Geografisch thema

Nieuwmunster

ID
14551
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14551

Beschrijving

Provincie West-Vlaanderen, arrondissement Brugge, bisdom Brugge. Gemeente Nieuwmunster samen met Houtave en Meetkerke sinds 1977 gefusioneerd met Zuienkerke. Bij de fusie verliest Nieuwmunster haar strook strand aan de Noordzeekust; de grens wordt verlegd naar de Driftweg. Totaal aantal inwoners 503 (31/12/2001), totale oppervlakte circa 729 ha (31/12/2001). Op 13 km van Brugge, op 3.5 km van Wenduine en 8.5 km van Blankenberge.

Klein polderdorp, gelegen in de Uitkerkse polder (Oudland) en aan de Blankenbergse Vaart; landschap gekenmerkt door laaggelegen weiden die door tal van sloten en beken doorsneden zijn. Beheerd door de Blankenbergse Watering. Bereikbaar via de Brugse Steenweg (Brugge-Wenduine), die teruggaat op het tracé van een oude schaapsweg. Landschappelijke gaafheid: weinig of geen wegen noch bewoning, veel sloten en bomenrijen, enkele kleine beboste percelen, uitgestrekte open graslanden en akkers. Bleef gespaard van ruilverkavelingen, waardoor het percelenpatroon van 1845 nauwelijks is veranderd. Landbouwgemeente, opvallend weinig aandeel in het kusttoerisme, met uitzondering van kampeerterreinen en verkavelingen met vakantiewoningen in het noorden van de gemeente, net achter de Driftweg. Begin 21ste eeuw nog een groot aantal actieve landbouwbedrijven. Gemiddelde grootte van landbouwbedrijf is 12 ha. Inzake bodemgebruik valt vooral weiland (46.5 %) en verbouw van graangewassen (37 %) te signaleren.

ALGEMENE VOORGESCHIEDENIS

Opgravingen (graf en bewoningssporen) wijzen op een bewoning in de Gallo-Romeinse tijd (70-270 na Christus).

4de - 10de eeuw: ontstaan de Noordzeepolders

De Noordzeepolders danken hun ontstaan aan een reeks overstromingen van de zee, te verklaren door periodieke zeespiegelrijzingen. Gedurende deze overstromingsfasen, transgressies genoemd, werd het ganse kustgebied met een vruchtbare laag zeealluvium overdekt. Tussen de 4de en de 7de eeuw vond de belangrijkste overstroming plaats, die zorgde voor de afzetting van vruchtbare klei op een kuststrook van 12 à 14 km. In de 8ste eeuw trok de zee zich stilaan terug. Dit zorgde ervoor dat kreken verlandden, dat een nieuwe duinengordel het kustland afsloot van de zee en een uitgestrekte schorrenvlakte droog kwam te liggen. Op de hoogste delen van de schorren ontstond een zoute vegetatie, ook ziltweiden genoemd, waar schapen graasden. Op het grondgebied van de latere parochies Zuienkerke, Houtave, Meetkerke en Nieuwmunster kwamen dergelijke schaapsweiden voor. Deze gebieden werden door de wereldlijke overheid geschonken aan abdijen, met name aan de Gentse Sint-Pieters- en Sint-Baafsabdij, waardoor in de loop van de 8ste en 9de eeuw grote stukken van de kustvlakte in gebruik zijn genomen.

Oorspronkelijk hoorden de aanwassende schorren bij het territorium van de parochies op de grens van de Zandstreek, die op die manier sterk in oppervlakte toenamen. Voor 800 bestonden in het Brugse ommeland op de rand van de Zandstreek slechts twee parochies, namelijk Sijsele en Snellegem. Het aangroeiende territorium en de uitzwermende bevolking maakten het nodig nieuwe bidplaatsen op te richten en uit de twee parochies in de loop van de 9de tot 11de eeuw een hele reeks nieuwe parochies af te splitsen. Waarschijnlijk bestonden Zuienkerke, Houtave en Meetkerke in de 10de eeuw al als zelfstandige parochies.

In de nieuwe gebieden werden vluchtheuvels of terpen opgeworpen om zich tegen verrassend hoge vloeden veilig te stellen. Dit waren kunstmatige, ronde aarden ophopingen van circa twee meter hoog. Heel wat dorpskernen liggen op een dergelijke terp, waaronder ook Meetkerke, Houtave, Nieuwmunster en Zuienkerke.

Eind 10de - 12de eeuw

Eind 10de-begin 11de eeuw werden de duinen op twee plaatsen doorbroken door nieuwe zeeoverstromingen, langs de IJzer en de Sincfal. De bewoonde gebieden trachtte men tegen deze bedreiging te beschermen door de bouw van dijken. Het overstromingsgebied van de IJzer werd afgesloten door de Oude Zeedijk in het westen, de oostelijke kant werd afgeschermd door de Zidelinge. Tegen het overstromingsgevaar vanuit de Sincfal werd circa 1000 van Brugge tot het huidige Blankenberge de Gentele opgeworpen, later de Blankenbergse Dijk genoemd. Naast het onderhoud van de dijken, was ook de afwatering van de laaggelegen polders van belang. Daartoe bouwde men een net uit van grachten met de nodige sluizen, georganiseerd door de zogenaamde Wateringen. Nieuwmunster behoorde tot de "Wateringhe tusschen de Ghentele ende de Sidelinghe" of, vanaf de 14de eeuw de "Blankenbergse Watering". Aanvankelijk loosden de gelanden van deze Watering het water via de Leet (kreek van Plassendale naar de Reie, de actuele Oostendse vaart). Vanaf de 12de eeuw gebeurde dit via de Vertinge, de oude benaming van de Blankenbergse Vaart. Deze vaart is tot in de 20ste eeuw heel belangrijk geweest voor het transport. Pas net vóór de Eerste Wereldoorlog werd dit beëindigd, door de geringe diepte van de vaart en de verharding van vele wegen.

Middeleeuwen

Het ontstaan van het gebied van de Watering van Blankenberge is te situeren vanaf 1050-1150, wanneer grote dijken worden aangelegd. Toch zijn er al vanaf het derde kwart van de 10de eeuw collectieve nederzettingen aanwezig; Houtave is wellicht een 9de-eeuwse nederzetting. Sommige literatuurbronnen (geïnspireerd door de nota's van pastoor Steylaerts 1953) beweren dat de plaats "Ukesham", al vermeld in 981, de eerste naam van Nieuwmunster is, en dat de kern van Nieuwmunster dus aanwezig was in de 10de eeuw. Wetenschappelijke bewijzen voor deze stelling ontbreken, waardoor kan aangenomen worden dat de eerste bewoningskern in Nieuwmunster dateert uit de 12de eeuw. In 1200 wordt de Latijnse naam "Novum Templum" vermeld. In 1214 duikt voor het eerst de naam "Niemonstra" op. De betekenis van beide namen is "nieuw klooster". Sommige bronnen spreken van de vestiging van de Orde van de Tempeliers in Nieuwmunster als aanleiding van deze naamgeving. Vier heerlijkheden in de kuststreek, namelijk Klemskerke, Bredene, Nieuwmunster en Vlissegem zouden ontstaan zijn uit de Kommanderij der Tempeliers in Slijpe. In het wapenschild van deze gemeentes komt het kruis van de Tempeliers terug. Deze theorie kan niet met archiefmateriaal bewezen worden.

Eén van de oudste toponiemen van de gemeente is "Leeuwenhof", een goed toebehorend aan het kapittel van Sint-Donaas in Brugge. Verder bezaten de Karthuizerinnen en de Eekhoutabdij, evenals het Sint-Janshospitaal goederen in Nieuwmunster.

De Gentse Sint-Pietersabdij, die in het poldergebied verschillende lenen en achterlenen bezat, had een leenhof met zetel in Nieuwmunster. Van dit leenhof hing ook de zogenaamde heerlijkheid Nieuwmunster, die nochtans geen justitierechten bezat, af. Nieuwmunster was een heerlijkheid, met aan het hoofd de heren van Nieuwmunster. De heerlijkheid was opgesplitst in vier delen, twee ervan waren afhankelijk van het leenhof van Rosenbois, afhangende van het Leenhof Straeten in Sint-Andries. De twee anderen waren rechtstreeks verbonden met het Hof van Straeten.

In de 13de eeuw wordt een vroeggotische kruiskerk gebouwd, toegewijd aan Sint-Bartholomeus. De veldstenen voet van de bewaarde achthoekige gotische toren wijst erop dat ook vóór de 13de eeuw al een stenen bidplaats aanwezig was.

16de-17de eeuw

De kaart van P. Pourbus van 1561-1571 geeft een overzicht van de samenstelling van Nieuwmunster: dorpskern komt overeen met centrum van de huidige, ten westen van de kerk is een molen aanwezig die pas eind 18de-begin 19de eeuw niet meer op die plaats aanwezig was. Ten zuiden van de kerk bevindt zich een omwalde hoeve, waarop het huidige "Glaviehof" teruggaat. Buiten de bewoningsconcentratie rond de kerk, bevinden zich enkel sterk verspreide hoeves, waarvan enkele van grote omvang.

Tijdens de Hervorming had Johannes Marcus, hervormd predikant in Wenduine, het herderschap in Nieuwmunster. Een ondergedoken monnik diende echter de sacramenten toe in Nieuwmunster. De troebelen van deze periode zijn verantwoordelijk voor de vernieling van de kerk. In 1627: herstelling van het koor, het transept en de toren van de kerk na de vernielingen aangebracht door de geuzen. Het bedehuis en de vieringtoren zijn de enige delen van de kerk die gaaf bewaard zijn. Het kerkelijk leven scheen in Nieuwmunster in de volgende decennia enige bloei te kennen: in 1641 werd de "broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van het Rozekransken" opgericht; merkwaardig zijaltaar uit die tijd met altaarschilderij van de 15 mysteriën (1641). 1666: de vroegere middentoren van de kerk werd omgebouwd tot westtoren. De heropbouw van de boerenwoning op het "Hof Den Leeuw" in 1627 zou ook te wijten kunnen zijn aan vernielingen door de godsdiensttroebelen.

18de eeuw

In de tweede helft van de 18de eeuw behoorde de heerlijkheid van Nieuwmunster toe aan Frans Herregodts, raadsheer en ontvanger van de koninklijke domeinen. In 1748 waren er 209 ingezetenen in de gemeente: er waren 70 "grote gebruikers" (uitbaters van belangrijke landbouwbedrijven), 25 arbeiders en 54 keuterboertjes. Ook waren er 52 personen die ten laste vielen van het armenbestuur. De Ferrariskaart (1770-1778) toont ons een situatie die sterk overeenkomt met het wegenpatroon en de bebouwing in de 16de eeuw.

19de eeuw

Begin 19de eeuw wordt de dorpsmolen wellicht afgebroken. De bebouwing uit de 19de eeuw, met huizen van anderhalve of twee bouwlagen, vormt de basis van de huidige bebouwing. Tegenover de vorige eeuwen stijgt de bebouwing slechts heel licht. In de tweede helft van de 19de eeuw wordt een houten staakmolen gebouwd op het kruispunt van de Brugse Steenweg en de Smisjesstraat - blijft daar aanwezig wellicht tot in de eerste helft van de 20ste eeuw.

20ste eeuw

In 1905 wordt in het dorp een zusterschool gebouwd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt in Nieuwmunster een Duits vliegveld geopend; er lopen spoorlijnen voor militair treinverkeer door de gemeente. Het vliegveld ligt eigenlijk net over de huidige grens met Houtave.

Pas op het einde van de 20ste eeuw vinden enkele structurele veranderingen plaats in Nieuwmunster. Door de fusie met Zuienkerke in 1977 verliest het een strook strand. Eind 20ste eeuw wordt het dorp met een moderne verkaveling uitgebreid die men "Hoeksam" noemt, naar de vermeende eerste benaming van Nieuwmunster.

Structureel. Nieuwmunster bevindt zich ten oosten van de Brugse Steenweg die Brugge met Wenduine verbindt en die teruggaat op een historische schaapsweg, de Jockweg. De dorpskern van Nieuwmunster is gebouwd op een hoogte in het landschap. Centraal staat de grote Sint-Bartholomeuskerk, met een kern die tot in de 12de-13de eeuw teruggaat. Ten zuiden van de kerk loopt de Doelhofstraat, waarlangs het typische straatdorp is uitgebouwd. Een lange erfoprit tussen de huizenrij leidt naar het Glaviehof, een oorspronkelijk omwalde hoeve die wellicht in de middeleeuwen net ten zuiden van de kerk is ingeplant. Ten zuidwesten van het dorp, een nieuwe verkaveling.

Rond de kleine historische dorpskern bestaat de bebouwing uit sterk verspreide boerderijen in een polder- en landbouwlandschap. De grote hoeves gaan terug tot in de middeleeuwen. Deze bestaan meestal uit losse bestanddelen op een dikwijls omwald erf. De bakstenen gebouwen zijn witgekalkt en worden met een pannen zadeldak afgedekt. Typisch voor de boerenwoningen is de aanwezigheid van een opkamer onder een verhoogde nok. Omdat de polder gemengde landbouw mogelijk maakt, bestaan de nutsgebouwen uit grote stallen en schuren, eventueel aangevuld met een zomerkeuken/bakhuis. De opvallendste schuur in Nieuwmunster is de monumentale dwarsschuur van het "Claragoed".

De gemeente grenst ten noorden aan de Driftweg, die de grens met de duinen aangeeft. Tegen de duinen aan gaat de bebouwing mee in het kusttoerisme, met campings en vakantiewoningen in verkavelingen. De bebouwing van deze poldergemeente, bestaande uit hoeves en bescheiden dorpswoningen (nieuwe verkavelingen niet meegerekend) bestaat slechts uit ruim een hondertal woningen.

  • CROES F., Bijdrage tot de geschiedenis van de Vlaamse kustvlakte: De Blankenbergse Watering. Bronnen, bewoningsgeschiedenis en institutionele aspecten, s.d., 1992.
  • S.N. Nieuwmunster, een van de meest pittoreske polderdorpen, in: Curiosa, jg. 39 (2001), nr. 390, p. 19-22.
  • STEYLAERS P., Handgeschreven nota's over de geschiedenis van Nieuwmunster, 1953. (met vermeldingen van de archiefbronnen van de oudste vermeldingen van Nieuwmunster en de theorie van Ukesham).

Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SNAUWAERT L. 2002: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zuienkerke en deelgemeenten Houthave, Meetkerke en Nieuwmunster, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL13, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Brugse Steenweg

  • Omvat
    Doelhofstraat

  • Omvat
    Dorpskom Nieuwmunster

  • Omvat
    Duinenstraat

  • Omvat
    Leeuwenstraat

  • Omvat
    Prins Leopoldstraat

  • Omvat
    Smisjestraat

  • Omvat
    Uitkerkse polder

  • Is deel van
    Zuienkerke


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Nieuwmunster [online], https://id.erfgoed.net/themas/14551 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.