erfgoedobject

Domein Schoonselhof

bouwkundig / landschappelijk element
ID
11634
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/11634

Juridische gevolgen

Beschrijving

In 1911 werd het domein Schoonselhof door de stad Antwerpen aangekocht om ingericht te worden als stedelijk begraafpark. Door zijn aanleg als parkbegraafplaats sluit het Schoonselhof aan bij de grote 19de-eeuwse, landschappelijke begraafplaatsen in de lijn van het Cimetière du Père Lachaise in Parijs. Naast eigentijdse, al dan niet eenvoudige of monumentale grafstenen zijn vele grafmonumenten afkomstig van de vroegere Antwerpse begraafplaatsen. De Schoonselhofbegraafplaats vertegenwoordigt zo op een bijzondere manier het kosmopolitisch karakter van de stad en de dodenherdenking vanaf het begin van de 19de eeuw tot op heden.

Historiek

Domein Schoonselhof

Het domein Schoonselhof is een vroeger kasteeldomein waarvan de oorsprong opklimt tot de 16de eeuw. Het goed kende de karakteristieke ontwikkeling van hoeve naar ‘hof van plaisantie’ dat in de loop van zijn geschiedenis herhaaldelijk aangepast werd aan de noden en de smaak van de opeenvolgende eigenaars die behoorden tot de klasse van rijke kooplui en adel in het Antwerpse. Een hoeve in het bezit van Jan van Wilrike of van Sconsele werd een eerste maal vermeld begin 14de eeuw; in 1540 is er sprake van een "steenen huysinge...geh. Schoensele", rond 1545 in opdracht van Gaspar Ducci verbouwd tot "... seer costelycke huysinghe", zodat het goed in 1578 beschreven werd als een "stenen huizing van plaisantie met bogard, warande, grachten...". Het goed kende diverse eigenaars, aanpassingen en vergrotingen; zo werkte onder meer J.P. Van Baurscheit de Jonge in 1733-1740 aan plannen voor veranderingswerken aan het kasteel die niet (volledig) werden uitgevoerd. Onder de familie della Faille de Nevele-du Bois (1779-1825) werd het kasteel verbouwd, vermoedelijk na 1801. Van 1825 tot 1911 was het Schoonselhof in handen van de familie Moretus.

Het Schoonselhof wordt op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) voorgesteld als een kasteel binnen een rechthoekige omgrachting. Ten noorden van het kasteel bevindt zich op een eilandje binnen de omgrachting een boomgaardje. Ten oosten, zuiden en westen van het kasteel liggen waterpartijen en moestuinen. Ten westen bevinden zich twee losstaande gebouwen. Het kasteelpark met een centrale waterpartij in de as van het kasteel strekt zich uit ten zuiden van het kasteel. Ten zuiden van deze waterpartij bevindt zich een sterrenbos. Verschillende dreven omgeven het kasteeldomein. De Popp-kaart en de kaart van Vandermaelen (1846-1854) tonen een gelijkaardige domeinaanleg.

Begraafplaatsen weg uit woonkernen

In de verlichte late 18de eeuw achtte men het hygiënisch niet meer te verantwoorden om doden te begraven in kerken of in woonkernen. Keizer Jozef II vaardigde op 26 juni 1784 een decreet uit waardoor begraafplaatsen moesten uitwijken naar de onbewoonde periferie. Een keizerlijk decreet van Napoleon van 12 juni 1804 bekrachtigde deze beslissing en gaf de gemeenten het recht begraafplaatsen aan te leggen en toezicht te houden op bestaande kerkhoven en begraafplaatsen. Vooral artikel 10 van dit decreet is bepalend voor het uitzicht van 19de-eeuwse begraafplaatsen, omdat door de eeuwigdurende concessie particulieren de mogelijkheid kregen om op een begraafplaats een stuk grond te kopen en er een grafsteen op te richten.

In Antwerpen werd het Groenkerkhof, het aloude stadskerkhof aan de kathedraal ter hoogte van de huidige Groenplaats, gesloten in 1784. De parochiale Stuivenbergbegraafplaats (1786), vanaf 1906 het Stuivenbergplein, was van 1804 tot 1875 de stedelijke begraafplaats die echter door het slechten van de Spaanse wallen en de bouw van de Brialmontvestingen binnen het bebouwde stadsgebied kwam te liggen. De Kielbegraafplaats, in 1786 opgericht voor de zuidelijke parochies Onze-Lieve-Vrouw-Zuid, Sint-Joris en Sint-Andries, nam de rol van stedelijke begraafplaats over. Op de overige parochiale kerkhoven Sint-Willibrordus en Sint-Laurentius werd niet meer begraven sinds 1875. Bij de ontruimingen in 1891 van het Sint-Willibrorduskerkhof en in 1928-1930 van het Sint-Laurentiuskerkhof kon men grafmonumenten laten overbrengen.

Schoonselhof als alternatief

De Kielbegraafplaats werd meermaals vergroot, toch werd reeds op het einde van de 19de eeuw vastgesteld dat de begraafplaats ontoereikend zou worden voor de groeiende Antwerpse bevolking. In oktober 1911 werd daarom door de stad, na een fors pleidooi door schepen Frans Van Kuyck, het Schoonselhof met omliggend park en bijhorende gronden gekocht. De aankoop betrof een terrein van 87 hectare 67 are 27 centiare. Het landgoed omvatte een classicistisch kasteel met aanhorigheden, een ereplein, waterpartijen, een geometrische tuin, een sterrenbos, een architectonisch bijzonder fraaie berceau van gewone beuk (Fagus sylvatica), tuinbeelden, hekwerken in Lodewijk XV-stijl, lanen en dreven. Het doel was om op het domein van het Schoonselhof een wel doordachte, stedelijke begraafplaats aan te leggen met een karakteristieke sfeer. Prominente burgers zouden op ereparken een rustplaats krijgen en de tombes van beroemde en heldhaftige stadsgenoten verdienden een speciale aandacht door de plaatsing van de grafmonumenten.

Op 31 augustus 1921 kwam er een einde aan de gewone begravingen op het Kiel met de officiële opening van de Schoonselhofbegraafplaats op 1 september 1921. De vergunningen mochten op het Kiel in gebruik blijven tot 31 mei 1936, op 1 juni van dat jaar werd de Kielbegraafplaats officieel volledig gesloten en in 1952 werd het Kielpark geopend. De overbrenging van vergunningen naar de nieuwe begraafplaats op het Schoonselhof kon gebeuren tot 31 mei 1948. Door deze gigantische en georkestreerde operatie kreeg de nieuwe Schoonselhofbegraafplaats een bijkomende historische betekenis door de aanwezigheid van de talrijke, van elders overgebrachte 19de-eeuwse graven van bekende stadsgenoten en illustere families.

Parkaanleg

De aanleg van het park werd besproken door de 'Vrienden der Parken van Antwerpen'. De plattegrond van de huidige stedelijke begraafplaats toont de intentie van de Vrienden om het Schoonselhof in te richten als parkbegraafplaats. Hun opvattingen worden als volgt verwoord: "Op begraafplaatsen moet een majestueuze kalmte heersen, een atmosfeer van ingetogenheid. Minder steen en meer groen, minder uitstraling van banale pronk, meer ware rijkdom, meer orde en edele eenvoud (...). De wanorde moet men vermijden door de parken voor begraving met hoge hagen te omgeven (...). Slechts hier en daar herinnert een zuil of een kruis de wandelaar dat de doden er slapen; de grafstenen zijn afgezonderd in stilte en schaduw (...). Een schone tuin, eenzaam en stil, waar, onder het dichte gewas, de monumenten zich stemmig aftekenen; edele standbeelden in de stille lanen en het slapende water in de bekken."

In de geest van het ontwerp van de Brusselse ir.-architect Jules Janlet (1880-1973) en de Antwerpse ingenieur-architect Marcel Schmitz, die werkten in opdracht van de 'Vrienden der Parken van Antwerpen', maakte stadsarchitect Adriaan Van Mechelen het plan dat door de volgende stadsarchitect Emiel Van Averbeke lichtjes aangepast werd aan de opmerkingen van het schepencollege.

Het Schoonselhof sluit in onze contreien de reeks af van de grote 19de-eeuwse landschappelijke begraafplaatsen naar model van Le Cimetière du Père Lachaise in Parijs (1804). Andere mooie voorbeelden in ons land zijn de begraafplaats van Brussel (Evere, 1877), de Westerbegraafplaats in Gent (1873) en Le Cimetière de Robermont in Luik (1898). Rechtstreeks model voor de inrichting van het Schoonselhof was het Waldfriedhof van Hamburg-Ohlsdorf uit 1879 waar ook een erepark en een afwateringssysteem aanwezig waren. Het afwateringssysteem was nodig omdat bij de aankoop van het Schoonselhof de grondwatertafel slechts 30 centimeter onder het maaiveld lag, te hoog voor een begraafplaats. De beeldbepalende grachten werden dus niet alleen uit esthetisch oogpunt gegraven, maar zorgden voor de afvoer van het overtollige water naar de Hollebeek; het zand uit de grachten werd gebruikt om de perken op te hogen. Zo kwam de grondwatertafel op 2,50 meter, een halve meter onder het laagste niveau van begraven. De smalle grachten zijn 5 meter breed, de grote 15 meter; de lengte valt samen met die van de grafperken. De wegen werden 0,30 meter lager gelegd dan de perken.

Beschrijving

Het Schoonselhof is gelegen te Antwerpen op het grondgebied van de deelgemeenten Wilrijk en Hoboken, tussen de Krijgsbaan, de Jules Moretuslei, de Legerstraat, Fort VII, de Moerelei, de Schoonselstraat, de Groenstraat en de Sint-Bernardsesteenweg.

Kasteel Schoonselhof

Aan de Krijgsbaan (grondgebied Hoboken) bevindt zich een klein bakstenen ingangsgebouw onder rieten bedaking met aansluitende poort, naar ontwerp van Emiel Van Averbeke van 1921.

Ongeveer centraal in het domein ligt het omgracht kasteel in laatclassicistische stijl uit het eerste kwart van de 19de eeuw met voormalig neerhof, opklimmend tot de 16de eeuw. Het bepleisterd en witgeschilderd kasteel telt twee bouwlagen en een souterrain onder leien (afgewolfde) zadeldaken op U-vormige plattegrond. De strakke lijstgevels van negen of vijf traveeën horizontaal worden gemarkeerd door een doorlopend arduinen kordon, een gelede architraaf en een houten kroonlijst op klossen. De noordgevel heeft vooruitspringende zijtraveeën verbonden door een breed balkon op Dorische zuilen. De zuidgevel heeft een middenrisaliet onder driehoekig fronton met uurwerk. De muuropeningen bestaan uit rechthoekige vensters met persiennes op afzonderlijke lekdrempels en rondboogdeuren met geprofileerd hardstenen beloop op doorgetrokken imposten. Bij het kasteel zijn brede bordestrappen aangelegd. In de westgevel bevindt zich de rechthoekige dienst- en kelderingang. Het interieur met bewaarde plafondschilderingen werd grondig aangepast. Ten zuiden van het kasteel strekt zich een verzorgde geometrische tuin met classicistische beelden uit.

Ten westen van de omgrachting ligt de opslagplaats, ondergebracht in de voormalige -‘Neerhoeve’, mogelijk opklimmend tot 1545, met een smeedijzeren ingangspoort tussen zware hardstenen pijlers in Lodewijk XV-stijl ten westen. Het oorspronkelijk hoevegebouw met gesloten opstelling ligt rondom een rechthoekig erf en heeft een recente aanbouw aan de westzijde en een verbouwde zuidelijke achtergevel (centraal gedeelte). De aangepaste vleugels tellen één bouwlaag onder leien zadeldaken, in traditionele stijl met verankerde bakstenen lijst- en puntgevels (hoeken van noordelijke en zuidelijke buitengevels) met deels bewaarde zandstenen speklagen, steigergaten, negblokken, omlijstingen en lateien. Voorts zijn nog de vernieuwde beluikte kruiskozijnen, latere rechthoekige of rondbogige vensters en brede rondboogpoorten zichtbaar. Aan de binnenplaats zijn een gedichte rondboogarcade (zuidzijde) en getrapte dakvensters te zien. Het interieur omvat bewaarde moer- en kinderbalken en oorspronkelijke dakspanten.

Perken

De begraafplaats herbergt graven van mensen van uiteenlopende afkomst, gezindheid en levensinstelling, zoals kan afgelezen worden van de graven zelf of van de plaats die ze kregen. Uniek is de variatie aan overtuigingen bijeengebracht op één begraafplaats: katholieken, joden, protestanten, Armeens- en Russich-orthodoxe christenen, vrijmetselaars, moslims, enzovoort. Ook het beroep van de overledene, het logo van een vereniging of een ereteken karakteriseert vele graven. Het materiaalgebruik geeft informatie over de maatschappelijke status. Ereperken voor bijzondere burgers zoals kunstenaars en politici waren van meet af aan voorzien en dit is een uniek gegeven voor Vlaanderen. Eveneens belangrijk is dat de begraafplaats enorme perken met overgeplaatste monumenten omvat en 'stadsmonumenten' of openbare grafmonumenten met een bestudeerde inplanting. Op die manier is de begraafplaats een weerspiegeling van het kosmopolitische karakter van de metropool.

De begraafperken liggen ten oosten en ten westen van het middendeel dat van noord naar zuid een landschapspark, de kasteelsite met tuin en vijver en het sterrenbos omvat. De perken aan de oostzijde werden numeriek ingedeeld, de westelijke perken worden aangeduid met letters.

De diverse ereparken zijn essentiële elementen die het Schoonselhof een eigen karakter verlenen. Het grote erepark N is een door de stad onderhouden perk dat de zienswijze van de 'Vrienden der Parken van Antwerpen' evoceert. De vergunningen worden kosteloos aangeboden aan prominente Antwerpenaars. Nationaal en internationaal gewaardeerde figuren, burgemeesters, letterkundigen, kunstenaars en toondichters werden hier begraven. Vele graven zijn unieke creaties met een persoonlijke symboliek en een uitgedachte vormgeving. Het klein ereperk ABCD roept met scheefgezakte en onleesbare zerken de sfeer op van een oude, verlaten begraafplaats en heeft een romantische uitstraling. Tussen de perken H en G ligt een klein erepark waar voornamelijk kunstenaars begraven werden, hier treft men ook een grafplaat aan uitgewerkt als een maçonnieke vloer. Perk H heeft zeer creatief ontworpen grafmonumenten, zoals een familiegraf bekroond met een gedenkteken als een vuurtoren refererend aan een redersfamilie, een dodenmasker op de rustplaats van een toneelkunstenaar en een dominant neorenaissance monument van een architectengraf.

Achteraan op de begraafplaats bevindt zich het joodse gedeelte van het Schoonselhof (perken I, J en K), waarvan een aantal graftekens afkomstig zijn van de Kielbegraafplaats. Dat zijn vooral de 19de-eeuwse graven, want nadat in 1910 in het Nederlandse Putte grond werd aangekocht voor een Israëlische begraafplaats werd dit de begraafplaats voor de orthodoxe Antwerpse joden. Inzake stijl, typologie, opschriften en zelfs symboliek zijn de graftekens sterk verwant aan de overige Antwerpse gedenktekens. De nadrukkelijk aanwezige symbolen, zoals de zespuntige Davidster, gespreide handen (Cohen), waterkan (Levi) en Hebreeuwse opschriften, maken echter duidelijk dat deze grond voorbehouden is aan de joodse gemeenschap. Opmerkelijk zijn hier de graven uit het interbellum met een opvallende progressieve vormgeving aansluitend bij de eigentijdse architectuur die men, naar ontwerp van dezelfde architecten, ook aantreft in de joodse stadswijken.

Graven van de islamitische gemeenschap zijn er op perk P, hierdoor blijft de begraafplaats door de typische vormgeving van de graven een spiegel van de hedendaagse Antwerpse leefwereld.

Bij de inrichting van de Krijgsbegraafplaats aan de oostzijde van het terrein opteerde men voor lage en bescheiden monumenten om zo een eerbiedige en serene sfeer te creëren zonder pathetiek. De aanwezigheid van vele nationaliteiten getuigt van de omvang van de beide wereldoorlogen. Op perk 3 staat naast de steles voor de Belgische oorlogsslachtoffers een gedenksteen door Mark Macken ter herdenking voor de vrouwen die weggevoerd werden naar Ravensbrück. Perk 5 is, ter aanvulling van perk 3, toegewezen als laatste rustplaats van oudstrijders en weerstanders. De graven van Duitse soldaten werden naar elders overgebracht: in 1956 de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog naar Vladslo-Praedbos (West-Vlaanderen) en in 1949 deze van de Tweede Wereldoorlog naar Lommel (Limburg). Tussen de perken 3/4 en 6/7 staan twee obelisken: één van 1904 afkomstig van de Kielbegraafplaats en opgericht ter herinnering aan de Fransen die sneuvelden in de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871, de andere van 1905 is afkomstig van het Sint-Laurentiuskerkhof en werd opgericht ter ere van de Fransen die in 1832 vielen bij de verdediging van Antwerpen.

De Britse begraafplaats (perk 4) is karakteristiek ingericht met het Cross of honour en een shelter. Beiden zijn gebruikelijke fenomenen op begraafplaatsen van het Gemenebest zoals die werden aangelegd naar ontwerp van Ph. Hepworth. De shelter is, bewust zonder verwijzing naar een levensbeschouwing, een rustplaats voor bezoekers en de bewaarplaats van een register. De typische, eenvoudige grafstenen zijn qua vormgeving identiek aan deze op andere begraafplaatsen van het Gemenebest.

Meer dan 1300 graven werden vanaf 1936 overgebracht van de Kielbegraafplaats, de meeste hiervan werden op de perken Y en Z1 bijeengebracht. De graftekens die niet boven de omringende heggen uitstaken konden ook op andere perken terecht zoals op park O. De praalgraven van prominente figuren kregen een oriënterende rol, ze werden opgericht op goed zichtbare plaatsen op kruispunten van de brede lanen en op de ererijen van de perken Z1 en U. Opvallende oriënteringspunten zijn de grafmonumenten van Leopold De Wael naar ontwerp van de gebroeders Geefs en van Peter Benoit van de hand van beeldhouwer Arthur Pierre. De monumentale tombe van Hendrik Conscience en monumenten van enkele andere bekende en verdienstelijke stadsgenoten kregen een strategische plaats ter hoogte van de perken T en U. De compacte, cultuurhistorisch uitzonderlijke perken met de overgebrachte monumenten van de Kielbegraafplaats, waarvan sommigen al van elders afkomstig waren, wijken ietwat af van de bewust sobere parkaanleg van de begraafplaats. De vaak uitbundig uitgewerkte grafmonumenten op de perken Y en Z1 laten zich niet verbergen door hagen, zij vertegenwoordigen het sociale, culturele, economische en politieke milieu en de kunstwereld van het 19de-eeuwse Antwerpen, zowel door de personen die er begraven liggen als door de kunstenaars die de graven ontwierpen, de opdrachtgevers en de wedstrijden die ervoor werden uitgeschreven. Rijkdom uit zich in de afwisselende en vaak hoge afmetingen van de graven, in het gevarieerde materiaalgebruik en in de diversiteit van types. De aanwezige symboliek vertolkt het verdriet, maar ook de hoop, vertelt over vriendschap of verwijst naar de persoon die wordt herdacht.

Vele bekende Antwerpse handelaars, bankiers en reders richtten een schitterend familiegraf op, dikwijls ontworpen door een architect en uitgevoerd door een beeldhouwer of een academisch gevormde steenhouwer. De samenwerking tussen beeldhouwer Arthur Pierre en de befaamde steenhouwer Cl. Jonckheer resulteerde vaak in hoogstaande kunst. Niet alleen de namen van de families die hier rusten, maar ook de uitvoerders van de monumenten verwijzen naar de liberale kant van de samenleving, dit in tegenstelling tot het Sint-Fredeganduskerkhof in Deurne, de begraafplaats bij uitstek van de katholieke bovenlaag.

Op het grote perk U vertonen de zeer traditionele, soms zelfs stereotiepe graven, een zekere variatie door de afwisseling van de stenen vazen en van de kleine bronzen reliëfs van Sylvain Norga. Men treft hier graven van vrijmetselaars met een eigen symboliek, het graf van de medestichter van de Independent Order of Odd Fellows draagt, evenals andere graven van leden van deze vereniging op het Schoonselhof, een ketting van drie schakels als zinnebeeld van de onverbrekelijke banden en als vertolking van het devies Vriendschap, Liefde en Waarheid. Opvallend zijn de Khachtars of Armeense kruisen die men ook op andere perken aantreft. In 1949 werd hier een ossuarium aangelegd om de massaresten van de Kielbegraafplaats te bergen. Het uiterste noorden van perk U is voorbehouden aan de gasthuiszusters.

Ereperk R is bekend omwille van de vele 20ste-eeuwse kunstenaars die hier rusten onder zerken met uitgezochte vormgeving en aangepaste opschriften en ook de graven van de betalende vergunningen vertonen hier een gevarieerde rijkdom.

Het perk T roept de sfeer op van de verdwenen polderdorpen. Het geheel met graven afkomstig uit de verdwenen dorpen Lillo, Wilmarsdonk, Oosterdonk en Auwstruweel vormt als het ware een typisch dorpskerkhof dat in contrast staat met de stedelijke graven.

De overige perken hebben ieder een eigen karakter door de rijkdom en afwisseling in vormen, materialen en sculpturen dikwijls met tijdsgebonden karakter, zoals op perk Z waar een jaren 1930 gevoel overheerst.

Vrij recente, maar niet meer weg te cijferen fenomenen zijn de strooiweide en het columbarium. De oude strooiweide is zeer verzorgd met vaste planten, bloemperken, kuipplanten en achteraan het beeld 'De Herder' van Paul Landowski, behorend tot de collectie van het Middelheim. De eerste asverspreiding vond plaats op 18 januari 1972, de eerste bijzetting in het columbarium op 16 april 1977. Het omringende groen geeft deze plek een beschermde, veilige indruk die uitnodigt tot reflectie en stilstaan, zoals de ‘Vrienden der Parken van Antwerpen’ voor ogen hadden bij de inrichting van het Schoonselhof.

Parkaanleg

De bewuste parkaanleg geeft de begraafplaats een sereen en vredig karakter. Geborgenheid, openheid, soberheid, weelderigheid, devotie....worden gecreëerd door de keuze van de gedenkstenen, de grafgiften, de beplanting, de grachten, de diverse boomsoorten in de lanen, de heggen en de graftekens die per perk vaak uit dezelfde periode en prijsklasse stammen.

Plantengroei

Het concept van Jules Janlet en Marcel Schmitz is tot op vandaag in grote lijnen opgevolgd. De grafzerken staan grosso modo met hun rug tegen een haag aan. Een enkele keer tegen taxushagen, meestal tegen hagen van Thuya of Cupressocyparis. De hagen zijn op borsthoogte gesnoeid voor het gemak van het snoeiwerk.

De lanen hebben boomsoorten als gewone beuk (Fagus sylvatica), gewone plataan (Platanus hispanica (x)), ruwe berk (Betula pendula), wilde paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) en Zweedse meelbes (Sorbus indermedia). De over het park verspreide treurwilgen (Salix alba ‘Tristis’) dragen bij tot de symboliek van een begraafplaats.

De Belgische Dendrologische Inventaris vermeldt voor het Schoonselhof de aanwezigheid van enkele kampioenbomen die tot de top twintig van hun soort behoren. Het gaat om een Corsicaanse den (Pinus nigra subsp. laricio) met een stamomtrek van 2,46 meter, een mammoetboom (Sequioadendron giganteum) met een stamomtrek van 3,59 meter, een scherpe hulst (Ilex aquifolium) met een stamomtrek van 1,94 meter, zomereiken (Quercus robur) met stamomtrekken van 4,74, 5,59 en 3,82 meter, een treures (Fraxinus exelsior ‘Pendula’) met een stamomtrek van 1,98 meter, een bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’ ) met een stamomtrek van 3,43 meter, een gewone esdoorn met bonte bladeren (Acer pseudoplatanus ‘Leopoldii’) met een stamomtrek van 2,12 meter, een gewone moerascipres (Taxodium distichum) met een stamomtrek van 2,94 meter, een wilgenbladeik (Quercus phellos) met een stamomtrek van 3,07 meter, een tulpenboom (Liriodendron tulipifera) met een stamomtrek van 3,45 meter en een ee, Amerikaanse eik (Quercus rubra) met een stamomtrek van 4,58 meter (gemeten op 1,50 meter hoogte, opname in 2006/2007).

Op de taluds van de grachten groeien volop pinksterbloem (Cardamine pratensis) en kale jonker (Circium palustre), boven rozetten van zandblauwtje (Jasione montana), wilde bertram (Achillea ptarmica) en muizenoortje (Hieracium pilosella).

In het water staan heel wat waterplanten, waaronder klein kroos (Lemna minor), puntkroos (Lemna trisulca), waterranonkel (Ranunculus ), drijvend fonteinkruid (Potamogeton natans), gekroesd fonteinkruid (Potamogeton crispus), gele plomp (Nuphar luteum) en aarvederkruid (Myriophyllum spicatum).

Verder komen borstelgras (Nardus stricta) en struikheide (Calluna vulgaris) in een aantal schrale percelen tussen de graven voor. Niet zo vreemd, want vlakbij liggen de toponiemen Kleine en Grote Heide op de oude stafkaart. Voorts vallen de jonge planten van Zweedse lijsterbes overal op.

De grachten vertonen bijna alle rietkragen (Typha latifolia) in ontwikkeling. De aanwezigheid in de zuidelijke grachten van de oprukkende, uit de Verenigde Staten. afkomstige grote waternavel (Hydrocotile ranunculoides), die als tuinplant in ons land is geïntroduceerd, vormt een groot ecologisch probleem.

  • Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier DA002433, Krijgslaan 1 : kasteelpark Schoonselhof met begraafplaats (S.N., 2007).
  • Provinciaal Archief Antwerpen, Kerkhoven, Schoonselhof, dossier 1.
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven in 1846-1854, schaal 1:20.000.
  • AERTS W. 1977: Emiel van Averbeke (1876-1946), Onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 150-151.
  • AMELINCKX F. 1937: Het domein "Schoonselhof”, Natuur- en Stedenschoon XVI.19, 164-166.
  • DE MOOR P. 1988: Het Schoonselhof. Metropool der doden, Touring Club Magazine, november 1988, 12-13.
  • LAMPO J. 1987: Waar weduwen en weduwnaars elkaar ontmoeten, Knack, 28 oktober-3 november 1987, 11-14.
  • MORETUS PLANTIN DE BOUCHOUT R. 1950: Demeures familiales, , Antwerpen, 270-276.
  • S.N. 1964: Een eeuw openbare werken te Antwerpen. Gedenkboek en catalogus, , Antwerpen, 175-178.
  • VAN PASSEN R. 1982: Geschiedenis van Wilrijk, Wilrijk, 733-746.

Auteurs: Steyaert, Rita; Cox, Lise; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Krijgsbegraafplaats

  • Is deel van
    Wilrijk


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Schoonselhof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/11634 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.