De stuwbrug met drie doorlaatopeningen (stuwgaten) bevindt zich ter hoogte van de monding van de Nete-afleiding en de vest en werd gebouwd circa 1880.

Voor de bekleding van de halfronde pijlers, voorzien van ingewerkte stootbanden, tevens sierlijsten, werd baksteen en natuursteen (blauwe hardsteen) gebruikt. Hetzelfde materiaal werd eveneens aangewend voor de dekstenen (waarvan er in 1922 enkele door betonnen dekstenen werden vervangen), de hoek- of negblokken in de bruggenhoofden en de ontlastingsbogen (waarvan de centraal gesitueerde boog in 1922 met betonblokken werd hersteld). Ook het gewelf boven de middendoorgang is van natuursteen terwijl de andere doorgangen gemetselde gewelven hebben.

Alle doorgangen zijn voorzien van verticale, natuurstenen gleuven voor de schotbalken en van gleuven voor de stuwdeuren in de pijlerhoofden: de ophaalmechanismen en deuren werden verwijderd (met uitzondering van drie gietijzeren steunen) maar de inkepingen die dienden voor de bevestiging van de bedieningspasserelle zijn nog zichtbaar in de dekstenen van de (hogere) stadswaarts gerichte pijlerhoofden.

De brugbekleding bestaat uit kasseisteen en smeedijzeren brugleuningen.