, p. 313-320.
  • DE FLOU K., Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, deel XVI, Brugge, 1935, kl. 519-525.
  • DE MAEYER J., De Sint-Lucasscholen en de neogotiek. 1862-1914, Kadoc-studies 5, Leuven, 1988.
  • DE SEYN E., Geschied- en aardrijkskundig woordenboek der Belgische gemeenten, dl. 2, Brussel, 1938, p. 1245.
  • DEVLIEGHER L., De Zwinstreek, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 4, Tielt, 1970.
  • DEVLIEGHER L. en BIERVLIET L., Vivenkapelle. Een neogotisch kerkdorp in Vlaanderen, in Biekorf, jg. 103, nrs. 9-12, p. 196-230.
  • DUYCK R., Sint-Kruis, geschiedenis van de Brugse rand, Brugge, 1987.
  • GEVAERT E., Le Baron Béthune et son oeuvre, in Bulletin des metiers d'art, jg. 1, 1901, p. 5-14.
  • GODDERIS J., De neogotiek in West-Vlaanderen. Een herkerstening in steen, Vichte, 2001, p. 117-118.
  • GOOSSENS M., De Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte en Heilige Philippuskerk te Vivenkapelle: de volmaakte neogotische dorpskerk, in M&L, jg. 9, nr. 5, 1990, p. 38-51.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België, deel 2, Brussel, 1980, p. 1002-1004.
  • HELBIG J., Le baron Bethune, Fondateur des écoles Saint-Luc, Lille-Brugge, 1906.
  • RAU J., Het Damme van toen en omgeving, Brugge, 1981, p. 139-157.
  • VAN CLEVEN J., Neogotiek in België, Gent/Tielt, 1994.
  • VAN POUCKE G., Archiefbeelden Damme, Gloucestershire, 2002.
  • VERPOEST L. en BEKAERT G., Architectuurgids Neogotiek in België, Antwerpen, 1989, p. 36.
  • WEYMEIS C., Het land van Uilenspiegel. Damme Knokke Sluis, Leuven, 2001, p. 55-62.

Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SANTY P. & SNAUWAERT L. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Damme, Deel I: Stad Damme, Deelgemeenten Hoeke, Lapscheure en Moerkerke, Deel II: Deelgemeenten Oostkerke, Sijsele en Vivenkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL17, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vivenkapelle [online], https://id.erfgoed.net/themas/14647 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.