Geografisch thema

Sint-Andries

ID
14596
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14596

Beschrijving

ALGEMENE SITUERING

Provincie West-Vlaanderen, arrondissement Brugge. De gemeente Sint-Andries is een deelgemeente gelegen ten westen van de stad Brugge. Sint-Andries grenst in het zuiden aan de voormalige, zelfstandige gemeenten Sint-Michiels, Loppem en Zedelgem, in het westen aan Snellegem en Varsenare, in het noorden aan Meetkerke en in het oosten aan Brugge. Bestuurlijk valt het gebied onder het arrondissement en het kanton Brugge.

Op 1 januari 1971 werd de zelfstandige gemeente een deelgemeente van Groot-Brugge, door het Koninklijk Besluit van 17.7.1970. Toen was Sint-Andries 2.069 hectare groot. De plattegrond van de gemeente vertoont een vreemde, tweelobbige structuur. Oorzaak hiervoor is te vinden in het feit dat bij de oprichting van de gemeente ook alle gronden van de voormalige Sint-Andriesabdij werden opgenomen.

Landbouw- en woongemeente met per 1 januari 2003 12490 inwoners, de totale oppervlakte is 2061 hectare.

ALGEMENE INLEIDING

Geologisch gezien is de bodem van Sint-Andries samengesteld uit hoofdzakelijk fijn zand en wat klei aan het kanaal Brugge-Oostende. Daarom behoort ze geografisch tot "Zandig Vlaanderen". De gemeente grenst ten noorden aan de polders, maar grotendeels vertoont het meer de kenmerken van het Houtland: een landschap waarbij weiden en akkers afgeboord zijn met (knot)bomen en afwateringskanalen en dit alles in een vrij geometrisch patroon. De zuidelijke helft is sterk bebost door de aanleg van grote park- en bosgebieden op het eind van de 18de eeuw maar vooral in de 19de eeuw. Die situatie is te danken aan adellijke families die grote kasteeldomeinen bezaten, vaak met een continuïteit tot op vandaag en gebaseerd op het grondbezit van de oude Sint-Andriesabdij. Ook kloosters en abdijen met hun uitgestrekte gronden zorgden en zorgen nog steeds voor behoud van bos en groen.

De parochie Sint-Andries behoorde kerkrechterlijk toe aan het bisdom Doornik (vanaf hun stichting), Brugge (vanaf 1561), Gent (vanaf 1801) en terug Brugge sinds 1834.

Het grondgebied van Sint-Andries en Sint-Baafs was verdeeld over de heerlijkheid van Straeten en het ambacht van Sijsele. De heerlijkheid van Straeten, onderdeel van het ambacht van Straeten en reeds vermeld in 941, oorspronkelijk deel uitmakend van het domein Snellegem, strekte zich uit over Sint-Andries en Varsenare en was als rechtstreeks leengoed van de graaf. De kasteelsite van Straeten bestaat nog steeds in Varsenare. Straeten was opgesplitst in kleinere heerlijkheden zoals Messem en Coudekeuken. Coudekeuken was een leen van de Brug van Brugge en grensde ten noorden aan de Legeweg en ten zuiden aan de Zandstraat. Het grondgebied van Sint-Baafs behoorde tot het ambacht van Sijsele. De grens tussen het ambacht van Sijsele en dat van Straeten werd aangeduid met grenspalen: één tussen Ter Lucht en Ter Zaele, één aan de Gistelse Steenweg bij de school met klooster en één aan de Torhoutse Steenweg. Verder behoorde het oostelijk deel van het grondgebied tot de paallanden van Brugge (grond van de stad, buiten haar tweede omwalling) en tot de Sint-Salvatorsparochie.

Doorheen het grondgebied lopen van oudsher drie belangrijke wegen met name de Diksmuidse Heirweg, de Zandstraat en de Zeeweg. De Zandstraat was de verbindingsweg tussen Oudenburg en Brugge. Door de aanleg van de Torhoutse Steenweg in 1751 en de aanleg van de Gistelse Steenweg in 1775 verloren ze aan belang. Tot op heden zijn die nog steeds de belangrijkste in- en uitvalswegen. Doorheen het grondgebied lopen twee belangrijke verkeersassen uit de 20ste eeuw: de autosnelweg Brussel-Oostende en de expresweg naar Zeebrugge. Hierdoor is Sint-Andries visueel opgesplitst.

HISTORISCHE EN ARCHITECTUURHISTORISCHE ACHTERGROND

De oudste bewoning (1ste-8de ste eeuw)

De oudste sporen van bebouwing kwamen aan het licht bij opgravingen in 1997-1998. In de buurt van de Refuge en de Zandstraat werden artefacten en fragmenten van werktuigen teruggevonden die te situeren zijn in de late Steentijd, het Neolithicum of het begin van de Metaaltijden, de vroege Bronstijd. Putten uit de Metaaltijden wijzen op een Pre-Romeinse aanwezigheid, weliswaar in beperkte mate. De onderzochte Romeinse sporen zijn vooral in verband te brengen met een omgrachte nederzetting met bijhorend grafveldje. De bewoning van de site is duidelijk in verschillende fasen op te splitsen. Bewoningssporen uit de Merovingische periode werden aangetroffen bij opgravingen in de verkaveling van de Kosterijstraat. De vondsten in de refuge en de Kosterijstraat illustreren bewoning in de Karolingische periode. De domeinen Beisbroek en Tudor maakten in de 7de eeuw deel uit van het Merovingische kroondomein Snellegem. In de 9de eeuw kwam het in handen van Boudewijn I, de eerste graaf van Vlaanderen. Het oostelijke deel was erg moerassig en was gekend onder de naam "Benceburch". Het was een complex broeken. Het maakte tot de 10de eeuw deel uit van het grafelijk domein Snellegem.

11de-15de eeuw

Vroegmiddeleeuwse nederzettingskernen werden aangetroffen in de verkaveling Molendorp. Daar werden verschillende waterputten en paalgaten teruggevonden. Tancmar, heer van Straeten wilde een klooster stichten op zijn grondgebied. De heerlijkheid was gelegen in de hoek waar drie wegen samenkwamen in Brugge. De weg naar Cassel langs Wijnendale, de weg van Oudenburg op Brugge en die van Gistel. Vanaf de stichting van de Sint-Andriesabdij loopt de geschiedenis van Sint-Andries hier parallel mee. Het charter van de stichting van de abdij dateert van 22 februari 1100, de bekrachtiging door de graaf in juni 1100. De eerste monniken kwamen aan op 1 augustus 1117. In de loop van de 12de eeuw waren er problemen met de moederabdij met als gevolg dat ze in 1187 een erkenning van hun klooster als onafhankelijke abdij aanvroegen. Na veel problemen begon de abdij haar onafhankelijk bestaan op 25 maart 1188. De abdij van Sint-Andries had door de doordachte verwervings- en aankooppolitiek een groot deel van Sint-Andries in haar bezit. De Sint-Andriesabdij kwam in bezit van alle gronden gelegen tussen de Torhoutse Steenweg en de Gistelse Steenweg, vanaf de parochiekerk tot aan de huidige abdij. Rond 1115 wordt het domein van "Beysbroeck", de oostelijke helft van de oude fiscus Snellegem, door graaf Boudewijn VII Hapken aan de Sint-Andriesabdij geschonken, er werd een hoeve gebouwd die tot aan de afschaffing van de abdij door haar werd uitgebaat. De 13de eeuw betekende voor de Sint-Andriesabdij een periode van belangrijke economische ontwikkelingen. Zij was gedurende eeuwen feitelijk de grootste machtsfactor op het grondgebied. Hierdoor is er relatief weinig bebouwing. In 1348 staat de Sint-Andriesabdij vijftig hectare grond af aan enkele poorters voor het bouwen van een Kartuizerinnenklooster Sint-Anna-ter-Woestijne, gelegen tussen de Doornstraat, de Diksmuidse Heerweg en de Zeeweg. Het klooster was gelegen binnen een brede omwalling (zie Oude Sint-Annadreef nummer 80).

De parochie van Sint-Baafs wordt reeds vermeld in 1216. De parochie van Sint-Baafs behoorde tot het patronaat van de bisschop van Doornik, zoals de Sint-Salvatorskerk.

Door de vlugge ontwikkeling tijdens de 12de en 13de eeuw krijgt Brugge in 1275 toestemming van de gravin Margaretha van Constantinopel haar grondgebied rond de stad uit te breiden. Het gebied werd voorzien van palen, vandaar de naam Paallanden.

Ten noorden van het territorium van de Sint-Andriesabdij bevinden zich de oude kasteelsites. De site "Koude Keuken" wordt reeds vermeld in 1326 en was een belangrijke heerlijkheid en leengoed van de Burg van Brugge. Het kasteel behield na de zogenaamde restauratie circa 1900 naar ontwerp van architect Charles De Wulf (Brugge) gedeeltelijk de oude structuur weergegeven bij Sanderus (1641). Het kasteel Messem, leen van de Burg van Brugge, bestond reeds in 1310. In de 18de eeuw werd er een zomerverblijf gebouwd terwijl het neerhof met duiventoren uit de 17de eeuw dateert. Het enige dat overblijft van de site is de hoeve en een deel van de vroegere duiventoren geïntegreerd in een nieuw volume. " 't Hof ter Zaele" is gelegen tussen Ter Lucht en Noordveld. Het was een leengoed afhankelijk van het Hof ter Straeten en dat onder het gezag stond van de Burg van Brugge. Thans heeft het boerenhuis een typisch 18de-eeuws uitzicht met mansardedak en interieuraankleding.

Tussen de Legeweg en het kanaal Brugge-Oostende en ook in het stuk ten noorden van de vaart (de Moeren) hadden verschillende Brugse kerkelijke instellingen gronden liggen: Sint-Janshospitaal, Sint-Andriesabdij, Magdalenagodshuis, dis van Sint-Salvators, dis van Sint-Gillis, kerk van Sint-Baafs, hospitaal van de Potterie, enzovoort. Hoeve zogenaamd "De Potterie" wordt reeds vermeld in een oorkonde daterend van 9 september 1279 en was eigendom van het klooster der Potterie. Tot op heden bestaat die hoeve met imposante bergschuur. Reeds in 1261 is een galg, eigendom van de stad Brugge, in gebruik aan de Diksmuidse Heerweg. De voormalige galg is nog steeds aanwezig aan de Diksmuidse Heerweg en wordt gekenmerkt door een verhoging in het landschap en de aanwezigheid van een hakstoof. In 1292 koopt de stad Brugge een stuk grond in de omgeving van de huidige Magdalenastraat. Daar werd de stadsvijver gegraven voor de waterbevoorrading van de stad Brugge via een moerbuis en de boterbeek. In 1382-1384 volgt een verdieping en verbreding van de stadswallen waardoor het waterreservoir overbodig werd. Later werden na demping van de vijver pesthuizen op die plaats gebouwd.

16de-17de eeuw: godsdiensttroebelen

Een beeld van de gemeente Sint-Andries krijgen we aan de hand van de kaart van het Brugse Vrije van de hand van Pieter Pourbus. Het plan werd vervaardigd tussen 1561-1571 en brengt een weergave van hoeves en kasteeldomeinen en vormt als dusdanig een belangrijke iconografische bron die een inzicht biedt in de structuur van de gebouwen, de straten en de verhouding tussen bebouwde en niet bebouwde ruimten.

In 1566 vindt de godsdienstoorlog plaats. De alleenstaande kloosters zoals het klooster van Sint-Anna-ter Woestijne ontsnapten niet aan de godsdiensttroebelen en moesten vluchten binnen de muren van de stad Brugge. In 1577 volgde de sloop van onder meer de Sint-Baafskerk en het magdalenahospitaal op bevel van de stedelijke overheid. In 1580 wordt het klooster van Sint-Anna-ter-Woestijne en de Sint-Theobaldkapel afgebroken naar aanleiding van de godsdiensttroebelen. Ook de parochiekerk van Sint-Baafs ontsnapte niet aan de godsdiensttroebelen en werd in 1612 volledig gesloopt. In 1610 kregen de bewoners toelating om een nieuwe kerk te bouwen, maar van deze toelating werd geen gebruik gemaakt. De parochie werd in 1647 afgeschaft en weer bij Sint-Salvators gevoegd. Ook hoeves hebben te leiden onder de godsdiensttroebelen. De hoeve "De friessche schuur" met imposante toegangspoort dateert vermoedelijk uit de 17de eeuw en is tot stand gekomen na een periode van godsdiensttroebelen.

In de loop van de 16de eeuw ontstaan een aantal kasteeldomeinen. Het kasteel Steentien, staat vermeld en afgebeeld in het werk van Sanderus (1641), was een belangrijke site. In 1618 wordt het vermeld als "Huis van plaisance". Het huidige uitzicht dateert van 1870 en is het resultaat van een vergroting en gedeeltelijke heropbouw van kasteel.

Het kasteel "Ter Lucht" met bijhorende hoeve en kapel van 't Boompje, met tot op heden een gaaf bewaard 18de eeuws interieur deels van de hand van Pieter Pepers, worden op initiatief van Andries de la Coste gebouwd. Het huidig uitzicht van het kasteel is het resultaat van een zogenaamde "restauratie" waarbij een deel van de oude kern werd bewaard.

Het domein "Bloemendale" (zie Bloemendalestraat nummers 6-8) vertoont de typische opper- en neerhofstructuur. Door de eeuwen heen ondergaat het verschillende verbouwingen. De hoeve verschuilt achter de gevels in historiserende stijl een oudere kern. Ook het kasteel, verbouwd in 1908 volgens de toen heersende stijl, verschuilt een oudere kern.

18de eeuw - begin 19de eeuw: Sint-Andries onder het Oostenrijks en het Frans bewind

De kaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgemaakt door de Oostenrijkse Graaf de Ferraris in 1770-1777 geeft een beeld van de bebouwing in de parochie. In de dorpskern vallen de kerk en de kloostergebouwen op met aan de overzijde de pastorie, de woning van de koster en een herberg. Ook die gebouwen hielden verband met het klooster. De weg naar Gistel was een kronkelende weg afgezoomd met bomen.

De Torhoutse Steenweg wordt in 1751 aangelegd, in het tracé van een reeds bestaande aarden weg, in één rechte lijn en afgeboord met bomen. Het initiatief ging uit van Karl-Theodor von Neuberg, heer van Wijnendale, die het wegtraject Brugge–Roeselare–Menen wou verbeteren. In 1754 waren de werken voltooid. Er ontstonden toen "diligence"-verbindingen tussen Brugge en Menen.

De Gistelse Steenweg wordt rond 1775 aangelegd (verbreden, rechttrekken en verharden) en voorzien van twee bomenrijen van afwisselend abeel en beuk. Hiervoor was baron le Bailly de Tilleghem initiatiefnemer. Tussen de Smedenpoort en het dorp van Sint-Andries waren velden en weiden aanwezig. Er stonden zeven woningen aan Petit Paris, verder "De Witten Beer" aan het kruispunt met de Torhoutse Steenweg, "Het Pannehuis" aan de splitsing met de Zandstraat, de "Raverie" en de "Lange Munte", twee tegenover elkaar gelegen herbergen, dicht bij het oude Sint-Baafs. Op het dorpsplein stonden drie huizen aan de kant van de kerk en zes aan de overkant, de pastorie en een rij kleine huisjes. Van het dorp tot de grens met Varsenare trof men aan de rechterzijde slechts drie landelijke woningen. Er was dus weinig bewoning langs de 3,8 kilometer lange weg.

Onder het Frans bewind worden in 1796 de parochies Sint-Andries en Sint-Baafs één gemeente, samen met de voormalige paallanden. Als gevolg van de sekwestratie van religieuze gebouwen wordt de Sint-Andriesabdij in 1797 verkocht als "nationaal goed". Bijna onmiddellijk hierna worden de abdijgebouwen gesloopt en de kunstschatten en het meubilair verkocht. Ook het domein Beisbroek, eigendom van het klooster, wordt in 1798 verkocht. Het deel ten zuiden van de Diksmuidse Heirweg wordt eigendom van Emmanuel van Outryve d’Ydewalle, het deel ten noorden van zijn schoonbroer Jacques de l’Espée. Op de gronden van de familie van Outyve d'Ydewalle worden de kastelen Perenboomveld, Tudor en Ter Heide gebouwd. Het kasteel Perenboomveld verschuilt achter zijn neorococo-uitzicht van 1899 - 1903 een oudere kern. Het kasteel Tudor, daarentegen in dezelfde periode gebouwd illustreert de tudorstijl.

De familie de l’Espée laat het kasteel Beisbroek circa 1835 bouwen in sobere classicistische stijl. De heide wordt ontgonnen door aanleg van voornoemde bossen of door omvorming tot weide of akkerland.

Ook de invloed van Napoleon in de architectuur laat zich gelden. Baron Anselme de Peellaert, kamerheer van Napoleon, wou een volledig complex bouwen dat moest ingericht worden om er de keizer te ontvangen. De bouwplannen van 1808 voorzagen in de bouw van een kasteel met middenstuk en twee zijvleugels, alsook een hoeve en de aanleg van de tuin in Egyptische stijl verwijzend naar de overwinningen van Napoleon in de Egyptische veldtochten.

Ingrijpende veranderingen in de 19de eeuw

In 1837 starten onteigeningen op het grondgebied Sint-Andries voor de aanleg van de spoorlijn. De domeinen Bloemendale en Ter Lucht verliezen hierdoor een deel van hun gronden. In 1838 volgt de inwijding van de spoorlijn. De spoorweg Brugge-Oostende loopt aan de noordzijde over de gemeente, ongeveer evenwijdig met het kanaal Brugge-Oostende.

De tyfusepidemie van 1847-1848 wordt gevolgd tussen 1875 en 1900 met meer dan een verdubbeling van het inwonersaantal. Rond 1900 was er een grote bevolkingsaangroei aan de zijde van Smedenpoort, op de oude parochie Sint-Baafs, die steeds als een tweede bewoningskern in de gemeente leefde.

Tot het midden van de 19de eeuw was Sint-Andries een hoofdzakelijk agrarische gemeente (in het noorden) met een rijke bebossing (in het zuiden). De bewoningskernen concentreerden zich rond de kerk van Sint-Andries en de kerk van Sint-Baafs (samenkomst van Torhoutse en Gistelse Steenweg) waarbij deze laatste doorliep tot tegen de stadsomwallingen van Brugge.

Industriële activiteiten waren zeer beperkt en vooral op bevoorrading van Brugge gericht. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw ontwikkelden zich (eerst kleine) semi-industriële activiteiten, later aangevuld met bedrijven die de Brugse binnenstad ontgroeid waren: borstelfabrieken, kantnijverheid, brouwerijen (zie brouwerij "De Roos"), tuinbouwbedrijven, suikerfabriek aan Waggelwater en aan Gistelse Steenweg (zie nummer 30), petroleumopslagplaatsen en andere. De oprichting van een borstelfabriek Delhaize tussen de Legeweg en de Gistelse Steenweg, naast de Lange Vesting in 1884 illustreert dit. Door de bouw van een spoorwegtalud en door de brand in 1910 verhuist de borstelfabriek naar de Steenkaai op Sint-Pieters. Het bouwen van een rij arbeiderswoningen in de Lange Vesting illustreren de huisvesting voor deze groep in de maatschappij.

Vanaf de 19de eeuw bouwen de rijke burgerij en gefortuneerde industriëlen er buitenplaatsen. Voorbeelden hiervan zijn het "Wit Huis", "Het Craeynest", "Huis de Reeck", "Noordveld", het kasteel "Noornburg" (Waggelwaterstraat nummer 19). Allen worden getypeerd door de bepleisterde witbeschilderde lijstgevels met typerende strakke horizontaliserende gevelindeling. Ze bezitten een typerende dubbelhuisopstand met centrale gang met aan weerszijden salons. Kasteelparken rondom de kastelen en buitenplaatsen hebben meestal een oudere structuur die in de loop van de 19de-begin 20ste eeuw omgevormd werd tot Engelse landschapstuin.

De verkoop en verkaveling van het terrein van "De Witte Beer" in 1898 op de splitsing van de twee steenwegen was de aanzet voor het ontstaan van een aaneengesloten bebouwing langs de Gistelse Steenweg en de Torhoutse Steenweg die geleidelijk aan wordt dichtgebouwd (zie infra). De eerste woningen worden opgetrokken in een eclectische of een historiserende stijl. De 19de-eeuwse burger- en herenhuizen zijn voorzien van een neoclassicistische bepleistering. Omstreeks de eeuwwisseling worden de gevels uitgevoerd in eclectische of neostijl zoals de neo-brugse en de neo-Vlaamse renaissancestijl. Typerend zijn de rijke vormentaal en ornamentiek: bogenfriezen, natuurstenen venster- en deuromlijstingen met negblokken, speklagen, geblokte ontlastingsbogen met mascarons en diamantkoppen, vensternissen met half verheven beeldhouwwerk, oculi. Ook hier bevinden de meest representatieve voorbeelden zich langs de Gistelse- en de Torhoutse Steenweg.

Het bouwen van een aantal kapelletjes op het grondgebied Sint-Andries getuigt van een toenemende volksdevotie. Sommige werden gebouwd in nabijheid van een kasteel. In 1873 wordt een kapel gebouwd bij het kasteel Messem in opdracht van Cesar de la Fontaine. In 1875 wordt een kapel gebouwd bij de oprit van het kasteel Steentien in opdracht van Edouard Coppieters Stochove. In opdracht van mevrouw Charles van Outryve d'Ydewalle wordt een grot van Onze-Lievere-Vrouw-van-'t-Veld in 1882 in de Zeeweg gebouwd. Ook de reeds bestaande kapel van Onze-Lieve-Vrouw van 't Boompje wordt in 1840 verbouwd in opdracht van Julien d'Hanins de Moerkerke, toenmalig eigenaar van het nabijgelegen kasteel Ter Lucht.

Reeds in 1829 wordt een eerste gemeenteschool voor jongens en meisjes opgericht. In 1848 wordt een school uitsluitend voor meisjes opgericht. De tot op heden bestaande school langs de Gistelse Steenweg werd gebouwd in 1875 samen met het bijhorende klooster in vereenvoudigde neogotische stijl. De jongensschool wordt gesticht in 1879 en krijgt zijn vestigingsplaats in de Koning Leopold III-laan, de huidige Schoolstraat.

20ste eeuw

In het begin van de 20ste eeuw staat een aantal grote projecten op stapel. In 1900 wordt grond ter beschikking gesteld uit het domein Beisbroek voor de oprichting van een abdij. De Sint-Andriesabdij Zevenkerke is tot stand gekomen circa 1910. De abdij, gesticht als opleidingscentum voor missionarissen (Brazilië en Congo), is deels gefinancierd door de kostschool voor jongens uit de burgerij en de adel. De figuur van Dom van Caloen staat centraal bij de stichting van de abdij. Het is een uniek voorbeeld van een abdij in neoromaanse stijl. Qua structuur sluit ze aan bij de klassieke kloosterindeling.

De refuge of vrouwengevangenis, in neogotische stijl, werd in de jaren 1902-1914 op Hospice-gronden gebouwd. Het gehele complex bestaande uit gebouwen, hofstede en ommuurde tuinen en gronden beslaat twee hectaren oppervlakte. In 1934 werden nog twaalf hectaren wei- en akkerland gekocht.

Tussen 1900 en 1914 steeg de bevolking met vijftig procent en daardoor was er nood aan de oprichting van de Sint-Baafsparochie in 1912. De huidige kerk dateert van 1934 en is een ontwerp van de architecten J. en L. Viérin. In die periode worden de belangrijkste wegen zoals de Gistelse Steenweg en de Torhoutse Steenweg verder volgebouwd. Er zijn enkele schaarse voorbeelden waar de art-nouveau invloed aanwezig is. De toepassing van de stijl beperkt zich tot de verwerking van typische motieven in de tegeltableaus (zie Gistelse Steenweg nummer 167, Hogeweg nummers 20-22). De vrijstaande woningen vooral te situeren langs de Gistelse Steenweg (straatgedeelte vanaf nummer 526) en in de zijstraten van de invalswegen (zie Lange Muntstraat en Frederik Sanderlaan) vertonen kenmerken van de cottage-architectuur. Het beperkt zich tot pseudovakwerk in de geveltoppen, de typische onregelmatige bedakingen, oplopende erkers en inkompartijen onder luifels.

De jaren 1930 betekent voor de gemeente opnieuw een toename van de bevolking met als gevolg dat nieuwe straten worden aangelegd en systematisch volgebouwd zoals onder meer de 18-Oktoberstraat en de Riethuisstraat. Na de Eerste Wereldoorlog komen verschillende strekkingen tot uiting. Enerzijds worden woningen opgetrokken in historiserende stijl en anderzijds de meer art-decogetinte vormentaal. Nieuw aangelegde straten worden volgebouwd met woningen in vereenvoudigde modernistische stijl. Het parement valt op door de verschillende baksteenformaten en -kleuren, verlevendigd met verticaal of siermetselwerk en typische dudokvoegen. Het metselwerk wordt soms afgewisseld met bepleisterde vlakken of lateien of met geglazuurde bakstenen. Vaak is er een asymmetrie in de gevelopbouw waarbij de zijtravee doorloopt tot boven de kroonlijst. De aanwezigheid van een mansardekamer wordt zichtbaar door geprononceerde vensterpartijen of deurvensters die toegang geven tot een balkon. Geometrie speelt een belangrijke rol enerzijds in de opbouw, onder meer door het plaatsen van erkeruitbouwen soms in combinatie met balkons en luifels. Anderzijds in de gevelversieringen, brievenbussen, balkons, soms met metalen leuningen, of beschilderd glas in lood. De vensters en/ of bovenlichten krijgen soms een horizontale roedeverdeling, deuren of deurpartijen worden versierd met smeedijzer. De bakstenen muurtjes, al dan niet met balustrade, die de voortuinen afsluiten hebben dezelfde stijlkenmerken als de gevel. Er was ook ruimte voor de meer vooruitstrevende architectuur aansluitend bij de internationale "moderne stijl". Vermeldenswaardig is de toepassing van he kubisme in de woning Geerardyn naar ontwerp van architect Huib Hoste (Brugge). Bij sommige gevels worden onder meer de erkers afgerond, samen met de patrijspoortvensters heeft het de kenmerken van de "pakketbotenstijl" zie Gistelse Steenweg nummer 38, Gistelse Steenweg nummer 98, Pastoriestraat nummer 115, Torhoutse Steenweg nummer 60, Torhoutse Steenweg nummer 52.

Uit de jaren 1940 en 1950 is geen vermeldenswaardige nieuwbouw voortgekomen. Tegen het eind van de jaren 1950 start men met het bouwen van appartementen. Vanaf de jaren 1960 worden de vrijgekomen hovenierslanden verkaveld en bijhorende landhuizen en kasteeltjes afgebroken. In versneld tempo worden nieuwe straten aangelegd en appartementsgebouwen en huizen opgetrokken om tegemoet te komen aan de steeds groeiende vraag naar huizen buiten de stadskern. In de jaren 1960 volgen een aantal grote verkavelingen en worden nieuwe straten aangelegd. Hiervoor worden de gronden van de adelijke families bouwrijp gemaakt. In 1964 werd gestart met de verkaveling van het gebied tussen de Expressweg, de Zandstraat en het domein de Koude Keuken, toen grotendeels eigendom van Christian van Caloen de Basseghem–Gillès de Pélichy en erfgenamen van Eugène Kervyn de Lettenhove. Dit gebied kende een expansie tot in de jaren 1980 en tot aan de spoorweg Brugge-Oostende. Een wijk van 25 hectare ontwikkelde zich tussen het kasteeldomein "De Koude Keuken" en de spoorweg naar Oostende zogenaamd Blijmare. De strook tussen spoorweg en kanaal bleef behouden als landbouwzone. In de nieuwe wijken worden nieuwe kerken gebouwd zoals de Sint-Willibrorduskerk van 1957 en de Sint-Hubertuskerk van 1978. De Heesterlaan, de Bremlaan en de Heidelaan zijn drie nieuw straten van 1962 op het domein van de familie Joos de ter Beerst. De Hermitage is een nieuwe wijk gelegen tussen de Betferkerkelaan, Doornstraat, Oude Sint-Annadreef en de Diksmuidse Heerweg. Aanleiding voor de aanleg van de wijk was de grote bevolkingstoename in de jaren 1960-1965. Het structuurplan voorziet in de bouw van individuele woningen, sociale woningen aangevuld door een ruimte voor een tweetal schooltjes, enkele winkels, groenpartijen en andere nutsvoorzieningen. Er worden onder meer negenendertig woongelegenheden naar ontwerp van architect Eugeen Vanassche (Brugge) van 1982 gebouwd. De rijksbasisschool Hermitageis ook naar ontwerp van architect Eugeen Vanassche (Brugge). In het bouwwerk fungeert de onder de hoge centrale mast en de boomstammenconstructie liggende patio als kern en ontmoetingsruimte. De omliggende ruimten zijn niet naar buiten georiënteerd maar naar de levende kern, de patio. In 1981 vindt de onteigening plaats van onder andere het kasteel "ter Wind" voor de bouw van een nieuw gevangeniscomplex. Het duurt tot 1992-1993 voor het nieuw penitentiair complex naar ontwerp van architect Axel Ghysaert (Brugge) in gebruik kan genomen worden. Tot op heden worden nieuwe verkavelingen aangelegd.

In de jaren 1960 volgen een aantal grote bouwprojecten ten behoeve van het onderwijs. In de Magdalenastraat worden de pesthuizen afgebroken en wordt op de vrijgekomen gronden het Sint-Lodewijkscollege gebouwd. In de Doornstraat wordt een afdeling van het college gebouwd. De sociale huisvestingsmaatschappijen zorgen voor het volbouwen van bepaalde wijken. In de nieuwe sociale wijk Eigen Heerd aangelegd in 1958 worden tien woningen voor bejaarden en zesentwintig woningen voor gezinnen gebouwd.

Tot op heden worden nieuwe wijken met sociale woningbouw aangelegd. De sociale wijk tussen de Legeweg, de spoorweg en de Hogeweg is in de jaren 1960-1970 tot stand gekomen. De gronden tussen de Gistelse Steenweg, ter hoogte van de basisschool, en de Zandstraat worden in de jaren 1990 verkaveld.

In het noordoosten werd in de jaren 1960 een ruim bedrijventerrein aangelegd, gelegen aan snelle verbindingswegen (Bevrijdingslaan en Waggelwaterstraat), in de splitsing van de spoorlijnen naar Oostende en naar Blankenberge/Knokke: Waggelwater. Tussen dit bedrijventerrein en kasteel Norenburg ligt een half verland stuk kanaal dat gegraven werd in functie van de rechttrekking van het kanaal Brugge - Oostende.

De belangrijkste verkeersassen doorheen Sint-Andries dateren uit de 20ste eeuw. De autosnelweg Brussel-Oostende (E40) aangelegd in 1956 snijdt de bossen van "den Beys broeck" doormidden. Door de aanleg van de expressweg kruispunt E40/A 17–Zeebrugge in 1972-1973 verdwijnt een deel van het belangrijk bouwkundig erfgoed op Sint-Andries.


Bron: GILTÉ S. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van VANWALLEGHEM A. & DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeente Sint-Andries, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL19, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Andries [online], https://id.erfgoed.net/themas/14596 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.