Vastgesteld landschapsatlasrelict

Poldergebied van Lampernisse en omgeving

Vastgesteld landschapsatlasrelict van tot heden

ID
10430
URI
https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/10430

Besluiten

Poldergebied van Lampernisse en omgeving
vaststellingsbesluiten: 02-05-2012  ID: 5015

Rechtsgevolgen

Meer informatie over de rechtsgevolgen van vaststellingen vind je op onze website.

Beschrijving

Het poldergebied van Lampernisse en omgeving is vastgesteld in de landschapsatlas.



Waarden

natuurwetenschappelijke waarde

De natuurwetenschappelijke waarde van de ankerplaats wordt zowel bepaald door de specifieke geologisch-bodemkundige gesteldheid van het gebied als door zijn bijzonder biologisch belang.

Deze ankerplaats wordt gekenmerkt door holocene wad- en geulafzettingen ingevolge de natuurlijke opvulling van de kustvlakte en in het bijzonder van de paleovallei van de IJzer, waarin de 10.000 jaar oude afzettingen bewaard gebleven zijn en de geomorfologische processen herkenbaar zijn. Deze natuurlijke bodemgesteldheid vertaalt zich in het huidige landschap in de bodemkundige structuur van kleiige poelgronden en zandige geulgronden én de kleine maar zeer belangrijke hoogteverschillen welke aan de basis liggen van het land- en bodemgebruik in historisch perspectief, waaronder het langdurig en dominant graslandgebruik op de poelgronden en het voorkomen van de akkers, bewoning en wegen op de geulgronden. Het in het gebied veelvuldig voorkomen van vaarten en belangrijke afwateringsgrachten evenals het in de polders voorkomen van de hoger gelegen geulgronden verwijzen naar de voormalige mariene activiteit van het netwerk van getijdengeulen in het gebied, met als belangrijkste geul de pre-Romeinse loop van de IJzer die zich situeert in het oosten van de ankerplaats ter hoogte van Oostkerke.

De polders van Lampernisse vormen een zeer herkenbare fysische entiteit in de Belgische kustpolders met een fysische overgang naar het dagzomend zandleemgebied van het laagplateau van Izenberge in het westen, begrensd door de Oude Zeedijk in het oosten en daarbij aansluitend de lager gelegen Vlavlakte langs de Vlavaart.

Deze bijzondere geologische waarde bepaald door de ontstaansgeschiedenis van het gebied omvat tevens een grote informatieve wetenschappelijke waarde. In Oostkerke werd het centrale deel van de paleovallei van de IJzer aangeboord. Deze boring bevatte eveneens het oudste en diepste basisveen van de kustvlaktes van de zuidelijke Noordzee ooit op land aangetroffen. De datering ervan (9.000 jaar geleden) vormt een belangrijk basispunt voor de reconstructie van de Belgische zeespiegelcurve.

Dankzij het langdurig graslandgebruik (zowel wei- als hooiland) en het behoud van het grillig slotenpatroon wordt de ankerplaats tevens gekenmerkt door een bijzondere soortenrijkdom aan water- en moerasvegetaties en aan een zeldzame fauna van broed- en standvogels, doortrekkers en wintergasten.

De meeste en rijkste flora betreft waterminnende planten. Langs de oevers van de grachten en waterlopen is de vertrappelingszone (door het vee) uitermate belangrijk voor typische pioniersvegetaties. In de waterlopen, de oeverstroken en in veedrinkputten komen waardevolle water-, moeras- en verlandingsvegetaties voor. Hierbij zitten ook planten die zilte omstandigheden verdragen doordat het zoute grondwater in sommige grachten aangesneden wordt.

Het waterrijke karakter van dit gebied en de aanwezige rijke flora vormen een ideaal biotoop voor watervogels. De rust en de uitgestrektheid van het gebied dragen zeker bij aan de rijke fauna. Het gebied vormt dan ook een belangrijke rustplaats voor trekvogels, een broedplaats en overwinteringsplaats voor heel wat avifauna Daarnaast zorgen de waterpartijen voor heel wat zoetwateroganismen die zich via de grachten gemakkelijk verspreiden.

historische waarde

De historische waarde van de ankerplaats wordt bepaald door zijn specifieke ontstaanswijze en de belangrijke relictwaarde voor de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis van de kustvlakte, in het bijzonder het voorkomen van een grote dichtheid van sites van verdwenen bewoning, en door het militair-historisch belang tijdens de Eerste Wereldoorlog.

De aanwezigheid van de paleogeul van de IJzer iets ten noordoosten van Zoutenaaie was een bepalende factor voor de ontginning van het gebied vanaf de Romeinse tijd waarbij de bewoning zich vestigde aan de rand of in de nabijheid van getijdegeulen; de Romeinse vondsten te Zoutenaaie verwijzen naar een structurele Romeinse bewoning in dit gebied.

Het poldergebied te Lampernisse, gelegen aan de landzijde van de middeleeuwse Oude Zeedijk, is een bijzonder goede weergave van het middeleeuwse landschap gekenmerkt door grote komgrondgebieden met grasland, grillig perceleringspatroon en ontelbare grachten, versneden door zandige geulafzettingen. De eerste middeleeuwse ontginning vanaf de 7de-8ste eeuw betrof een niet-systematische ingebruikname van natuurlijk opgeslibd land. Op de zandige geulgronden ontstonden vaak kleine geïsoleerde bewoningskernen die later uitgroeiden tot dorpskernen zoals Lampernisse en Alveringem. Dit verklaart nu nog altijd het lintvormige bewoningsareaal, dat bij de wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog gerespecteerd werd. De aangetroffen sporen van vroegmiddeleeuwse tot laatmiddeleeuwse bewoning ter hoogte van het Leenhof Ter Wissche en ter hoogte van de sites van de verdwenen kerk van Oostkerke en van Zoutenaaie bepalen tevens de bijzondere archeologische waarde van deze archeologische zones, evenals de talrijke sporen van middeleeuwse bewoning op de geïsoleerde en verspreid voorkomende hoeves in het gebied. Na de aanleg van de Oude Zeedijk en de bedijking van de IJzer in de 12de eeuw werd het gebied op een systematische wijze ontgonnen wat onder meer resulteerde in het ontstaan van de talrijke hoeves met walgracht. Deze laatmiddeleeuwse geïsoleerde sites met walgracht zijn bijzonder kenmerkend voor de polders van Lampernisse en omwille van de grote hoeveelheid opmerkelijk voor deze ankerplaats. De aanleg van een walgracht was een duidelijke manifestatie van het vrije statuut van de hoeve, de walgracht had derhalve eerder een symbolische dan een functionele rol. Mede als gevolg van de toen heersende vraag naar voedsel vanuit de omringende steden werden in de 13de en 14de eeuw heel wat bedrijven voor veehouderij ingeplant op de lagergelegen komgronden welke ten gevolge van de economische crisis in de 14de en 15de eeuw verlaten werden. Omwille van het bestendig graslandgebruik zijn de relicten van deze sites uitstekend bewaard gebleven en vormen ze een unieke getuigenis van de middeleeuwse ontginningsgeschiedenis van de kuststreek. Bovendien is hier ook de oorspronkelijke 13de-15de-eeuwse kadastrale organisatie grotendeels bewaard gebleven, wat vrij uniek is. De lagergelegen Vlavlakte is het resultaat een vrij uitgestrekte niet-systematische uitvening van einde 19de-begin 20ste eeuw waarbij de veenpakketten via de Vlavaart en de IJzer werden vervoerd naar Diksmuide en Ieper. Het langdurig graslandgebruik, de perceelstructuur, netwerk van grachten en waterlopen, het wegenpatroon, landelijke bewoning, typische polderdorpen vertonen een grote historische continuïteit, en zijn geënt op de bodem- en terreingesteldheid wat kenmerkend is door de vroege ingebruikname van polders.

Ook de rijkdom aan gebouwen met erfgoedwaarde en hun duidelijke historische relatie met de ingebruikname van het poldergebied illustreert de historische waarde van de ankerplaats. Bij de wederopbouw in de jaren 1920 na de vernieling van de Eerste Wereldoorlog werd deze historische relatie uitdrukkelijk bewaard zowel wat betreft de eeuwenoude kronkelende structuur van de wegen, de inplanting van de hoeves als de wederopbouw van de dorpen.

De verspreide bebouwing betreft voornamelijk hoeves evenals kapelletjes, bruggen, wegwijzers en oorlogserfgoed. De dorpskernen Lampernisse, Oostkerke, Oudekapelle en Sint-Jacobskapelle vormen gaaf bewaarde typische polderdorpen geconcentreerd rond kerk en wegen (die teruggaan tot 10de-12de eeuw). Naast de wegenstructuur is ook het hydrografisch netwerk historisch verankerd met de ontginning van het gebied en is tevens het watergebonden bouwkundig erfgoed mede bepalend voor de historische waarde van deze ankerplaats. De talrijk voorkomende bruggen over vaarten en sloten staan in functie van het landgebruik; ze vormen met name een toegang tot de weides met permanent graslandgebruik. Men treft diverse types van bakstenen (boog)bruggen aan. Uitzonderlijk loopt het tracé van de weg over een brug of leidt de brug naar een aan het water gelegen hoeve. Deze bruggen zijn net als de 20ste-eeuwse wegwijzers typerend voor het volledige landelijke gebied. De wegwijzers vindt men eveneens in een aantal dorpskernen terug. Ook de kapelletjes soms met lindeboom zijn typerend en geven dikwijls de erfoprit van een hoeve aan. Typisch voor het hele gebied is dat de erfopritten dikwijls vrij lang zijn. De rijker uitgewerkte, neoclassicistische Onze-Lieve-Vrouwkapel bevindt zich daarentegen aan het uiteinde van de dorpskern van Lampernisse.

In het westen van Lampernisse en op grondgebied Alveringem en Veurne zijn historische hoeves bewaard. Soms gaan deze hoeves terug op een abdijstichting of op een zetel ven een heerlijkheid. Zo was het 'Hof de Fockewerve' vanaf 1164 een uithoeve van de Veurnse Sint-Niklaasabdij. De typologie met U-vormige opstelling van de bestanddelen rondom een erf is erg herkenbaar in het landschap, ook de lange erfopritten zijn erg markerend. Uitzonderlijk heeft een hoeve een meer gesloten opstelling (het 'Moeshof' te Alveringem). In een aantal gevallen zijn omwallingen van de volledige hoeve en/of van het boerenhuis bewaard.

De wederopbouwhoeves zijn opgetrokken in een regionalistische stijl en zijn dus geïnspireerd op de vooroorlogse hoeves.

De vroegste vermelding van Lampernisse dateert van 857 in een charter van de Sint-Bertinusabdij van Sint-Omaars. Oostkerke en Oudekapelle werden in de tweede helft van de 12de eeuw gesticht door de Volcraven, heer van Lampernisse. De parochie Sint-Jacobskapelle gaat terug tot de 13de eeuw. Het dorp/de parochie Zoutenaaie ging terug tot het begin van de 13de eeuw, de kerk werd afgebroken circa 1824, zoals vermeld op de gedenkmuur. De dorpen Lampernisse, Oostkerke, Oudekapelle en Sint-Jacobskapelle zijn vernietigd tijdens de Eerste Wereldoorlog en in de jaren 1920 heropgebouwd op dezelfde locatie. De kerken zijn herbouwd als historische reconstructies van de vooroorlogse kerken en zijn nog omringd door kerkhoven met bomen. Te Lampernisse is de kerk heropgebouwd naar ontwerp van architect Jozef Viérin, op de oude grondvesten en heeft de kerk het voorkomen van een historisch gegroeid gebouw met lage en hoge gedeelten, en een westtoren. Te Oudekapelle is de bakstenen torenspits erg bepalend voor de kerk en het dorp. Te Sint-Jacobskapelle zijn zowel de pseudobasilicale kerk met dakruiter als de pastorie heropgebouwd naar ontwerp van architect Camille Van Elslande. Genoemde pastorie refereert naar de typologie van het traditionele boerenhuis met een opkamer onder hogere nok. De wederopbouw van Oostkerke in 1918 gebeurde ten noorden van de Oostkerkevaart, en dus niet op dezelfde plaats van de in de 12de eeuw gestichtte dorpskern. De huidige dorpskern situeert zich rond het Sint-Veerleplein, een rechthoekige dries met kerk en pastorie ten noordwesten en een huizenrij van kleine eenvoudige arbeidershuizen ten noorden van het plein, en wordt gekenmerkt door een wederopbouwarchitectuur van de jaren 1920 geïnspireerd op de lokale baksteenarchitectuur naar ontwerp van architecten G. De Rive, F. de Montigny en L.Somers.

Deze kerken met omgevende bomen vormen een blikvanger en oriënteringspunt in het open polderlandschap. Lampernisse kent een kleine aaneengesloten cluster van bebouwing, hierin contrasteren boerenburgerhuizen van twee bouwlagen met lage arbeidershuisjes. De herberg 'In den paardenhandel' en de (kerkhof)muren met ringen herinneren aan de vroegere veemarkt van Lampernisse. Lampernisse is het grootste van de drie dorpen, hier vallen de voormalige openbare gebouwen gemeenteschool en gemeentehuis op in het straatbeeld. Het kleine dorp Oudekapelle wordt gemarkeerd door de voormalige pastorie en het boerenhuis van een hoeve in het dorp, twee hogere gebouwen van twee bouwlagen. De dorpskern van Oostkerke situeert zich tussen het Sint-Veerleplein en de spoorweg en wordt gekenmerkt door een harmonisch geheel van wederopbouwarchitectuur, in het bijzonder de lokale baksteenarchitectuur. De dorpskern van Sint-Jacobskapelle situeert zich rond de kerk met omgevende bomenrijen, de pastorie, enkele huizen en een achterin gelegen hoeve.

Het gebied bezit eveneens een belangrijke militair-historische waarde.

Vandaag de dag getuigen de bewaarde verdedigingsconstructies van de enorme verdedigingssystemen die tijdens de oorlog dienden uitgebouwd te worden. Eens de Slag aan de IJzer in oktober 1914 gestreden was, kwam het gebied in het Belgische hinterland te liggen. In het laaggelegen, waterrijke polderlandschap dienden nagenoeg alle verdedigingswerken opgebouwd te worden. De uitbouw van verdedigingssystemen was broodnodig, gezien de bestaande verspreide bebouwing in het gebied, waardoor er weinig beschuttingselementen voorhanden waren. Bovendien lag het gebied in het zicht van de vijand, die vanaf hoger gelegen gebieden aan de overkant van de IJzer het doen en laten van de geallieerden nauwlettend gade sloegen. Tot diep in het hinterland werden stellingen uitgebouwd en versterkt met zogenaamde abris, schuilplaatsen voor de manschappen tegen het vijandelijke geschut, maar ook tegen onfortuinlijke weersomstandigheden. Enkele gedenktekens verwijzen naar de enorme bedrijvigheid die tijdens de Eerste Wereldoorlog in het hinterland heerste. Het oorlogsgebeuren aan het front was volledig afhankelijk van het hinterland. Vanuit het hinterland werden manschappen, munitie, materiaal en voedsel aangevoerd naar het front. In het hinterland werd dus nog heel wat infrastructuur opgericht, zoals kantonnementen en kampen, medische voorzieningen, depots en genieparken, spoorwegen en wegen enzovoort. De overgebleven bakstenen en betonnen bunkers en schuilplaatsen die vandaag de dag nog steeds in de ankerplaats te ontwaren zijn, zijn belangrijke bovengrondse getuigen van het cruciale belang dat het hinterland tijdens de oorlog vormde. Ook in de dorpskernen is het oorlogsverleden tastbaar: oorlogsgedenktekens in Oudekapelle en Sint-Jacobskapelle, Belgische mitrailleurspost in de tuin van de pastorie van Oudekapelle, het gegeven van de wederopbouw.

esthetische waarde

Het poldergebied van Lampernisse en omgeving wordt gekenmerkt door een uitgesproken openheid met weidse en panoramische zichten en een zeer lage bebouwingsdichtheid. Het langdurig graslandgebruik in dit vlakke en uitgestrekte gebied wordt getypeerd door een microreliëf, het voorkomen van talrijke grachten en een grillig perceleringspatroon. Naast de herkenbaarheid van het historisch grondgebruik, de vaarten en de iets hoger gelegen kronkelende wegen, wordt de authenticiteit en het landelijk karakter van deze ankerplaats bepaald door de gaaf bewaarde polderdorpen Lampernisse, Oostkerke, Oudekapelle en Sint-Jacobskapelle en het verspreid voorkomend bouwkundig erfgoed . In het gehele gebied vormt de IJzertoren van Diksmuide een visueel baken in het landschap.

sociaal-culturele waarde

De sociaal-culturele waarde van de ankerplaats wordt hoofdzakelijk bepaald door het oorlogsgebeuren van de Eerste Wereldoorlog waarbij de vele kleine bunkertjes, oorlogsgedenktekens en andere relicten van de Eerste Wereldoorlog hieraan herinneren. Het dorp Sint-Jacobskapelle heeft een religieus culturele bekendheid als vertrekplaats voor de bedevaarders naar Santiago de Compostela, en dit tot op vandaag. De sociaal-culturele waarde wordt ook bepaald door de wederopbouwarchitectuur: de dorpen zijn op dezelfde plaats heropgebouwd, de kerken zijn heropgebouwd met respect voor het vooroorlogse silhouet. Er is dus een grote historische continuïteit ondanks de vernieling van de Eerste Wereldoorlog en de wederopbouw.

ruimtelijk-structurerende waarde

De ankerplaats vormt één groot uitgestrekt open ruimte gebied in het achterland van de kust met de IJzertoren van Diksmuide als belangrijkste baken in het landschap. De spoorweg en de IJzer vormen respectievelijk de noordelijke en oostelijke ruimtelijk-structurerende begrenzing van de ankerplaats. Binnen de ankerplaats zorgt het grondgebruik, zijnde de grote aaneengesloten graslandcomplexen met grillig perceleringspatroon en microreliëf geënt op de bodemgesteldheid, voor een ruimtelijke samenhang. De talrijk voorkomende brede waterlopen met grillige oevers al dan niet begeleid door wegen bepalen eveneens in grote mate de ruimtelijk-structurerende waarde van deze ankerplaats. Verder wordt het gebied gestructureerd door de landelijke wegen met verspreid voorkomende bebouwing en de kernbebouwing van de landelijke dorpen met opgaande begroeiing.


Aanduiding van

Is de vaststelling van

Poldergebied van Lampernisse en omgeving

Alveringem (Alveringem), Diksmuide, Lampernisse, Oostkerke, Oudekapelle, Sint-Jacobs-Kapelle (Diksmuide), Eggewaartskapelle, Zoutenaaie (Veurne)
Dit gebied omvat de poldergebieden met graslanddepressie van de zogenaamde Kom van Lampernisse, de Vlavlakte en de aansluitende kleine dorpskernen van Lampernisse, Zoetenaaie, Oostkerke, Sint-Jacobskapelle en Oudekapelle. Het uitgestrekte gebied met sinds de middeleeuwen in gebruik genomen polders met reliëfrijke graslanden en talrijke sporen van ontvening, kleiontginning en vroegere bewoning, vertoont een grote variatie in poelgronden en geulgronden. De site van het Leenhof Ter Wissche en de verdwenen kerken van Oostkerke en Zoutenaaie vormen bijzondere sporen van (vroeg-)middeleeuwse bewoning. Er komen ook nog meerdere oude hoeven met walgracht voor. De polder is doorsneden door talrijke vaarten en grachten. De Oude Zeedijk vormt een opvallend middeleeuws dijkrelict. De panoramische zichten bieden weidse vergezichten.


Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.